Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

15 JUNI 2004. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de schuldbemiddeling (VERTALING).



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden inzake schuldbemiddeling.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Erkenning van referentiecentra.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Erkenning van opleidingsoperateurs.
Art. 7
HOOFDSTUK V. - Controlebepalingen.
Art. 8-9
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 10-11
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Doel.
  Voorliggend besluit voert de artikelen 3, 10bis en 10ter van het decreet van 29 april 1996 betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden uit.

Art.2. Definities.
  Voor de toepassing van voorliggend besluit verstaat men onder :
  1° decreet : het decreet van 29 april 1996 betreffende de schuldbemiddeling en de afbetaling van schulden;
  2° collectieve schuldenregeling : schuldenregeling met toepassing van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;
  3° grensoverschrijdende dossiers : dossiers van personen met schuldoverlast waarbij ten minste één buitenlandse schuldeiser optreedt;
  4° bezit van onroerende goederen : dossiers van personen met schuldoverlast waarbij er een bezit van onroerende goederen is die op korte of lange termijn wegens de schuldoverlast kunnen worden afgestaan;
  5° zelfstandigen : dossiers van personen met schuldoverlast die, als hoofd- of bijberoep, zelfstandig zijn of waren;
  6° instelling voor schuldbemiddeling : de inrichtingen of organismen die met toepassing van artikel 3 van het decreet erkend zijn;
  7° referentiecentrum : de inrichtingen of organismen die met toepassing van artikel 10bis van het decreet erkend zijn;
  8° Minister : de Minister bevoegd inzake schuldbemiddeling.

HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden inzake schuldbemiddeling.
Art.3. Opdrachten van de instellingen voor schuldbemiddeling.
  § 1. De instellingen voor schuldbemiddeling die met toepassing van artikel 3 van het decreet erkend zijn, hebben als opdrachten :
  1° de eerste algemene raadgeving te verstrekken aan alle personen met schuldoverlast die in het Duitse taalgebied woonachtig zijn;
  2° de situatie te onderzoeken. Dit onderzoek omvat ten minste :
  1) de bepaling van de maandelijkse ontvangsten en uitgaven;
  2) de bepaling van activa en passiva, indien mogelijk met een lijst van alle schuldeisers en hun schuldvorderingen;
  3° desgevallend in samenwerking met de in artikel 3, § 3, van het decreet vermeld jurist de wettelijkheid van de schuldvorderingen na te gaan en dit schriftelijk vast te stellen;
  4° de eerste gesprekken met schuldeisers te voeren om de mogelijkheid van een afbetalingsplan of andere afbetalingsmogelijkheden te onderzoeken. Is een afbetalingsplan mogelijk, dan onderhandelt de instelling voor schuldbemiddeling resp. haar gemachtigde met de schuldeisers of voert samen met de betrokkene de andere afbetalingsmogelijkheden behalve de collectieve schuldenregeling uit;
  5° uitvoerige informatie te verschaffen over de mogelijkheid van een collectieve schuldenregeling.
  § 2. Om de in § 1 van dit artikel vermelde opdrachten te vervullen, kan de instelling voor schuldbemiddeling een overeenkomst sluiten met het referentiecentrum bedoeld in artikel 5 van voorliggend besluit.
  § 3. Indien de instelling voor schuldbemiddeling, na de uitvoering van de in § 1 vermelde opdrachten, in overeenstemming met de betrokkene vaststelt dat het dossier in het kader van de collectieve schuldenregeling verder moet worden behandeld, zendt de instelling voor schuldbemiddeling, in onderlinge overeenstemming met de betrokkene, het dossier over aan het bevoegd referentiecentrum vermeld in artikel 5.
  § 4. Indien de instelling voor schuldbemiddeling in het kader van de eerste algemene raadgeving vaststelt dat het om een dossier bedoeld in artikel 4, 1° tot 3°, gaat, dan wordt de persoon onmiddellijk naar het bevoegd referentiecentrum verwezen.

Art.4. Opdrachten van de referentiecentra.
  De referentiecentra die met toepassing van artikel 10bis van het decreet erkend zijn, hebben als opdrachten :
  1° de schuldbemiddeling bij dossiers van zelfstandigen;
  2° de schuldbemiddeling bij dossiers met bezit van onroerende goederen;
  3° de schuldbemiddeling bij grensoverschrijdende dossiers;
  4° de dossiers m.b.t. de collectieve schuldenregeling;
  5° aan de voorkoming van schuldoverlast te werken;
  6° vakliteratuur m.b.t. de schuldoverlast te verzamelen en ter beschikking te stellen;
  7° op verzoek opleidingsmodules inzake schuldbemiddeling uit te werken en aan te bieden aan de betrokken diensten, organismen, inrichtingen en personen;
  8° bijkomende opdrachten te vervullen met toepassing van artikel 3, § 2, van voorliggend besluit of van artikel 5 van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering.

HOOFDSTUK III. - Erkenning van referentiecentra.
Art.5. Erkenning.
  § 1. Om erkend te worden moet het referentiecentrum aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° ten minste personeel met de volgende kwalificaties tewerkstellen :
  - schuldbemiddelaar die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, § 2, van het decreet;
  - jurist;
  - opsteller;
  2° in het hele Duitse taalgebied de opdrachten vervullen die vastgelegd zijn in artikel 4 van voorliggend besluit.
  § 2. Naast de in artikel 4 van het decreet vermelde documenten dient de aanvrager de documenten in die noodzakelijk zijn om te bewijzen dat er voldaan wordt aan de in § 1 van dit artikel vermelde voorwaarden.

Art.6. Subsidie De subsidie en de modaliteiten terzake worden vastgelegd in het kader van een overeenkomst afgesloten tussen de Regering en het referentiecentrum.

HOOFDSTUK IV. - Erkenning van opleidingsoperateurs.
Art.7. Voortgezette opleiding.
  § 1. Opdat er voldaan wordt aan de in artikel 3, § 2, van het decreet bepaalde voorwaarden inzake voortgezette opleiding, worden de volgende opleidingsoperateurs erkend :
  1° de in artikel 5 vermelde referentiecentra;
  2° de Vereniging van de Steden en Gemeenten;
  3° het " Observatoire du crédit et de l'endettement ".
  § 2. Opleidingen aangeboden door andere opleidingsoperateurs dan degene vermeld in § 1 moeten door de Minister erkend worden.
  § 3. Met toepassing van artikel 3, § 2, lid 2, van het decreet dienen de instellingen voor schuldbemiddeling en de referentiecentra, ten laatste op 1 april van elk jaar, bij de bevoegde afdeling van het Ministerie het deelnemingsattest in m.b.t. de erkende jaarlijkse voortgezette opleiding van 6 uren, voorgeschreven door het decreet.

HOOFDSTUK V. - Controlebepalingen.
Art.8. Toezicht.
  § 1. De door de Regering aangewezen beambten van de bevoegde afdeling van het Ministerie houden toezicht op de uitvoering van dit besluit.
  Bij de uitoefening van hun opdrachten kunnen de beambten alle onderzoeken, controles en enquêtes uitvoeren die ze nuttig achten en de nodige inlichtingen inwinnen om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van voorliggend besluit in acht worden genomen.
  § 2. Om te kunnen controleren of de in artikel 3 resp. 4 van voorliggend besluit vastgelegde opdrachten vervuld worden, dienen de instellingen voor schuldbemiddeling en de referentiecentra, ten laatste op 1 april van elk jaar, bij de bevoegde afdeling van het Ministerie een omstandig verslag in over de uitvoering van de in artikel 3 resp. 4 van voorliggend besluit vastgelegde opdrachten. Het verslag bevat zowel inhoudelijke als statistische gegevens, overeenkomstig het model opgenomen in de bijlage bij voorliggend besluit.
  § 3. De inrichtende macht van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling en van de erkende referentiecentra schept de voorwaarden die vereist zijn voor de uitvoering van de in § 1 van dit artikel vermelde controles.

Art.9. Intrekking van de erkenning.
  § 1. Als de erkende instellingen voor schuldbemiddeling of het erkend referentiecentrum de vereisten en voorwaarden niet meer vervuld die voor de erkenning opgelegd waren, kan de bevoegde Minister de inrichtende macht een termijn geven om aan de vereisten te voldoen en haar uitnodigen daaromtrent elk document voor te leggen of bijkomende inlichtingen te leveren.
  § 2. Wenst de Minister de erkenning in te trekken, zendt hij de inrichtende macht een met redenen omklede intentieverklaring. De instelling voor schuldbemiddeling of het referentiecentrum beschikt over een termijn van veertien dagen om de Minister haar/zijn standpunt te laten kennen. De Minister beslist binnen veertien dagen na afloop van deze termijn. De beslissing treedt in werking tien dagen na de betekening ervan aan de inrichtende macht.
  De intrekking van de erkenning brengt de sluiting van de instelling voor schuldbemiddeling of van het referentiecentrum met zich mee.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.10. Inwerkingtreding.
  Voorliggend besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen, met uitzondering van artikel 6 dat op 1 januari 2005 in werking treedt.

Art.11. Uitvoering.
  De Minister bevoegd inzake Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Eupen, 15 juni 2004.
  Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
  De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport,
  K.-H. LAMBERTZ
  De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden,
  H. NIESSEN

BIJLAGE.
Art. N. Statistische gegevenszameling over de personen met schuldoverlast
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 20-12-2004, p. 84995-84996).
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 15 juni 2004 betreffende de schuldbemiddeling
  Eupen, 15 juni 2004.
  Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
  De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport,
  K.-H. LAMBERTZ
  De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden,
  H. NIESSEN.