23 MEI 2019. - Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 1-42
Artikel 1. - Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende richtlijnen :
1° richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan;
2° richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider;
3° richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming;
4° richtlijn 2016/801/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten.
Art.2. - In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 18° wordt vervangen als volgt :
"18° Europese blauwe kaart: het document vermeld in artikel 6, 1°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;"
2° artikel 1 wordt aangevuld met bepalingen onder 23° tot 28°, luidende :
"23° uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018: het samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten;
24° seizoenarbeider: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 12, 1°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;
25° leidinggevende-ICT: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 24, 1°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;
26° specialist-ICT: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 24, 2°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;
27° stagiair-werknemer-ICT: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 24, 3°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018;
28° vrijwilliger: de onderdaan van een derde land bedoeld in artikel 55, 1°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018."
Art.3. - In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 26° vervangen als volgt :
"26° onderzoekers die naar België komen om in het Duitse taalgebied gedurende hoogstens negentig dagen onderzoek te doen bij een erkend onderzoekscentrum overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 juni 2007 houdende de voorwaarden voor erkenning van de onderzoeksinstellingen die in het kader van onderzoeksprojecten gastovereenkomsten met onderzoekers uit niet-EU-landen willen afsluiten en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder dergelijke gastovereenkomsten kunnen worden afgesloten. De maximumduur van het onderzoek bedraagt 180 dagen binnen een periode van 360 dagen voor onderzoekers die houder zijn van een door een andere lidstaat afgegeven en voor de volledige duur van het onderzoek geldige vergunning voor onderzoekers en die gebruik maken van hun recht op kortetermijnmobiliteit, op voorwaarde dat ze een gastovereenkomst in de eerste lidstaat bezitten en de arbeids- en loonvoorwaarden niet ongunstiger zijn dan die van werknemers in vergelijkbare functies."
2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 36°, luidende :
"36° personen die, in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, voor een maximumduur van negentig dagen binnen een periode van 180 dagen naar België komen en in het bezit zijn van een door een andere lidstaat afgegeven en voor de volledige duur van de overplaatsing geldige vergunning voor binnen een onderneming overgeplaatste personen en van wie de tewerkstelling aan de volgende voorwaarden voldoet :
a) de gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen;
b) de werknemer is gebonden door een arbeidsovereenkomst met zijn in een derde land gevestigde werkgever;
c) leidinggevenden-ICT of specialisten-ICT zijn in het bezit van een door de werkgever ondertekende opdrachtbrief waarin de duur van de overplaatsing, de functiebeschrijving en de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de duur van de overplaatsing zijn vastgelegd;
d) stagiair-werknemers-ICT zijn in het bezit van een stageovereenkomst waarin de duur van de overplaatsing, het opleidingsprogramma en de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de duur van de overplaatsing zijn vastgelegd."
3° in het vijfde lid worden de woorden "en 33°" vervangen door de woorden ", 33° en 36°".
Art.4. - Artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
"In afwijking van het eerste lid, 2°, en met uitzondering van de toelating tot arbeid met het oog op een overplaatsing binnen een onderneming voor stagiair-werknemers-ICT is de toelating tot arbeid voor de werknemers vermeld in artikel 9, 4°, 6°, 7°, 21° en 22°, geldig voor een periode van drie jaar, respectievelijk voor de in de arbeidsovereenkomst of in de opdrachtbrief bepaalde periode van tewerkstelling, wanneer die periode minder dan drie jaar bedraagt."
Art.5. - In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de artikelen 3.1 tot 3.3, ingevoegd luidende :
"Art. 3.1 - Er wordt een arbeidskaart B en een machtiging tot tewerkstelling afgegeven voor de tewerkstelling van derdelanders die aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1° ze krijgen toelating om gedurende hoogstens negentig dagen te werken;
2° ze krijgen toelating voor bepaalde duur werken, zonder dat ze hun hoofdverblijfplaats op het Belgische grondgebied hebben;
3° ze krijgen toelating als au pair-jongere in de zin van hoofdstuk VI, afdeling 2.
De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 4, zijn van toepassing op de aanvragen voor toelating tot arbeid die onder de toepassing vallen van het eerste lid.
Art. 3.2. - Overeenkomstig artikel 16 van het samenwerkingsakkoord zijn de toelating tot arbeid en de machtiging tot tewerkstelling vervat in de gecombineerde vergunning of in andere verblijfstitels met het oog op werk voor een periode van meer dan negentig dagen, als de hoofdverblijfplaats van de onderdaan van een derde land zich op het Belgische grondgebied bevindt.
De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3, zijn van toepassing op de aanvragen voor toelating tot arbeid die onder de toepassing vallen van het eerste lid.
Art. 3.3. - Tijdens de periode van tewerkingstelling in het kader van een arbeidskaart B :
1° deelt de werkgever elke onderbreking van de arbeidsovereenkomst mee aan het departement;
2° wordt een nieuwe toelating tot arbeid aangevraagd bij elke wijziging van werkgever, alsook bij elke belangrijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden die gevolgen heeft voor de geldigheid van de machtiging tot tewerkstelling.
In afwijking van het eerste lid wordt bij elke wijziging van werkgever na afloop van twee jaar tewerkstelling op grond van een Europese blauwe kaart geen nieuwe toelating tot arbeid aangevraagd, voor zover voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 30.9.
In afwijking van artikel 3, tweede lid, is de Europese blauwe kaart na afloop van twee jaar tewerkstelling geldig voor een baan bij ongeacht welke werkgever, voor zover voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 30.9."
Art.6. - Artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 23 december 2008 en 17 juli 2012 en bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende :
"Het eerste lid is niet van toepassing op vergunningen voor de personen vermeld in artikel 9, 14°, en de personen vermeld in artikel 9, 21°, in het kader van een aanvraag om toelating tot arbeid met het oog op een overplaatsing binnen een onderneming.
Voor de toepassing van het eerste lid moet de onderdaan van een derde land, voor de aanvragen vermeld in artikel 9, 5°, en vermeld in artikel 9, 23°, voor een periode van meer dan negentig dagen gemachtigd of toegelaten zijn tot het verblijf in de zin van titel I, hoofdstuk III, van de wet van 15 december 1980."
Art.7. - In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 3° wordt hersteld als volgt :
"3° journalisten die in België verblijven en die uitsluitend verbonden zijn aan dagbladen die in het buitenland uitgegeven worden of aan persagentschappen, radio- of televisiestations die in het buitenland gevestigd zijn;"
2° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt :
"4° hooggekwalificeerde werknemers overeenkomstig de voorwaarden vermeld in hoofdstuk VI, afdeling 6;"
3° in de bepaling onder 10° wordt het woord "volgen" vervangen door de woorden "volgen of geven";
4° het eerste lid wordt aangevuld met bepalingen onder 21° tot 23°, luidende :
"21° de binnen een onderneming overgeplaatste personen, voor zover ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in hoofdstuk VI, afdeling 5;
22° onderzoekers, voor zover ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in hoofdstuk VI, afdeling 7;
23° vrijwilligers, voor zover ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in hoofdstuk VI, afdeling 8."
Art.8. - In artikel 11 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 2008 en het besluit van het Waals Gewest van 2 juli 2015, worden de woorden "bedoeld in artikel 9" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 9 en in hoofdstuk VI, afdeling 4".
Art.9. - In artikel 12, derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "en 4°" opgeheven.
Art.10. - Hoofdstuk IV, afdeling 1bis, van hetzelfde koninklijk besluit, dat de artikelen 15/1 tot 15/4 omvat, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt opgeheven.
Art.11. - Artikel 16, zesde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 2003 en 12 september 2007, wordt aangevuld met een bepaling onder i), luidende :
"i) de vrijwilligers vermeld in hoofdstuk VI, afdeling 8."
Art.12. - In artikel 17.1 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt :
"1° hoofdstuk II en III, hoofdstuk IV, afdeling 1 en afdeling 2, hoofdstuk V, hoofdstuk VI, afdeling 1 en afdeling 3 tot 8, hoofdstuk VII, met uitzondering van artikel 31, tweede lid, en hoofdstuk VIII tot XI;"
2° het tweede lid wordt na de woorden "artikel 2, eerste lid, 14°," aangevuld met de woorden "en - in geval van een kortetermijnmobiliteit vermeld in artikel 37, 9°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 - op basis van artikel 2, eerste lid, 26°".
3° het artikel wordt aangevuld met een derde lid, luidende:
"Onderdanen van een derde land die hoogstens negentig dagen met het oog op werk toegelaten zijn en die hun verblijf met het oog op werk verlengen waardoor de totale duur meer dan negentig dagen bedraagt, dienen een aanvraag in overeenkomstig de procedure vastgelegd in deze afdeling."
Art.13. - In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt :
"1° volgende gegevens over de werkgever :
a) in geval van een natuurlijke persoon volgende gegevens over de werkgever: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, rijksregisternummer, het e-mailadres en de contactgegevens;
b) in geval van een rechtspersoon: benaming, zetel, ondernemingsnummer, e-mailadres en de contactgegevens;
c) in geval van een volmacht of vertegenwoordiging, volgende gegevens over de gevolmachtigde of de vertegenwoordiger: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, rijksregisternummer, het e-mailadres en de contactgegevens, het adres en, in voorkomend geval, de benaming van de onderneming en het ondernemingsnummer;"
2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
"2° naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, adres, in voorkomend geval rijksregisternummer, de contactgegevens van de werknemer en, als de werknemer op het ogenblik van de indiening van de aanvraag in het buitenland verblijft, de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor het verblijfsadres van de werknemer;"
Art.14. - Artikel 18.3, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt vervangen als volgt :
"1° een kopie van zijn identiteitsbewijs of van het identiteitsbewijs van zijn volmachthouder;"
Art.15. - In artikel 18.4 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepalingen onder 2° en 3° worden opgeheven;
2° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt :
"4° een kopie van het diploma of van het getuigschrift van de studie in het verlengde waarvan de stage plaatsvindt of een kopie van de uitslagen van de studie in het kader waarvan de stage plaatsvindt, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan;"
Art.16. - Artikel 18.18 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt vervangen als volgt :
"Art. 18.18 - Aan het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, en aan de documenten vermeld in de artikelen 18.2 en 18.3 voegt de werkgever de volgende documenten toe als het gaat om journalisten die in België verblijven en die uitsluitend verbonden zijn aan kranten die in het buitenland uitgegeven worden, of aan in het buitenland gevestigde persagentschappen, radio- of televisiestations, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, 3°:
1° een kopie van de voorlopige of definitieve perskaart van de journalist, uitgereikt door de bevoegde overheid;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan;
3° een attest ondertekend door de werkgever dat de duur van de detachering vermeldt, alsook de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de detachering."
Art.17. - Artikel 18.22 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt vervangen als volgt :
"Art. 18.22 - Aan het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, en aan de documenten bedoeld in de artikelen 18.2 en 18.3 voegt de werkgever de volgende documenten toe als het gaat om onderzoekers zoals bedoeld in hoofdstuk VI, afdeling 7 :
1° een kopie van de ingevulde, gedagtekende en door de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling ondertekende gastovereenkomst;
2° als het gaat om een onderzoeker die gebruikmaakt van zijn recht op langdurige mobiliteit, een kopie van zijn vergunning voor onderzoeker, uitgereikt door de eerste lidstaat."
Art.18. - In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende artikelen 18.23.1 tot 18.23.2, ingevoegd, luidende :
"Art. 18.23.1 - Aan het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, en aan de documenten vermeld in de artikelen 18.2 en 18.3 voegt de werkgever de volgende documenten toe, als het gaat om leidinggevenden-ICT of specialisten-ICT als bedoeld in artikel 30.4 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan;
2° het bewijs dat de gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen;
3° een door de werkgever ondertekende opdrachtbrief - in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan - waarin de volgende elementen worden vastgelegd :
a) de duur van de overplaatsing;
b) de vestigingsplaats van de gastentiteit;
c) de functiebeschrijving;
d) de arbeids- en loonvoorwaarden voor de duur van de overplaatsing;
e) de gegevens van de in een derde land gevestigde onderneming waarnaar de werknemer na zijn overplaatsing kan terugkeren;
4° een kopie van het diploma van hoger onderwijs of een bewijs van een passende beroepservaring, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan.
Aan het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, en aan de documenten vermeld in de artikelen 18.2 en 18.3 voegt de werkgever de volgende documenten toe, als het gaat om stagiair-werknemers-ICT als bedoeld in artikel 30.4 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan;
2° het bewijs dat de gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen;
3° een door de werkgever ondertekende opdrachtbrief - in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan - waarin de volgende elementen worden vastgelegd :
a) de duur van de overplaatsing;
b) de vestigingsplaats van de gastentiteit;
c) de functiebeschrijving;
d) de arbeids- en loonvoorwaarden voor de duur van de overplaatsing;
e) de gegevens van de in een derde land gevestigde onderneming waarnaar de werknemer na zijn overplaatsing kan terugkeren;
4° een kopie van het universiteitsdiploma, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan.
Aan het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, voegt de werkgever de volgende documenten toe, als het gaat om de in artikel 30.6 bedoelde en binnen een onderneming overgeplaatste leidinggevenden-ICT, specialisten-ICT of stagiair-werknemers-ICT die in aanmerking komen voor een vergunning met het oog op langetermijnmobiliteit :
1° een kopie van de vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon die door de eerste lidstaat is uitgereikt en die voor de duur van de procedure geldig is;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de binnen een onderneming overgeplaatste persoon en de in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan;
3° het bewijs dat de gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming behoren tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen;
4° een door de werkgever ondertekende opdrachtbrief - in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan - waarin de volgende elementen zijn vastgelegd :
a) de duur van de overplaatsing;
b) de functiebeschrijving;
c) de arbeids- en loonvoorwaarden voor de duur van de overplaatsing;
d) de gegevens van de in een derde land gevestigde onderneming waarnaar de werknemer na zijn overplaatsing kan terugkeren.
Art. 18.23.2. - Aan het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, en aan de documenten bedoeld in de artikelen 18.2 en 18.3 voegt de werkgever de volgende documenten toe als het gaat om vrijwilligers in het kader van het Europees Solidariteitskorps vermeld in hoofdstuk VI, afdeling 8 :
1° de gedagtekende en door beide partijen ondertekende vrijwilligersovereenkomst tussen de vrijwilliger en de gastentiteit overeenkomstig artikel 30.17;
2° het bewijs dat de vrijwillige deelneemt aan een vrijwilligersprogramma in het kader van het Europees Solidariteitskorps."
Art.19. - In artikel 18.25 worden de woorden "kan het departement de werkgever" vervangen door de woorden "en de artikelen 18.26 tot 18.27 kan het departement de werkgever of de werknemer".
Art.20. - In artikel 18.26 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, tweede lid, 1°, worden de woorden "de persoonlijke gegevens" vervangen door de woorden "naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, adres, rijksregisternummer en de contactgegevens";
2° paragraaf 2, 2°, wordt vervangen als volgt :
"2° een kopie van de loonfiches of van de individuele rekening voor de periode van de lopende toelating tot arbeid, alsook de betalingsbewijzen ervan."
Art.21. - In artikel 18.29, tweede lid, worden de woorden "Binnen een termijn van tien dagen die ingaat vanaf de ontvangst van de aanvraag vermeld in de artikelen 18, 18.25 of 18.26" vervangen door de woorden "Binnen een termijn van vijftien dagen die ingaat vanaf de ontvangst van de aanvraag vermeld in de artikelen 18, 18.26 of 18.27".
Art.22. - In artikel 18.30 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
"De werkgever deelt het departement elke wijziging mee die zich tijdens de aanvraagprocedure heeft voorgedaan."
Art.23. - In artikel 18.31, § 2, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de woorden "aanvraag die ingediend is krachtens artikel 18" vervangen door de woorden "aanvraag die ingediend is krachtens artikel 18 of artikel 18.33".
Art.24. - Hoofdstuk IV van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt aangevuld met een afdeling 4, die de artikelen 18.33 tot 18.39 omvat, luidende :
"Afdeling 4 - Procedure voor het verkrijgen van een toelating tot arbeid en een machtiging tot tewerkstelling
Art. 18.33. - Voor de toepassing van artikel 3.1 vraagt de werkgever, voor de tewerkstelling van een werknemer die onderdaan is van een derde land, een toelating tot arbeid en een machtiging tot tewerkstelling aan bij het departement, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
De aanvraag wordt ingediend via een formulier dat het departement ter beschikking stelt. Dat aanvraagformulier vermeldt minstens de volgende elementen :
1° volgende gegevens over de werkgever:
a) in geval van een natuurlijke persoon volgende gegevens over de werkgever: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, rijksregisternummer, het e-mailadres en de contactgegevens;
b) in geval van een rechtspersoon: benaming, zetel, ondernemingsnummer, e-mailadres en de contactgegevens;
c) in geval van een volmacht of vertegenwoordiging, volgende gegevens over de gevolmachtigde of de vertegenwoordiger: naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, rijksregisternummer, het e-mailadres en de contactgegevens, het adres en, in voorkomend geval, de benaming van de onderneming en het ondernemingsnummer;
2° naam, voornaam, geslacht, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, adres, in voorkomend geval rijksregisternummer en de contactgegevens van de werknemer;
3° de gegevens en de details aangaande de tewerkstelling van de werknemer in het Duitse taalgebied.
De aanvraag wordt door de werkgever ingevuld, gedagtekend en ondertekend.
Art. 18.34. - De via de werkgever ingediende aanvraag kan alleen worden ingediend door een natuurlijke persoon die daarvoor over de vereiste rechtsbekwaamheid beschikt, met name door de werkgever zelf of door de natuurlijke persoon die op regelmatige wijze in België verblijft en in naam en voor rekening van de werkgever handelt.
Voor de in het buitenland gevestigde werkgever kan alleen die natuurlijke persoon optreden.
Art. 18.35. - De werkgever voegt bij het formulier vermeld in artikel 18.33 de documenten vermeld in artikel 18.3 en, in voorkomend geval, de documenten vermeld in de artikelen 18.5 tot 18.13, in de artikelen 18.15 tot 18.21 en in artikel 18.23.
Met behoud van de toepassing van de artikelen 18.33 en 18.34 kan het departement de werkgever aanmanen om bij de aanvraag nog andere documenten te voegen die voor de behandeling van zijn aanvraag noodzakelijk zijn.
Art. 18.36. - § 1 - Het departement beslist binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag vermeld in artikel 18.33 of de aanvraag volledig is en stelt de aanvrager over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag in kennis.
§ 2 - Als de aanvrager niet alle documenten heeft ingediend die noodzakelijk zijn tot staving van zijn aanvraag of als de aanvraag onvolledig is, deelt het departement hem schriftelijk mee welke aanvullende inlichtingen of documenten hij nog moet indienen binnen een termijn van vijftien dagen na kennisgeving van het schrijven waarmee die worden opgevraagd.
§ 3 - Als de aanvullende documenten of inlichtingen niet binnen de termijn vermeld in paragraaf 2 ter kennis worden gebracht, verklaart het departement de aanvraag niet-ontvankelijk.
De werkgever wordt per aangetekend schrijven in kennis gesteld van de niet-ontvankelijkheid van de aanvraag.
Art. 18.37. - § 1 - De beslissing over de aanvraag wordt uiterlijk binnen vier maanden na het indienen van de aanvraag genomen.
§ 2 - Als het gaat om een aanvraag om toelating tot arbeid met het oog op seizoenarbeid :
1° wordt de beslissing over de aanvraag uiterlijk negentig dagen na de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag genomen;
2° wordt de beslissing over de aanvraag om toelating tot arbeid uiterlijk zestig dagen na de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag genomen, als die aanvraag betrekking heeft op een onderdaan van een derde land die in de loop van de vorige vijf jaar minstens één keer als seizoenarbeider op het Belgische grondgebied toegelaten was en die tijdens zijn verblijf de voor seizoenarbeiders geldende voorwaarden heeft nageleefd;
3° wordt de beslissing over de aanvraag tot vernieuwing of verlenging uiterlijk dertig dagen na de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag genomen.
§ 3 - Als na het verstrijken van de termijnen bepaald in de paragrafen 1 en 2 geen beslissing is genomen, wordt de toelating tot arbeid en de machtiging tot tewerkstelling als toegekend beschouwd.
Art. 18.38. - § 1 - Als de Gemeenschapsminister de aanvraag weigert, brengt het departement die weigering aangetekend ter kennis van de werkgever en van de werknemer die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9 van de wet.
Overeenkomstig artikel 9 van de wet wordt het volgende vermeld in de beslissing :
1° de mogelijkheid om beroep in stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
§ 2 - Als de aanvraag geweigerd werd, kan de aanvrager binnen dertig dagen na kennisgeving beroep instellen bij de Gemeenschapsminister.
Als de Gemeenschapsminister de aanvraag opnieuw weigert, brengt het departement de beslissing aangetekend ter kennis van de aanvrager.
De beslissing bevat :
1° de mogelijkheid om beroep in stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
§ 3 - Zolang het beroep bij de Gemeenschapsminister hangende is, wordt elke na instelling van dit beroep ingediende aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, als het gaat om de tewerkstelling van dezelfde werknemer en als het bij de Gemeenschapsminister hangende beroep betrekking heeft op een aanvraag die werd ingediend krachtens artikel 18 of artikel 18.33.
Art. 18.39. - De onderdaan van een derde land die toegelaten is voor een verblijf van minder dan negentig dagen en die zijn totale verblijfsduur wil verlengen tot meer dan negentig dagen, dient zijn aanvraag in overeenkomstig de procedure beschreven in hoofdstuk IV, afdeling 3."
Art.25. - Artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 20 - Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van titel II, hoofdstuk 5, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing op een stage van meer dan negentig dagen.
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder ''stagiairs" verstaan: de onderdanen van een derde land vermeld in artikel 47, 1°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018."
Art.26. - In artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt :
"1° de stage doorloopt in aansluiting op een diploma hoger onderwijs dat binnen de laatste twee jaar voor de datum van de aanvraag werd behaald of in het kader van studies die tot zo'n diploma leiden;"
2° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende:
"De toelating tot arbeid bedoeld in het eerste lid wordt toegekend voor hoogstens zes maanden."
Art.27. - Artikel 22 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 22 - De stage voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° ze heeft betrekking op hetzelfde werkterrein als het diploma hoger onderwijs vermeld in artikel 21 of op hetzelfde werkterrein als de studies vermeld in artikel 21 en ze heeft betrekking op hetzelfde kwalificatieniveau;
2° ze duurt in totaal niet langer dan zes maanden;
3° ze wordt geregeld in een stageovereenkomst die in het bijzonder de volgende elementen bevat :
a) het aantal uren van de opleiding;
b) de voorwaarden voor de activiteit en de supervisie;
c) de arbeidstijden van de stagiair;
d) de juridische relatie tussen de stagiair en de gastonderneming."
Art.28. - Artikel 23 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.
Art.29. - Hoofdstuk VI van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2001, wordt aangevuld met een afdeling 4, die de artikelen 30.1 en 30.2 omvat, luidende :
"Afdeling 4 - Seizoenarbeiders
Art. 30.1. - Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van titel II, hoofdstuk 2, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing op een tewerkstelling van meer dan negentig dagen.
Art. 30.2. - Onverminderd artikel 8 wordt een toelating tot arbeid met het oog op seizoenarbeid alleen toegekend, als :
1° de seizoenarbeider een arbeidsovereenkomst sluit met een werkgever voor seizoenafhankelijke activiteiten in de landbouwsector of de hotel-, restaurant- en cateringsector;
2° de totale duur van de tewerkstellingsperioden van de seizoenarbeider met toepassing van deze afdeling hoogstens vijf maanden binnen een periode van twaalf maanden bedraagt.
De toelating tot arbeid vermeld in het eerste lid wordt toegekend voor hoogstens vijf maanden.
De Minister :
1° bepaalt hoeveel onderdanen van een derde land met het oog op seizoenarbeid tewerkgesteld mogen worden in het Duitse taalgebied;
2° kan de in het eerste lid, 1°, vermelde sectoren van de seizoenafhankelijke activiteiten wijzigen."
Art.30. - Hoofdstuk VI van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2001, wordt aangevuld met een afdeling 5, die de artikelen 30.3 tot 30.7 omvat, luidende :
"Afdeling 5 - Binnen een onderneming overgeplaatste personen
Art. 30.3. - Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing op een tewerkstelling van meer dan negentig dagen.
Art. 30.4. - De toelating tot arbeid met het oog op een overplaatsing binnen een onderneming wordt toegekend, als de onderdaan van een derde land aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij bewijst dat de gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen behoren;
2° hij bewijst dat hij, onmiddellijk voor de overplaatsing binnen een onderneming, minstens drie maanden zonder onderbreking in dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen tewerkgesteld was;
3° hij bewijst hogere beroepskwalificaties aan de hand van :
a) een diploma hoger onderwijs of een passende beroepservaring, als het gaat om leidinggevenden of specialisten;
b) een universitair diploma, als het gaat om stagiair-werknemers;
4° zijn bezoldiging en de overige arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden zijn overeenkomstig de geldende rechtsvoorschriften niet ongunstiger dan die van werknemers in vergelijkbare functies;
5° na zijn overplaatsing binnen een overneming keert hij terug naar een onderneming in een derde land die tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen behoort;
6° hij wordt tewerkgesteld als leidinggevende-ICT, specialist-ICT of stagiair-werknemer-ICT.
Art. 30.5. - De toelating tot arbeid met het oog op een overplaatsing binnen een onderneming wordt toegekend voor de duur van de overplaatsing, met een maximale duur van drie jaar voor leidinggevenden-ICT en specialisten-ICT en met een maximale duur van één jaar voor stagiair-werknemers-ICT.
Als de in het eerste lid vermelde maximale duur van de overplaatsing binnen een onderneming bereikt wordt, kan de onderdaan van een derde land pas na het verstrijken van een termijn van drie maanden een nieuwe toelating tot arbeid met het oog op een overplaatsing binnen een onderneming aanvragen.
Art. 30.6. - De toelating tot arbeid met het oog op langetermijnmobiliteit in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming wordt toegekend, als de onderdaan van een derde land aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is tijdens de duur van de overplaatsing houder van een geldige, door de eerste lidstaat uitgereikte vergunning voor een binnen een onderneming overgeplaatste persoon;
2° hij bewijst dat de gastentiteit en de in een derde land gevestigde onderneming tot dezelfde onderneming of dezelfde groep van ondernemingen behoren;
3° zijn bezoldiging en de overige arbeids- en tewerkstellingsvoorwaarden zijn overeenkomstig de geldende rechtsvoorschriften niet ongunstiger dan die van werknemers in vergelijkbare functies;
4° hij wordt tewerkgesteld als leidinggevende-ICT, specialist-ICT of stagiair-werknemer-ICT;
5° de langetermijnmobiliteit overschrijdt niet de maximale duur vermeld in artikel 30.5, in voorkomend geval verminderd met de duur van een verblijf in een andere lidstaat in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming.
Art. 30.7. - De jaarlijkse bezoldiging vermeld in artikel 30.4, 4°, en in artikel 30.6, 3°, is niet ongunstiger dan de bezoldiging van werknemers in vergelijkbare functies, als die minstens overeenstemmen met de volgende bedragen :
1° 53.971 euro voor leidinggevenden-ICT;
2° 43.177 euro voor specialisten-ICT;
3° 26.986 euro voor stagiair-werknemers-ICT.
De bedragen vermeld in het eerste lid worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 37/1."
Art.31. - Hoofdstuk VI van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2001, wordt aangevuld met een afdeling 6, die de artikelen 30.8 en 30.9 omvat, luidende :
"Afdeling 6 - Europese blauwe kaart voor hooggekwalificeerde werknemers
Art. 30.8. - Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing op een tewerkstelling van meer dan negentig dagen.
Art. 30.9. - De toelating tot arbeid in het kader van de Europese blauwe kaart wordt toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1° de werkgever heeft met de buitenlandse werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten van onbepaalde duur of voor minstens één jaar;
2° de buitenlandse werknemer krijgt een bruto jaarloon van 53.971 euro of meer, berekend en aangepast aan het indexcijfer conform artikel 37/1;
3° de werknemer beschikt over een hogere beroepskwalificatie en is in het bezit van een diploma, uitgereikt door een onderwijsinstelling die erkend is als hogere onderwijsinstelling door de Staat waarin de instelling is gevestigd.
Als diploma worden beschouwd: alle diploma's, getuigschriften of andere opleidingstitels die uitgereikt zijn door een bevoegde overheid na het succesvol beëindigen van hogere studies, d.i. een geheel van lessen, verstrekt door een onderwijsinstelling die erkend is als hogere onderwijsinstelling door de betrokken Staat, op voorwaarde dat de studies die nodig zijn om het diploma van hoger onderwijs te behalen, minstens drie jaar hebben geduurd."
Art.32. - Hoofdstuk VI van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2001, wordt aangevuld met een afdeling 7, die de artikelen 30.10 tot 30.14 omvat, luidende :
"Afdeling 7 - Onderzoekers
Art. 30.10. - Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van titel II, hoofdstuk 4, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing op een tewerkstelling van meer dan negentig dagen.
Art. 30.11. - Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder ''onderzoekers" verstaan: de onderdanen van een derde land vermeld in artikel 37, 1°, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018.
Art. 30.12. - De toelating tot arbeid met het oog op wetenschappelijk onderzoek wordt toegekend aan onderzoekers die naar België komen om in het kader van een gastovereenkomst onderzoek te verrichten aan een erkende onderzoeksinstelling in het Duitse taalgebied in de gevallen en overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels van het koninklijk besluit van 8 juni 2007 houdende de voorwaarden voor erkenning van de onderzoeksinstellingen die in het kader van onderzoeksprojecten gastovereenkomsten met onderzoekers uit niet-EU-landen willen afsluiten en tot vaststelling van de voorwaarden waaronder dergelijke gastovereenkomsten kunnen worden afgesloten, voor zover de arbeids- en loonvoorwaarden niet ongunstiger zijn dan die van onderzoekers in vergelijkbare functies.
Art. 30.13. - De toelating tot arbeid met het oog op langetermijnmobiliteit in het kader van wetenschappelijk onderzoek wordt toegekend, als de onderzoeker aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° hij is tijdens de volledige procedure houder van een geldige, door de eerste lidstaat uitgereikte vergunning voor onderzoeker;
2° hij is met de erkende onderzoeksinstelling die zich in het Duitse taalgebied bevindt, gebonden door een geldige gastovereenkomst in de zin van artikel 30.12 om een deel van het onderzoeksproject uit te voeren waarvoor de vergunning voor onderzoeker in de eerste lidstaat werd afgegeven.
Art. 30.14. - De toelating tot arbeid vermeld in artikel 30.12 of artikel 30.13:
1° wordt beperkt tot de duur van het onderzoeksproject bepaald in de gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling en tot de daarin beschreven activiteiten;
2° omvat de activiteiten die de onderzoeker in het kader van het onderzoeksproject uitoefent als gastprofessor in een erkende onderzoeksinstelling."
Art.33. - Hoofdstuk VI van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2001, wordt aangevuld met een afdeling 8, die de artikelen 30.16 tot 30.18 omvat, luidende :
"Afdeling 8 - Vrijwilligers in het kader van het Europees Solidariteitskorps
Art. 30.16. - Voor de toepassing van deze afdeling zijn de bepalingen van titel II, hoofdstuk 6, van het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 van toepassing op vrijwilligerswerk van meer dan negentig dagen.
Art. 30.17. - De toelating tot arbeid met het oog op vrijwilligerswerk in het kader van het Europees Solidariteitskorps wordt toegekend, als een door de vrijwilliger en de gastentiteit ondertekende vrijwilligersovereenkomst het volgende bevat:
1° een beschrijving van het vrijwilligersprogramma;
2° de duur van het vrijwilligerswerk die hoogstens 12 maanden bedraagt, alsook de diensturen van de vrijwilliger;
3° de voorwaarden voor de activiteit en de begeleiding van de vrijwilliger;
4° de beschikbare middelen om de kosten voor het levensonderhoud en de huisvesting van de vrijwilliger te dekken, alsook het minimumbedrag aan zakgeld tijdens de volledige duur van het verblijf.
Art. 30.18. - De toelating tot arbeid vermeld in artikel 30.17 wordt afgegeven voor een maximale duur van twaalf maanden."
Art.34. - Artikel 31 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een derde lid en een vierde lid, luidende :
"Met uitzondering van de aanvraag tot hernieuwing van een toelating tot arbeid met het oog op seizoenarbeid die uiterlijk een maand voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende toelating tot arbeid ingediend wordt, wordt de aanvraag tot hernieuwing van een toelating tot arbeid vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, overeenkomstig artikel 21 van het samenwerkingsakkoord uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende toelating tot arbeid door de aanvrager ingediend.
In afwijking van het eerste lid is geen hernieuwing mogelijk, als de maximale duur vermeld in de artikelen 21, 30.2, 30.5 of 30.18 bereikt is."
Art.35. - In artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "onjuiste gegevens bevat" vervangen door de woorden "onjuiste gegevens bevat, de in de aanvraag vervatte documenten op bedrieglijke wijze verkregen, vervalst of gemanipuleerd werden of ernstige en eensluidende aanwijzingen op arglist, bedrog, bedrieglijke handelingen of valse informatie wijzen";
2° de bepaling onder 5° wordt aangevuld met de woorden "of uit de economische situatie van de werkgever blijkt en kan worden afgeleid dat hij niet in staat is het desbetreffende loon en de bijkomende kosten te betalen;"
3° het artikel wordt aangevuld met bepalingen onder 8° tot 10°, luidende :
"8° aan de werkgever met toepassing van artikel 175, 175/1, 181 of 181/1 van het Sociaal Strafwetboek sancties werden opgelegd wegens zwartwerk en/of illegale tewerkstelling;
9° de onderdaan van een derde land de verplichtingen die voortvloeien uit een vroegere beslissing over de toelating als seizoenarbeider niet is nagekomen;
10° de onderneming van de werkgever overeenkomstig de insolventiewetgeving in staat van faillissement of in staat van vereffening verkeert, vereffend is, een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of geen bedrijfsactiviteit uitgeoefend wordt."
Art.36. - In artikel 35 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1, 1°, wordt aangevuld met de woorden ", de in de aanvraag vervatte documenten op bedrieglijke wijze verkregen, vervalst of gemanipuleerd werden of ernstige en eensluidende aanwijzingen op arglist, bedrog, bedrieglijke handelingen of valse informatie wijzen";
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met bepalingen onder 7° en 8°, luidende :
"7° aan de werkgever met toepassing van artikel 175, 175/1, 181 of 181/1 van het Sociaal Strafwetboek sancties werden opgelegd wegens zwartwerk en/of illegale tewerkstelling;
8° de onderneming van de werkgever overeenkomstig de insolventiewetgeving in staat van faillissement of in staat van vereffening verkeert of vereffend is, in staat van kennelijk onvermogen verkeert, een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd of geen bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend."
3° paragraaf 2, 1°, wordt aangevuld met de woorden ", de in de aanvraag vervatte documenten op bedrieglijke wijze verkregen, vervalst of gemanipuleerd werden of ernstige en eensluidende aanwijzingen op arglist, bedrog, bedrieglijke handelingen of valse informatie wijzen;"
Art.37. - In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt een artikel 36.1 ingevoegd, luidende :
"Art. 36.1 - In verband met de personen vermeld in artikel 9, eerste lid, 4°, 6°, 7° en 21°, met uitzondering van de stagiair-werknemers-ICT, gaat het departement jaarlijks de volgende documenten na:
"1° een kopie van de loonfiches of van de individuele rekening voor de periode van de lopende toelating tot arbeid, alsook de betalingsbewijzen ervan;
2° als het gaat om een detachering in het kader van titel IV, hoofdstuk 8, van de programmawet (I) van 27 december 2006: het bewijs van inschrijving in het Limosakadaster.
Als het departement de documenten vermeld in het eerste lid niet via de respectieve authentieke bron kan raadplegen, maant het departement de werkgever aan om die documenten over te zenden."
Art.38. - In artikel 37/1 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "Het bezoldigingsbedrag bedoeld in artikel 15/1, § 2, eerste lid, 2°, wordt" vervangen door de woorden "De bedragen van de lonen vermeld in de artikelen 30.7 en 30.9 worden" en worden de woorden "en gedeeld door de omrekeningscoëfficiënt" opgeheven;
2° in het tweede lid, 2°, worden de woorden "bedrag van kracht op 1 januari 2013" vervangen door de woorden "53.971 euro";
3° in het tweede lid, 4°, wordt het getal "2012" vervangen door het getal "2018" en wordt het getal "1997" vervangen door het getal "2010";
4° het tweede lid, 5°, wordt opgeheven.
Art.39. - In artikel 37/2 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, worden de woorden "artikel 15/1, § 2, eerste lid, 2°" vervangen door de woorden "artikel 30.4, 4°, in artikel 30.6, 3°, en in artikel 30.9, 2°".
Art.40. - In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 7 juni 2018, wordt een hoofdstuk X.1 ingevoegd, dat de artikelen 37.3 tot 37.5 bevat, luidende :
"Hoofdstuk X.1 - Bepalingen betreffende de bescherming van de persoonsgegevens
Art. 37.3. - Onverminderd andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, hierna 'Ministerie' genoemd, en alle andere personen die bij de uitvoering van dit besluit betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.
Art. 37.4. - Het Ministerie is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in hoofdstuk III, IV, VI, VII en VIII, in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Het Ministerie geldt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Het Ministerie verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de opdrachten bepaald in dit besluit, in het bijzonder wat betreft de taken vermeld in de hoofdstukken III, IV, VI, VII en VIII. Het mag de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van de daarin vermelde opdrachten gebruiken.
De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving over de bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 37.5. - De gegevens mogen tot hoogstens tien jaar nadat een aanvraag om een in dit besluit vermelde toelating tot arbeid ingediend werd, in een vorm bewaard worden die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren. Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd."
Art.41. - Dit besluit treedt op dezelfde datum in werking als het Samenwerkingsakkoord van 6 december 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap houdende uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten.
Art. 42. - De minister bevoegd voor Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.