4 JULI 2024. - Besluit van de Regering houdende overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de ministers
Art. 1-8
Artikel 1. § 1 - Aan de leden van de Regering wordt in de materies waarvoor ze krachtens het besluit van de Regering van 4 juli 2024 houdende verdeling van de bevoegdheden onder de ministers bevoegd zijn, delegatie toegestaan om de decreten en reglementen toe te passen alsook het beleid dat met de bevoegdheden overeenstemt te voeren. Het is hen echter niet toegestaan reglementaire besluiten te nemen.
De delegatie bedoeld in het eerste lid betreft ook de toekenning van afwijkingen van de voorwaarden inzake taalgebruik bij de indienstneming van personeelsleden in het onderwijs, alsook de opruststelling van personeelsleden die werkzaam zijn in het Ministerie, in de instellingen van openbaar nut en in het onderwijs.
§ 2 - Voor de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van verschillende leden van de Regering behoren, worden de beslissingen gezamenlijk door de betrokken leden genomen.
§ 3 - De bevoegde minister bezorgt elk ontwerp van omzendbrief of elk ontwerp van algemene instructie aan de andere leden van de Regering.
Deze kunnen op de eerstvolgende vergadering van de Regering een collegiale beslissing over het ontwerp vragen. Tot deze vergadering mag het ontwerp niet van toepassing worden verklaard.
§ 4 - De lijst van de ministeriële besluiten die de regeringsleden op grond van de aan hen toegekende delegaties hebben ondertekend, worden alle twee maanden aan de andere regeringsleden bezorgd.
§ 5 - De Regering stelt haar huishoudelijk reglement op.
§ 6 - Voor de duur van een geplande afwezigheid of verhindering kan een lid van de Regering zijn bevoegdheden en het bijbehorend ondertekeningsrecht aan een ander lid van de Regering overdragen, dat aanvaardt. De door beide leden van de Regering ondertekende delegatie van bevoegdheid wordt op de eerstvolgende regeringsvergadering ter kennis gebracht van de Regering.
In het geval bepaald in het eerste lid en bij onvoorzienbare afwezigheid of verhindering van een lid van de Regering kan de Regering geldig beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van haar leden aanwezig is.
Art.2. In afwijking van artikel 1 wordt collegiaal beslist over:
1° de toekenning van toelagen en dotaties die in het kader van de lopende uitgaven het bedrag overstijgen vermeld in artikel 11, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren;
2° de toekenning van toelagen en dotaties die in het kader van de investeringsuitgaven het bedrag overstijgen bepaald in de eerste zin van artikel 11, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 18 april 2017 plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren, met uitzondering van de infrastructuursubsidies voor projecten die in het infrastructuurplan voorzien zijn, indien het in dit plan voorziene bedrag niet wordt overschreden;
3° het gunnen van overheidsopdrachten die in het kader van de lopende uitgaven het bedrag vermeld in 1° overschrijden;
4° het gunnen van overheidsopdrachten die in het kader van de investeringsuitgaven het bedrag vermeld in 2° overschrijden, met uitzondering van de uitgaven voor infrastructuurprojecten die in het infrastructuurplan voorzien zijn, indien het in dit plan voorziene bedrag niet wordt overschreden.
De beperkingen bedoeld in het eerste lid gelden niet voor de toelagen en dotaties die in de administratieve uitgavenbegroting bij naam genoemd worden.
De beperking bedoeld in het eerste lid, 1°, geldt niet als de toekenning van de toelage als een gebonden beslissing zonder appreciatiemarge moet worden beschouwd.
De beperkingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, gelden voor elke vorm van toezegging. Die beperkingen hebben betrekking op de bedragen van de afzonderlijke toelagen en dotaties en niet op de som van die bedragen bij collectieve besluiten.
De bedragen vastgelegd in het eerste lid dekken de volledige uitgaven, btw niet inbegrepen.
Art.3. In afwijking van artikel 1 wordt collegiaal beslist over:
1° elk voorstel tot oprichting, decentralisatie of herstructurering van overheidsdiensten, -organisaties of -instellingen die belast zijn met de uitvoering van het gemeenschapsbeleid, met inbegrip van organisaties en instellingen die overwegend door middel van toelagen ten laste van de Duitstalige Gemeenschap werken;
2° de vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;
3° elk ontwerp van statutaire bepalingen, met inbegrip van de personeelsformatie van alle openbare instellingen die van de Duitstalige Gemeenschap afhangen;
4° de toetreding tot particuliere of openbare verenigingen en de aanwijzing van de vertegenwoordigers van de Regering in deze verenigingen of andere particuliere of openbare organisaties die van de Duitstalige Gemeenschap afhangen of door haar gesubsidieerd worden;
5° de aanwijzing van de leden van alle organen die bij decreet of besluit van de Duitstalige Gemeenschap zijn opgericht;
6° de aankoop, vervreemding, ruil en toekenning van zakelijke rechten in samenhang met onroerende goederen waarvan de Duitstalige Gemeenschap eigenaar is, alsook het sluiten van andere huur- of gebruiksovereenkomsten in samenhang met onroerende goederen.
Art.4. In afwijking van artikel 1 wordt collegiaal beslist over:
1° het uitbrengen van een advies ten behoeve van federale, gemeenschaps-, gewest-, Europese of internationale overheden en organisaties, alsook het indienen van een verslag of een verzoek bij die overheden of organisaties;
2° elk voornemen om een bilaterale of multilaterale samenwerkingsovereenkomst te sluiten of te wijzigen;
3° elk voornemen om de bevoegdheden van de Gemeenschap uit te breiden;
4° de vastlegging van het algemeen beleid van de Gemeenschap, met inbegrip van de te volgen beleidslijn in binnenlandse en buitenlandse politieke gremia, alsook de afvaardiging en de aanwijzing van vertegenwoordigers van de Duitstalige Gemeenschap in deze gremia.
Art.5. Elk lid van de Regering ontvangst maandelijks een volledig overzicht van de begroting, zowel wat de vastleggingskredieten als wat de ordonnanceringskredieten betreft.
Art.6. Het besluit van de Regering van 20 juni 2019 houdende overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de ministers wordt opgeheven.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.
Art. 8. De ministers zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.