Details





Titel:

25 AUGUSTUS 2022. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 15 maart 2012 tot uitvoering van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2012202451 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 3 van het besluit van de Regering van 15 maart 2012 tot uitvoering van het decreet van 6 december 2011 ter ondersteuning van het jeugdwerk worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in paragraaf 1 wordt de inleidende zin vervangen als volgt:
  "Volgende personeelskosten worden in aanmerking genomen voor de berekening van de personeelssubsidies van de jeugdvoorzieningen in de zin van artikel 5.1 van het decreet: "
  2° paragraaf § 2 wordt vervangen als volgt:
  " § 2 - De personeelskosten bedoeld in § 1 worden gesubsidieerd op basis van de weddeschalen bepaald in bijlage I van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid", zoals ze overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, van hetzelfde besluit op elkaar afgestemd werden, waarbij:
  1° weddeschaal 13 wordt toegepast voor de personeelssubsidies van de jeugdwelzijnswerkers bedoeld in artikel 5.1, § 1, van het decreet;
  2° voor de personeelssubsidies van de assistent-jeugdwerkers bedoeld in artikel 5.1, § 2, van het decreet:
  a) die geen houder zijn van een sociaal-pedagogisch diploma noch de aanvullende opleiding vermeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet hebben voltooid, weddeschaal 7 wordt toegepast totdat deze opleiding is voltooid;
  b) die houder zijn van een sociaal-pedagogisch diploma of de aanvullende opleiding vermeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet hebben voltooid, weddeschaal 8 wordt toegepast;
  3° weddeschaal 14 wordt toegepast voor de personeelssubsidies van de leidinggevenden bedoeld in artikel 5.1, § 3, van het decreet."
  3° paragraaf 3 wordt opgeheven;
  4° in § 4, tweede lid, worden de twee inleidende zinnen vervangen als volgt:
  "Met het oog op de verificatie van de personeelssubsidies dienen de jeugdvoorzieningen elk jaar vóór 1 maart de volgende documenten in via een daartoe bestemd formulier: "
  5° in § 4, tweede lid, 3°, worden de woorden "artikel 5, § 3, eerste lid, 2b, en tweede lid, 2°" vervangen door de woorden "artikel 5.1, § 1, tweede lid, 2°, en § 2, eerste lid, 2°".

Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
  "Art. 4 - Berekening van de dienstjaren
  § 1 - Bij de berekening van het subsidieerbare gedeelte van de personeelskosten bedoeld in artikel 3, § 1, worden voor personen vanaf 23 jaar alle aantoonbare dienstjaren in aanmerking genomen, ongeacht de sector of de functie waarin de betrokkenen tewerkgesteld waren.
  Bij de aanstelling van een jeugdwerker die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt, worden alleen de aantoonbare dienstjaren als aangestelde jeugdwerker in aanmerking genomen.
  Als uitgangspunt voor de berekening van de dienstjaren geldt de eerste dag van de maand van de aanstelling.
  De dienstjaren waarin betrokkene minstens halftijds aangesteld was, worden als volledige dienstjaren in aanmerking genomen. Indien de som van de bewezen beroepservaring minder dan twaalf maanden bedraagt, wordt het jaar niet in aanmerking genomen; vanaf twaalf maanden wordt het jaar wel in aanmerking genomen.
  § 2 - In afwijking van § 1, eerste lid, worden de arbeidsprestaties bij een private werkgever, als zelfstandige of in het kader van een vrij beroep in totaal ten hoogste ten belope van tien jaar in aanmerking genomen.
  Nadat de Regering advies heeft ingewonnen bij de jeugdcommissie, kan ze, bovenop de tien jaar die in het eerste lid als maximum is bepaald, bijkomende jaren als aanneembare diensten in aanmerking nemen, als het om nuttige beroepservaring voor de nieuwe uit te oefenen activiteit gaat."

Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 4.1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 4.1 - Aanvullende opleiding voor assistent-jeugdwerkers
  § 1 - Met het oog op de organisatie van de aanvullende opleiding bedoeld in artikel 5.1, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet dient de jeugdvoorziening die de assistent-jeugdwerker tewerkstelt, ten laatste 90 dagen na zijn aanstelling, een individueel plan inzake voortgezette opleiding ter advies in bij de jeugdcommissie. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat de opleidingsuren buiten de arbeidsuren vallen en de leseenheden in de vorm van contactonderwijs of virtueel worden gegeven.
  De jeugdvoorziening dient de bewijsstukken van de voltooide voortgezette opleidingen bij de Regering in binnen twee jaar na de goedkeuring van het individueel plan inzake voortgezette opleiding van de betrokken medewerker.
  Op met redenen omkleed verzoek van de jeugdvoorziening en na een dienovereenkomstig advies van de jeugdcommissie kan de Regering één verlenging toestaan van de termijn waarbinnen de omzetting van het plan inzake voortgezette opleiding moet worden voltooid.
  § 2 - Het plan inzake voortgezette opleiding dekt de volgende thema's:
  1° jeugdwerker - grondslagen en randvoorwaarden;
  2° samenwerking in structuren en relaties;
  3° sociale en psychologische grondslagen;
  4° bescherming van jonge mensen tegen verwaarlozing, geweld en seksueel misbruik;
  5° interventie en concept als grondslag van methodisch werken;
  6° persoonlijkheid en communicatie."

Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 4.2 ingevoegd, luidende:
  "Art. 4.2 - Kostenbijdrage van de gemeenten
  De kostenbijdrage van de gemeenten vermeld in artikel 21, § 2, en artikel 28, § 2, van het decreet wordt jaarlijks in het eerste kwartaal uitbetaald."

Art.5. De bijlage van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2022.

Art. 7. De minister bevoegd voor Jeugd is belast met de uitvoering van dit besluit.