22 MEI 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.
Art. 1-3
Artikel 1. Hoofdstuk II van bijlage II bij het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, waarvan de huidige tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :
" § 2. In afwijking van § 1, worden de bepalingen van de richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten en van de richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, in aanmerking genomen voor de toelating tot de diensten bedoeld in artikel 1, § 1, van dit besluit.
In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen, is de Vaste Wervingssecretaris ermee belast, de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in artikel 3, punten a en b van de voornoemde richtlijn van 21 december 1988 en in de artikelen 3, 5, 6, 8 en 9 van de voornoemde richtlijn van 18 juni 1992 bedoelde titels.
Ten einde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de Vaste Wervingssecretaris die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.
Daarna treft hij de bij het artikel 8, § 2, van de voornoemde richtlijn van 21 december 1988 voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4 ervan voorziene compensatiebepalingen of die voorgeschreven bij artikel 12, § 2, van de voornoemde richtlijn van 18 juni 1992, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij de artikelen 4, 5 en 7 ervan voorziene compensatiebepalingen. "
Art.2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3. Onze Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 mei 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT