Details





Titel:

15 MAART 2012. - Besluit van de Regering tot uitvoering van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-05-2012 en tekstbijwerking tot 27-12-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2022207314 



Artikels:

Artikel 1. Definities
  Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
  1° decreet : het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk;
  2° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;
  3° Ministerie : de bevoegde dienst van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.

Art.2. Subsidie voor interne voortgezette opleidingen
  Interne voortgezette opleidingen komen overeenkomstig artikel 6 van het decreet in aanmerking voor ondersteuning indien :
  1° de voortgezette opleiding gevolgd wordt door minstens vijf personen die als vrijwilliger of in hoofdberoep in de aanvragende jeugdvoorziening werkzaam zijn;
  2° de voortgezette opleiding minstens acht uur beslaat.
  De subsidieaanvraag moet uiterlijk dertig dagen voordat de interne voortgezette opleiding begint, worden ingediend. Naast het bewijs dat aan de voorwaarden van het eerste lid is voldaan, bevat ze ook een lijst van de opleiders, met vermelding van hun kwalificaties en contactgegevens.
  De subsidie voor interne voortgezette opleidingen kan slechts worden uitbetaald als de volgende stukken zijn ingediend :
  1° een door de deelnemers gemaakte evaluatie van de bekwaamheden en vaardigheden die ze in de voortgezette opleiding hebben verworven;
  2° een lijst van de deelnemers;
  3° de bewijsstukken van de kosten.

Art.3.Grondslag voor de berekening van de personeelssubsidie
  § 1 . [1 Volgende personeelskosten worden in aanmerking genomen voor de berekening van de personeelssubsidies van de jeugdvoorzieningen in de zin van artikel 5.1 van het decreet:]1
  1° het brutoloon;
  2° het vakantiegeld;
  3° de eindejaarspremie van de aangestelde personeelsleden die in de bevoegde paritaire commissie is bepaald;
  4° de arbeidsongevallenverzekering voor de aangestelde personeelsleden;
  5° de bijdragen die de werkgever met toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers moet betalen.
  Daarnaast gelden nog andere wettelijk voorgeschreven voordelen en voordelen die samen met de Regering in een raamovereenkomst zijn vastgelegd.
  § 2 . [1 De personeelskosten bedoeld in § 1 worden gesubsidieerd op basis van de weddeschalen bepaald in bijlage I van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid", zoals ze overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, van hetzelfde besluit op elkaar afgestemd werden, waarbij:
   1° weddeschaal 13 wordt toegepast voor de personeelssubsidies van de jeugdwelzijnswerkers bedoeld in artikel 5.1, § 1, van het decreet;
   2° voor de personeelssubsidies van de assistent-jeugdwerkers bedoeld in artikel 5.1, § 2, van het decreet:
   a) die geen houder zijn van een sociaal-pedagogisch diploma noch de aanvullende opleiding vermeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet hebben voltooid, weddeschaal 7 wordt toegepast totdat deze opleiding is voltooid;
   b) die houder zijn van een sociaal-pedagogisch diploma of de aanvullende opleiding vermeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet hebben voltooid, weddeschaal 8 wordt toegepast
  3° weddeschaal 14 wordt toegepast voor de personeelssubsidies van de leidinggevenden bedoeld in artikel 5.1, § 3, van het decreet]1.
  § 3 . [1 ...]1
  § 4 . Na de aanstelling van een jeugdwerker dienen de jeugdvoorzieningen een afschrift van de arbeidsovereenkomst, van het uittreksel uit het strafregister en van de diploma's in bij het Ministerie. Bovendien delen ze elke wijziging van de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk aan het Ministerie mee.
  [1 Met het oog op de verificatie van de personeelssubsidies dienen de jeugdvoorzieningen elk jaar vóór 1 maart de volgende documenten in via een daartoe bestemd formulier: ]1
  1° een attest van een erkend sociaal secretariaat of andere stukken die de kosten van de werkgever staven;
  2° een afschrift van de individuele afrekening van de jeugdwerker;
  3° een attest van deelneming aan de opleidingen vermeld in [1 artikel 5.1, § 1, tweede lid, 2°, en § 2, eerste lid, 2°]1, van het decreet.
  ----------
  (1)<BDG 2022-08-25/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.4.[1 Berekening van de dienstjaren
   § 1 - Bij de berekening van het subsidieerbare gedeelte van de personeelskosten bedoeld in artikel 3, § 1, worden voor personen vanaf 23 jaar alle aantoonbare dienstjaren in aanmerking genomen, ongeacht de sector of de functie waarin de betrokkenen tewerkgesteld waren.
   Bij de aanstelling van een jeugdwerker die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, worden alleen de aantoonbare dienstjaren als aangestelde jeugdwerker in aanmerking genomen.
   Als uitgangspunt voor de berekening van de dienstjaren geldt de eerste dag van de maand van de aanstelling.
   De dienstjaren waarin betrokkene minstens halftijds aangesteld was, worden als volledige dienstjaren in aanmerking genomen. Indien de som van de bewezen beroepservaring minder dan twaalf maanden bedraagt, wordt het jaar niet in aanmerking genomen; vanaf twaalf maanden wordt het jaar wel in aanmerking genomen.
   § 2 - In afwijking van § 1, eerste lid, worden de arbeidsprestaties bij een private werkgever, als zelfstandige of in het kader van een vrij beroep in totaal ten hoogste ten belope van tien jaar in aanmerking genomen.
   Nadat de Regering advies heeft ingewonnen bij de jeugdcommissie, kan ze, bovenop de tien jaar die in het eerste lid als maximum is bepaald, bijkomende jaren als aanneembare diensten in aanmerking nemen, als het om nuttige beroepservaring voor de nieuwe uit te oefenen activiteit gaat ]1.
  ----------
  (1)<BDG 2022-08-25/18, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 4.1.[1 Aanvullende opleiding voor assistent-jeugdwerkers
   § 1 - Met het oog op de organisatie van de aanvullende opleiding bedoeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet dient de jeugdvoorziening die de assistent-jeugdwerker tewerkstelt, ten laatste 90 dagen na zijn aanstelling, een individueel plan inzake voortgezette opleiding ter advies in bij de jeugdcommissie. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat de opleidingsuren buiten de arbeidsuren vallen en de leseenheden in de vorm van contactonderwijs of virtueel worden gegeven.
   De jeugdvoorziening dient de bewijsstukken van de voltooide voortgezette opleidingen bij de Regering in binnen twee jaar na de goedkeuring van het individueel plan inzake voortgezette opleiding van de betrokken medewerker.
   Op met redenen omkleed verzoek van de jeugdvoorziening en na een dienovereenkomstig advies van de jeugdcommissie kan de Regering één verlenging toestaan van de termijn waarbinnen de omzetting van het plan inzake voortgezette opleiding moet worden voltooid.
   § 2 - Het plan inzake voortgezette opleiding dekt de volgende thema's:
   1° jeugdwerker - grondslagen en randvoorwaarden;
   2° samenwerking in structuren en relaties;
   3° sociale en psychologische grondslagen;
   4° bescherming van jonge mensen tegen verwaarlozing, geweld en seksueel misbruik;
   5° interventie en concept als grondslag van methodisch werken;
   6° persoonlijkheid en communicatie. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2022-08-25/18, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 4.2. [1 Kostenbijdrage van de gemeenten
   De kostenbijdrage van de gemeenten vermeld in artikel 21, § 2, en artikel 28, § 2, van het decreet wordt jaarlijks in het eerste kwartaal uitbetaald. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BDG 2022-08-25/18, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art.5. Inwerkingtreding
  Dit besluit treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  Artikel 3 treedt in werking op 1 januari 2013.

Art.6. Uitvoering
  De Minister bevoegd inzake Jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.
  <Opgeheven bij BDG 2022-08-25/18, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2022>