24 DECEMBER 2001. - [Besluit van de Regering tot oprichting van de Bejaardenraad] (VERTALING). (BDG 2002-08-13/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-12-2001) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 08-08-2002 en tekstbijwerking tot 30-07-2004)
Art. 1-9
Artikel 1. Er wordt in de Duitstalige Gemeenschap een Bejaardenraad opgericht, hierna de Raad genoemd.
Opdrachten
Art.2. § 1. De Raad is ermee belast de belangen van alle bejaarden waar te nemen en te verdedigen.
§ 2. Als vertegenwoordiger van de belangen van de oudere medeburgers geeft de Raad de bevoegde Minister raad en neemt een standpunt in t.o.v. thema's zowel inzake sociaal beleid als inzake bejaardenbeleid :
1° door, op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde Minister, adviezen uit te brengen over alle vraagstukken betreffende de oudere medeburgers van de Duitstalige Gemeenschap;
2° door, binnen de perken van de door de Regering ter beschikking gestelde kredieten, alle maatregelen te nemen die hij nuttig acht voor een ontwikkeling gericht op de door de bejaarden uitgedrukte behoeften;
3° door samen te werken met belangengroepen, bejaardenorganisaties en -inrichtingen die reeds bestaan of nog op te richten zijn.
Samenstelling en benoeming van de leden van de Raad
Art.3. § 1. De Raad is samengesteld uit de volgende werkende leden :
1° (één vertegenwoordiger per gemeente. In de gemeenten waar een gemeentelijke adviescommissie voor bejaarden opgericht is, moet de vertegenwoordiger lid van deze adviescommissie zijn;
2° één vertegenwoordiger per erkende organisatie voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen die zich uitsluitend met bejaarden bezighoudt of over een onderafdeling " bejaarden " beschikt. Jaarlijks stelt het Ministerie een lijst met deze organisaties op;
3° twee personen uit de bevolking.) <BDG 2002-08-13/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-12-2001>
§ 2. De personen bedoeld in § 1, 1° en 2°, worden op basis van voordrachten van de betrokken raad resp. overheid door de Regering benoemd.
De personen bedoeld in § 1, 3°, worden rechtstreeks door de Regering benoemd.
§ 3. Voor elk in § 1 bedoeld werkend lid van de Raad wordt een plaatsvervangend lid krachtens de modaliteiten van § 2 benoemd.
Bij vrijwillig ontslag van een werkend lid eindigt een vervangend lid het mandaat.
§ 4. Het mandaat als lid van de Raad duurt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
§ 5. Mogen met raadgevende stem de zittingen bijwonen :
1° een vertegenwoordiger van de Regering;
2° de animators en projectleiders bij erkende, specifiek voor bejaarden bestemde gewestelijke organisaties voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen, die deze functie als hoofdbetrekking uitoefenen;
3° de door de Regering aangewezen personen wier ervaring en vakkennis voor de Raad interessant kunnen zijn.
§ 6. Totdat een bestendig bureau voor de bejaarden door de Regering wordt geïnstalleerd wordt een beambte van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap - Afdeling Gezondheid, Gezin en Sociale Aangelegenheden - met het administratief werk van de Raad belast. Hij woont de zittingen met raadgevende stem bij.
Het bureau.
Art.4. § 1. Het bureau is samengesteld uit de voorzitter, de ondervoorzitter en 4 assessoren gekozen door de Raad.
De voorzitter en de ondervoorzitter worden door de Regering aangewezen. De voorzitter hoeft niet lid van de Raad te zijn.
§ 2. Het bureau zorgt voor het lopende bestuur van de Raad en ontwikkelt bijzondere initiatieven in het kader van de door de Raad bepaalde algemene oriëntatie. Het bureau bereidt de zittingen van de Raad voor. De in artikel 3, § 6, bedoelde persoon woont de zittingen van het bureau bij met raadgevende stem. De in artikel 3, § 5, 3°, bedoelde personen kunnen tot de zittingen van het bureau uitgenodigd worden.
Werkwijze van de Raad
Art.5. § 1. De Raad richt werkgroepen op met het oog op het uitwerken en verwezenlijken van initiatieven in het kader van de door de Raad en het bureau bepaalde oriëntatie.
Met toestemming van het bureau mogen buitenstaande personen tot de zittingen van de werkgroepen uitgenodigd worden.
In uitzonderlijke gevallen en met toestemming van de Regering kunnen werkgroepen ingericht worden wier leden in meerderheid buitenstaande personen zijn.
Bij de eerste zitting kiest elke werkgroep een voorzitter in zijn midden die alle toekomstige zittingen bijeenroept en leidt.
Elke werkgroep stelt een activiteitenverslag per semester op.
De Raad ontbindt de werkroepen ofwel op eigen initiatief ofwel op hun verzoek, nadat een slotbericht voorgelegd is.
§ 2. De Raad zetelt ten minste (twee keren) per jaar, door de voorzitter bijeengeroepen. <BDG 2004-04-20/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. Binnen twee maanden na de benoeming van alle leden neemt de Raad een huishoudelijk reglement aan dat de bevoegde minister ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Dat huishoudelijk reglement bepaalt de werkwijze van de Raad, van het bureau, alsmede de voorwaarden waaronder het bureau een definitief advies uitbrengt.
§ 4. Op het einde van zijn mandaat stelt de Raad een verslag op over de toestand inzake het bejaardenbeleid in de Duitstalige Gemeenschap. Dit verslag wordt aan de Regering en aan de Raad van de Duitstalige Gemeenschap overgemaakt.
Financiële bepalingen
Art.6. De leden van de Raad, die van het bureau, alsmede de tot de zittingen uitgenodigde personen hebben recht op presentiegeld en op reiskostenvergoeding overeenkomstig het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap, zoals gewijzigd.
Opheffings- en wijzigingsbepaling
Art.7. § 1. Het besluit van de Regering van 21 mei 1996 tot instelling van een Bejaardenraad in de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van 6 juli 2000, wordt opgeheven.
§ 2. In de bijlage bij het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap, wordt - voor de sector " Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden " - de benaming " Seniorenrat " door " Rat für Seniorinnen und Senioren " vervangen, wat de Duitse tekst betreft.
Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Art.8. § 1. Voorliggend besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt ondertekend.
§ 2. De Bejaardenraad opgericht krachtens het in artikel 7, § 1, bedoelde besluit zetelt tot de installatie van de nieuwe Raad die krachtens voorliggend besluit moet worden opgericht.
Uitvoeringsbepaling
Art. 9. De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 24 december 2001.
De Minister-President,
Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport,
K.-H. LAMBERTZ
De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden,
H. NIESSEN.