25 JULI 1989. - [Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale ministeries overgaan naar de gemeenschaps- en gewestregeringen en naar het verenigd college van de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie].(KB 28-12-1989, art. 1, BS 13-01-1990, en KB 22-12-1993, art. 1, § 1, BS 30-12-1993) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-05-2002 en tekstbijwerking tot 28-05-2014)
HOOFDSTUK I. - Regels betreffende de overdracht van de personeelsleden.
Art. 1-6, 6bis
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Art. 7
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 8-10
Bijlagen.
Art. N1-N3
1982000968 1982000969 1982000970 1982000991 1982000992 1983021191
1994021137 1997014029 2002021228 2002021491 2003002043 2003021052 2003027412 2004021046 2009021092 2009202341 2010021122 2013021143 2014003319 2014203327 2015029302 2015029303 2016031098 2016A29120 2017032059 2021200288
HOOFDSTUK I. - Regels betreffende de overdracht van de personeelsleden.
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° [1 federale overheidsdienst : elke federale overheidsdienst en elke programmatorische federale overheidsdienst;]1
(2° (Regering) : de (Vlaamse Regering), de (Franse Gemeenschapsregering), de (Waalse Regering), de (Regering van de Duitstalige Gemeenschap), de (Brusselse Hoofdstedelijke Regering) en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.)
3° (personeelsleden : [2 de houders van een management- of staffunctie,]2 de Rijksambtenaren, de stagiairs, de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden en de contractuele personeelsleden in dienst genomen met toepassing van artikel 32 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.) <KB 2002-05-26/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
§ 2. Voor de toepassing van § 1, 3° :
1° worden de stagiairs geacht de [1 graad of klasse]1 te bekleden waarvoor zij zich hebben aangemeld; [2 ...]2;
2° wordt het personeelslid dat bij een arbeidsovereenkomst in dienst is genomen, geacht de [1 graad of klasse]1 te bekleden die overeenstemt met de betrekking waarvoor het personeelslid werd aangeworven of, indien de overeenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de [1 graad of klasse]1 waaraan de weddeschaal verbonden is waarin zijn bezoldiging wordt vastgesteld.
[2 3° staat de houder van een management- of staffunctie hiërarchisch boven de klasse A5. De overgedragen houder van een management- of staffunctie wiens mandaat afloopt herneemt zijn activiteit in de federale overheidsdienst waarin hij benoemd is, behoudens als hij behoort tot een dienst vermeld in bijlage I.]2
<gewijzigd door :
- KB 28-12-1989, art 2, BS 13-01-1990;
- KB 22-12-1993, art 1 §2, BS 30-12-1993>
----------
(1)<KB 2009-09-10/03, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
(2)<KB 2014-05-22/01, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
Art.2.§ 1. Bij overdracht van een dienst van [2 een federale overheidsdienst]2 naar een (Regering), geschiedt de overdracht van de personeelsleden hetzij van ambtswege, hetzij op verzoek van de betrokken personeelsleden. <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
§ 2. a) De diensten waarvan de personeelsleden van ambtswege aan een (Regering) worden overgedragen, worden vermeld in bijlagen I en II bij dit besluit. <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
b) Een nationale kern in het leven geroepen wordt in [2 de federale overheidsdienst]2 voor de diensten vermeld in bijlage II. De personeelsleden van deze diensten worden van het behoud van deze kern op de hoogte gebracht door middel van een dienstorder met het verzoek schriftelijk, binnen dertig dagen, te laten weten of zij in [2 de federale overheidsdienst]2 wensen te blijven op één van de betrekkingen die in de dienstorder worden vermeld. Zij richten hun aanvraag rechtstreeks tot de Secretaris-generaal, die de ontvangst ervan bericht; een afschrift wordt via hiërarchische weg aan dezelfde chef toegestuurd.
(De aanvragers die de vereiste kwalificaties bezitten, worden [2 per graad of per klasse]2 en per taalrol of taalregime gerangschikt in onderstaande volgorde en aangewezen voor een met hun graad overeenstemmende betrekking :
1° [3 de houders van een management- of staffunctie en]3 de Rijksambtenaren;
2° de stagiairs;
3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden [2 ...]2;
4° de personeelsleden tewerkgesteld in het kader van een op artikel 32 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, vermelde startbaanovereenkomst.) <KB 2002-05-26/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
In elk van de in het vorig lid genoemde groepen worden de personeelsleden gerangschikt als volgt :
1° het personeelslid met de grootste [2 graad- of klasseanciënniteit]2;
2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;
3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd.
((NOTA : wat volgt maakt nog deel uit van lid 3 van punt b.) Wanneer de dienstorder bedoeld in het eerste lid, het aantal betrekkingen slechts hetzij per niveau hetzij per groep van de graden van een zelfde niveau vaststelt, worden de personeelsleden vooraf als volgt gerangschikt : het personeelslid dat het hoogst in graad is. Bij gelijke graad worden de personeelsleden gerangschikt [3 zoals aangeduid in dit lid]3.) <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
Het criterium van de graadanciënniteit wordt niet toegepast voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van Rijksambtenaar heeft.
De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van Rijksambtenaar heeft, omvat de tijd gedurende welke hij in enige hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt van een [2 graad- of klasseanciënniteit]2 [2 ...]2.
Indien er, nadat aan de aanvragen is voldaan, nog betrekkingen te begeven zijn in de nationale kern, wijst de Minister van ambtswege de personeelsleden van de dienst daarin aan volgens de omgekeerde volgorde van (de leden 3 tot 6). <KB 2002-05-26/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
c) De overdracht van de personeelsleden van de andere diensten, bedoeld in bijlage III, wordt ter kennis gebracht van de personeelsleden van [2 de federale overheidsdienst]2 die geen deel uitmaken van de diensten bedoeld in de punten a en b van deze paragraaf, via een dienstorder waarin zij worden verzocht schriftelijk en binnen dertig dagen te laten weten of zij wensen te worden overgedragen aan de diensten van de betrokken (Regeringen) op één van de betrekkingen vermeld in de dienstorder. <KB 22-12-1993, art 1. § 2 en 2, BS 30-12-1993>
[4 ...]4
De aanvragen worden ingediend en gerangschikt volgens de procedure beschreven in (de leden 3 tot 6) van b. Vóór de rangschikking vermeld in het derde lid van b, zal de overheid de volgende orde vaststellen voor de personeelsleden met dezelfde hoedanigheid : <KB 2002-05-26/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
1° de personeelsleden van de betrokken dienst;
2° de personeelsleden van een andere dienst dan de betrokken dienst;
3° de personeelsleden van een ander bestuur.
Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in alinea 1 is voldaan, nog betrekkingen te begeven zijn, worden de personeelsleden belast met de zaken die met deze betrekkingen overeenstemmen, van ambtswege daarop aangewezen in de omgekeerde volgorde van (de leden 3 tot 6) van punt b. <KB 2002-05-26/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
[1 d) De personeelsleden van de diensten die voor de dienst van één van de in artikel 5, § 3, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, bedoelde groepen van belastingen instaan, worden door de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën geïnformeerd over de notificatie van de Gewestregering van de beslissing tot het zelf verzekeren van de dienst van die groep van belastingen, via een dienstorder waarin zij worden verzocht schriftelijk en binnen de dertig dagen te laten weten of zij wensen te worden overgedragen aan de diensten van de betrokken Regering op één van de betrekkingen vermeld in de dienstorder.
De aanvragen worden ingediend en gerangschikt volgens de procedure beschreven in de leden 2 tot 5 van punt b.
Voor de toepassing van de leden 2 tot 5 van punt b, wordt voor de niveaus B, C en D de graadanciënniteit vervangen door de niveauanciënniteit.
Vóór de rangschikking vermeld in het tweede lid van punt b, wordt de volgende orde vastgesteld voor de personeelsleden met dezelfde hoedanigheid :
1° de personeelsleden die effectief instaan voor de dienst van de in de notificatie vermelde groep van belastingen;
2° de andere personeelsleden van de in het eerste lid bedoelde diensten.
Indien er, nadat aan de aanvragen bedoeld in het eerste lid is voldaan, nog betrekkingen te begeven zijn, worden de personeelsleden die hun woonplaats hebben in een gemeente die binnen een omtrek van 80 kilometer ligt rond de gemeente waar de diensten van de Regering zullen gevestigd zijn, die instaan voor de dienst van de betrokken groep van belastingen, van ambtswege aangewezen voor deze betrekkingen. De personeelsleden die effectief instaan voor de dienst van de belasting worden het eerst aangewezen, vervolgens de andere personeelsleden.
In elke groep bedoeld in het vijfde lid, worden de personeelsleden als volgt gerangschikt :
1° zij die hun woonplaats hebben in een gemeente die binnen een omtrek van 20 kilometer ligt van de gemeente waar de diensten van de Regering zullen gevestigd zijn;
2° zij die hun woonplaats hebben in een gemeente die binnen een omtrek van 21 tot 50 kilometer ligt van de gemeente waar de diensten van de Regering zullen gevestigd zijn;
3° zij die hun woonplaats hebben in een gemeente die binnen een omtrek van 51 tot 80 kilometer ligt van de gemeente waar de diensten van de Regering zullen gevestigd zijn.
Binnen elk van de in het zesde lid bedoelde groepen worden de personeelsleden gerangschikt in de omgekeerde volgorde van het tweede en vervolgens het derde lid van punt b.
De afstand bedoeld in het vijfde en het zesde lid wordt bepaald op grond van het boek der wettelijke afstanden en is deze tussen de verschillende fusiegemeenten.
Voor de toepassing van het zesde lid vermeldt de Gewestregering in de notificatie bedoeld in het eerste lid, de gemeenten waar de diensten van de Regering zullen gevestigd zijn.
e) De bepalingen van punt d zijn niet van toepassing op de diensten die de dienst van één van de in artikel 5, § 3, eerste lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, bedoelde groepen van belastingen verzekeren, wanneer deze vermeld worden in de bijlage I, II of III bij dit besluit.]1
----------
(1)<KB 2009-05-20/02, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<KB 2009-09-10/03, art. 2 en 3, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
(3)<KB 2014-05-22/01, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
(4)<KB 2014-05-22/01, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
Art.3.De personeelsleden worden overgedragen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit genomen op gezamenlijke voordracht van de Eerste Minister en van de Minister bevoegd voor [1 de federale overheidsdienst]1, na advies van de betrokken (Regeringen). <KB 22-12-1993, art. 1 § 2 en 2, BS 30-12-1993>
De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol of -regime.
De personeelsleden die voldoen aan de voorwaarde gesteld in artikel 69, § 2, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, worden overgedragen aan de (Regering) van deze Gemeenschap. <KB 22-12-1993, art. 1 § 2 en 2, BS 30-12-1993>
Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen. Zij kunnen niet worden beschouwd als overplaatsingen volgens het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
----------
(1)<KB 2009-09-10/03, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
Art.4.§ 1. De aan een (Regering) overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun [1 graad of klasse]1, hun administratieve en geldelijke anciënniteit. Onverminderd de bepalingen van § 2, behouden zij ook de toelagen, vergoedingen of premies en andere voordelen waarop zij in het traditionele ministerie aanspraak konden maken overeenkomstig de reglementering die op hen van toepassing was [1 en vanaf de datum waarop het recht werd verworven]1. <KB 22-12-1993, art. 1 § 2 en 2, BS 30-12-1993>
Zij behouden de voordelen verbonden aan een functie slechts in zoverre de voorwaarden voor de toekenning ervan blijven bestaan in de diensten van de (Regering). <KB 22-12-1993, art. 1 § 2 en 2, BS 30-12-1993>
§ 2. Voor de personeelsleden die in [2 hun federale overheidsdienst]2 belast zijn met de uitoefening van een hogere functie, wordt voor hun overdracht alleen rekening gehouden met hun statutaire [1 graad of klasse]1. Indien zij in de diensten van de (Regering) vanaf de datum van de overdracht zonder onderbreking opnieuw worden belast met de uitoefening van dezelfde hogere functie als die welke zij in het traditionele ministerie uitoefenden, worden zij voor de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen geacht de hogere functie verder uit te oefenen. <KB 22-12-1993, art. 1 § 2 en 2, BS 30-12-1993>
§ 3. [1 De personeelsleden waarop het [3 koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]3 van toepassing is, behouden in de diensten van de Regering de laatste evaluatie die hun werd toegekend. [3 De houders van een management- of staffunctie behouden in de diensten van de Regering de evaluaties die hun werden toegekend.]3
Die evaluatie blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe evaluatie. Indien [3 het personeelslid dat]3 wordt overgedragen een beroep heeft ingesteld tegen een vermelding [3 ...]3, dient deze procedure te worden afgehandeld voor het personeelslid wordt overgedragen.]1
§ 4. [1 De rijksambtenaren die in de federale overheidsdienst waartoe zij voor hun overdracht behoorden geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau [3 ...]3, behouden in de diensten van de Regering de aanspraken op bevordering die zij door dit slagen hebben verworven.]1
Voor hun rangschikking worden de geslaagden geacht het vergelijkend examen [3 ...]3 te hebben afgelegd in de diensten van de (Regering). <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
Indien het over vergelijkende [1 selecties [3 ...]3]1 gaat waarvan het proces-verbaal op dezelfde datum is afgesloten, worden de geslaagden onderling gerangschikt alsof het om een zelfde [1 selectie [3 ...]3]1 ging.
Indien het over vergelijkende [1 selecties [3 ...]3]1 gaat waarvan het proces-verbaal op verschillende data is afgesloten, wordt voorrang verleend aan de geslaagden voor het [1 selectie [3 ...]3]1 waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum werd afgesloten.
§ 5. [1 Wanneer in de federale overheidsdienst waartoe de Rijksambtenaar behoort op de datum van de overdracht of op de datum, bedoeld in artikel 5, § 1, een vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau [3 ...]3 aangekondigd is waaraan hij kan deelnemen, behoudt hij het recht op deelneming, ook al wordt hij tijdens de afwikkeling van deze selectie [3 ...]3 overgedragen of aangewezen krachtens dit besluit.
Paragraaf 4 van dit artikel is van toepassing op de ambtenaar die geslaagd is voor een in het eerste lid bedoelde selectie [3 ...]3 .]1
§ 6. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2009-09-10/03, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
(2)<KB 2009-09-10/03, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
(3)<KB 2014-05-22/01, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
Art.5.
§ 1. Wanneer een (Regering) de beslissing neemt om het geheel of een gedeelte van de diensten van één van de [1 federale overheidsdiensten]1 bedoeld in dit besluit, thans gevestigd in het arrondissement Brussel-Hoofdstad, buiten dit arrondissement te vestigen, maakt zij haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad. <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
(De personeelsleden van de in het eerste lid bedoelde diensten kunnen schriftelijk vragen opnieuw te worden geaffecteerd [1 bij een federale dienst, bedoeld in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt]1.
In hun aanvraag duiden zij de dienst of de diensten aan waarvoor zij wensen te worden aangewezen met eventueel opgave van orde van voorkeur.) <KB 2002-05-26/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
Binnen dertig dagen na de datum die de Koning vaststelt bij in Ministerraad overlegd besluit na advies van de betrokken (Regering), sturen zij deze aanvraag, bij een ter post aangetekende brief, aan hun hiërarchische meerdere met de hoogste graad, die de aanvraag doorstuurt naar de Eerste Minister. Een afschrift wordt via hiërarchische weg aan dezelfde chef toegestuurd.
§ 2. (De personeelsleden [1 van de federale diensten, bedoeld in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt]1, die wensen te worden aangewezen voor de diensten van een Regering bedoeld in § 1, eerste lid, kunnen een schriftelijke aanvraag indienen binnen de termijn en volgens de nadere regels bepaald in § 1.) <KB 2002-05-26/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
§ 3. De overheid waaronder het personeelslid dat een aanvraag op basis van §§ 1 of 2 heeft ingediend, ressorteert, kan in het belang van de dienst beslissen dat geen gevolg aan deze aanvraag wordt gegeven wanneer [1 het personeelslid tot niveau A behoort of een graad van een ander niveau bekleedt]1 waarvoor een bijzondere kwalificatie of een bijzonder diploma vereist is.
Deze beslissingen worden genomen voor een periode van maximum drie jaar vanaf de datum bedoeld in § 1, 4e lid.
Tegen deze beslissing kunnen de personeelsleden [1 die tot klasse A1 behoren of een graad bekleden in niveau B, C of D]1 binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan beroep instellen bij een commissie opgericht door de Minister van Openbaar Ambt.
Tegen de beslissing van de commissie kan geen beroep worden aangetekend.
----------
(1)<KB 2009-09-10/03, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
Art.6.
§ 1. Aan de aanvragen bedoeld in artikel 5, § 1 wordt gevolg gegeven via de omwisseling met de personeelsleden die een aanvraag overeenkomstig artikel 5, § 2 hebben ingediend.
De omwisseling geschiedt tussen personeelsleden met dezelfde [1 graad of klasse]1 en dezelfde taalrol of hetzelfde taalregime, met inachtneming van de bijzondere eisen die voor het bekleden van de wederzijdse betrekkingen gesteld zijn.
[1 Derde lid opgeheven.]1
Indien de aanvrager een bijzondere graad bekleedt, die niet bestaat in [1 een federale overheidsdienst]1 waarvoor hij zou worden aangewezen ingevolge de in het tweede lid bedoelde omwisseling, kan deze omwisseling niettemin gebeuren op voorwaarde dat de betrokken (Regering) en Minister alsook de Minister van Openbaar Ambt in gemeenschappelijk akkoord een graad hebben aangewezen in dezelfde rang die als gelijkwaardig moet worden beschouwd. <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
§ 2. De Eerste Minister stelt per [1 graad of klasse]1 en per taalrol de wachtlijst op van de aanvragen die hem worden toegestuurd enerzijds op basis van artikel 5, § 1, en anderzijds op basis van artikel 5, § 2, waarbij rekening wordt gehouden met de criteria vermeld in artikel 2, § 2, b, leden 3 tot 6. Hij maakt die wachtlijst bekend in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. De Eerste Minister deelt de namen mee van de personeelsleden die voor een omwisseling in aanmerking komen, volgens de rangorde van voornoemde lijsten, aan de betrokken Ministers en (Regeringen), die gelijktijdig, ieder wat hun betreft, een besluit inzake nieuwe aanwijzing nemen. <KB 22-12-1993, art. 1, § 2 en 2, BS 30-12-1993>
Deze aanwijzingen zijn geen nieuwe benoemingen. Zij kunnen niet worden beschouwd als overplaatsingen volgens het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
De personeelsleden waarop deze aanwijzing van toepassing is, moeten hun betrekking bekleden binnen dertig dagen na de kennisgeving van hun nieuwe aanwijzing.
§ 4. [...]1.
§ 5. De bepalingen van artikel 4, §§ 3 tot 5 zijn van toepassing op de in vast verband benoemde personeelsleden die een omwisseling hebben genoten krachtens § 3 van dit artikel.
----------
(1)<KB 2009-09-10/03, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
Art. 6bis. <Ingevoed bij KB 28-12-1989, art. 6, BS 13-01-1990> De verwijzing naar het op 24 november 1981 gecoördineerde koninklijk besluit wordt in alle besluiten of reglementen waar er melding van wordt gemaakt, vervangen door de verwijzing naar het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot vaststelling van de wijze waarop de personeelsleden van de ministeries overgaan naar de Gemeenschaps- en Gewestexecutieve en naar het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen.
Art.7.
<Opgeheven bij KB 2009-09-10/03, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 26-09-2009>
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.8. <Opheffingsbepalingen>
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgische Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.10. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlagen.
Art. N1.Bijlage I. (Niet opgenomen om technische redenen)
<Gewijzigd bij : >
<KB 28-12-1989, art. 4, BS 13-01-1990;
<KB 01-10-1990, art. 1, BS 20-10-1990;
<KB 21-02-1997, art. 1, BS 26-02-1997>
<KB 2002-05-26/30, art. 6; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
<KB 2014-05-22/01, art. 5 en 6, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
<KB 2014-05-22/01, art. 7, 005; Inwerkingtreding : onbepaald ; treedt, naargelang het geval, in werking op de datum vastgesteld door of krachtens artikel 81quinquies, § 2, derde lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Op dezelfde datum wordt bijlage II, 11., 1°, ingevoegd door artikel 8 van dit besluit, opgeheven; zie KB 2014-05-22/01, art. 10>
Art. N2.Bijlage II. (Niet opgenomen om technische redenen)
<Gewijzigd bij : >
<KB 22-12-1993, art. 5, § 1, BS 30-12-1993>
<KB 2002-05-26/30, art. 7; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
<KB 2014-05-22/01, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>
<KB 2014-05-22/01, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014; zie ook KB 2014-05-22/01, art. 10>
Art. N3.Bijlage III.(Niet opgenomen om technische redenen)
<Gewijzigd bij :
<KB 28-12-1989, art. 4, BS 13-01-1990;
<KB 22-12-1993, art. 5, § 2, BS 30-12-1993>.
<KB 2002-05-26/30, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 31-05-2002>
<KB 2004-04-25/30, art. 1; Inwerkingtreding : 26-04-2004; zie B.S. 26-04-2004, p. 34406>
<KB 2014-05-22/01, art. 5 en 9, 005; Inwerkingtreding : 07-06-2014>