7 JUNI 2018. - Besluit van de Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 1-23
Artikel 1 - In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt :
"4° Gemeenschapsminister: de minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd voor Werkgelegenheid;"
2° in de bepaling onder 18° worden de woorden "bij artikel 1, 3°" vervangen door de woorden "bij artikel 1, 15°";
3° in de bepaling onder 19° worden tussen de woorden "het bestuur" en de woorden "dat belast is" de woorden "van de federale overheid" ingevoegd;
4° er worden bepalingen onder 20° tot 22° toegevoegd, luidende :
"20° departement: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Werkgelegenheid;
21° gecombineerde vergunning: de verblijfstitel die een vermelding bevat over de toegang tot de arbeidsmarkt en die een onderdaan van een derde land in staat stelt om wettelijk op het Belgische grondgebied te verblijven om er te werken;
22° samenwerkingsakkoord: het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten."
Art.2. - In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 2 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 34° opgeheven;
2° in het derde lid wordt het woord "Minister" vervangen door het woord "Gemeenschapsminister";
3° in het zevende lid wordt het woord "Minister" vervangen door het woord "Gemeenschapsminister".
Art.3. - In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 2008 en 17 juli 2012, worden de woorden "in artikel 2, eerste lid, punt 34°," opgeheven.
Art.4. - In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 2 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 4° opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
"4° het hooggeschoold personeel, vermeld in afdeling 1bis;"
2° het vijfde lid wordt opgeheven.
Art.5. - Artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende :
"Voor de toepassing van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord wordt het geneeskundig getuigschrift vermeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, 5°, van de wet van 15 december 1980 gelijkgesteld met een geneeskundig getuigschrift als vermeld in dit artikel."
Art.6. - Artikel 15, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :
"2° van personen als vermeld in artikel 9, eerste lid, 4°, 9°, 10° en 20°."
Art.7. - In hoofdstuk IV van hetzelfde koninklijk besluit wordt het opschrift van afdeling 1bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 oktober 2012, vervangen als volgt :
"Afdeling 1bis - De toelating tot arbeid in het kader van de Europese blauwe kaart"
Art.8. - Artikel 15/1 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2012 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2013 en het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2014, wordt vervangen als volgt :
"Art. 15/1 - § 1 - Deze afdeling voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan.
§ 2 - De toelating tot arbeid in het kader van de Europese blauwe kaart wordt toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1° de werkgever heeft met de buitenlandse werknemer een arbeidsovereenkomst gesloten van onbepaalde duur of voor minstens één jaar;
2° de buitenlandse werknemer krijgt een bruto jaarloon van 49.995 euro of meer, berekend en aangepast aan het indexcijfer conform artikel 37/1;
3° de werknemer beschikt over een hogere beroepskwalificatie en is in het bezit van een diploma, uitgereikt door een onderwijsinstelling die erkend is als hogere onderwijsinstelling door de Staat waarin de instelling is gevestigd. Als diploma worden beschouwd: alle diploma's, getuigschriften of andere opleidingstitels die uitgereikt zijn door een bevoegde overheid na het succesvol beëindigen van een postsecundair programma voor hogere studies, d.i. een geheel van lessen, verstrekt door een onderwijsinstelling die erkend is als hogere onderwijsinstelling door de betrokken Staat, op voorwaarde dat de studies die nodig zijn om het diploma van hoger onderwijs te behalen, minstens drie jaar hebben geduurd.
§ 3 - In afwijking van § 2 kan de bevoegde overheid in de volgende gevallen een aanvraag afwijzen :
1° om een ethische rekrutering te verzekeren in de sectoren met een tekort aan gekwalificeerde werknemers in het land van oorsprong;
2° als de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber eerder gesanctioneerd werd omdat hij zich niet schikte naar de bepalingen tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling of omdat hij werknemers heeft tewerkgesteld die geen toelating tot verblijf en tewerkstelling hadden."
Art.9. - Artikel 15/2 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2012, wordt vervangen als volgt :
"Art. 15/2 - In afwijking van artikel 9, eerste lid, 4°, kan de Regering de gevallen bepalen waarin een onderzoek van de arbeidsmarkt noodzakelijk is."
Art.10. - Artikel 15/3 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2012, wordt opgeheven.
Art.11. - In artikel 15/4 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de inleidende zin worden de woorden "door een voorlopige arbeidsvergunning of" opgeheven;
2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt :
"2° veronderstelt elke wijziging van werkgever, alsook elke betekenisvolle wijziging van de arbeidsvoorwaarden, vermeld in artikel 15/1, § 2, die gevolgen heeft voor de geldigheid van de Europese blauwe kaart, een nieuwe aanvraag van toelating tot arbeid die deel uitmaakt van een procedure om de Europese blauwe kaart te verkrijgen;"
3° in de bepaling onder 3° worden de woorden "de toekenning door de bevoegde overheid van een nieuwe voorlopige arbeidsvergunning aan de werkgever" vervangen door de woorden "een nieuwe aanvraag van toelating tot arbeid die deel uitmaakt van een procedure om de Europese blauwe kaart te verkrijgen".
Art.12. - In hoofdstuk IV van hetzelfde koninklijk besluit wordt afdeling 3, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2015, die de artikelen 17 en 18 omvat, vervangen door de volgende afdeling 3, die de artikelen 17 tot 18.32 omvat, luidende :
"Afdeling 3 - Procedure voor de toelating tot arbeid die deel uitmaakt van een procedure om een gecombineerde vergunning, een Europese blauwe kaart of een andere verblijfstitel te verkrijgen met het oog op werk en die de onderdaan van een derde land de mogelijkheid biedt voor een periode van meer dan negentig dagen te werken
Art. 17. - Deze afdeling voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.
Art. 17.1. - De bepalingen van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord gelden met behoud van de toepassing van :
1° hoofdstuk II en III, hoofdstuk IV, afdeling 1, 1bis en 2, hoofdstuk V, hoofdstuk VII, afdeling 1 en 3, met uitzondering van artikel 31, tweede lid, en hoofdstuk VIII tot en met XI;
2° het koninklijk besluit van 7 oktober 2009 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de tewerkstelling van sommige categorieën van buitenlandse werknemers.
De bepalingen van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord zijn niet van toepassing op aanvragen op basis van artikel 2, eerste lid, 14°.
Art. 18. - Voor de tewerkstelling van een werknemer, onderdaan van een derde land, vraagt de werkgever conform de bepalingen van het samenwerkingsakkoord en conform de bepalingen van deze afdeling een toelating tot arbeid aan bij het departement. De werkgever treedt daarbij op als vertegenwoordiger van de werknemer. De ondertekening van de arbeidsovereenkomst door de werknemer geldt als instemming van de werknemer met de aanwijzing van de werkgever als zijn vertegenwoordiger.
De aanvraag wordt ingediend via een formulier dat het departement ter beschikking stelt. Dat aanvraagformulier vermeldt :
1° de persoonlijke gegevens, het e-mailadres of het faxnummer van de werkgever of van diens mandataris en de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor het verblijfsadres van de werknemer als deze in het buitenland verblijft op het ogenblik van de indiening van de aanvraag;
2° de persoonlijke gegevens van de werknemer;
3° de gegevens en de details aangaande de tewerkstelling van de werknemer in het Duitse taalgebied.
De aanvraag wordt door de werkgever ingevuld, gedagtekend en ondertekend.
Art. 18.1. - De via de werkgever ingediende aanvraag kan alleen worden ingediend door een natuurlijke persoon die daarvoor over de vereiste rechtsbekwaamheid beschikt, met name door de werkgever zelf of door de natuurlijke persoon die op regelmatige wijze in België verblijft en in naam en voor rekening van de werkgever handelt.
Voor de in het buitenland gevestigde werkgever kan alleen die natuurlijke persoon optreden.
Art. 18.2. - De werkgever of, in voorkomend geval, de werknemer, voegt de documenten vermeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid.
Art. 18.3. - Naast de documenten vermeld in artikel 18.2, voegt de werkgever de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van zijn identiteitsbewijs of dat van zijn volmachthouder;
2° een kopie van de bladzijden van het geldig paspoort van de werknemer die zijn persoonlijke gegevens bevatten of, als de betrokkene in België verblijft, een kopie van het document dat zijn verblijf dekt;
3° in geval van detachering, een kopie van het document, afgeleverd door de buitenlandse instelling, dat verklaart dat de socialezekerheidswetgeving van dat land van toepassing blijft tijdens de tewerkstelling op het Belgische grondgebied, of, als een internationale overeenkomst daarover ontbreekt, een verklaring van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dat de voorwaarden om onderworpen te zijn aan het Belgische stelsel voor werknemers, niet vervuld zijn.
In geval van hernieuwing worden de volgende stukken toegevoegd :
1° een kopie van de loonfiches of loonafrekeningen voor de volledige periode van de toelating tot arbeid die verstrijkt of een kopie van de individuele rekening na een volledig kalenderjaar waarin de betrokkene heeft gewerkt, alsook de betalingsbewijzen ervan;
2° als de aanvraag een detachering betreft binnen het toepassingsgebied van titel IV, hoofdstuk 8, van de programmawet (I) van 27 december 2006: het bewijs van inschrijving in het Limosakadaster.
Art. 18.4. - Voor stagiairs als vermeld in artikel 9, eerste lid, 5°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de stageovereenkomst vermeld in artikel 22, 3°, ingevuld, gedagtekend en ondertekend door beide partijen;
2° als de stage wordt betaald door middel van een beurs, het bewijs van de toekenning van die beurs aan de betrokkene;
3° het opleidingsprogramma vermeld in artikel 22, 4°;
4° een kopie van het diploma of van het getuigschrift van de studie in het verlengde waarvan de stage plaatsvindt, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan;
5° de verbintenis, ondertekend door de stagiair, om tijdens de stageperiode geen andere betrekking in België te bekleden dan die waarvoor de toelating werd verleend.
Art. 18.5. - Voor hooggekwalificeerd personeel of personen die een leidinggevende functie bekleden als vermeld in artikel 9, eerste lid, 6° en 7°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van titel I en titel III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en door beide partijen ondertekend, of, in geval van detachering, een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een vertaling ervan;
2° in geval van detachering, een attest ondertekend door de werkgever waarin hij de duur van de detachering bepaalt, alsook de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de duur van de detachering;
3° voor hooggekwalificeerd personeel, een kopie van de diploma's van het hoger onderwijs die de betrokkene heeft behaald of elk ander document dat de kwalificatie van de werknemer bevestigt, in voorkomend geval met een Duitse vertaling ervan.
Art. 18.6. - Voor navorsers of gasthoogleraren als vermeld in artikel 9, eerste lid, 8°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° voor navorsers, het voltijdse programma van wetenschappelijk onderzoek, met vermelding van de begin- en einddatum, alsook met vermelding van de bezoldiging of de subsidie die ten minste overeenstemt met het barema van assistent van de universiteiten, instellingen van hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instellingen;
2° voor een gesubsidieerde navorser, het bewijs van de toekenning van de subsidie;
3° het bewijs van de selectie en van de uitnodiging door de universiteit, instelling van hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instelling;
4° een kopie van het universitaire diploma van de betrokkene waaruit blijkt dat hij houder is van een op basis van een doctoraal proefschrift verkregen doctorstitel of van een gelijkwaardig bevonden academische titel, in voorkomend geval met een vertaling ervan;
5° voor een gasthoogleraar, tenzij het bewijs wordt geleverd dat zijn uitzendende instelling hem gedurende zijn verblijf verder bezoldigt, het bewijs dat hem een bezoldiging wordt toegekend die overeenstemt met het barema van het onderwijspersoneel aan de universiteit of in de instelling van hoger onderwijs.
Art. 18.7. - Voor gespecialiseerde technici als vermeld in artikel 9, eerste lid, 9°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de leveringsovereenkomst waaruit blijkt dat de installatie die de gespecialiseerde technicus in België monteert, op gang brengt of herstelt, vervaardigd of geleverd is door zijn werkgever die in het buitenland gevestigd is;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de technicus en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, waarbij een kopie gevoegd is van de door de werkgever ondertekende dienstopdracht of opdrachtbrief, met bepaling van de duur van de detachering alsook van de arbeids- en loonvoorwaarden voor de duur van de detachering, in voorkomend geval met een vertaling ervan.
Art. 18.8. - Voor werknemers als vermeld in artikel 9, eerste lid, 10°, die gedetacheerd werden om een opleiding van hoogstens zes maanden te volgen die verbonden is aan een met een Belgische onderneming gesloten verkoopcontract, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een vertaling ervan;
2° een kopie van de opleidingsovereenkomst die bij het verkoopcontract gevoegd werd, met vermelding van de duur van de opleiding, alsook de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de opleiding;
3° een kopie van het verkoopcontract tussen de Belgische onderneming en de in het buitenland gevestigde werkgever.
Art. 18.9. - Voor beroepssportlui en trainers als vermeld in artikel 9, eerste lid, 11°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars in overeenstemming met de artikelen 2 tot 9 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars;
2° een verklaring op erewoord, waarbij de werkgever er zich toe verbindt de betaling van het bedrag van de bezoldiging vermeld in artikel 9, eerste lid, 11°, te eerbiedigen.
Art. 18.10. - Voor personen als vermeld in artikel 9, eerste lid, 12° en 13°, die een verantwoordelijkheidsfunctie uitoefenen in een buitenlandse luchtvaartmaatschappij met een exploitatiezetel in België of in een toeristische dienst van hun land voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst conform de bepalingen van titel I en titel III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en door beide partijen ondertekend, of, in geval van detachering, een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een vertaling ervan;
2° in geval van detachering, een attest ondertekend door de werkgever waarin hij de duur van de detachering bepaalt, alsook de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de duur van de detachering.
Art. 18.11. - Voor schouwspelartiesten als vermeld in artikel 9, eerste lid, 15°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de ingevulde, gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst voor schouwspelartiesten, met alle vermeldingen en bepalingen opgenomen in bijlage II van dit besluit;
2° een brief met uitleg van de werkgever over de aard van de artistieke handelingen in het kader van de toelating tot arbeid.
Art. 18.12. - Voor werknemers als vermeld in artikel 9, eerste lid, 18° en 19°, die gedetacheerd worden om een opleiding te volgen in een Belgische zetel van de multinationale groep waartoe hun onderneming behoort, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, in voorkomend geval met een vertaling ervan;
2° het bewijs dat de Belgische zetel waar de opleiding plaatsvindt, deel uitmaakt van de multinationale groep waartoe de onderneming van de werknemer behoort;
3° een kopie van de opleidingsovereenkomst, met vermelding van de duur van de opleiding alsook van de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de opleiding in België.
Art. 18.13. - Voor werknemers als vermeld in artikel 9, eerste lid, 20°, die de status van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie hebben en voor wie de toelating tot arbeid een beroep betreft waarvoor de bevoegde overheid erkend heeft dat er een tekort aan arbeidskrachten is, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de verblijfskaart van langdurig ingezeten onderdaan die de betrokkene verkregen heeft in een andere lidstaat van de Europese Unie, waarin de passende vermelding "langdurig ingezetene-EG" als bedoeld in de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen uitdrukkelijk is opgenomen;
2° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen in titel I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 18.14. - Voor werknemers als vermeld in artikel 9, eerste lid, 4°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen in titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° een kopie van het diploma van de werknemer dat bevestigt dat hij geslaagd is voor een postsecundaire cyclus van minstens drie jaar hogere studies aan een instelling voor hoger onderwijs die in de Staat waar die instelling gevestigd is, als zodanig erkend is. Het diploma wordt door een vertaler in het Duits vertaald en de kopie wordt door de bevoegde diplomatieke of consulaire post gelegaliseerd.
Art. 18.15. - Voor werknemers als vermeld in artikel 2, eerste lid, 6°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, het bewijs dat het om een erkende eredienst gaat en dat de betrokkene bedienaar van die eredienst is. Het bewijs wordt geleverd met een kopie van de aanstellingsakte van de FOD Justitie of met een kopie van het bewijs van aanstelling door de Belgische verantwoordelijke van de erkende eredienst. De duur en de plaats van de opdracht en de bestaansmiddelen worden vermeld.
Art. 18.16. - Voor personeel dat de graven van buitenlandse militairen onderhoudt als vermeld in artikel 2, eerste lid, 7°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid:
1° elk document dat aantoont dat de werknemer wordt tewerkgesteld door een officiële instantie die belast is met het onderhoud van militaire begraafplaatsen om het onderhoud van de graven van buitenlandse militairen te verzekeren;
2° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen in titel I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 18.17. - Voor zeelieden als vermeld in artikel 2, eerste lid, 8°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° het bewijs van inschrijving op de Poollijst;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen, conform de bepalingen van artikel 29 tot 39 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, gedagtekend en ondertekend door de zeeman en de werkgever, de reder, zijn gemachtigde of de kapitein.
Art. 18.18. - Voor journalisten die in België verblijven en die uitsluitend verbonden zijn aan dagbladen die in het buitenland uitgegeven worden of aan persagentschappen, radio- of televisiestations die in het buitenland gevestigd zijn, vermeld in artikel 2, eerste lid, 15°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, een kopie van de voorlopige of definitieve perskaart van de journalist afgeleverd door de bevoegde overheid.
Art. 18.19. - Voor werknemers als vermeld in artikel 2, eerste lid, 20°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen in titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° een kopie van het internationaal akkoord ter uitvoering waarvan de tewerkstelling plaatsvindt;
3° het bewijs dat het internationale akkoord, ter uitvoering waarvan de tewerkstelling plaatsvindt, bekrachtigd is door een gewestelijke of gemeenschapsoverheid in het kader van haar respectieve bevoegdheden.
Art. 18.20. - Voor stagiairs als vermeld in artikel 2, eerste lid, 21°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende stageovereenkomst, met vermelding van de stageduur en de bezoldiging;
2° bij een stagiair die tewerkgesteld wordt in het kader van een programma dat goedgekeurd is door een internationale instelling van publiek recht die in België gevestigd is, waarvan het statuut geregeld wordt door een in werking getreden verdrag, het bewijs van goedkeuring van het programma door de internationale instelling;
3° bij een wederkerig uitwisselingsprogramma, het bewijs van de wederkerigheid.
Art. 18.21. - Voor postdoctorale vreemdelingen als vermeld in artikel 2, eerste lid, 25°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° het bewijs dat de postdoctorandus houder is van een doctorsgraad of over uitzonderlijke wetenschappelijke kennis beschikt die geattesteerd is door de gastuniversiteit;
2° het bewijs dat de postdoctorandus een tegemoetkoming voor wetenschappelijk onderzoek krijgt, met vermelding van het bedrag van de tegemoetkoming;
3° het bewijs dat de postdoctorandus een fundamenteel wetenschappelijk onderzoek volbrengt in de gastuniversiteit, met vermelding van de duur van het onderzoek.
Art. 18.22. - Voor onderzoekers als vermeld in artikel 2, eerste lid, 26°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, een kopie van de ingevulde, gedagtekende en door de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling ondertekende gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling.
Art. 18.23. - Voor kaderleden en leidinggevend personeel als vermeld in artikel 2, eerste lid, 33°, voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, de volgende documenten bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid :
1° een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen in titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met vermelding van de jaarlijkse bezoldiging;
2° een attest van een bedrijfsrevisor opgenomen in de lijst van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren, dat bevestigt dat de werkgever voldoet aan de wettelijke voorwaarden om als hoofdzetel te worden aangewezen.
Art. 18.24. - Voor alle andere werknemers dan de werknemers als bedoeld in de artikelen 18.4 tot 18.23 of als bedoeld in de artikelen 18.26 en 18.27 voegt de werkgever, naast de documenten vermeld in artikel 18.2 en 18.3, bij het formulier vermeld in artikel 18, tweede lid, een kopie van de gedagtekende en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst die ingevuld werd en alle vermeldingen en bepalingen bevat die opgenomen zijn in bijlage I van dit besluit.
Art. 18.25. - Met behoud van de toepassing van de artikelen 18.2 tot 18.24 kan het departement de werkgever aanmanen om bij de aanvraag nog andere documenten te voegen die voor de behandeling van zijn aanvraag noodzakelijk zijn.
Art. 18.26. - § 1 - Voor een tewerkstelling als bedoeld in artikel 16 vraagt de werknemer, onderdaan van een derde land, bij het departement een toelating tot arbeid voor onbepaalde duur en voor alle in loondienst uitgeoefende beroepen aan, conform de bepalingen van deze afdeling.
De aanvraag wordt ingediend via een formulier dat het departement ter beschikking stelt. Dat aanvraagformulier vermeldt :
1° de persoonlijke gegevens van de werknemer;
2° de gegevens aangaande de voorgaande perioden van tewerkstelling in België;
3° als de werknemer in het buitenland verblijft op het ogenblik van de indiening van de aanvraag: de gegevens van de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn buitenlands verblijfsadres.
Het formulier wordt ingevuld, gedagtekend en ondertekend door de onderdaan van een derde land.
§ 2 - De werknemer voegt, naast de documenten vermeld in artikel 18.2, de volgende documenten bij het formulier vermeld in § 1 :
1° een kopie van zijn voorgaande arbeidskaarten B vermeld in artikel 3, 2°, of van zijn voorgaande verblijfstitels met het oog op werk, die de onderdaan van een derde land de mogelijkheid bieden voor een periode van meer dan negentig dagen te werken;
2° een kopie van de loonfiches of loonafrekeningen voor de recentste volledige periode van de toelating tot arbeid, alsook de betalingsbewijzen ervan;
3° een kopie van de lopende arbeidsovereenkomst of, bij het ontbreken daarvan, om het even welk ander document, aan de hand waarvan de onderdaan van een derde land aantoont dat hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 61/25-5, § 1, 2°, van de wet van 15 december 1980.
Art. 18.27. - § 1 - Voor een tewerkstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 35°, vraagt de onderdaan van een derde land die de status van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft verkregen, bij het departement een toelating tot arbeid aan in de vorm van een vrijstelling als vermeld in hetzelfde artikel, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
De aanvraag wordt ingediend via een formulier dat het departement ter beschikking stelt. Dat aanvraagformulier vermeldt de gegevens vermeld in artikel 18.26, § 1, tweede lid, 1° en 2°.
De onderdaan van een derde land vult de aanvraag in en ondertekent het gedagtekende formulier.
§ 2 - De werknemer voegt, naast de documenten vermeld in artikel 18.2, de volgende documenten bij het formulier vermeld in § 1 :
1° een kopie van zijn voorgaande arbeidskaarten B vermeld in artikel 3, 2°, of van zijn voorgaande verblijfstitels met het oog op werk, die de onderdaan van een derde land de mogelijkheid bieden voor een periode van meer dan negentig dagen te werken;
2° een kopie van de loonfiches of loonafrekeningen voor de recentste volledige periode van de toelating tot arbeid, alsook de betalingsbewijzen ervan;
3° een kopie van de lopende arbeidsovereenkomst of, bij het ontbreken daarvan, om het even welk ander document, aan de hand waarvan de onderdaan van een derde land aantoont dat hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt, overeenkomstig artikel 61/25-5, § 1, 2°, van de wet van 15 december 1980.
Art. 18.28. - Het departement onderzoekt de aanvraag met inachtneming van de bepalingen van het samenwerkingsakkoord.
Art. 18.29. - De aanvraag wordt als onvolledig beschouwd als ze niet de documenten of de gegevens bevat die vermeld zijn in artikel 18 tot 18.3 en, naargelang van het geval, artikel 18.4 tot 18.27.
Binnen een termijn van tien dagen die ingaat vanaf de ontvangst van de aanvraag vermeld in de artikelen 18, 18.25 of 18.26, beslist het departement of die aanvraag volledig is en stelt de aanvrager over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag in kennis.
Met toepassing van artikel 19, § 2, van het samenwerkingsakkoord kan de aanvrager, nadat het departement hem daartoe aangemaand heeft, zijn aanvraag volledig maken. Nadat de aanvraag volledig gemaakt is, stelt het departement de aanvrager over de volledigheid en ontvankelijkheid in kennis.
Het departement brengt de beslissing van onontvankelijkheid aangetekend ter kennis van de werkgever of van de werknemer, onderdaan van een derde land.
18.30 - Het departement onderzoekt de eigenlijke aanvraag om toelating tot arbeid op basis van de relevante stukken van het volledig bevonden dossier en op basis van de inlichtingen en documenten die omwille van hun nut bij het indienen van de aanvraag opgevraagd werden.
Op basis van het onderzoek door het departement beslist de Gemeenschapsminister over de eigenlijke aanvraag.
Indien de Gemeenschapsminister de aanvraag om toelating tot arbeid weigert, brengt het departement die weigering aangetekend ter kennis van de werkgever en van de werknemer die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9 van de wet.
Overeenkomstig artikel 9 van de wet wordt het volgende vermeld in de beslissing :
1° de mogelijkheid om beroep in stellen;
2° de bevoegde instanties die daarvan kennis nemen;
3° de na te leven termijnen en vormvereisten.
Art. 18.31. - § 1 - Als de aanvraag geweigerd werd, kan de aanvrager binnen dertig dagen na kennisgeving beroep instellen bij de Gemeenschapsminister.
Als de Gemeenschapsminister de aanvraag opnieuw weigert, brengt het departement de beslissing aangetekend ter kennis van de aanvrager.
§ 2 - Zolang het beroep bij de Gemeenschapsminister hangende is, wordt elke na instelling van dit beroep ingediende aanvraag niet-ontvankelijk verklaard krachtens :
1° artikel 18, voor zover het gaat om de tewerkstelling van dezelfde werknemer en voor zover het beroep dat bij de Gemeenschapsminister hangende is betrekking heeft op een aanvraag die ingediend is krachtens artikel 18;
2° artikel 18.26, door dezelfde werknemer, voor zover het beroep dat bij de Gemeenschapsminister hangende is betrekking heeft op een aanvraag die ingediend is krachtens artikel 18.26;
3° artikel 18.27, ingediend door dezelfde werknemer, voor zover het beroep dat bij de Gemeenschapsminister hangende is betrekking heeft op een aanvraag die ingediend is krachtens artikel 18.27.
Art. 18.32. - Met behoud van de toepassing van artikel 21 van het samenwerkingsakkoord worden, in geval van een aanvraag tot hernieuwing van de toelating tot arbeid, de documenten vermeld in de artikelen 18.4 tot 18.24 niet bijgevoegd, voor zover ze sinds de overzending aan het departement onveranderd zijn gebleven."
Art.13. - In artikel 37/1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2014, worden de woorden "artikel 15/1, eerste lid, punt b)" vervangen door de woorden "artikel 15/1, § 2, eerste lid, 2°".
Art.14. - In artikel 37/2 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2014, worden de woorden "artikel 15/1" vervangen door de woorden "artikel 15/1, § 2, eerste lid, 2°".
Art.15. - In artikel 38, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit wordt het woord "Minister" vervangen door het woord "Gemeenschapsminister".
Art.16. - Het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de regels voor het indienen van de aanvragen en het afleveren van voorlopige arbeidsvergunning in het kader van de aanvraag door een buitenlandse werknemer ter verkrijgen van een "Europese blauwe kaart" wordt opgeheven.
Art.17. - De arbeidskaarten A die toegekend zijn met toepassing van de bepalingen die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit van kracht waren, blijven geldig.
Art.18. - De aanvragen ter verkrijging van een arbeidskaart A die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit werden ingediend, blijven onderworpen aan de bepalingen die voor die datum van kracht waren.
Art.19. - De arbeidsvergunningen en arbeidskaarten B die toegekend werden met toepassing van de bepalingen die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit van kracht waren, blijven geldig.
Art.20. - De aanvragen ter verkrijging van de arbeidsvergunning en de arbeidskaart B die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit werden ingediend, blijven onderworpen aan de bepalingen die voor die datum van kracht waren.
De aldus toegekende arbeidsvergunning en arbeidskaart B blijven geldig tot op het ogenblik dat ze verstrijken.
Art.21. - De arbeidsvergunningen en arbeidskaarten vermeld in de artikelen 19 en 20 kunnen alleen toegekend worden met inachtneming van de procedure tot hernieuwing van de toelating tot arbeid bepaald in artikel 21 van het Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten en bepaald in artikel 18.3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
Art.22. - Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het voormelde samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 24-12-2018 door NO 2018-02-02/14, art. 45)
Art. 23. - De minister bevoegd voor Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.