13 MAART 1991. - Besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap betreffende het ouderschapsverlof en het verlof om dringende familiale redenen die aan bepaalde tijdelijke personeelsleden van de inrichtingen van het gemeenschapsonderwijs toegekend worden. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-04-1991 en tekstbijwerking tot 13-09-2005).
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Ouderschapsverlof.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Verlof om dringende familiale redenen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen.
Art. 7-9
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing :
1° op de tijdelijke leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, secundair en hoger onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, met uitzondering van het universitair onderwijs.
2° op de tijdelijke leden van het psychologisch, medisch en sociaal personeel van de inrichtingen en afdelingen voor het buitengewoon onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap.
(NOTA : Artikel 1, 1° van de Duitstalige versie is gewijzigd bij BDG 1994-05-25/32, art. 1; Inwerkingtreding : 12-12-1994)
HOOFDSTUK II. - Ouderschapsverlof.
Art.2. (Opgeheven) <DDG 2005-06-06/32, art. 36, 11°, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art.3. (Opgeheven) <DDG 2005-06-06/32, art. 36, 11°, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art.4. (Opgeheven) <DDG 2005-06-06/32, art. 36, 11°, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
HOOFDSTUK III. - Verlof om dringende familiale redenen.
Art.5. Een in artikel 1 bedoeld personeelslid, dat erom verzoekt, mag tijdens zijn aanstelling voor maximaal één maand per schooljaar op verlof worden gesteld om dringende familiale redenen.
Dit verlof wordt door de Minister of zijn gevolmachtigde toegekend.
Art.6. Het in artikel 5 bedoelde verlof wordt niet bezoldigd. Het wordt met een periode van actieve dienst gelijkgesteld. Een toegekend verlof mag niet gesplitst worden.
HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen.
Art.7. Een in hoofdstuk I bedoeld personeelslid dat een verlof zoals bedoeld in artikel 2 en 5 wil genieten stuurt de Minister onder wie het ressorteert langs de hiërarchische weg een met redenen omkleed schriftelijk verzoek toe.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9. De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur, Jeugd en Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 13 maart 1991.
Voor de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap :
De Voorzitter, Gemeenschapsminister voor Financiën, Gezondheid en Gezin, Sport en Toerisme,
J. MARAITE
De Gemeenschapsminister van Onderwijs en Vorming, Cultuur, Jeugd en Wetenschappelijke Animatie,
B. GENTGES