Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 JANUARI 1997. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap over de organisatie van opleidingsafdelingen in de beschermde werkplaatsen (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-07-1997 en tekstbijwerking tot 12-06-2018)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2018202756 



Artikels:

Artikel 1.In elke beschermde werkplaats erkend door de [1 Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven]1, hierna " Dienst " genoemd, kan een opleidingsafdeling worden georganiseerd.
  ----------
  (1)<BDG 2018-05-08/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.2. De opleidingsafdeling richt zich op gehandicapten die tenminste 18 jaar oud zijn, voor wie een beschermde werkplaats de aangewezen activiteit vormt maar wier socio-professionele vaardigheden moeten worden ontwikkeld opdat zij de produktiviteit bereiken die noodzakelijk is om in een beschermde werkplaats krachtens een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld te worden.

Art.3. Om tot een opleidingsafdeling in een beschermde werkplaats toegelaten en bij de berekening van de personeelsnormen in aanmerking genomen te worden, moet de gehandicapte bij de Dienst zijn ingeschreven en zijn toelating moet door deze Dienst worden goedgekeurd.
  De toelating door de Dienst wordt voor ten hoogste 12 maanden toegekend. Ze kan echter verlengd worden.
  Met het oog op een voorbereiding op een tewerkstelling krachtens een arbeidsovereenkomst in een beschermde werkplaats kan de Dienst stages in aanmerking nemen voor de berekening van de personeelsnormen.

Art.4. De Dienst neemt een voltijds tewerkgestelde instructeur voor elke groep van 8 gehandicapten als personeelsnorm voor de subsidiëring.
  In afwijking van het eerste lid wordt :
  1° bij de opening van een opleidingsafdeling de eerste voltijdse betrekking aan een groep van 4 personen toegekend voor een maximale duur van 2 jaar. Deze duur kan in gerechtvaardigde gevallen door de Raad van Bestuur van de Dienst worden verlengd;
  2° een bijkomende halve betrekking vanaf 12 personen toegekend.

Art.5.[1 De opleiding van de gehandicapten wordt verstrekt door personeel dat voldoet aan de diplomavereiste voor de weddeschaal nr. 8, nr. 10 of nr. 13 vermeld in bijlage 1 van het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid".]1
  ----------
  (1)<BDG 2018-05-08/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.6. Het opleidingspersoneel is ermee belast voor elke gehandicapte een opleidingsprogramma uit te werken en te laten uitvoeren.
  Het opleidingsprogramma moet het mogelijk maken de vaardigheden van de gehandicapten doelgericht te ontwikkelen op basis van hun bekwaamheden en interesses met het oog op een tewerkstelling in een beschermde werkplaats.
  Ten minste alle drie maanden maakt de instructeur samen met de gehandicapte de balans van het opleidingsprogramma op waarvan de resultaten aan de Dienst in de vorm van een bericht moeten worden overgemaakt.

Art.7.[1 De dienst betaalt de na aftrek van andere subsidies resterende weddekosten van het opleidingspersoneel terug overeenkomstig het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" en overeenkomstig de weddeschalen vervat in bijlage 1 van hetzelfde besluit.]1
  ----------
  (1)<BDG 2018-05-08/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.8. De beschermde werkplaats is ertoe verplicht de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor een goede werking van de opleidingsafdeling en neemt alle andere kosten m.b.t. de opleiding op zich.

Art.9. De gehandicapte die een opleidingsprogramma in een opleidingsafdeling volgt, verkrijgt geen loon.

Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.

Art. 11. De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.