12 APRIL 2000. - Besluit van de Regering tot oprichting van een pedagogische werkgroep voor het vak niet-confessionele zedenleer in het gewoon lager onderwijs en in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs (VERTALING). (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 19-07-2000 en tekstbijwerking tot 28-11-2001)
Art. 1-12
Artikel 1. Er wordt in de Duitstalige Gemeenschap een pedagogische werkgroep voor het vak niet-confessionele zedenleer in het gewoon lager onderwijs en in de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs opgericht, hierna " werkgroep " genoemd.
De werkgroep heeft als opdracht vakbekwaamheden netoverschrijdend uit te werken die vereist zijn op het einde van het gewoon lager onderwijs en van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap.
(De werkgroep sluit zijn werkzaamheden ten laatste op 30 juni 2001.) Hij legt de resultaten ervan aan de Minister bevoegd inzake Onderwijs voor in een verslag dat in samenwerking met de Afdeling " Organisatie van het Onderwijs " van het Ministerie opgesteld wordt. <BDG 2001-10-04/46, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.2. De werkgroep is samengesteld uit de volgende leden :
Astrid Semaille : coördinator;
Yvonne Jadin-Vonk : secretaris;
Elvira Kohnen;
Ute Meessen;
Renate Theissen;
Ghislaine Buckinx.
Art.3. <BDG 2001-10-04/46, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001> De aanwijzing van de coördinator, van de secretaris en van de leden geldt voor de duur van de in artikel 1 bedoelde opdracht.
Art.4. De coördinator roept de werkgroep bijeen en bepaalt de vergaderplaats en de dagorde. Hij deelt de datum aan de Afdeling " Organisatie van het Onderwijs " van het Ministerie mede.
Art.5. Op uitnodiging van de coördinator kunnen deskundigen aan de zittingen van de werkgroep deelnemen.
Art.6. Als materieel moet worden besteld, dan wordt een verzoek bij de Afdeling " Organisatie van het Onderwijs " van het Ministerie ingediend die over de aanschaffing beslist.
Art.7. De coördinator, de secretaris, de leden van de werkgroep alsmede de deskundigen verkrijgen een reiskostenvergoeding. Daaromtrent gelden de bepalingen die van toepassing zijn op de ambtenaren van Rang I F van het Ministerie. Bij gebruik van een privé-voertuig wordt het fiscaal vermogen van 7 pk in aanmerking genomen.
Art.8. De leden van de werkgroep en de experten verkrijgen een presentiegeld ten belope van 1 500 BF per zitting van ten minste tweeëneenhalf uren en van 3 000 BF per zitting van ten minste vijf uren.
De voeten bepaald in het eerste lid worden met 50 % verhoogd voor de coördinator en de secretaris.
In afwijking van het eerste lid en mits voorafgaande toestemming van de Minister bevoegd inzake Onderwijs kunnen de deskundigen een presentiegeld verkrijgen dat hoger ligt dan de bepaalde voeten.
Art.9. Inspecteurs, opdrachthouders van de Duitstalige Gemeenschap en ambtenaren van de Duitstalige Gemeenschap die als deskundigen de zittingen van de werkgroep bijwonen, verkrijgen geen presentiegeld.
Art.10. De schuldvorderingen worden door de coördinator medeondertekend ter bekrachtiging van de juistheid ervan en per semester ingediend bij de Afdeling " Organisatie van het Onderwijs " van het Ministerie.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking op 1 juni 1999.
Art. 12. De Minister bevoegd inzake Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 12 april 2000.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
De Minister-President,
Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport,
K.-H. LAMBERTZ
De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme,
B. GENTGES.