3 DECEMBER 2020. - Besluit van de Regering betreffende de ondersteuning van gezinnen bij meerlingengeboorten
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-7
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning door de gezins- en ouderenhulp
Art. 8-12
HOOFDSTUK 3. - Terugbetaling van thuishulp van huishoudelijke aard
Art. 13-17
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 18-19
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. - Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet: het decreet van 23 april 2018 betreffende de gezinsbijslagen;
2° persoon belast met de opvoeding: de persoon vermeld in artikel 83 van het decreet van 23 april 2018 betreffende de gezinsbijslagen;
3° dienst: de dienstverrichter die - in de zin van artikel 10 van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg - gezins- en ouderenhulp verricht en die - op grond van dat decreet - een vergunning daarvoor heeft gekregen;
4° Minister: de minister bevoegd voor Gezin;
5° administratie: het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
6° centrum: het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Voor de toepassing van dit besluit wordt de persoon belast met de opvoeding vermeld in het eerste lid, 2°, gelijkgesteld met de persoon met ondersteuningsbehoefte vermeld in artikel 4, 17°, van het decreet van 13 december 2018 betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg.
Art.2. - Ondersteuningsvormen
Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de persoon belast met de opvoeding, in geval van een meerlingengeboorte, een beroep doen op volgende ondersteuningsvormen :
1° de ondersteuning door een dienst overeenkomstig de nadere regels bepaald in hoofdstuk 2, binnen de perken van het beschikbare urencontingent van de erkende diensten;
2° de terugbetaling van de kosten om een beroep te doen op thuishulp van huishoudelijke aard overeenkomstig de nadere regels bepaald in hoofdstuk 3.
Art.3. - Verdere begeleiding door het centrum
Door een beroep te doen op een ondersteuning vermeld in artikel 2 verplicht de persoon belast met de opvoeding zich ertoe regelmatig een beroep te doen op het advies- en begeleidingsaanbod van het centrum. De begeleiding door het centrum is gebaseerd op de werkelijke behoefte van de persoon belast met de opvoeding.
In het kader van de 'bepaling van de ondersteuning' vermeld in de artikelen 10 en 15 bepalen het centrum en de persoon belast met de opvoeding samen met de dienst wanneer en hoe vaak een beroep wordt gedaan op de aangeboden hulp.
Art.4. - Toekenning en duur van de ondersteuningen
§ 1 - De ondersteuningen vermeld in artikel 2 worden toegekend vanaf de geboortedag van het jongste kind. Ze worden niet meer toegekend vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het oudste kind het derde levensjaar bereikt.
Voor de toepassing van artikel 83, eerste lid, 2°, van het decreet wordt het daarin vermelde leeftijdsverschil vanaf (datum) tot de dag vóór (datum) berekend.
§ 2 - De ondersteuningen worden niet toegekend als de persoon belast met de opvoeding ze aanvraagt voor een doodgeboren kind.
§ 3 - Als een kind in de loop van de toekenningsperiode vermeld in § 1, eerste lid, sterft, worden de ondersteuningen verder toegekend voor de volgende duur :
1° gedurende het verblijf in het ziekenhuis, voor zover de overlevende kinderen zich na het overlijden van hun broer of zus in het ziekenhuis bevinden;
2° gedurende dertig kalenderdagen na het overlijden van een kind, voor zover de overlevende kinderen zich na het overlijden van hun broer of zus op hun woonplaats bevinden.
Het centrum deelt het overlijden van een kind mee aan de administratie en - als een beroep wordt gedaan op een dienst overeenkomstig artikel 2, 1° - aan de dienst.
Art.5. - Bemiddelingsprocedure
Als de persoon belast met de opvoeding, de dienst of het centrum vaststelt dat één van die partijen zich niet houdt aan de verplichtingen die uit dit besluit voortvloeien of dat de samenwerking niet bevredigend verloopt, stelt de administratie hen schriftelijk daarvan in kennis.
De administratie brengt die situatie onder de aandacht van de partij waarop de vaststelling betrekking heeft. Laatstgenoemde kan, binnen een termijn van vijftien dagen die ingaat vanaf de kennisneming van die vaststelling, een schriftelijk standpunt daaromtrent indienen bij de administratie.
Na het verstrijken van de termijn bepaald in het tweede lid nodigt de administratie de betrokken partijen uit voor een gezamenlijk gesprek om tot een minnelijke schikking tussen de betrokken partijen te komen.
Art.6. - Verwerking van persoonsgegevens
De Regering en het centrum zijn verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens vermeld in de artikelen 8 en 13 in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Ze gelden als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van die gegevens. De dienst geldt als verwerker in de zin van artikel 4, punt 8, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
De Regering zendt de in het eerste lid vermelde persoonsgegevens door aan de dienst, voor zover dit noodzakelijk is voor het vervullen van zijn opdracht.
Het centrum verwerkt persoonsgegevens met het oog op het vervullen van zijn begeleidende opdracht als bepaald in het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.
De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de toekenning van een ondersteuning in geval van een meerlingengeboorte als bepaald in artikel 2.
De Regering, het centrum en de dienst mogen de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van hun wettelijke, decretale of de bij dit besluit vastgelegde opdrachten gebruiken.
Art.7. - Duur van de gegevensverwerking
Onverminderd andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens vermeld in artikel 8 en in artikel 13 als volgt bewaard :
1° voor een persoon belast met de opvoeding die nooit werkelijk recht op ondersteuning in geval van een meerlingengeboorte had: tot 5 jaar na het einde van de maand waarin de desbetreffende aanvraag gedaan werd;
2° voor een persoon belast met de opvoeding die recht op ondersteuning in geval van een meerlingengeboorte had: tot 5 jaar na het einde van de maand waarin de desbetreffende aanvraag gedaan werd;
3° voor een persoon belast met de opvoeding die het voorwerp is van een administratieve of gerechtelijke procedure: tot 5 jaar na het einde van de maand waarin de procedure beëindigd werd.
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning door de gezins- en ouderenhulp
Art.8. - Aanvraag
§ 1 - De persoon belast met de opvoeding die via een dienst ondersteuning voor een meerlingengeboorte wil krijgen, neemt contact op met het centrum. Het centrum plant een gemeenschappelijke afspraak in om de desbetreffende aanvraag samen met de persoon belast met de opvoeding te vervolledigen.
Het centrum stelt een aanvraagformulier ter beschikking waarin de volgende elementen worden opgevraagd :
1° over de personen belast met de opvoeding :
a) naam, voornaam, geboortedatum, rijksregisternummer, woonplaats, telefoonnummer en e-mailadres;
b) gezinssamenstelling, identiteit van de persoon die het kind werkelijk opvoedt en relatie tot het kind;
c) rekeningnummer;
2° over de kinderen:
a) naam, voornaam, geboortedatum, rijksregisternummer, woonplaats;
b) inlichtingen over de vermoedelijke geboortedatum, als de aanvraag overeenkomstig paragraaf 2 voor de geboorte wordt ingediend.
§ 2 - De aanvraag kan op zijn vroegst zes maanden vóór de vermoedelijke geboortedatum van het jongste kind ingediend worden.
In dat geval moet de aanvraag vergezeld gaan van een medisch attest waaruit de vermoedelijke geboortedatum blijkt. Na de geboorte dient de persoon belast met de opvoeding een kopie van de geboorteakte in bij de administratie.
Art.9. - Beslissing van de Minister
Zodra de aanvraag voltooid is, zendt het centrum die aanvraag door naar de administratie.
De Minister beslist over de aanvraag op basis van een standpuntbepaling van de administratie.
De administratie zendt als volgt een kopie van de beslissing van de Minister aan het centrum en de beslissing zelf aan de persoon belast met de opvoeding :
1° een gunstige beslissing via een gewoon schrijven;
2° een afwijzingsbeslissing via een aangetekend schrijven.
In een afwijzingsbeslissing wordt het volgende vermeld :
1° de mogelijkheid om beroep in stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
Art.10. - Gemeenschappelijk bepalen van de omvang van de ondersteuning
Na ontvangst van de gunstige beslissing van de Minister overeenkomstig artikel 9 bepalen de persoon belast met de opvoeding en de dienst, op basis van een voorstel van het centrum, samen het urenpakket en de wijze waarop de dienst de ondersteuning zal bieden.
Het urenpakket bedraagt hoogstens 954 uur per kalenderjaar voor drie kinderen. Voor elk extra kind omvat het urenpakket hoogstens 318 uur per kalenderjaar. Indien de eerste ondersteuning tijdens het lopende kalenderjaar wordt verleend, wordt het urenpakket verminderd in verhouding tot de resterende periode van het kalenderjaar.
Op verzoek van de persoon belast met de opvoeding en in overleg met de dienst kan het urenpakket vermeld in het tweede lid per kwartaal worden aangepast. De dienst deelt de aanpassing mee aan de administratie en aan het centrum.
Art.11. - Aard van de ondersteuning
De dienst biedt de volgende hulp aan in het kader van de ondersteuning bij een meerlingengeboorte en zorgt ervoor dat die zo vaak mogelijk door dezelfde personen wordt verleend :
1° de lichaamsverzorging van de kinderen waarborgen;
2° maaltijden bereiden en, indien nodig, de kinderen te eten geven;
3° hulp bieden om voor orde en netheid te zorgen in de ruimten waar de kinderen komen;
4° ondersteuning bieden bij de opvang van de kinderen.
Art.12. - Terugbetaling van de kosten die door de ondersteuning zijn ontstaan
De persoon belast met de opvoeding dient de betalingsbewijzen voor de door de dienst verleende hulp maandelijks in bij de administratie.
De financiële bijdrage die de persoon belast met de opvoeding heeft betaald voor de door de dienst verleende hulp wordt, binnen de perken van het vastgelegde urenpakket, volledig terugbetaald door de administratie.
De terug te betalen bedragen worden overgeschreven naar een rekening van de persoon belast met de opvoeding bij een kredietinstelling zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Bij de rekening vermeld in het derde lid gaat het om een rekening die geopend werd op naam van de persoon belast met de opvoeding of op naam van de persoon belast met de opvoeding en een andere persoon.
HOOFDSTUK 3. - Terugbetaling van thuishulp van huishoudelijke aard
Art.13. - Aanvraag
De persoon belast met de opvoeding die ondersteuning in geval van een meerlingengeboorte wil krijgen in de vorm van de terugbetaling van de kosten voor thuishulp van huishoudelijke aard neemt contact op met het centrum. Het centrum plant een gemeenschappelijke afspraak in om de aanvraag vermeld in artikel 8 samen met de persoon belast met de opvoeding te vervolledigen.
Art.14. - Beslissing van de Minister
Zodra de aanvraag voltooid is, zendt het centrum die aanvraag door naar de administratie.
De Minister beslist over de aanvraag op basis van een standpuntbepaling van de administratie.
De administratie zendt als volgt een kopie van de beslissing van de Minister aan het centrum en de beslissing zelf aan de persoon belast met de opvoeding :
1° een gunstige beslissing via een gewoon schrijven;
2° een afwijzingsbeslissing via een aangetekend schrijven.
In een afwijzingsbeslissing wordt het volgende vermeld :
1° de mogelijkheid om beroep in stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
Art.15. - Gemeenschappelijk bepalen van de omvang van de ondersteuning
Na ontvangst van de gunstige beslissing van de Minister overeenkomstig artikel 14 nodigt het centrum de persoon belast met de opvoeding uit voor een gezamenlijke vergadering om het terugbetaalbare urenpakket van de overeenkomstig artikel 16 te verstrekken thuishulp van huishoudelijke aard te bepalen.
Het terugbetaalbare urenpakket bedraagt hoogstens 400 uur per kalenderjaar. Indien de eerste ondersteuning tijdens het lopende kalenderjaar wordt verleend, wordt het urenpakket verminderd in verhouding tot de resterende periode van het kalenderjaar.
Op verzoek van de persoon belast met de opvoeding en in overleg met het centrum kan het urenpakket per kwartaal worden aangepast.
Art.16. - Aard van de ondersteuning
Zodra het terugbetaalbare urenpakket is vastgesteld, kan de persoon belast met de opvoeding, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, een beroep doen op thuishulp van huishoudelijke aard.
Art.17. - Terugbetaling van de dienstencheques
Met het oog op de terugbetaling van de aankoop van de dienstencheques voor het verlenen van de in artikel 16 vermelde ondersteuning dient de persoon belast met de opvoeding de overschrijvingsbewijzen voor de aankoop van de dienstencheques bij de administratie in.
De administratie betaalt de aankoopprijs van de gebruikte dienstencheques terug, binnen de perken van het toegekende urenpakket.
De terug te betalen bedragen worden overgeschreven naar een rekening van de persoon belast met de opvoeding bij een kredietinstelling zoals gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen.
Bij de rekening vermeld in het tweede lid gaat het om een rekening die geopend werd op naam van de persoon belast met de opvoeding of op naam van de persoon belast met de opvoeding en een andere persoon.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.18. - Inwerkingtreding
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 19. - Uitvoeringsbepaling
De minister bevoegd voor Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.