12 JULI 2001. - Besluit van de Regering tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-10-2001 en tekstbijwerking tot 06-03-2024)
Toepassingsgebied.
Art. 1
Reisvergoedingen.
Art. 2
Presentiegeld.
Art. 3
Beperkingen voor personeelsleden.
Art. 4
Vergoedingen van de regeringscommissarissen.
Art. 5
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen.
Art. 6
Opheffingsbepalingen.
Art. 7
Uitvoeringsbepalingen.
Art. 8
BIJLAGE.
Art. N
2003033066 2006033012 2010200326 2015200283 2016200151 2016206102 2020205559 2021204541 2024200994
Toepassingsgebied.
Artikel 1.§ 1 - Dit besluit is van toepassing op de bij decreet opgerichte of bij besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ingestelde instellingen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Het is ook van toepassing op de raden van beheer der volgende organismen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap :
- het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap;
- [3 ...]3
- [2 [3 ...]3;]2
- het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's;.
(- de autonome hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap;) <BDG 2005-10-27/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
[1 - het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren[4 ;]4]1
[4 - het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap.]4
Behoudens afwijkende regeling is het besluit bovendien toepasselijk op alle bij decreet opgerichte of, na goedkeuring van dit besluit, door de Regering bij besluit ingestelde instellingen.
§ 2 - De gerechtigde personen van de instellingen en raden van beheer alsmede, desgevallend, de bijzondere modaliteiten - met uitzondering van de regelingen over het bedrag der vergoedingen en de duur van de zittingen - blijven verder door de specifieke voorschriften van deze instellingen en raden van beheer bepaald, voor zover ze niet tegenstrijdig zijn met de voorschriften van dit besluit.
§ 3 - De voorschriften die van toepassing zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit en die in plaats van of boven het presentiegeld of de reisvergoedingen in periodieke forfaitaire vergoedingen voorzien, blijven van toepassing.
----------
(1)<BDG 2015-01-12/06, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 15-06-2014>
(2)<BDG 2020-12-03/35, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 15-03-2020>
(3)<BDG 2023-12-21/35, art. 1,1°-1,2°, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(4)<BDG 2023-12-21/35, art. 1,3°, 015; Inwerkingtreding : 03-07-2023>
Reisvergoedingen.
Art.2. De gerechtigden verkrijgen een reisvergoeding die hetzelfde bedrag beloopt en volgens dezelfde berekeningsmodaliteiten wordt bepaald als die toegestaan voor de dienstreizen van de ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
Presentiegeld.
Art.3.De effectieve voorzitters en secretarissen van de zittingen verkrijgen [1 per fysieke of virtuele zitting]1 van ten minste [1 één uur]1 een presentiegeld ten belope van (50,00 EURO). Alle overige gerechtigden verkrijgen een presentiegeld van (37,50 EURO). <BDG 2003-05-15/96, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Wat de pedagogische werkgroepen betreft, gelden de coördinatoren als voorzitters van de zittingen voor de toepassing van dit besluit.
----------
(1)<BDG 2020-12-03/35, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 15-03-2020>
Beperkingen voor personeelsleden.
Art.4. § 1. De personeelsleden van het Ministerie en van de organismen van openbaar nut van de Duitstalige Gemeenschap en de personeelsleden van het onderwijs die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Duitstalige Gemeenschap worden bezoldigd, kunnen slechts recht hebben op presentiegeld als de zitting buiten hun gewone diensturen plaatsvindt.
Voor de toepassing van dit besluit gelden de gewone diensturen tot 17.00 uur, verloven en dienstvrijstellingen inbegrepen, behalve op feestdagen. In het onderwijs gelden - op woensdag - de gewone diensturen tot 13.00 uur.
(Voor de gerechtigde personeelsleden van het onderwijs die aan de examencommissies vermeld onder het eerste tot het zesde streepje en aan de pedagogische werkgroepen vermeld onder het zevende streepje van de bijlage tot dit besluit deelnemen, gelden de in de leden 1 en 2 bepaalde beperkingen niet.) <BDG 2002-06-27/46, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2 - De contractuele en statutaire personeelsleden van niveau I hebben geen recht op presentiegeld voor zittingen van de raad van beheer van het organisme van openbaar nut waartoe ze behoren.
§ 3 - Het personeelslid dat voor een zitting presentiegeld verkrijgt, wordt voor deze zitting geen compensatie-uren toegestaan voor de prestaties geleverd buiten de gewonen diensturen.
Voor personeelsleden kan het presentiegeld niet gecumuleerd worden met statutair bepaalde verblijfsvergoedingen voor verblijven in verband met dienstreizen buiten de zetel van hun arbeidsplaats.
Vergoedingen van de regeringscommissarissen.
Art.5. De regeringscommissarissen en de afgevaardigden van de Minister van Financiën bij de in artikel 1 opgenomen organismen van openbaar nut verkrijgen in plaats van een presentiegeld een jaarlijkse forfaitaire vergoeding ten laste van de begroting van de betrokken instelling ten belope van (1.750,00 EURO). <BDG 2003-05-15/96, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
De vergoedingen van de regeringscommissaris en van de afgevaardigde van de Minister van Financiën kunnen niet worden gecumuleerd.
De regeringscommissarissen en de afgevaardigden van de Minister van Financiën bij de organismen van openbaar nut verkrijgen de in artikel 2 bepaalde reisvergoeding ten laste van de begroting van de betrokken instelling.
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Wat de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap betreft, heeft het besluit uitwerking op 1 september 2000.
Het besluit is voor het eerst van toepassing op de zittingen en verplaatsingen die vanaf de dag van zijn inwerkingtreding plaatsvinden.
Wat de Koninklijke Commissie van de Duitstalige Gemeenschap voor de bescherming van monumenten en landschappen betreft, blijven de regels toepasselijk op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing tot de instelling van de nieuwe commissie.
Opheffingsbepalingen.
Art.7. Worden opgeheven :
- het koninklijk besluit van 18 maart 1971 tot vaststelling van de vergoedingen van de regeringscommissarissen bij de instituten der Belgische Radio en Televisie;
- het ministerieel besluit van 23 februari 1961 over de aanwijzing van de afgevaardigden van de Minister van Financiën bij de instituten der Belgische Radio en Televisie;
- het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 29 december 1992 tot vaststelling van het bedrag der vergoedingen toegestaan aan de commissaris en aan de afgevaardigde van de Gemeenschapsminister van Financiën voor de raad van beheer van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening.
Uitvoeringsbepalingen.
Art.8. De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.[1 Lijst van de instellingen.
1° Platform voor arbeids- en uitzendbemiddeling
2° [4 ...]4
3° Adviesraden voor de dienst met afzonderlijk beheer "Gemeenschapscentra"
4° Adviesraad voor de dienst met afzonderlijk beheer "Mediacentrum van de Duitstalige Gemeenschap"
5° Adviesraad voor de dienst met afzonderlijk beheer "Service en Logistiek in het Gemeenschapsonderwijs":
6° Adviesraad voor gezins- en generatievraagstukken
7° Adviesraad voor gezondheidspromotie
8° Adviescommissie voor integratie en samenleven in diversiteit
9° Adviescommissie voor openbare bibliotheken
10° Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening
11° Adviescommissie voor de ondersteuning van ouderen
12° Adviesraad voor Huisvesting en Energie
13° Adviescommissie op het gebied van de beroepsopleiding in de landbouw
14° Gespecialiseerd adviesorgaan bij de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven
15° Commissie van beroep inzake studietoelagen
[2 15.1 klachtencommissie inzake jeugdbijstand]2
16° [4 Gespecialiseerd adviesorgaan inzake zelfbeschikkend leven]4
17° Bezwarencommissie bij gemeenteraadsverkiezingen
18° [4 ...]4
19° Vakjury voor de classificatie van de amateurtheaters
20° Advieskamer van de Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap
21° Jeugdcommissie van de Duitstalige Gemeenschap
22° Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap
23° Koninklijke commissie van de Duitstalige Gemeenschap voor de bescherming van monumenten en landschappen
24° Adviescommissie voor de ziekenhuizen
[4 24.1° Commissie voor renteloze leningen aan op te leiden personen, studenten en leerlingen in knelpuntberoepen]4
25° Pedagogische werkgroepen
26° Examencommissie voor het secundair onderwijs
27° Examencommissie voor de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs buiten schoolverband
28° Examencommissies op het gebied van de beroepsopleiding in de landbouw
29° Examencommissies in selectie- en bevorderingsprocedures
30° Raad voor Volwassenenvorming
31° Raad voor Gezinsbijslagen
32° Raad voor studietoelagen
[3 32.1 [4 Stuurgroep voor de netwerken van de jeugdbijstand en de jeugdbescherming]4]3
33° Verdelingscommissie van het Fonds voor afbetaling van schulden
34° Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap.]1
[4 34.1° Beheerscomité dat bevoegd is voor de bevordering van de werkgelegenheid en voor arbeidsbemiddeling]4
[4 34.2° Beheerscomité inzake zelfbeschikkend leven]4
----------
(1)<BDG 2020-12-03/35, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 15-03-2020>
(2)<BDG 2021-06-17/31, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
(3)<BDG 2022-02-10/06, art. 62, 014; Inwerkingtreding : 10-02-2022>
(4)<BDG 2023-12-21/35, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2024>