1 DECEMBER 1994. - Besluit van de Regering betreffende de noodopvangwoningen (VERTALING).
Art. 1-7
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
- decreet : het decreet van 9 mei 1994 houdende de erkenning van inrichting die personen in een noodtoestand voorlopig opnemen en begeleiden en houdende toekenning van toelagen met het oog op de aankoop, de bouw, de huur, reparatie en de uitrusting van noodopvangwoningen;
- attest : het attest, bedoeld in artikel 1, 4° van het decreet, dat overeenstemt met het model opgenomen als bijlage bij dit besluit.
Art.2. De aanvraag om attest moet bij het Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ingediend worden en volgende gegevens vermelden :
1° naam, voornaam, geboortedatum en woonplaats en/of laatste verblijfplaats van de aanvrager;
2° naam, voornaam, geboortedatum, woonplaats en/of laatste verblijfplaats, alsmede de graad van verwantschap van de personen die met de aanvrager een huishoud vormen;
3° desgevallend, welke onder de in 2° bedoelde personen ook in de noodopvangwoning moeten worden ondergebracht;
4° rechtvaardiging van de noodtoestand.
De Raad voor maatschappelijk welzijn doet uitspraak over de aanvraag en reikt desgevallend het attest uit.
Art.3. Bij spoedgeval kan het attest mondeling bij de Voorzitter van het Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een te dien einde aangewezen maatschappelijk werker aangevraagd worden, die onmiddellijk erover kan beslissen. In zo'n geval moeten de gegevens bedoeld in artikel 2 binnen de tweevolgende weken worden ingediend opdat de Raad voor maatschappelijk welzijn uitspraak kan doen m.b.t. de beslissing over de toekenning van het attest.
Art.4. De sociale dienst die de begeleiding van de personen in een noodtoestand op zich neemt, moet ten minste over één maatschappelijk werker met een deeltijdse betrekking beschikken die houder is van één van de volgende diploma's :
- het diploma van maatschappelijk werker;
- het diploma van assistent in de psychologie;
- het diploma van opvoeder (uitgereikt door het sociaal of pedagogisch hoger onderwijs van het korte type);
- het diploma van licentiaat in de psychologie, in de sociale wetenschappen of in de criminologie;
- een door de Regering als gelijkwaardig verklaard diploma.
Art.5. § 1. De inrichtende macht berekent op basis van vooraf bepaalde objectieve criteria de financiële participatie van de personen die in een noodopvangwoning ondergebracht worden.
Deze berekeningen moeten in een duidelijke boekhouding vastgesteld worden die te allen tijde ter plaats kan worden gecontroleerd.
Voor de berekening van het werkelijk inkomen worden alle inkomsten van de personen opgeteld die in dezelfde noodopvangwoning ondergebracht zijn. De participatie kan worden aangepast wanneer een verhoging of vermindering van ten minste 5 % van het maandelijks inkomen wordt vastgesteld.
§ 2. De bij toepassing van het decreet berekende financiële participatie van de personen die in een noodopvangwoning zijn ondergebracht, dekt noch het verbruik noch de kosten die, na voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde minister, als bijhorende onkosten kunnen worden aangerekend.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1994.
Art.7. De Minister van Media, Volwassenenvorming, Gehandicaptenbeleid, Sociale Hulp en Beroepsomscholing is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 1 december 1994.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
De Minister-President, Minister van Financiën, Volksgezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport, Toerisme, Internationale Betrekkingen en Monumenten en Landschappen,
J. MARAITE
De Minister van Media, Volwassenenvorming, Gehandicaptenbeleid, Sociale Hulp en Beroepsomscholing,
K.H. LAMBERTZ
BIJLAGE.
Art. N. Attest van noodtoestand met het oog op de aanvraag om een noodopvangwoning. (Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-08-1995, p. 23503.)