28 DECEMBER 1994. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de gemeenschappelijke en gewestelijke dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling (FOREM/GRABA). (VERTALING). (NOTA : opgeheven door BDG2012-09-04/09, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2012. Overgangsbepalingen: art. 7, 2de lid) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-10-1996 en tekstbijwerking tot 25-04-2014)
HOOFDSTUK I. - Doel, toepassingsgebied en definities.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - De aanstelling.
Afdeling 1. - De aanstellingsvoorwaarden.
Art. 5-6
Afdeling 2. - De algemene toelatingsvoorwaarden.
Art. 7
Afdeling 3. - De bijzondere toelatingsvoorwaarden.
Art. 8-10
Afdeling 4. - De bevorderingsvoorwaarden.
Art. 11
HOOFDSTUK III. - Bekendmaking, organisatie en afsluiting van de examens.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 12-13
Afdeling 2. - De wervingsexamen.
Art. 14-17
Afdeling 3. - De bevorderingsexamens.
Art. 18
Afdeling 4. - De spoedexamens.
Art. 19
HOOFDSTUK IV. - De overeenkomst, de bezoldiging en de andere voordelen.
Afdeling 1. - De overeenkomst.
Art. 20
Afdeling 2. - De bezoldiging.
Art. 21-24
Afdeling 3. - Bijkomende voordelen.
Art. 25
HOOFDSTUK V. - Het verlofstelsel.
Art. 26
HOOFDSTUK VI. - De arbeidsvoorwaarden.
Afdeling 1. - De arbeidsduur.
Art. 27
Afdeling 2. - De mutatie.
Art. 28
Afdeling 3. - De activiteiten buiten de Dienst.
Art. 29
Afdeling 4. - De terugbetalingen verbonden aan de opdrachten.
Art. 30
HOOFDSTUK VII. - De vorming van de personeelsleden.
Art. 31
HOOFDSTUK VIII. - De beoordeling van het werk van de personeelsleden.
Art. 32-33
HOOFDSTUK IX. - De tuchtregeling.
Art. 34-35
HOOFDSTUK X. - Cumulatie van activiteiten.
Art. 36
HOOFDSTUK XI. - Het einde van de overeenkomst.
Art. 37-39
HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen.
Art. 40-43
HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtreding.
Art. 44
HOOFDSTUK I. - Doel, toepassingsgebied en definities.
Artikel 1. Het reglement heeft tot doel de algemene voorwaarden vast te stellen voor de regeling van de bestaande betrekkingen tussen de Dienst en het contractueel tewerkgesteld personeel van de beroepsopleiding voor de volwassenen.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit reglement dient te worden verstaan onder :
1° "personeel van de beroepsopleidinq voor volwassenen", het pedagogisch personeel bedoeld in artikel, met uitzondering van de stagiairs die een opleiding volgen onder toezicht van de Dienst en die onderworpen zijn aan het huishoudelijk reglement van het centrum waartoe zij behoren;
2° "bekwaamheidsexamen", de algemene wervingswijze geregeld bij dit reglement. Dit wervingsexamen wordt afgelegd voor een paritaire examencommissie waarbij de kandidaat zijn beroepsgeschiktheid voor de voorgestelde betrekking kan doen gelden;
3° "spoedexamen", de uitzonderlijke wervingswijze geregeld bij dit reglement binnen de grenzen voorzien bij artikel 5, § 2;
4° "specialiteit", de beroepsactiviteiten waarvoor examens ingericht zijn;
5° "bevorderingsexamen", het examen dat de kandidaat in staat stelt een naasthogere functie te bekleden, indien hij daarvoor slaagt;
6° "titularis", het personeelslid dat een vacante betrekking bekleedt;
7° "vacante betrekking", de betrekking toegankelijk voor de laureaat van een bekwaamheids- of bevorderingsexamen en die gedekt is door de gewone toelage van titel I van de begroting van de Dienst;
8° "definitief vacante betrekking", de vacante betrekking die definitief geen titularis meer heeft;
9 "tijdelijk vacante betrekking", de vacante betrekking die tijdelijk niet door haar titularis bekleed is;
10° "tijdelijke betrekking", de betrekking gedekt door een buitengewone toelage van Titel I van de begroting van de Dienst en bekleed door de laureaat van een bekwaamheids- of bevorderingsexamen of van een spoedexamen;
11° "geldelijke anciënniteit", alle prestatieperiodes verricht door het personeelslid in dienst bij de Dienst;
12° "dienstanciënniteit", de ononderbroken dienstperiodes verricht door het personeelslid bij de Dienst;
13° "ambtsanciënniteit", alle dienstperiodes verricht in hetzelfde ambt en berekend op grond van de werkelijke prestaties bij de Dienst, in het raam van een reglement voor het contractueel personeel van de beroepsopleiding;
14° "werkelijke prestaties", alle periodes tijdens welke het ambt uitgeoefend werd, met inbegrip van de opdrachten en de schorsingsperiodes van de arbeidsovereenkomst die niet meer dan zes opeenvolgende maanden tellen;
15° "mutatie", de definitieve overgang van de titularis van een vacante betrekking naar een andere definitief vacante betrekking.
§ 2 Het personeel van de beroepsopleiding voor volwassenen staat onder het onmiddellijk gezag van de subregionale directeur of van de directeur van de beroepsopleiding naar gelang het bij een regionaal bestuur of bij het centraal bestuur tewerkgesteld is.
Voor technische en pedagogische aangelegenheden is het tevens onderworpen aan het gezag van zijn pedagogische meerderen.
De technisch adviseur staat onder het gezag van de directeur van de beroepsopleiding.
§ 3. Indien er een bevoegdheidsgeschil ontstaat, wordt het door de meest gerede partij aan de inspecteur-generaal van de Afdeling Coördinatie Tewerkstelling-Vorming voorgelegd.
§ 4. Indien één of meerdere trappen van de hiërarchie ontbreken, werkt het betrokken personeelslid onder het gezag van zijn naasthogere chef.
Art.3. Het pedagogisch personeel bestaat uit :
1° "de technisch adviseur" die belast is met het ontwerpen, de ontwikkeling en de inwerkingstelling van verschillende pedagogische projecten van beroepsopleiding voor volwassenen in het raam van het door het beheerscomite vastgesteld beleid;
2° "de eerstaanwezend intersectoriële coördinator" die verantwoordelijk is voor verschillende sectoren en die, onder het pedagogisch gezag van de technische adviseurs, belast is met de goede werking van de beroepsopleiding in de door het beheerscomite bepaalde geografische zone en/of met een pedagogisch project dat hem toevertrouwd is door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde. Hij structureert de informaties behaald bij de centra voor beroepsopleiding door contacten met bedrijven, sociaal professionele groeperingen en met de verschillende vormingsoperatoren om een interventiestrategie af te stellen, rekening houdend met het algemeen beleid van de beroepsopleiding;
3° "de coördinator" die onder het pedagogisch gezag van de technisch adviseur en/of van de e.a. intersectoriële coördinator :
a) belast is met het beheer van een technisch-pedagogisch activiteitencentrum;
b) en/of in de hoedanigheid van specialist in een activiteitentak of in een bepaalde techniek belast is met de uitvoering van elk ander pedagogisch project bepaald door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde;
4° "de e.a. instructeur" die onder het pedagogisch gezag van de coördinator :
a) belast is met de begeleiding van een bepaald aantal instructeurs om de opleiding optimaal uit te voeren;
b) en/of in de hoedanigheid van specialist in een activiteitentak of in een bepaalde techniek, belast is met de uitvoering van elk ander pedagogisch project bepaald door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, zoals de uitwerking of herziening van programma's en methoden, de vorming van opleiders, het oprichten van bijscholingscursussen;
5° "de instructeur" die, onder het pedagogisch gezag van de e.a. instructeur, zorgt :
a) voor de beroepsopleiding van de stagiairs;
b) voor het onthaal, de informatie, de waarneming en/of de oriëntatie en de sociaal-professionele integratie van de stagiairs;
c) voor elk ander pedagogisch project bepaald door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde.
Art.4. Ieder pedagogisch ambt in een activiteitensector die nog niet door de Dienst geregeld is, kan door het beheerscomité van de Dienst begeven worden in afwijking van hoofdstuk II, na advies van het tussenoverlegcomité.
HOOFDSTUK II. - De aanstelling.
Afdeling 1. - De aanstellingsvoorwaarden.
Art.5. § 1. Om aangesteld te worden moet het pedagogisch personeel, behoudens de bepalingen van § 2, voor een bekwaamheidsexamen slagen.
De kandidaat kan de ontbindende voorwaarde vermeld in de arbeidsovereenkomst enkel doen opheffen door het slagen voor een bekwaamheidsexamen.
§ 2. De voorwaarde voor een bekwaamheidsexamen te slagen voor de indienstneming is niet geëist, indien het voorgeschreven is door de dringendheid of de wervingsvoorwaarden voor een betrekking.
De kandidaat moet echter :
1° aan de voorwaarden voldoen die gesteld zijn voor de deelneming aan een volgend bekwaamheidsexamen en,
2° voor een spoedexamen slagen met de drie zelfde proeven als die bepaald in artikel 14.
De tewerkstellingsperiode overeenkomstig die wervingswijze mag niet langer duren dan 18 maanden zonder dat een bekwaamheidsexamen afgelegd wordt. De na een spoedexamen voorgestelde arbeidsovereenkomsten worden afgesloten voor een maximale periode van 2 jaar.
Het niet-deelnemen aan of de mislukking van het eerste bekwaamheidsexamen na de indienstneming heeft de opzegging van de arbeidsovereenkomst als gevolg.
Deze mogelijkheid om tot een spoedexamen over te gaan, is beperkt tot de werving van instructeurs.
§ 3. In afwijking van artikel 11 vindt de organisatie van een bekwaamheidsexamen voor de werving van coördinators enkel plaats na advies van het tussenoverlegcomité dat vaststelt dat er geen kandidaten voor de bevordering met het in de artikelen 3 en 8, 1 vereiste profiel zijn.
§ 4. De werving voor elk ambt van de beroepsopleiding voor volwassenen is onderworpen aan het voldoen aan een medisch onderzoek om vast te stellen of de kandidaat over de vereiste lichamelijke geschiktheid beschikt voor het uit te oefenen ambt.
Art.6. In afwijking van artikel 5, § 1 wordt de technisch adviseur aangesteld door het beheerscomité, op het voorstel van de administrateur-generaal, na een oproep tot de kandidaten.
Afdeling 2. - De algemene toelatingsvoorwaarden.
Art.7. Het bij dit reglement bedoelde personeel moet bij de indienstneming aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° ten minste 25 jaar oud zijn;
2° een gedrag hebben dat overeenstemt met de vereisten van het ambt;
3° zijn burgerlijke en politieke rechten genieten.
Bij het aflopen van de inschrijvingstermijn voor het examen mag het hoogstens 55 jaar oud zijn.
Afdeling 3. - De bijzondere toelatingsvoorwaarden.
Art.8. 1° De kandidaat voor een ambt van coördinator moet houder zijn van :
a) hetzij een universitair diploma of een ermee gelijkgesteld diploma en een nuttige beroepservaring van drie jaar bezitten.
De diploma's die toegang geven tot examens van niveau I ingericht door het Vast Wervingssecretariaat, worden gelijkgesteld met de universitaire diploma's.
b) hetzij een diploma van het hoger onderwijs van het korte type en een nuttige beroepservaring van vijf jaar bezitten.
2° De kandidaat voor een ambt van instructeur moet houder zijn van :
a) hetzij ten minste een diploma of getuigschrift van het hoger onderwijs van het korte type en een nuttige beroepservaring van drie jaar in de bedoelde kwalificatie bezitten;
b) hetzij ten minste een diploma of getuigschrift van het secundair hoger onderwijs en een nuttige beroepservaring van vijf jaar in de bedoelde kwalificatie bezitten;
c) hetzij een getuigschrift van beroepsopleiding uitgereikt door één van de openbare instellingen voor beroepsopleiding van een lidstaat van de Europese Unie en een nuttige beroepservaring van vijf jaar in de bedoelde kwalificatie bezitten.
Art.9. Kan niemand worden geworven die aan de in artikel 8, 2° bedoelde voorwaarden beantwoordt, kan ervan afgeweken worden mits voorafgaand akkoord van het beheerscomité en na advies van het tussenoverlegcomité.
Art.10. Bij gebreke van de vereiste diploma's of getuigschriften moet de kandidaat een beroepservaring van tien jaar in het bedoelde beroep of in een ermee gelijkgesteld beroep bezitten.
Afdeling 4. - De bevorderingsvoorwaarden.
Art.11. 1° De betrekkingen van e.a. instructeur, coördinator en e.a. intersectorieel coördinator zijn toegankelijk door bevorderingsexamen.
2° Alleen de laureaten van een bekwaamheidsexamen die een anciënniteit van 5 jaar in de naastlagere functie bezitten kunnen deelnemen aan een bevorderingsexamen.
3° Voor de berekening van de ambtsanciënniteit wordt er rekening gehouden met alle prestaties werkelijk verricht na het slagen voor een bekwaamheidsexamen of spoedexamen die toegang geven tot dat ambt, ongeacht de arbeidsregeling.
HOOFDSTUK III. - Bekendmaking, organisatie en afsluiting van de examens.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.12. 1° De examens worden ter kennis gebracht van het personeel, de bevolking en de vakorganisaties door een ruime publiciteit langs de media, met inbegrip van affiches in alle zetels van de Dienst op de voorziene plaatsen.
2° De laureaten worden gerangschikt volgens de behaalde resultaten. De laureaten van een examen waarvan het procesverbaal opgemaakt werd op een vroegere datum hebben echter voorrang, voor zover de geldigheid van deze reserve niet vervallen is, onverminderd artikel 18, 2°.
3° De laureaat, in kennis gesteld van zijn slagen, moet de zetels aanduiden waar hij in dienst zou willen treden. Hij kan zijn keuze enkel wijzigen bij middel van een aangetekende brief. Er wordt slechts rekening gehouden met deze keuze op het ogenblik van de indiensttreding of van de bevordering.
4° De laureaat van een bekwaamheidsexamen wordt persoonlijk in kennis gesteld van zijn rangschikking en van de behaalde punten.
5° De te begeven betrekkingen worden ter kennis gebracht van de laureaten. Zij worden begeven volgens de rangschikking bij het examen.
Art.13. 1° De representatieve vakorganisaties van het personeel worden ingelicht over de organisatie van examens voor alle categorieën van het personeel. Voor alle categorieën van het personeel duiden ze waarnemers bij de examens aan. Die nemen niet deel aan de beraadslagingen van de examencommissie.
2° De rangschikking van de laureaten wordt aan de representatieve vakorganisaties van het personeel meegedeeld.
Afdeling 2. - De wervingsexamen.
Art.14. 1° Het bekwaamheidsexamen bestaat uit drie schiftende proeven :
a) een betreft de theoretische, technische en algemene kennis vereist voor de uitoefening van het ambt;
b) een betreft de praktische kennis waarvan de inhoud varieert volgens het uit te oefenen ambt;
c) een psychologische test.
2° De personen die na een spoedexamen zijn aangeworven, worden echter bij het bekwaamheidsexamen van deze laatste test vrijgesteld.
3° De personeelsleden die op grond van een spoedexamen zijn aangeworven, worden persoonlijk in kennis gesteld van de organisatie van een bekwaamheidsexamen in hun specialiteit en van de verplichting er aan deel te nemen.
Art.15. De examencommissie van een bekwaamheidsexamen is paritair samengesteld uit een gelijk aantal leden van de werkgeversfederaties en de vakorganisaties die bij het beheerscomité vertegenwoordigd zijn. Deze examencommissie bestaat uit 4 werkende leden en uit 4 plaatsvervangende leden, aangeduid door voornoemde federaties en organisaties onder de vakmensen van de specialiteit waarvoor de werving georganiseerd is. De administrateur-generaal of zijn afgevaardigde, aangeduid tussen de statutaire ambtenaren van niveau I van de Dienst, is voorzitter van de examencommissie. Deze voorzitter is niet stemgerechtigd en is ermee belast het reglement te doen naleven en voor een goed verloop van de procedure te zorgen. Bij ontstentenis van een statutaire ambtenaar, kiest de examencommissie de voorzitter in haar midden. Deze examencommissie kan zich laten bijstaan door specialisten aangewezen door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde; zij zijn niet stemgerechtigd.
Art.16. Indien de laureaten die ten gevolge van een spoedexamen reeds in een vacante betrekking tewerkgesteld zijn, voor een bekwaamheidsexamen in de uitgeoefende specialiteit slagen, hebben ze voorrang om die vacante betrekking te behouden.
Art.17. 1° De laureaat van een bekwaamheidsexamen wordt opgenomen in een wervingsreserve waarvan de geldigheidsduur beperkt is tot 4 jaar vanaf de afsluiting van het examen.
2° Voor de laureaten van een bekwaamheidsexamen die een betrekking bekleden of hebben bekleed, wordt de geldigheidsduur van de wervingsreserve persoonlijk verlengd met de duur van hun dienst.
3° Het personeelslid dat in dienst was bij de Dienst wordt slechts in de wervingsreserve opgenomen, indien zijn beoordeling, zoals bepaald in Hoofdstuk VIII, de melding "voldoet" bevat.
Afdeling 3. - De bevorderingsexamens.
Art.18. 1° De samenstelling van de examencommissie voor bevorderingsexamens is dezelfde als die bepaald voor de bekwaamheidsexamens.
2° De reserves van geslaagden van de bevorderingsexamens blijven geldig zonder tijdsbeperking.
3° In afwijking van artikel 12, 1 moeten de bevorderingsexamens niet ter kennis gebracht worden van de bevolking; er wordt geen beroep op de media gedaan.
Afdeling 4. - De spoedexamens.
Art.19. De examencommissie voor spoedexamens wordt aangesteld door de administrateur-generaal of zijn afgevaardigde. Zij bestaat ten minste uit 3 vakmensen aangesteld onder de pedagogische verantwoordelijken van de Dienst onder wie ten minste één niet deel uitmaakt van de subregionale directie. Het voorzitterschap ervan wordt waargenomen door een ambtenaar van niveau I die niet deel uitmaakt van de betrokken subregionale directie.
HOOFDSTUK IV. - De overeenkomst, de bezoldiging en de andere voordelen.
Afdeling 1. - De overeenkomst.
Art.20. 1° De personeelsleden worden onder het stelsel van de arbeidsovereenkomsten voor bedienden, voor een onbepaalde duur en met een proeftijd overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten in dienst genomen.
2° In afwijking van punt 1 kan de Dienst, om aan specifieke behoeften te beantwoorden, tijdelijke betrekkingen toevertrouwen aan personeelsleden met arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur.
3° Elke arbeidsovereenkomst afgesloten na een spoedexamen bevat de volgende ontbindende voorwaarde :
"De bediende verbindt er zich toe aan het volgende wervingsexamen van instructeurs/coördinators in zijn specialiteit deel te nemen. Het niet-deelnemen wordt beschouwd als een ontslag. Indien de kandidaat voor dit examen niet slaagt, zal deze overeenkomst van rechtswege ontbonden zijn vanaf de eerste dag van de derde maand na de maand tijdens welke de mislukking werd vastgesteld. De einddatum van deze overeenkomst blijft evenwel van toepassing, indien hij voor bovengenoemde dag valt."
Afdeling 2. - De bezoldiging.
Art.21.§ 1. De bezoldigingen toegekend aan het personeel van de beroepsopleiding zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen volgens de voorwaarden toepasselijk op de openbare sector.
§ 2. [1 De jaarlijkse basisbedragen van de weddeschalen toegekend aan de leden van het pedagogisch personeel zijn vastgesteld als volgt :
instructeur | 25.402,95 |
e.a. instructeur | 27.738,99 |
coördinator | 29.917,66 |
e.a. intersectorieel coördinator | 32.096,05 |
technisch adviseur | 34.546,70 |
- de hoofdmagazijnbediende | op 772 803 BEF |
- de magazijnbediende | op 675 862 BEF |
- de geschoold onderhoudswerkman | op 734 596 BEF |
- de hulparbeider | op 627 315 BEF |
- de e.a. coordinator | op 1 294 881 BEF |
- de pedagogische secretaris | op 772 803 BEF |
- de technicus lage frequentie | op 772 803 BEF |
- de videotechnicus | op 772 803 BEF |
- de onderhoudstechnicus | op 772 803 BEF |
- de informatica-operateur | op 772 803 BEF |
- de gereedschapsmaker | op 772 803 BEF |
- de coupeur | op 772 803 BEF |