6 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende toekenning van een huisvestingsvergoeding en van een kostenvergoeding aan bepaalde personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap (VERTALING).
Toepassingsgebied.
Art. 1
Toekenningsvoorwaarden.
Art. 2
Bedrag van de vergoeding.
Art. 3
Uitbetalingsmodaliteiten.
Art. 4
Inwerkingtreding.
Art. 5
Uitvoering.
Art. 6
Toepassingsgebied.
Artikel 1. Voorliggend besluit is toepasselijk op het contractueel en statutair personeel van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.
Toekenningsvoorwaarden.
Art.2. Een personeelslid dat ertoe verplicht is zijn dienst tijdens meer dan 50 % van de reglementaire wekelijkse arbeidstijd aan een bepaald oord buiten het Duitse taalgebied te presteren en om deze reden een woning ter plaatse moet betrekken, heeft recht op een vergoeding voor de eruit voortvloeiende kosten.
Bovendien heeft het personeelslid recht op een kostenvergoeding om onkosten voortvloeiend uit eventuele representatie- en reiskosten te dekken.
Het personeelslid dient een dienovereenkomstige aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Personeel. De aanvraag vermeldt de huurprijs, het bedrag van de eventuele huurlasten en of de huurprijs al dan niet geïndexeerd wordt.
Bedrag van de vergoeding.
Art.3. § 1. De toegekende huisvestingsvergoeding stemt overeen met het bedrag van de huurprijs, desgevallend geïndexeerd, alsmede van de eventuele huurlasten, waarbij de Minister bevoegd inzake Personeel de in aanmerking komende kosten naargelang het geval goedkeurt.
Is het niet mogelijk het precieze bedrag van de huurlasten te bepalen, kan voor dit gedeelte een forfaitaire vergoeding toegekend worden.
§ 2. De kostenvergoeding is een forfaitair bedrag bepaald door de Minister bevoegd inzake Personeel.
Uitbetalingsmodaliteiten.
Art.4. De vergoeding wordt maandelijks samen met de wedde na vervallen termijn uitbetaald. Is de vergoeding niet voor een hele maand verschuldigd, dan wordt ze ten belope van de verschuldigde dertigsten uitbetaald.
Inwerkingtreding.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking op 1 oktober 2003.
Uitvoering.
Art. 6. De Minister-President, bevoegd inzake Begroting en Personeel, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 6 november 2003.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport,
K.-H. LAMBERTZ.