18 NOVEMBER 1996. - Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 september 1978 houdende vaststelling van de criteria voor toekenning van de toelagen voor de oprichting, de vergroting of de inrichting van beschutte werkplaatsen en van het besluit van de Executieve van 7 mei 1993 tot subsidiëring van infrastructuuruitgaven gemaakt door inrichtingen voor minder-validen en door beschutte werkplaatsen (VERTALING).
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 2, § 1, lid 2, 1° van het ministerieel besluit van 5 september 1978 houdende vaststelling van de criteria voor toekenning van de toelagen voor de oprichting, de vergroting of de inrichting van beschutte werkplaatsen worden de woorden " van aankoop van de grond en " afgeschaft.
Art.2. Artikel 3, § 1, lid 1 van hetzelfde ministerieel besluit wordt door de volgende bepaling vervangen :
" De toelage bedraagt :
- 60 % van de in artikel 2, § 1, 1° en in artikel 2, § 2, 1° vermelde kosten die door de Dienst als noodzakelijk worden erkend ;
- 50 % van de in artikel 2, § 1, 2° en in artikel 2, § 2, 2° vermelde kosten die door de Dienst als noodzakelijk worden erkend. "
Art.3. Artikel 13, lid 4 van hetzelfde ministerieel besluit, gewijzigd bij het besluit van de Executieve van 18 oktober 1990, wordt door volgende bepaling vervangen :
" Indien de bouwwerken 2 jaar na de definitieve beslissing m.b.t. een infrastructuurproject klaarblijkelijk niet begonnen zijn en ten minste 20% van de aan de Dienst medegedeelde geplande kosten niet bereiken, wordt de beslissing nietig en de Dienst hoeft geen toelage meer te betalen, behalve als het Raad van Beheer van de Dienst een andere beslissing neemt in gerechtvaardigde uitzonderingsgevallen. "
Art.4. In artikel 2 van het besluit van de Executieve van 7 mei 1993 tot subsidiëring van infrastructuuruitgaven gemaakt door inrichtingen voor minder-validen en door beschutte werkplaatsen wordt het getal "80 %" door het getal "60 %" vervangen.
Art.5. Behoudens strijdige bepalingen, blijven de vóór de inwerkingtreding van dit besluit vigerende voorschriften van toepassing op projecten waarvoor een principiële belofte op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit al bestaat, hetzij voor het geheel of voor een gedeelte van éénzelfde in kavels ingedeeld project.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd.
Art. 7. De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 18 november 1996.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap :
De Minister-President, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme,
J. MARAITE
De Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden,
K.-H. LAMBERTZ