31 DECEMBER 1983. - Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-07-1990 en tekstbijwerking tot 19-04-2023)
TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-3
TITEL II. - De bevoegdheden.
Art. 4-5
TITEL III. - De machten.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 6-7
HOOFDSTUK II. - (Het Parlement) <W 2006-03-27/34, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Afdeling I. - Samenstelling.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 8-10, 10bis, 10ter, 11-14, 14bis, 14ter
Onderafdeling II. - Verkiezing. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art. 15-41
Afdeling II. - Werking.
Art. 42-45
Afdeling III. - Bekendmaking en inwerkingtreding van de decreten.
Art. 46-48
HOOFDSTUK III. - (De Regering) <W 2006-03-27/34, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Eerste afdeling. - Samenstelling, werking en bevoegdheden.
Art. 49-52
Afdeling II. - Bekendmaking en inwerkingtreding van de besluiten.
Art. 53
Afdeling III. - De diensten.
Art. 54
Afdeling IV. - Onderwijspersoneel. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art. 54bis
TITEL IV. - Samenwerking tussen de gemeenschappen.
Art. 55
TITEL IVbis. - Samenwerking tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art. 55bis
TITEL IVter. <Ingevoegd bij W 1993-05-05/66, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 18-05-1993> - Informatie van de Kamers en de (Gemeenschaps- en Gewestparlementen) over de voorstellen van normatieve rechtshandelingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. <W 2006-03-27/34, art. 33, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art. 55ter
TITEL V. - Financiële middelen.
Hoofdstuk I. -[1 Algemene bepalingen]1
Art. 56, 56bis
Hoofdstuk II. - [1 Eigen niet-fiscale ontvangsten]1
Art. 57
Hoofdstuk III. - [1 Algemene federale dotatie]1
Art. 58, 58bis, 58ter, 58quater, 58quinquies, 58sexies, 58septies)
Hoofdstuk IV. - [1 Toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen]1
Art. 58octies, 58novies, 58decies, 58undecies
Hoofdstuk V. - [1 Federale dotaties]1
Art. 58duodecies, 58terdecies, 58quaterdecies, 58quindecies, 58sexdecies, 58septiesdecies, 58octodecies
Hoofdstuk VI. - [1 Overgangsmechanisme]1
Art. 58novodecies
Hoofdstuk VIbis. [1 - Diverse financiële middelen]1
Art. 58vicies
Hoofdstuk VII. - [1 Leningen]1
Art. 59
Hoofdstuk VIII. - [1 Bepalingen van budgettaire en financiële organisatie]1
Art. 60
Hoofdstuk IX. - [1 Diverse bepalingen]1
Art. 60bis, 60ter, 60quater, 60quinquies, 60sexies
TITEL VI. - Voorkoming en regeling van de conflicten.
HOOFDSTUK I. - Bevoegdheidsconflicten.
Art. 61-66
HOOFDSTUK II. - Belangenconflicten.
Art. 67
TITEL VII. - Gebruik der talen.
HOOFDSTUK I. - Diensten van de (Regering). <W 2006-03-27/34, art. 35, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art. 68-69
HOOFDSTUK II. - Sancties en toezicht.
Art. 70-71
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
Art. 72
TITEL VIII. - Bepalingen ter voorkoming van elke discriminatie om ideologische of filosofische redenen.
Art. 73-75
TITEL IX. - Vertaling van de wetten, besluiten en verordeningen.
Art. 76-77
TITEL X. - Slotbepalingen.
Art. 78-83
TITEL XI. - Opheffingsbepalingen. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art. 84
TITEL XII. - Overgangsbepalingen. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989>
Art. 85-91
1985023708 1986029022 1986029069 1987029261 1989021126 1989029238 1989029239 1989029240 1989029241 1989029242 1989029243 1989029244 1989029245 1989029246 1989029247 1989029275 1989029558 1990027844 1990029323 1990029326 1990029650 1991030378 1991033030 1991033037 1991033040 1991035493 1991035496 1992018105 1992021311 1992031369 1992032452 1992033033 1992033048 1992033060 1992035279 1993021343 1993033071 1993033106 1993033130 1994000311 1994000312 1994000336 1994000480 1994000566 1994000624 1994008209 1994021011 1994021309 1994021311 1994021312 1994021323 1994030850 1994030851 1994030852 1994030854 1994030855 1994033007 1994033008 1994033010 1994033019 1994033024 1994033025 1994033037 1994033043 1994033048 1994033054 1994033055 1994033060 1994033069 1994033071 1994033082 1994033088 1994033090 1994033091 1994033092 1994033132 1995000049 1995000759 1995000760 1995000761 1995011852 1995012403 1995021207 1995033003 1995033019 1995033021 1995033022 1995033023 1995033025 1995033027 1995033028 1995033036 1995033039 1995033043 1995033059 1995033066 1995033073 1995033074 1995033075 1995033078 1995033080 1995033081 1995033084 1995033089 1995033090 1995033091 1995033093 1995033097 1995033104 1995033106 1995033113 1995100551 1995122152 1995933042 1995933053 1995933095 1995933096 1995933098 1995933100 1995933101 1995933103 1996000067 1996000084 1996000141 1996000159 1996000160 1996000177 1996000186 1996000217 1996000261 1996000262 1996000267 1996000268 1996000269 1996000293 1996000303 1996000309 1996000310 1996000316 1996000362 1996000363 1996000364 1996000373 1996000396 1996000456 1996000457 1996000460 1996000475 1996000476 1996000501 1996000551 1996000553 1996000945 1996000984 1996001005 1996001040 1996002034 1996012180 1996033001 1996033002 1996033007 1996033011 1996033012 1996033015 1996033016 1996033017 1996033022 1996033025 1996033029 1996033030 1996033033 1996033034 1996033037 1996033039 1996033040 1996033042 1996033043 1996033047 1996033053 1996033055 1996033058 1996033060 1996033061 1996033062 1996033064 1996033065 1996033069 1996033071 1996033073 1996033074 1996033076 1996033077 1996033085 1996033086 1996033089 1996033090 1996033094 1996033097 1996033100 1996033101 1996033103 1996033104 1996033105 1996033106 1996033110 1996033115 1996033120 1996033121 1996033122 1996033123 1996033126 1996900089 1997000056 1997000059 1997000113 1997000122 1997000123 1997000175 1997000178 1997000179 1997000198 1997000200 1997000215 1997000257 1997000260 1997000261 1997000263 1997000264 1997000271 1997000272 1997000306 1997000307 1997000335 1997000336 1997000375 1997000376 1997000389 1997000482 1997000483 1997000485 1997000495 1997000497 1997000556 1997000557 1997000559 1997000573 1997000576 1997000577 1997000602 1997000604 1997000620 1997000649 1997000653 1997000654 1997000655 1997000656 1997000695 1997000696 1997000697 1997000698 1997000699 1997000700 1997000709 1997000712 1997000713 1997000717 1997000733 1997000734 1997000735 1997000738 1997000774 1997000797 1997000800 1997000866 1997000875 1997012772 1997021023 1997033001 1997033003 1997033004 1997033008 1997033010 1997033013 1997033014 1997033015 1997033016 1997033027 1997033030 1997033032 1997033033 1997033034 1997033035 1997033047 1997033051 1997033052 1997033053 1997033059 1997033063 1997033065 1997033075 1997033079 1997033087 1997033109 1997033110 1997033111 1997033112 1997033117 1997033118 1997033122 1997033125 1997092350 1997900576 1998000001 1998000002 1998000020 1998000021 1998000022 1998000023 1998000024 1998000056 1998000068 1998000069 1998000073 1998000074 1998000075 1998000082 1998000129 1998000130 1998000131 1998000147 1998000151 1998000166 1998000172 1998000173 1998000175 1998000180 1998000199 1998000212 1998000216 1998000250 1998000261 1998000262 1998000263 1998000276 1998000289 1998000317 1998000318 1998000319 1998000320 1998000323 1998000327 1998000329 1998000355 1998000356 1998000357 1998000386 1998000387 1998000440 1998000441 1998000445 1998000449 1998000458 1998000465 1998000467 1998000468 1998000541 1998000542 1998000569 1998000586 1998000587 1998000588 1998000591 1998000592 1998000606 1998000641 1998000643 1998000644 1998000650 1998000651 1998000653 1998000688 1998000689 1998000690 1998000718 1998000719 1998000720 1998000734 1998000754 1998000755 1998000756 1998000773 1998000774 1998000775 1998000799 1998000808 1998000809 1998000869 1998002086 1998003348 1998033023 1998033024 1998033025 1998033026 1998033030 1998033031 1998033032 1998033038 1998033039 1998033043 1998033044 1998033045 1998033046 1998033050 1998033055 1998033059 1998033060 1998033061 1998033062 1998033068 1998033074 1998033076 1998033077 1998033078 1998033079 1998033081 1998033086 1998033088 1998033089 1998033091 1998033092 1998033094 1998033095 1998033096 1998033099 1998033104 1998033110 1998033114 1998033117 1998033133 1998091551 1998091650 1998933095 1998A27673 1999000001 1999000040 1999000066 1999000080 1999000081 1999000084 1999000162 1999000164 1999000168 1999000169 1999000170 1999000171 1999000185 1999000187 1999000195 1999000198 1999000205 1999000212 1999000237 1999000282 1999000283 1999000286 1999000293 1999000294 1999000295 1999000317 1999000318 1999000321 1999000322 1999000332 1999000370 1999000387 1999000388 1999000455 1999000456 1999000457 1999000458 1999000459 1999000462 1999000463 1999000476 1999000480 1999000481 1999000499 1999000537 1999000539 1999000642 1999000645 1999000651 1999000653 1999000706 1999000711 1999000712 1999000722 1999000723 1999000907 1999021104 1999021374 1999021375 1999033001 1999033017 1999033018 1999033019 1999033022 1999033024 1999033026 1999033027 1999033036 1999033037 1999033061 1999033064 1999033065 1999033079 1999033082 1999033083 1999033084 1999033092 1999033093 1999033094 1999033095 1999033096 1999033098 1999033099 1999033100 1999033102 1999033105 1999033109 1999033110 1999102250 1999A21253 1999A27639 1999A33129 2000002114 2000012910 2000021078 2000027202 2000033050 2000033051 2000033054 2000033056 2000033057 2000033066 2000033068 2000033072 2000033077 2000033079 2000033090 2000033091 2000033097 2000033103 2000033105 2001012876 2001021364 2001029546 2001033012 2001033014 2001033026 2001033027 2001033032 2001033035 2001033054 2001033055 2001033058 2001033061 2001033062 2001033064 2001033065 2001033066 2001033068 2001033070 2001033077 2001033083 2001033084 2001033106 2001A22532 2001A27523 2001A33076 2002000411 2002002083 2002012320 2002013476 2002022683 2002022742 2002033000 2002033007 2002033010 2002033021 2002033022 2002033025 2002033026 2002033027 2002033040 2002033041 2002033064 2002033065 2002033066 2002033068 2002033071 2002033076 2002033090 2002033103 2002033107 2002033114 2002041150 2002A28159 2002A31577 2002A33034 2002A71750 2003002003 2003003379 2003021048 2003033020 2003033027 2003033028 2003033044 2003033062 2003033068 2003033071 2003033072 2003033085 2003033092 2003A09493 2003A22543 2003A33044 2004000287 2004000289 2004031650 2004033001 2004033009 2004033018 2004033049 2004033055 2004033064 2004033065 2004033070 2004033071 2004033072 2004033088 2004033089 2004033090 2004A21169 2004A31271 2004A31275 2005033018 2005033020 2005033031 2005033038 2005033046 2005033057 2005033060 2005033080 2005033086 2005202907 2005A03262 2006011299 2006021117 2006033019 2006033022 2006033023 2006033026 2006033078 2006033083 2006033089 2006033095 2006033099 2006033106 2006033108 2006033109 2006033117 2006111750 2006A12616 2006A31014 2006A31102 2006A31109 2007000411 2007000412 2007029050 2007033008 2007033070 2007033077 2007033087 2007033089 2007A03398 2007A09651 2007A09652 2007A09654 2008003470 2008033033 2008033041 2008033045 2008033071 2008033083 2008033100 2008033102 2008033111 2008A22433 2009015096 2009029067 2009201886 2009203421 2009203440 2009203441 2009203442 2009203443 2009203444 2009203445 2009203446 2009203940 2009203941 2009204168 2009204754 2009205040 2009205042 2009205442 2009205827 2009A00191 2010002047 2010200945 2010201066 2010201920 2010203673 2010203832 2010203851 2010203940 2010205260 2010206504 2010A27173 2011200707 2011202237 2011202490 2011202491 2011203624 2011204436 2011204534 2011A29403 2012201617 2012201618 2012202451 2012204784 2012205003 2012205007 2012206509 2012207158 2012207443 2012A00405 2012A01618 2012A03318 2012A31539 2013024180 2013200766 2013200767 2013203111 2013204201 2013204999 2013205077 2013205683 2013206041 2013206878 2013A02970 2014004073 2014004074 2014021027 2014029358 2014031467 2014031468 2014036507 2014201985 2014203567 2014203914 2014204146 2014204559 2014204560 2014204561 2014204562 2014204563 2014204564 2014205395 2014205537 2014205722 2014205880 2014205949 2014205951 2014206010 2014207472 2014A09302 2015003207 2015031099 2015200283 2015202538 2015202649 2015202818 2015203963 2015204399 2015204400 2015204401 2015204698 2015A29058 2015A31428 2016003040 2016021078 2016021079 2016024209 2016200151 2016200766 2016202757 2016203204 2016203664 2016203692 2016205352 2016206102 2016A29041 2016A29050 2017013692 2017200749 2017200807 2017201425 2017201470 2017202872 2017202997 2017203124 2017204347 2017205711 2017205712 2017206710 2017A31132 2017A32182 2018010056 2018010776 2018012677 2018012678 2018015011 2018015287 2018030146 2018031356 2018031528 2018040396 2018200491 2018201000 2018201417 2018201418 2018203266 2018203800 2018204925 2018205606 2018206221 2018206347 2019030098 2019200504 2019201393 2019201394 2019201546 2019202246 2019203004 2019203218 2019203219 2019203220 2019203234 2019203280 2019203281 2019203472 2019203818 2019204104 2019205459 2019205769 2019A01524 2019A02559 2019A11777 2019A12724 2019A12860 2020010163 2020200079 2020200550 2020200575 2020200781 2020200927 2020201312 2020202245 2020203018 2020203693 2020203806 2020203914 2020204115 2020204174 2020204944 2020205559 2020205624 2020A00026 2021040773 2021040954 2021200288 2021201305 2021201371 2021201885 2021202961 2021203314 2021204142 2021204179 2021204542 2021204590 2021A20821 2021A31993 2021A34181 2021A42611 2022030447 2022201191 2022201252 2022201253 2022202203 2022203107 2022205385 2022206017 2022206217 2022206218 2022206286 2022206963 2022207314 2023043784 2023044007 2023203814 2023204275 2023204425 2023204494 2023204735 2023204881 2023205349 2023205623 2023205624 2023206558 2023206560 2023A42123 2024001010 2024004861 2024006028 2024201340 2024202098 2024202258 2024202586 2024202718 2024203185 2024203193 2024203482 2024203673 2024203676 2024203677 2024203678 2024203679 2024203683 2024205367 2024205548 2024A01340 2024B01340
TITEL I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. <W 1990-07-18/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Voor de toepassing van deze wet dient te worden verstaan onder :
1° de bijzondere wet : de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
2° de financieringswet : de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
3° (het Parlement : het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;) <W 2006-03-27/34, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
4° de (regering) : de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.2. De Duitstalige Gemeenschap bezit rechtspersoonlijkheid.
Art.3. De Duitstalige Gemeenschap is bevoegd voor het grondgebied van de gemeenten Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach, Eupen, Kelmis, Lontzen, Raeren en Sankt-Vith.
TITEL II. - De bevoegdheden.
Art.4. § 1. De culturele aangelegenheden bedoeld in artikel (130, § 1, 1°,) van de Grondwet zijn deze vermeld in artikel 4 van de bijzondere wet. <W 2007-03-20/52, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
§ 2. De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel (130, § 1, 2°,) van de Grondwet zijn deze vermeld in artikel 5, § 1, van de bijzondere wet. <W 2007-03-20/52, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.5.<W 1990-07-18/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. De artikelen 5, § 2, 6, § 3bis, 1° en 4°, (6, § 8,) 6bis, [1 6quinquies,]1 8 tot 12, en wat de bepalingen inzake het Hoog Comité van Toezicht betreft, artikel 13, § 4, artikel 13, § 5, alsmede de artikelen [1 14 tot 16, 94, § 1bis en § 1ter, en 99]1 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 106, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <<W 1993-12-30/31, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 1994-01-11>>
§ 2. In afwijking van artikel 12 van de bijzondere wet worden de roerende en onroerende goederen van de Staat, zowel behorende tot het openbaar als tot het privaat domein, die uitsluitend voor het onderwijs in het Duitse taalgebied worden aangewend, zonder vergoeding aan de Duitstalige Gemeenschap overgedragen.
De artikelen (57, §§ 4 tot 7) van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op die overdrachten. <W 1993-07-16/31, art. 106, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
----------
(1)<W 2014-01-06/64, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
TITEL III. - De machten.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art.6. <W 1990-07-18/30, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> (Het Parlement) regelt de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap behoren. Artikel 19, § 1, eerste lid, en § 2, van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 2006-03-27/34, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.7. De artikelen 17, 20 en 21 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
HOOFDSTUK II. - (Het Parlement)
Afdeling I. - Samenstelling.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.8.§ 1. (Het Parlement) bestaat uit 25 leden. <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Het Parlement kan bij decreet het aantal bedoeld in het eerste lid wijzigen en aanvullende samenstellingsregels bepalen.]1
§ 2. (De leden van (het Parlement) worden verkozen door de kiezers van de gemeenten die deel uitmaken van het Duitse taalgebied.) <W 1990-07-06/34, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(§ 3 opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
§ 4. Van rechtswege en met raadgevende stem wonen de vergaderingen bij wanneer zij geen lid van (het Parlement) zijn : <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° (de in de kieskring Verviers verkozen leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en leden van (het Waals Parlement) die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied en die de grondwettelijke eed uitsluitend of in de eerste plaats in het Duits hebben afgelegd;) <W 1993-07-16/31, art. 107, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
2° [2 de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 6° en 7°, van de Grondwet, voor zover zij aan de in 1° gestelde vereisten voldoen;]2
3° de in het district Eupen verkozen provincieraadsleden, voor zover zij aan de twee in 1° gestelde vereisten voldoen.
(4° het in de Duitstalige kieskring verkozen lid van het Europees Parlement dat zijn woonplaats heeft in het Duitse taalgebied.) <W 1996-12-16/32,art. 2, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[3 Het Parlement kan de bepalingen van het eerste lid bij decreet vervangen, wijzigen, aanvullen of opheffen.]3
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
(2)<W 2014-01-06/59, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
(3)<W 2016-12-25/24, art. 2, 033; Inwerkingtreding : 20-01-2017>
Art.9. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.10. <W 1990-07-18/30, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> (Artikel 23) van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap, behoudens wat de personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs betreft, die lid van (het Parlement) en van de ((regering)) mogen zijn. <W 1993-07-16/31, art. 108, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art. 10bis.<Ingevoegd bij W 1993-07-16/31, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 21-05-1995; zie art. 404> Het mandaat als lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap is onverenigbaar met volgende ambten of mandaten : <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
1° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
2° senator overeenkomstig artikel (67, § 1,) 1°, 2°, 3°, 4°, 6° en 7° van de Grondwet; <W 2007-03-20/52, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
3° federaal minister of staatssecretaris;
4° provinciegouverneur, vice-gouverneur, adjunct van de gouverneur, provinciegriffier;
5° arrondissementscommissaris;
6° titularis van een ambt van de rechterlijke orde;
7° staatsraad, assessor van de afdeling wetgeving of lid van het auditoraat van het coördinatiebureau of van de griffie van de Raad van State;
8° rechter, referendaris of griffier bij het [2 Grondwettelijk Hof]2;
9° militair in actieve dienst, met uitzondering van de reserve-officieren die weder zijn opgeroepen en van de dienstplichtigen;
10° [1 met uitzondering van de personen vermeld in artikel 10, personeelslid dat rechtstreeks onder het gezag van het Parlement of de regering staat; het decreet kan daarover een stelsel van politiek verlof organiseren;]1
11° lid van het Rekenhof.
(12° lid van de Regering,) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
(13° lid van de Waalse Regering of lid van de Franse Gemeenschapsregering [4 ;]4) <W 1996-12-16/32, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997>
[4 14° burgemeester.]4
(Het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap kan worden gecumuleerd met ten hoogste één bezoldigd uitvoerend mandaat. <W 2006-03-27/34, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Als bezoldigde uitvoerende mandaten in de zin van het vorige lid worden beschouwd :
1° het mandaat [5 ...]5 van schepen en van voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn, ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
2° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van een gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat meer bevoegdheid verleent dan het loutere lidmaatschap van de algemene vergadering of van de raad van bestuur van die instelling en ongeacht het daaraan verbonden inkomen;
3° elk mandaat in een openbare of particuliere instelling uitgeoefend als vertegenwoordiger van het Rijk, van een gemeenschap, van gewest, van een provincie of van een gemeente, voor zover dat mandaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen oplevert van minstens 20 000 frank. Dat bedrag wordt jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.) <W 1999-05-25/61, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 31-01-2001>
[3 Het Parlement kan bij decreet de bepalingen in het eerste lid, 12° en 13°, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]3
----------
(1)<W 2009-12-30/15, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 25-01-2010>
(2)<W 2010-02-21/02, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
(3)<W 2014-01-06/61, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
(4)<DDG 2016-05-30/10, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(5)<DDG 2016-05-30/10, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. 10ter.<Ingevoegd bij W 1996-12-16/32, art. 4, Inwerkingtreding : 10-01-1997> § 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 12°, houdt het lid van (het Parlement) dat wordt gekozen tot lid van de Regering onmiddellijk op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer zijn ambt van minister een einde neemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een lid van een Regering die haar ontslag heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van lid van de Regering met het ambt van lid van (het Parlement) verenigen tot op het ogenblik waarop een nieuwe Regering is verkozen. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 13°, houdt het lid van (het Parlement) dat wordt gekozen tot lid van de Franse Gemeenschapsregering of van de Waalse Regering, onmiddellijk op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer zijn ambt van minister een einde neemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een lid van een Regering die haar ontslag heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van lid van die Regering verenigen met het ambt van lid van (het Parlement) tot op het ogenblik waarop een nieuwe Regering is verkozen. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 10bis, 3°, houdt het lid van (het Parlement) dat door de Koning tot federaal minister of staatssecretaris wordt benoemd en de benoeming aanneemt, op zitting te hebben en neemt het zijn mandaat weer op wanneer de Koning een einde heeft gemaakt aan zijn ambt van minister of staatssecretaris. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Hij wordt vervangen door de eerst in aanmerking komende opvolger van de lijst waarop hij gekozen is. Evenwel kan een minister of een staatssecretaris van een federale Regering die haar ontslag aan de Koning heeft aangeboden, na algehele vernieuwing van (het Parlement), zijn ambt van minister of staatssecretaris met het ambt van lid van (het Parlement) verenigen tot op het ogenblik waarop de Koning een definitieve uitspraak over dat ontslag heeft gedaan. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
§ 4. De opvolger van het lid van de Raad, bedoeld in §§ 1, 2 en 3, geniet het statuut van lid van de Raad.
Wanneer het lid van (het Parlement) zijn mandaat weer opneemt, overeenkomstig de regelen bepaald in §§ 1, 2 en 3, neemt de opvolger opnieuw de plaats in die met de oorspronkelijke volgorde overeenstemt. <W 2006-03-27/34, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 § 5. Het Parlement kan bij decreet de bepalingen van § 1, § 2, § 3, tweede lid, en § 4, wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen. In dat geval voorziet het decreet in de bepalingen voor de vervanging van het lid van het Parlement.]1
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
Art.11.[1 Het lid van het Parlement dat zich kandidaat heeft gesteld bij de verkiezing voor de Kamer van volksvertegenwoordigers en dat als effectief lid wordt verkozen, verliest van rechtswege zijn hoedanigheid van lid van het Parlement op de dag van de geldigverklaring van zijn nieuwe effectieve mandaat.
Hij verliest die hoedanigheid eveneens van rechtswege zodra hij zijn nieuwe effectieve mandaat verzaakt tussen de dag van de afkondiging van de verkozenen en de dag waarop zijn nieuwe effectieve mandaat geldig wordt verklaard.
Dit artikel is ook van toepassing op de leden van het Parlement die ophielden zitting te hebben ten gevolge van hun benoeming tot minister van de regering of ten gevolge van hun benoeming tot minister of staatssecretaris van de federale regering of hun verkiezing tot minister of staatssecretaris van een andere gemeenschaps- of gewestregering.]1
----------
(1)<hersteld door W 2012-07-19/29, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2014. Is Deze wet treedt in werking op 1 januari 2014, en is voor de eerste keer van toepassing op de verkiezingen voor het Europese Parlement die volgen op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, evenals op de andere verkiezingen die gelijktijdig worden georganiseerd>
Art.12. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.13. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de leden van (het Parlement) de volgende eed af : " Ich schwöre die Verfassung zu befolgen ". <W 2006-03-27/34, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.14. <W 1993-07-16/31, art. 110, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> (Artikel 31ter, §§ 1 en 2,) van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 2007-03-20/53, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art. 14bis.[3 De som van het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden, ontvangen door het lid van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap voor de uitoefening van zijn parlementair mandaat, en het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden door dat lid ontvangen naast zijn mandaat van parlementslid, mag 150 % van het bedrag van de aan de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers toegekende vergoeding niet overschrijden.]3
[3 Voor de berekening van het bedrag van de vergoedingen, wedden of presentiegelden ontvangen ter bezoldiging van de activiteiten die dat lid heeft uitgeoefend naast zijn mandaat van parlementslid, komen in aanmerking de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, openbare functie of openbaar ambt van politieke aard.]3[1 De vergoedingen, wedden of presentiegelden van bijzondere functies, zoals vastgesteld door het reglement van het Parlement, worden eveneens in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag.]1 [2 Onder de in de eerste zin van dit lid bedoelde vergoedingen, wedden of presentiegelden vallen onder meer de vergoedingen rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen ingevolge de uitoefening van functies in raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités :
a) van de intercommunale en interprovinciale verenigingen;
b) van de rechtspersonen waarop een overheid of verschillende overheden samen rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed uitoefenen :
- door ofwel met deze rechtspersonen een beheerscontract of bestuursovereenkomst af te sluiten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, beheers- of directieorgaan aan te wijzen of door een of meerdere personen aan te wijzen die het toezicht in hun midden moeten uitoefenen;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van het geplaatst kapitaal te bezitten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, te beschikken over de meerderheid van de stemmen verbonden aan de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen;
c) van rechtspersonen waarin het parlementslid door een beslissing van een overheid deel uitmaakt van de raad van bestuur, de adviesraad of het directiecomité.]2
Zo het in het eerste lid vastgestelde plafond wordt overschreden, wordt de in artikel 14 vastgestelde vergoeding verminderd, behalve wanneer het mandaat van lid van (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap wordt gecumuleerd met een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn. In dat geval wordt de wedde van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn verminderd. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Nemen de in het eerste en tweede lid vermelde activiteiten een aanvang of een einde tijdens de duur van het parlementair mandaat, dan brengt (het betrokken parlementslid) de voorzitter van zijn assemblée daarvan op de hoogte. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Het reglement van (het Parlement) stelt nadere regels voor de uitvoering van deze bepalingen. <W 2006-03-27/34, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
[1 Dit artikel is niet van toepassing op de voorzitter van het Parlement.]1
----------
(1)<W 2018-10-14/08, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 26-05-2019>
(2)<W 2018-10-14/12, art. 2, 035; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
(3)<W 2021-03-16/06, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 27-05-2019>
Art.14ter. [1 § 1. Een lid van het Parlement dat ontslag neemt, stelt het Parlement daarvan in kennis door middel van een geschrift, gericht aan de voorzitter.
§ 2. Het ontslag heeft uitwerking op de dag waarop het Parlement de ontslagbrief ontvangt of op een latere datum, indien het lid dit zo aangeeft in de ontslagbrief.
Indien het ontslag op een latere datum uitwerking heeft, kan het tot de dag vóór die datum worden ingetrokken door middel van een geschrift, gericht aan de voorzitter.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-04-07/08, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 29-04-2023>
Onderafdeling II. - Verkiezing. (Opgeheven)
Art.15. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.16. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.17. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.18. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.19. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.20. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.21. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.22. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.23. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.24. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.25. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.26. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.27. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.28. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.29. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.30. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.31. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.32. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.33. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.34. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.35. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.36. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.37. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.38. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.39. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.40. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Art.41. (Opgeheven) <W 1990-07-06/34, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 30-07-1990>
Afdeling II. - Werking.
Art.42.(Het Parlement) komt van rechtswege bijeen ieder jaar, de derde [1 maandag]1 van september, behalve wanneer (het) reeds voordien door de (regering) is bijeengeroepen. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het) komt eveneens van rechtswege bijeen na iedere vernieuwing van (het Parlement), (de vierde [1 maandag]1 na de dag waarop die vernieuwing heeft plaatsgevonden). <W 1999-05-06/54, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 07-06-1999> <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(...) <W 1999-05-06/54, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 07-06-1999>
(Het) moet ieder jaar tenminste veertig dagen in zitting blijven. <W 2006-03-27/34, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
----------
(1)<DDG 2016-05-30/10, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art.43.De vergaderingen van (het Parlement) zijn openbaar. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het Parlement) vergadert evenwel met gesloten deuren op verzoek van de voorzitter of van [1 twee]1 leden. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Het Parlement) beslist daarna bij volstrekte meerderheid of de vergadering in het openbaar zal worden hervat ter behandeling van hetzelfde onderwerp. <W 2006-03-27/34, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
----------
(1)<DDG 2016-05-30/10, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art. 43.1. [1 § 1. Bij het begin van de zittingsperiode wordt het Parlement voorgezeten door het oudste lid van het Parlement tot het vast bureau is verkozen, bijgestaan door de twee jongste leden.
Het Parlement verkiest uit zijn leden zijn voorzitter, zijn ondervoorzitters en zijn secretarissen. Zij vormen het vast bureau van het Parlement.
§ 2. Bij de verkiezing van de leden van het bureau wordt, wanneer bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid niet is bereikt, overgegaan tot een tweede stemming om de twee kandidaten die het grootste aantal stemmen hebben verkregen, te rangschikken, na eventuele verzaking van kandidaten. In voorkomend geval wordt de deelneming aan de tweede stemming bepaald met inachtneming van de in het tweede lid bepaalde regelen.
Bij staking van stemmen wordt de voorkeur verleend aan de kandidaat die ononderbroken het langst het mandaat als lid van het Parlement of van de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap vervult. Bij gelijke anciënniteit wordt de voorkeur gegeven aan de jongste kandidaat.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-05-30/10, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Art.44.De artikelen (31, §§ 5 en 6,) 32, §§ 2 en 3 [2 ...]2 (, 35, §§ 1 en 2, 36, [1 37]1 en 38 (tot 48bis)) van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 111, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 1996-12-16/32, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997> <W 2002-01-07/39, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2003-07-03/58, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 11-09-2003>
[2 ...]2
[1 In afwijking van artikel 35, § 2, van de bijzondere wet worden de decreten bedoeld in de artikelen [3 8, § 1, tweede lid, en § 4, tweede lid,]3 [3 10bis, vierde en vijfde lid,]3 10ter, § 5, 45, 49, eerste lid, 50, derde lid, van deze wet, alsook in de artikelen 11, § § 1bis, 1ter en 1quater, 20bis, 22, eerste lid, en 45, § 2, derde lid, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.]1
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 5, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
(2)<DDG 2016-05-30/10, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
(3)<W 2016-12-25/24, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 20-01-2017>
Art.45.[1 Het Parlement kan de bepalingen van de artikelen 42, 43, 44, eerste lid, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in de artikelen 32, § § 2 en 3, 33, 37, 41, 46, 47 en 48 van de bijzondere wet, 44, tweede lid, en 51, wat de regels betreft die zijn uiteengezet in de artikelen 68 tot 73 van de bijzondere wet, bij decreet wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.]1
----------
(1)<hersteld door W 2014-01-06/61, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
Afdeling III. - Bekendmaking en inwerkingtreding van de decreten.
Art.46. De bekrachtiging en de afkondiging van de decreten van (het Parlement) geschieden op de volgende wijze : <W 2006-03-27/34, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
" (Das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft) hat das Folgende angenommen und wir, (Regierung), sanktionnieren es : <W 2006-03-27/34, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
DEKRET
" Wir fertigen das vorliegende Dekret aus und ordnen an, dass es durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird. "
Art.47. Na hun afkondiging worden de decreten van (het Parlement) in het Belgisch Staatsblad in het Duits, met een vertaling in het Nederlands en in het Frans en in het Memorial (des Parlaments) der deutschsprachigen Gemeinschaft in het Duits bekendgemaakt. <W 2006-03-27/34, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.48. De decreten zijn verbindend de tiende dag na die van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, tenzij zij een andere termijn bepalen.
HOOFDSTUK III. - (De Regering)
Eerste afdeling. - Samenstelling, werking en bevoegdheden.
Art.49.(De regering bestaat uit minstens drie leden en hoogstens vijf leden die door (het Parlement) gekozen worden overeenkomstig de regels bepaald in artikel 60 van de bijzondere wet.) [1 Het Parlement kan bij decreet het maximum aantal leden van de regering wijzigen.]1 <W 2002-01-07/39, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002> <W 2006-03-27/34, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
De voordrachten van kandidaturen moeten echter slechts door tenminste drie leden van (het Parlement) worden ondertekend. <W 2006-03-27/34, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
(Ingeval de leden van de regering afzonderlijk worden gekozen en na aanwijzing van het voorlaatste lid alle leden van hetzelfde geslacht zijn, wordt de stemming voor de aanwijzing van het laatste lid beperkt tot de kandidaten van het andere geslacht.) <W 2003-05-05/44, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 13-06-2004; zie art. 3>
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 7, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
Art.50.(De vereisten en onverenigbaarheden bepaald in de artikelen 10 en 10bis en in artikel 5 van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop (het Parlement) van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, gelden eveneens voor de leden van de Regering.) <W 1996-12-16/32, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 10-01-1997> <W 2006-03-27/34, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Niemand kan tegelijk lid zijn van de (regering) en lid van de (federale regering) of lid van een andere (regering). <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
[1 Het Parlement kan bij decreet bijkomende onverenigbaarheden instellen.]1
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 8, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
Art.51.De artikelen 62, [1 68 tot 73]1, 78, 79, §§ 1 en 3, 81 en 82, van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 113, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 9, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
Art.52. § 1. De (regering), in de tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behorende aangelegenheden : <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
1° beraadslaagt over ieder ontwerp van decreet of van besluit al naar het geval;
2° stelt de bestemming van de begrotingskredieten voor;
3° ontwerpt en coördineert het beleid van de Gemeenschap.
§ 2. Het beraad in de (regering) komt in de plaats van het bij wet of koninklijk besluit voorgeschreven overleg in de Ministerraad of in het nationaal Ministercomité, telkens als het om een zaak gaat die tot de bevoegdheid van de (regering) behoort. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 3. De bevoegdheden toegewezen aan een Minister bij wet, bij reglementair besluit van de Raad van de Duitse Cultuurgemeenschap of bij koninklijk besluit, worden uitgeoefend door de (regering), telkens als het om een zaak gaat die tot de bevoegdheid van deze laatste behoort. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Afdeling II. - Bekendmaking en inwerkingtreding van de besluiten.
Art.53. De besluiten van de (regering) worden in het Belgisch Staatsblad in het Duits bekendgemaakt, met een vertaling in het Nederlands en in het Frans. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Ze worden eveneens in het Duits bekendgemaakt in het Memorial (des Parlaments) der deutschsprachigen Gemeinschaft. <W 2006-03-27/34, art. 31, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Wanneer zij geen belang hebben voor de algemeenheid van de burgers, mogen de in het eerste lid bedoelde besluiten evenwel bij uittreksel of in de vorm van een gewone vermelding in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden; wanneer hun bekendmaking geen openbaar nut heeft, mag deze achterwege worden gelaten.
De besluiten zijn verbindend de tiende dag na die waarop zij in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, tenzij zij een andere termijn bepalen.
De besluiten waarvan kennis is gegeven aan de belanghebbenden zijn verbindend vanaf de kennisgeving of vanaf de bekendmaking, als deze voorafgaat.
Afdeling III. - De diensten.
Art.54. <W 1990-07-18/30, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> <NOTA : Volgens art. 27 van de W 1990-07-18/30, treedt dit artikel, wat de verwijzing betreft naar artikel 87, §3, pas in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit bedoeld in artikel 87, §4, van de bijzondere wet.>
De artikelen 87, §§ 1 tot 4, 88, §§ 1 en 2, alsook artikel 89 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
De regels die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de openbare overheden en de syndicale organisaties van de ambtenaren die van deze overheid afhangen, evenals de betrekkingen met de leden van deze syndicale organisaties, behoren tot de bevoegdheid van de (federale overheid) wat betreft de Duitstalige Gemeenschap en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, met inbegrip van het onderwijs. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Afdeling IV. - Onderwijspersoneel.
Art. 54bis. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Met het oog op de uitoefening van de door de Grondwet toegewezen bevoegdheden worden de personeelsleden (van het in artikel 24 van de Grondwet) bedoelde onderwijs, ingericht door het Rijk, van de Fondsen en de Inspectiediensten, bedoeld door de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, overgeheveld naar de Duitstalige Gemeenschap. Artikel 91bis, § 2, van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. <W 2007-03-20/52, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
TITEL IV. - Samenwerking tussen de gemeenschappen.
Art.55. § 1. Voor de uitoefening van de haar toegewezen bevoegdheid, kan de Duitstalige Gemeenschap samenwerkings- of verenigingsakkoorden sluiten met één of meer gemeenschappen.
§ 2. Binnen (het Parlement) wordt een commissie opgericht om de samenwerking met de Vlaamse en de Franse Gemeenschap te bevorderen. Ze is samengesteld volgens de regels van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties. Samen met de commissies bedoeld in § 1 van artikel 4 van de wet van 21 juli 1971 betreffende de bevoegdheid en de werking van de cultuurraden voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap en voor de Franse Cultuurgemeenschap vormt zij de verenigde commissies voor de samenwerking.
§ 3. Er wordt een commissie voor samenwerking opgericht bestaande uit acht leden, die voor de ene helft duitssprekend, voor de andere helft franssprekend moeten zijn. De eersten worden benoemd door de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, de anderen worden benoemd door de (regering) van de Franse Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
De beslissingen van de commissie moeten de meerderheid van de stemmen en tenminste twee stemmen van de duitssprekende leden en twee stemmen van de franssprekende leden verkrijgen.
De commissie beschikt op de aanvragen om steun voor culturele werkzaamheden die worden ingediend ten gunste van de taalminderheden gevestigd in de gemeenten die zijn genoemd in artikel 8, 1° en 2°, en in artikel 16 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
De commissie verleent toelagen ten bezware van een krediet dat haar te beschikking wordt gesteld door elk van beide (Gemeenschapsparlementen). Aan de betrokken gemeente wordt kennis gegeven van de beslissing van de commissie. <W 2006-03-27/34, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Bij gebrek aan beslissing over een ingediend dossier binnen een termijn van drie maand vanaf het indienen van het dossier, kan dit op verzoek van één van de partijen aanhangig worden gemaakt bij het Overlegcomité bedoeld in artikel 31 van de gewone wet.
TITEL IVbis. - Samenwerking tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.
Art. 55bis.<W 1993-05-05/66, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 18-05-1993> Artikel 92bis, §§ 1, 4bis, 4ter, [2 4sexies, 4septies, 4octies, 4decies, 4undecies,]2 5 en 6, alsook [1 de artikelen 92bis/1 en 92ter]1 van de bijzondere wet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
----------
(1)<W 2014-01-06/61, art. 10, 027; Inwerkingtreding : 10-02-2014>
(2)<W 2014-01-06/64, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
TITEL IVter.
Art. 55ter. <Ingevoegd bij W 1993-05-05/66, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 18-05-1993> Artikel 92quater van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
TITEL V. - Financiële middelen.
Hoofdstuk I. -[1 Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art.56.[1 Onverminderd artikel 170, § 2, van de Grondwet, gebeurt de financiering van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap door :
1° niet-fiscale ontvangsten;
2° voor de periode van 1989 tot en met 2014, een algemene federale dotatie;
3° toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen;
4° federale dotaties;
5° voor de periode van 2015 tot en met 2033, een overgangsmechanisme;
6° leningen.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 56bis. [1 De artikelen 1ter, derde lid, en 11, van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk II. - [1 Eigen niet-fiscale ontvangsten]1
----------
(1)
Art.57. <W 1990-07-18/30, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Artikel 2 van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Hoofdstuk III. - [1 Algemene federale dotatie]1
----------
(1)
Art.58. <W 1993-07-16/31, art. 115, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> In de Rijksbegroting van 1989 bedraagt het totale bedrag van het in artikel 56, 2°, voorziene krediet 2 637,4 miljoen frank.
Tot en met het begrotingsjaar 1992 wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Voor het jaar 1989 wordt bovendien een eenmalig krediet van 65 miljoen frank toegekend.
Art. 58bis.<Ingevoegd bij W 1993-07-16/31, art. 116, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> § 1. Het in het begrotingsjaar 1992 met toepassing van artikel 58 toegekende bedrag wordt in het begrotingsjaar 1993 aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Het met toepassing van § 1 verkregen bedrag wordt opgesplitst in twee gelijke gedeelten.
§ 3. (Voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1999) wordt het met toepassing van § 2 bekomen eerste gedeelte van 50 % jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 4. Voor het begrotingsjaar 2000, wordt het met toepassing van § 3 in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet). <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 160 miljoen Belgische frank dat slechts in aanmerking wordt genomen naar verhouding van het aandeel van het met toepassing van het eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag in de totale som van :
1° het met toepassing van het eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag.) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 5. Voor het begrotingsjaar 2001, wordt het met toepassing van § 4, eerste lid in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten.
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 195,6 miljoen Belgische frank dat, na aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van (de financieringswet), slechts in aanmerking wordt genomen naar verhouding van het aandeel van het met toepassing van § 4, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag in de totale som van : <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° het met toepassing van § 4, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3, eerste lid voor het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater in het begrotingsjaar 2000 verkregen bedrag.) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 6. (Vanaf het begrotingsjaar 2002 en tot en met het begrotingsjaar 2006), wordt het met toepassing van § 5 voor het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, (op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet).) <W 2000-12-22/65, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 7. [1 Voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van § 6 voor het begrotingsjaar 2006 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 7, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58ter.<Ingevoegd bij W 1993-07-16/31, art. 117, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> § 1. In het begrotingsjaar 1993 wordt het met toepassing van artikel 58bis, § 2, bekomen tweede gedeelte van 50 % verhoogd met 31 miljoen frank.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met 1999 wordt het met toepassing van § 1 in het begrotingsjaar 1993 bekomen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan een procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het vorige lid in aanmerking te nemen procentueel gedeelte van de reële groei van het bruto nationaal produkt bedraagt :
- in het begrotingsjaar 1994 : 10 %;
- in het begrotingsjaar 1995 : 15 %;
- in het begrotingsjaar 1996 : 20 %;
- in het begrotingsjaar 1997 : 70 %;
- in het begrotingsjaar 1998 : 75 %;
- in het begrotingsjaar 1999 : 97,5 %.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal produkt worden de bedragen aangepast in functie van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer en van de reële groei van het bruto nationaal produkt van het voorgaande jaar.
(§ 3. Voor het begrotingsjaar 2000, wordt het met toepassing van § 2 in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar.
Het in het eerste lid verkregen bedrag wordt verhoogd met het verschil tussen het totale bedrag van de verhoging gelijk aan 160 miljoen Belgische frank en het met toepassing van artikel 58bis, § 4, tweede lid bepaalde gedeelte van die verhoging.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product, worden de bedragen aangepast naargelang van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product van het voorgande jaar.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 4. Voor het begrotingsjaar 2001, wordt het met toepassing van § 3, eerste lid in het voorgaande begrotingsjaar verkregen bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar.
Het verschil wordt bepaald tussen het totale bedrag van de verhoging gelijk aan 195,6 miljoen Belgische frank na aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar enerzijds, en het met toepassing van artikel 58bis, § 5, tweede lid bepaalde gedeelte van die verhoging anderzijds. Dit verschil wordt na aanpassing aan de reële groei van het bruto nationaal product van het betrokken begrotingsjaar toegevoegd aan het in het eerste lid verkregen bedrag.
In afwachting van de definitieve vaststelling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product, worden de bedragen aangepast naargelang van de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en van de reële groei van het bruto nationaal product van het voorgaande jaar.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
(§ 5. ([1 Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2013]1 wordt het met toepassing van § 4 in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 47, § 2, van de financieringswet.) <W 2002-01-07/39, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(Lid 2 opgeheven) <W 2002-01-07/39, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. Indien het rekenkundig gemiddelde van de jaarlijkse reële groei van het bruto nationaal product tijdens de periode 1993 tot en met 2004 lager is dan 2 %, wordt het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag opnieuw bepaald, doch op basis van een uniforme reële groei van 2 % tijdens de begrotingsjaren 1993 tot en met 2005.
Indien het verschil tussen het in het vorig lid en het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag méér dan 0,25 % bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 een bedrag in aanmerking genomen gelijk aan het op grond van § 5 voor het begrotingsjaar 2005 verkregen bedrag vermeerderd met 0,25 % van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 verkregen bedrag.
Indien het verschil tussen het in het eerste lid en het in § 5 voor het begrotingsjaar 2005 bepaalde bedrag minder dan 0,25 % bedraagt van het voor het begrotingsjaar 2004 op grond van § 5 bepaalde bedrag, dan wordt voor het begrotingsjaar 2005 het in het eerste lid bepaalde bedrag in aanmerking genomen.) <W 2000-12-22/65, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001>
[1 § 7. Voor het begrotingsjaar 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het voor het vorige begrotingsjaar met toepassing van de §§ 5 en 6 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 8, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58quater.<Ingevoegd bij W 1993-07-16/31, art. 118, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> Voor het begrotingsjaar 1993 wordt een bijkomend bedrag vastgesteld van 25,2 miljoen frank.
(Vanaf het begrotingsjaar 1994 en tot en met het begrotingsjaar 2001) wordt dit bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, evenals aan de reële groei van het bruto nationaal produkt, op de wijze bepaald in artikel 58ter, § 3. <W 2002-01-07/39, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 Voor de begrotingsjaren 2002 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van het tweede lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar evenals aan de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet. ]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 9, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58quinquies.<W 2000-12-22/65, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 29-01-2001> § 1. [1 Voor de begrotingsjaren 2001 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1, wordt een koppeling ingevoerd aan de evolutie van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap.
Het basisbedrag voor de in het eerste lid bedoelde koppeling wordt voor het begrotingsjaar 2000 vastgesteld op 2 451,6 miljoen Belgische frank.
§ 2. (Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het in § 1 bedoelde bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de financieringswet.
[1 Voor de begrotingsjaren 2002 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1 wordt het met toepassing van het eerste lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.) <W 2002-01-07/39, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Het met toepassing van § 2 verkregen bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met een aanpassingsfactor.
Deze aanpassingsfactor wordt verkregen door de verhouding te berekenen tussen :
1° enerzijds, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de vijf voorgaande begrotingsjaren, verminderd met 20 % van de stijging of in voorkomend geval vermeerderd met 20 % van de daling van dat aantal ten opzichte van het rekenkundig gemiddelde bepaald in het 2° hierna;
2° en anderzijds :
a) voor het begrotingsjaar 2001, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1995 tot en met 1999;
b) voor het begrotingsjaar 2002, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1996 tot en met 1999;
c) voor het begrotingsjaar 2003, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1997 tot en met 1999;
d) voor het begrotingsjaar 2004, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de jaren 1998 tot en met 1999;
e) [1 voor de begrotingsjaren 2005 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen]1, het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni 1999.
§ 4. Voor de toepassing van (artikel 58septies), wordt het verschil berekend tussen het met toepassing van § 3 verkregen bedrag en het met toepassing van § 2 verkregen bedrag. <W 2002-01-07/39, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 5. De Koning stelt jaarlijks, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 3 bedoelde aanpassingsfactor vast, na overleg met de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 10, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58sexies.<Ingevoegd bij W 2002-01-07/39, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Vanaf het begrotingsjaar 2002 worden bijkomende middelen toegekend.
§ 2. De volgende bedragen worden bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : een percentage van het bedrag van 198.314.819,82 euro;
2° voor het begrotingsjaar 2003 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
3° voor het begrotingsjaar 2004 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro;
4° voor het begrotingsjaar 2005 : een percentage van het bedrag van 371.840.287,16 euro;
5° voor het begrotingsjaar 2006 : een percentage van het bedrag van 123.946.762,39 euro;
6° voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 : een percentage van het bedrag van 24.789.352,48 euro.
(Het in het eerste lid bedoelde percentage is gelijk aan de verhouding tussen, enerzijds, het aantal leerlingen in de Duitstalige Gemeenschap dat voor het schooljaar 2001-2002 overeenkomstig dezelfde criteria als deze bedoeld in artikel 39, § 2, van de financieringswet wordt bepaald en, anderzijds, het totaal aantal leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat voor hetzelfde schooljaar aan de hand van diezelfde criteria wordt bepaald.) <W 2002-12-24/32, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2002 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag.
Voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2006 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
Voor elk van de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet.
[1 Voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totaal bedrag gelijk aan het voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste bedrag is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, vijfde lid, van de financieringswet.]1
§ 4. De in § 1 bedoelde bijkomende middelen worden als volgt bepaald :
1° voor het begrotingsjaar 2002 : het met toepassing van § 3, eerste lid, verkregen bedrag;
2° voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2011 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag, na aftrek van het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag, jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
Het met toepassing van het vorige lid bekomen bedrag wordt verhoogd met het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag;
3° [1 voor de begrotingsjaren 2012 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen,]1 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 11, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(Art. 58septies).<Ingevoegd bij W 2000-12-22/65, art. 5; Inwerkingtreding : 29-01-2001> <W 2002-01-07/39, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002> § 1. Voor het begrotingsjaar 1993, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 2 verkregen eerste gedeelte van 50 %;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 1 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 1994 tot en met 1999, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 3 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 2 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 657 Belgische frank voor het begrotingsjaar 1999.
§ 3. Voor het begrotingsjaar 2000, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 4 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 3 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 658 Belgische frank voor het begrotingsjaar 2000;
5° een vast jaarlijks bedrag van 11,1 miljoen Belgische frank.
§ 4. Voor het begrotingsjaar 2001, is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 5 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 4 verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4 verkregen bedrag;
5° een niet-hernieuwbaar eenmalig bedrag van 84 806 658 Belgische frank voor het begrotingsjaar 2001;
6° een vast jaarlijks bedrag van 11,1 miljoen Belgische frank.
§ 5. (Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2006 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 6, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag of, in voorkomend geval, voor het begrotingsjaar 2005, het met toepassing van artikel 58ter, § 6, in aanmerking genomen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.) <W 2002-01-07/39, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(§ 6. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2007 en tot en met het begrotingsjaar 2013]1 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in [1 artikel 56, 2°]1, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.) <W 2002-01-07/39, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 § 7. Voor het begrotingsjaar 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, is het totale bedrag van de algemene federale dotatie, bedoeld in artikel 56, 2°, als volgt samengesteld :
1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58ter, § 7, verkregen bedrag;
3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;
4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;
5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;
6° een vast jaarlijks bedrag van 275.161,81 euro.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 12, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk IV. - [1 Toegewezen gedeelten van de opbrengst van belastingen]1
----------
(1)
Art. 58octies.[1 Aan de Duitstalige Gemeenschap wordt een dotatie toegekend ter compensatie van het kijk- en luistergeld.
Het basisbedrag van deze dotatie wordt bepaald als het gemiddelde voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001 van de in de Duitstalige Gemeenschap gelokaliseerde netto-opbrengst van het kijk- en luistergeld, met inachtneming van het lokalisatiecriterium zoals bepaald in artikel 5, § 2, 9°, van de financieringswet. De netto-opbrengst wordt uitgedrukt in prijzen van 2002.
Voor de begrotingsjaren 2003 tot en met 2014 en voor het begrotingsjaar 2015 maar uitsluitend voor wat de vaststelling betreft van de in de artikelen 58nonies en 58decies bedoelde basisbedragen, wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.
De in het eerste lid bedoelde dotatie wordt gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 14, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58novies.[1 Er wordt een basisbedrag bepaald dat gelijk is aan 50 % van de som van het met toepassing van artikel 58septies, § 7, voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag en het met toepassing van artikel 58octies voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag.
Voor het begrotingsjaar 2015 is het toegewezen bedrag gelijk aan de som van de bedragen vermeld in het 1° en 2° en verminderd met het bedrag vermeld in het 3° :
1° het met toepassing van het eerste lid verkregen basisbedrag;
2° een bedrag van 303.702 euro;
3° een bedrag van 2.160.000 euro.
Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag voor het begrotingsjaar 2015 eerst aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet en vervolgens verminderd met 2.160.000 euro.
Het voor het vorige begrotingsjaar verkregen bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2017 jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet.
De middelen bedoeld in het tweede tot het vierde lid worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting. ]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 15, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58decies.[1 Er wordt een basisbedrag bepaald dat gelijk is aan het verschil tussen de bedragen vermeld in het 1° en 2° :
1° het bedrag gelijk aan de som van het met toepassing van artikel 58septies, § 7, voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag en het met toepassing van artikel 58octies voor het begrotingsjaar 2015 verkregen bedrag;
2° het met toepassing van artikel 58nonies, eerste lid bekomen basisbedrag.
Voor het begrotingsjaar 2015 is het toegewezen bedrag gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de som van de volgende bedragen :
1° het in het eerste lid bedoelde basisbedrag;
2° een bedrag gelijk aan 1.363.361 euro.
Het voor het vorige begrotingsjaar verkregen bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2016 jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar en aan 91 % van de reële groei van het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar op dezelfde wijze als bepaald in artikel 33, § 2, van de financieringswet en vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding van de in het vierde lid, bedoelde aanpassingsfactor voor het betrokken begrotingsjaar tot de in het vierde lid, bedoelde aanpassingsfactor voor het voorgaande begrotingsjaar.
Deze aanpassingsfactor wordt verkregen door de verhouding te berekenen van :
1° enerzijds, het rekenkundig gemiddelde van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni van de vijf voorgaande begrotingsjaren, verminderd met 20 % van de stijging, of in voorkomend geval vermeerderd met 20 % van de daling van dat aantal ten opzichte van het aantal inwoners bepaald in de bepaling onder 2°;
2° tot, anderzijds, het aantal inwoners jonger dan 18 jaar die behoren tot de Duitstalige Gemeenschap op 30 juni 1999.
De in het vierde lid bedoelde aanpassingsfactor wordt jaarlijks bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen na overleg met de regering van de Duitstalige Gemeenschap.
De middelen bedoeld in het tweede en het derde lid, worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde. ]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 16, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58undecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015 wordt jaarlijks aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 3.038.832 euro.
De in het eerste lid bedoelde middelen worden gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de in artikel 7 van de financieringswet bedoelde federale personenbelasting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 17, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk V. - [1 Federale dotaties]1
----------
(1)
Art. 58duodecies. [1 Voor de Duitstalige Gemeenschap worden jaarlijks in de algemene federale uitgavenbegroting de in de artikelen 58terdecies tot 58octodecies bedoelde dotaties ingeschreven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 19, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58terdecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend.
Voor het begrotingsjaar 2015 wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen bekomen door het met toepassing van artikel 47/5, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 47/5, § 2, derde lid, van de financieringswet bekomen percentage.
Voor het begrotingsjaar 2016 en elk van de daaropvolgende begrotingsjaren worden, voor de vaststelling van de middelen, de voor het vorige begrotingsjaar verkregen middelen jaarlijks aangepast aan :
1° de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet;
2° de evolutie van het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar van de Duitstalige Gemeenschap op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar ten opzichte van dat aantal op 1 januari van het vorige begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 2, tweede lid, 2°, van de financieringswet, waarbij het aantal inwoners van 0 tot en met 18 jaar van de Duitstalige Gemeenschap wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 5, 4°, van de financieringswet;
3° 25 % van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 4, 3°, van de financieringswet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 20, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58quaterdecies. [1 Wanneer de Koning, met toepassing van artikel 47/6 van de financieringswet, een deel van de welvaartsenveloppe toewijst aan de verhoging van de in artikel 47/5 van dezelfde wet bedoelde dotaties, wijst Hij tevens een deel van die enveloppe toe aan de verhoging van de in artikel 58terdecies bedoelde dotatie indien de participatiegraad van de jongeren in het hoger onderwijs eveneens is toegenomen in het Duitse taalgebied tussen het voorgaande jaar en het laatste jaar waarvoor een deel van de welvaartsenveloppe werd toegewezen aan een verhoging van voormelde dotatie of dotaties, of bij gebrek daaraan het jaar 2015.
De participatiegraad in het Duitse taalgebied wordt bepaald op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/6, tweede lid, van de financieringswet.
De verhoging van de dotatie bedoeld in artikel 58terdecies is gelijk aan het door de Koning met toepassing van artikel 47/6 van de financieringswet bepaald bedrag, vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan het aandeel van de Duitstalige Gemeenschap in de toename van de participatiegraad van het Rijk, waarbij de toename wordt waargenomen tijdens de periode bedoeld in het eerste lid en waarbij het aandeel in de verhoging dat wordt toegewezen aan de Duitstalige Gemeenschap overeenstemt met het aandeel van het Duitse taalgebied in de toename van de participatiegraad van het Rijk.
Het aldus bekomen bedrag wordt nominaal constant gehouden en jaarlijks toegevoegd aan de middelen die krachtens artikel 58terdecies aan de Duitstalige Gemeenschap worden toegewezen.
Artikel 47/6, vijfde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 21, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58quindecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend.
Voor het begrotingsjaar 2015 wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen bekomen door het met toepassing van artikel 47/7, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met het in artikel 47/7, § 2, derde lid, van de financieringswet bekomen percentage.
Voor het begrotingsjaar 2016 en elk van de daaropvolgende begrotingsjaren worden, voor de vaststelling van de middelen, de voor het vorige begrotingsjaar verkregen middelen jaarlijks aangepast aan :
1° de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet;
2° de evolutie van het aantal inwoners ouder dan 80 jaar in de Duitstalige Gemeenschap op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar ten opzichte van dat aantal op 1 januari van het vorige begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 2, tweede lid, 2°, van de financieringswet, waarbij het aantal inwoners ouder dan 80 jaar wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/7, § 5, 4°, van de financieringswet;
3° een percentage van de reële groei van het bruto binnenlands product per inwoner van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/5, § 4, 3°, van de financieringswet, waarbij het percentage wordt vastgesteld op dezelfde wijze als bepaald in artikel 47/7, § 4, tweede lid, van de financieringswet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 22, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58sexdecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015, wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend waarvan het basisbedrag gelijk is aan 5.695.663 euro.
Voor de vaststelling van de dotatie vanaf het begrotingsjaar 2016, is artikel 47/8, derde en vierde lid, van de financieringswet van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Voor de toepassing van het tweede lid, is het aantal inwoners van de Duitstalige Gemeenschap gelijk aan het aantal inwoners behorende tot het Duitse taalgebied.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 23, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58septiesdecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2016, wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend omwille van haar bevoegdheden inzake de financiering van ziekenhuisinfrastructuur en de medisch-technische diensten.
Vanaf het begrotingsjaar 2016, wordt het bedrag van de in het eerste lid bedoelde middelen verkregen door het met toepassing van artikel 47/9, § 3, eerste lid, van de financieringswet verkregen eerste deel voor het betrokken begrotingsjaar te vermenigvuldigen met het in artikel 47/9, § 3, tweede lid, van de financieringswet bekomen percentage voor het betrokken begrotingsjaar.
Artikel 47/9, §§ 4 en 5, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 24, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 58octodecies. [1 Vanaf het begrotingsjaar 2015, wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een dotatie toegekend waarvan het basisbedrag gelijk is aan 602.058 euro.
Artikel 47/10, tweede en derde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 25, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk VI. - [1 Overgangsmechanisme]1
----------
(1)
Art. 58novodecies. [1 § 1. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt, voor het begrotingsjaar 2015, voor de Duitstalige Gemeenschap een overgangsbedrag bepaald als de som van :
1° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het met toepassing van artikel 58terdecies, tweede lid, verkregen bedrag en;
b) het bedrag verkregen door het met toepassing van artikel 47/5, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met 0,5182 %;
2° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het met toepassing van artikel 58quindecies, tweede lid, verkregen bedrag en;
b) het bedrag verkregen door het met toepassing van artikel 47/7, § 2, eerste en tweede lid, van de financieringswet bekomen bedrag te vermenigvuldigen met 0,6637 %;
3° het bedrag verkregen door het verschil te maken tussen :
a) het in artikel 58sexdecies, eerste lid, vastgestelde bedrag en;
b) een bedrag gelijk aan 3.131.339 euro;
4° het bedrag verkregen door het verschil te maken voor het begrotingsjaar 2015 tussen :
a) het in artikel 58octodecies, eerste lid, vastgestelde bedrag en;
b) een bedrag gelijk aan 503.802 euro.
Het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde overgangsbedrag, zal gedurende de jaren 2015 tot en met 2024 in nominale waarde constant blijven en dan, vanaf 2025 tot en met 2034 over tien jaar lineair afnemen tot nul.
§ 2. Evenwel wordt, vanaf het begrotingsjaar 2016, aan het in § 1 bepaalde overgangsbedrag een bedrag toegevoegd dat overeenstemt met het verschil, voor het begrotingsjaar 2016, tussen :
a) het met toepassing van artikel 58septdecies, tweede lid, verkregen bedrag, verminderd met het bedrag van de financieringen die door de federale overheid voor de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig artikel 47/9, § 4, van de financieringswet worden verzekerd en;
b) het in artikel 47/9, § 2, eerste lid, van de financieringswet bepaalde bedrag, verminderd met het bedrag van de financieringen die door de federale overheid voor de drie gemeenschapen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overeenkomstig artikel 47/9, § 4, van de financieringswet worden verzekerd en vermenigvuldigd met 0,5399 %.
Het overeenkomstig § 2 toegevoegde bedrag zal gedurende de jaren 2016 tot en met 2024 in nominale waarde constant blijven en vanaf 2025 tot en met 2034 over tien jaar lineair afnemen tot nul.
§ 3. Is het overgangsbedrag positief, wordt het met toepassing van § 1 voor het jaar 2015 en van § 2 voor het jaar 2016 en volgende bekomen bedrag gedurende de periode 2015 tot en met 2033 jaarlijks in mindering gebracht van de middelen bedoeld in artikel 58nonies.
Is het overgangsbedrag negatief, wordt de absolute waarde van het met toepassing van § 1 voor het jaar 2015 en van § 2 voor het jaar 2016 en volgende bekomen bedrag gedurende de periode 2015 tot en met 2033 jaarlijks toegevoegd aan de middelen bedoeld in artikel 58nonies.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 27, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk VIbis. [1 - Diverse financiële middelen]1
----------
(1)
Art. 58vicies. [1 § 1. Voor het begrotingsjaar 2015 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 3 000 000 euro.
§ 2. Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt aan de Duitstalige Gemeenschap een bedrag toegekend dat gelijk is aan 7 000 000 euro.
De in het eerste lid bedoelde middelen worden jaarlijks in de algemene federale uitgavenbegroting ingeschreven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-26/57, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Hoofdstuk VII. - [1 Leningen]1
----------
(1)
Art.59.[1 Artikel 49 van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 29, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk VIII. - [1 Bepalingen van budgettaire en financiële organisatie]1
----------
(1)
Art.60.[1 De artikelen 50 tot 53 en 54, § 1, eerste, vierde en vijfde lid, en § 2, van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. ]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 31, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Hoofdstuk IX. - [1 Diverse bepalingen]1
----------
(1)
Art. 60bis.[1 Een bedrag dat overeenstemt met 0,8428 % van het met toepassing van artikel 62bis, eerste lid, van de financieringswet, verkregen bedrag wordt aan de Duitstalige Gemeenschap toegewezen.
Artikel 62bis, vierde lid, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 33, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 60ter.[1 Vanaf de verkiezingen voor de Gemeenschaps- en de Gewestparlementen in 2014 wordt jaarlijks een bedrag dat overeenstemt met de vergoeding die een senator die wordt aangewezen door het Waals Parlement ontvangt, toegewezen aan de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 34, 029; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Art. 60quater. [1 De Duitstalige Gemeenschap is voor de begrotingsjaren 2015 en volgende een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd voor de pensioenen van haar ambtenaren.
Voor de begrotingsjaren 2015 tot en met 2020 wordt de responsabiliseringsbijdrage als volgt bepaald :
2015 881.347 euro
2016 978.547 euro
20171.075.746 euro
20181.172.946 euro
20191.270.145 euro
20201.367.345 euro.
Artikel 65quinquies, § 1, derde en vierde lid, §§ 2 en 3, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap voor de bepaling van de responsabiliseringsbijdrage vanaf het begrotingsjaar 2021.
De in het tweede lid bedoelde bedragen en de met toepassing van het derde lid vastgelegde bedragen worden in mindering gebracht van de in artikel 58nonies bedoelde middelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 35, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 60quinquies. [1 Artikel 61, §§ 1, 3 en 8, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 36, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 60sexies. [1 § 1. Artikel 68quinquies, § 1, van de financieringswet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
§ 2. De uitgaven die zijn uitgevoerd door de instellingen die ten laatste tot 31 december 2019 belast zijn met het administratief beheer en de uitbetalingen van de gezinsbijslagen overeenkomstig artikel 94, § 1bis, van de bijzondere wet en die ten laste van de Duitstalige Gemeenschap vallen, worden elk jaar verrekend met de in de artikelen 58terdecies en 58sexdecies bedoelde dotaties.
Er wordt rekening gehouden met de schatting van deze uitgaven voor de in artikel 54, § 1, vijfde lid, van de financieringswet voorziene doorstorting van de voorschotten.
§ 3. De vergoeding bedoeld in artikel 94, § 1ter, van de bijzondere wet bedraagt 80 % van de persoonlijke aandelen voor de zorgverstrekkingen bedoeld in artikel 5, § 1, I, eerste lid, 3° tot 5°, van de bijzondere wet. Ze is verschuldigd door de Duitstalige Gemeenschap wanneer de genieters ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een gemeente van het Duitse taalgebied. Deze vergoeding wordt in mindering gebracht van de in artikel 58quindecies bedoelde dotatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 37, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
TITEL VI. - Voorkoming en regeling van de conflicten.
HOOFDSTUK I. - Bevoegdheidsconflicten.
Art.61. <Wijzigingsbepaling van art. 69 van KB 12-01-1973>
Art.62. <Wijzigingsbepaling van art. 51bis van KB 12-01-1973>
Art.63. <Wijzigingsbepaling van art. 73,§ 3, van KB 12-01-1973>
Art.64. <Wijzigingsbepaling van art. 50bis van KB 12-01-1973>
Art.65. <Wijzigingsbepaling van art. 52, L 2, van W 28-06-1983>
Art.66. <Wijzigingsbepaling van art. 96, 2° van W 28-06-1983>
HOOFDSTUK II. - Belangenconflicten.
Art.67. (Opgeheven) <W 2007-03-20/51, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
TITEL VII. - Gebruik der talen.
HOOFDSTUK I. - Diensten van de (Regering).
Art.68. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde diensten van de (regering), waarvan de werkkring het Duitse taalgebied geheel of gedeeltelijk bestrijkt. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.69. § 1. De in artikel 68 genoemde diensten zijn onderworpen aan het taalstelsel dat bij de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken aan de plaatselijke diensten van de gemeenten van het Duits taalgebied is opgelegd.
De voor het publiek bestemde berichten, mededelingen en formulieren worden evenwel in het Duits gesteld. Niettemin wordt een formulier in het Frans afgegeven aan de belanghebbende die het vraagt.
§ 2. In de in artikel 68 genoemde diensten kan niemand tot een betrekking benoemd of bevorderd worden, als hij niet een overeenkomstig artikel 15, § 1, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken vastgestelde kennis heeft van het Duits.
§ 3. De diensten worden derwijze georganiseerd dat zonder enige moeite kan worden voldaan aan de bepalingen van het eerste lid.
HOOFDSTUK II. - Sancties en toezicht.
Art.70. De bepalingen van de hoofdstukken VII en VIII van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken zijn mede van toepassing op de in hoofdstuk I bedoelde diensten.
Art.71. De vaste wervingssecretaris alleen is bevoegd om bewijzen omtrent de bij artikel 69 vereiste taalkennis uit te reiken.
HOOFDSTUK III. - Slotbepaling.
Art.72. De bepalingen van de hoofdstukken I en II treden in werking op de dag dat de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap de diensten en het personeel, bedoeld in artikel 54, heeft overgenomen. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
TITEL VIII. - Bepalingen ter voorkoming van elke discriminatie om ideologische of filosofische redenen.
Art.73. In een met redenen omklede motie die door tenminste drie leden van (het Parlement) is ondertekend en die is ingediend na de neerlegging van het verslag en vóór de eindstemming in openbare vergadering, kan worden verklaard dat de bepalingen van een ontwerp of een voorstel van decreet die daarin worden aangegeven en die bij (het Parlement) aanhangig zijn, een discriminatie om ideologische of filosofische redenen inhouden. <W 2006-03-27/34, art. 36, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.74. De motie wordt voorgelegd aan een college dat is samengesteld uit de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van (het Parlement van de Franse Gemeenschap en van het Vlaams Parlement, alsmede uit de voorzitter van het Parlement). <W 2006-03-27/34, art. 37, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Dit college staat beurtelings onder het voorzitterschap van de voorzitter van de Senaat en van de voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Het college spreekt zich uit over de ontvankelijkheid van de motie, rekening houdend met de bepalingen van artikel 73.
De beslissing over de ontvankelijkheid schorst het onderzoek van de betwiste bepalingen.
In dit geval worden het ontwerp of voorstel van decreet alsook de motie naar de Wetgevende Kamers verwezen, die zich over de inhoud van de motie uitspreken.
Art.75. Het onderzoek van de door de motie aangegeven bepalingen kan slechts door (het Parlement) worden hervat nadat elke Wetgevende Kamer de motie ongegrond heeft verklaard. <W 2006-03-27/34, art. 38, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
TITEL IX. - Vertaling van de wetten, besluiten en verordeningen.
Art.76. (Opgeheven) <WL 2007-04-21/95, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.77. (Opgeheven) <WL 2007-04-21/95, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
TITEL X. - Slotbepalingen.
Art.78. <W 1990-07-18/30, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> (Het Parlement) verstrekt een met redenen omkleed advies over elke wijziging van de op het Duits taalgebied toepasselijke wetten en reglementaire besluiten betreffende het gebruik der talen in bestuurszaken, (...), de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. (Het) verstrekt een met redenen omkleed advies over elke wijziging van deze wet en van de desbetreffende reglementaire besluiten. De Ministers leggen daartoe aan (het Parlement) alle desbetreffende voorontwerpen van wetten en ontwerpen van reglementaire besluiten voor. De voorzitter van één der Wetgevende Kamers of een Minister, legt daartoe aan (het Parlement) alle desbetreffende wetsvoorstellen en amendementen op de wetsontwerpen en -voorstellen voor. Het gebrek aan advies binnen zestig dagen vanaf de dag waarop het verzoek bij (het Parlement) aanhangig werd gemaakt, staat gelijk met een gunstig advies. <W 2006-03-27/34, art. 39, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006> <W 2007-03-20/54, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.79. (Opgeheven) <W 2007-03-20/54, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Art.80. <wijzigingsbepaling van artikel 105, tweede lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor Maatschappelijk welzijn>
Art.81. Onder voorbehoud van artikel 52, §§ 2 en 3, blijven de overheden die door de wetten en verordeningen belast zijn met bevoegdheden die onder de Duitstalige Gemeenschap ressorteren, die bevoegdheden uitoefenen volgens de procedures door de bestaande regels bepaald, zolang (het Parlement) of de (regering) van die Gemeenschap die regels niet hebben gewijzigd of opgeheven. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2006-03-27/34, art. 41, 017; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
Art.82. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.83.<Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, vastgelegd in overeenstemming met de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, de wetsbepalingen die krachtens (de artikelen 115, § 1, tweede lid, 116, § 1, 120, 121, § 1, tweede lid, 130, 131, 132, 140 en 176) van de Grondwet vastgesteld zijn, geheel of gedeeltelijk coördineren. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993> <W 2007-03-20/52, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 23-06-2007>
Ten dien einde, kan Hij :
1. de rangorde, de nummering en in het algemeen de voorstelling van de te coördineren bepalingen wijzigen;
2. de referenties die zouden opgenomen zijn in de te coördineren bepalingen, wijzigen ten einde ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;
3. de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen ten einde hun concordantie te verzekeren en hun terminologie te harmoniseren, zonder dat kan geraakt worden aan de in deze bepalingen ingeschreven principes.
De gecoördineerde bepalingen dragen volgende titel : " Wet betreffende de Duitstalige Gemeenschap van ... gecoördineerd op ...
[1 4. de uitgedrukte formules en principes die tot een basisbedrag of basispercentage hebben geleid, zonder wijziging van het resultaat vervangen door het numeriek uitgedrukte basisbedrag of basispercentage.]1
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 38, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
TITEL XI. - Opheffingsbepalingen.
Art.84. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> De artikelen 1 tot 15 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen worden opgeheven behoudens wanneer ze noodzakelijk zijn voor de betaling van de door de Staat op 31 december 1988 verschuldigde ristorno's.
TITEL XII. - Overgangsbepalingen.
Art.85. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> Artikel 96 van de bijzondere wet is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.86.<Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. [1 De artikelen 71, 73, §§ 2 tot 4, 75, §§ 1, 1quater en 2, en 77 van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.]1
§ 2. Bij de inwerkingtreding van deze wet neemt de Duitstalige Gemeenschap de verplichtingen over van het Gebouwenfonds voor de rijksscholen en van het Fonds voor provinciale en gemeentelijke schoolgebouwen voorzover ze betrekking hebben op de Duitstalige Gemeenschap.
----------
(1)<W 2014-04-19/03, art. 39, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.87. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. De beslissingen die van 1 tot 17 januari 1989 door de (federale overheid) zijn genomen over aangelegenheden die met ingang van 1 januari 1989 door of krachtens de Grondwet aan de Duitstalige Gemeenschap zijn toegewezen, worden geacht te zijn genomen door de overheden van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. De beslissingen die van 1 januari 1989 tot de dag van de bekendmaking van deze wet door de (federale overheid) zijn genomen over de aangelegenheden die door deze wet aan de Duitstalige Gemeenschap zijn toegewezen, worden geacht genomen te zijn door de overheden van de Duitstalige Gemeenschap. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.88. <Ingevoegd bij W 1990-07-18/30, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1989> § 1. De middelen die in 1989 aan de Duitstalige Gemeenschap krachtens deze wet worden overgedragen, worden verminderd ten belope van het bedrag van de uitgaven die door de nationale overheid met betrekking tot het onderwijs werden verricht, voor rekening van de (regering) van de Duitstalige Gemeenschap, op grond van de wetten waarbij voorlopige kredieten voor het jaar 1989 werden toegekend. <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
§ 2. De middelen die in 1989 aan de Duitstalige Gemeenschap krachtens deze wet worden overgedragen, worden verminderd ten belope van het bedrag van de overeenstemmende uitgaven die verricht werden met toepassing van artikel 87, § 2, behalve indien het gaat om uitgaven die krachtens deze wet ten laste blijven van de nationale overheid. De Koning bepaalt deze verminderingen bij een in Ministerraad overlegd besluit na overleg met de (regering). <W 1993-07-16/31, art. 122, 005; Inwerkingtreding : 30-07-1993>
Art.89. <Ingevoegd bij W 2002-01-07/39, art. 16; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Artikel 88, § 3bis, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap.
Art.90. [1 Voor het begrotingsjaar 2014 wordt een bedrag gelijk aan 453.432 euro vanaf 1 juli 2014 in mindering gebracht van de algemene dotatie bedoeld in artikel 58septies.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/03, art. 40, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 91.[1 Het bureau dat op 19 september 2016 is verkozen, vormt voor de resterende duur van de zittingsperiode 2014-2019 het vast bureau in de zin van artikel 43.1, § 1, tweede lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DDG 2016-05-30/10, art. 8, 031; Inwerkingtreding : 16-07-2016>