8 AUGUSTUS 1983. - Wet tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-02-1990 en tekstbijwerking tot 30-08-2024)
Art. 1-2, 2bis, 2ter, 3-4, 4bis, 4ter, 4quater, 5, 5bis, 5ter, 6-8, 8bis, 9-18
1984001474 1984001508 1984001509 1984004288 1984009254 1984009265 1984009804 1984011382 1984021128 1984021129 1984021130 1985001098 1985001284 1985001287 1985001383 1985003314 1985004421 1985004887 1985009950 1985011132 1985012895 1985014009 1985018136 1985021123 1985021254 1985022313 1985022314 1986000116 1986000117 1986000333 1986000342 1986000369 1986000370 1986003557 1986004490 1986009647 1986010051 1986014267 1986018090 1986018091 1986021030 1986021039 1986022284 1986022285 1986022286 1986022287 1986022288 1986022289 1986022290 1986022291 1987000012 1987000013 1987000014 1987000159 1987000294 1987003201 1987003242 1987003243 1987003465 1987003979 1987009090 1987009091 1987009092 1987010161 1987018083 1987025415 1987800359 1988000015 1988000101 1988000157 1988000279 1988000609 1988003495 1988003873 1988012160 1988012251 1988012838 1988018089 1988025127 1988913018 1988913019 1989003986 1990000009 1990000184 1990003100 1990003130 1990003217 1990007097 1990007098 1990009483 1990010084 1990012381 1990027815 1991000071 1991000377 1991007312 1991007313 1991007314 1991007315 1991007316 1991007317 1991009495 1991010408 1991014071 1991014072 1991025375 1991120651 1991913008 1992000243 1992000306 1992000340 1992000531 1993000381 1993000382 1993000383 1993000384 1993000385 1993000386 1993000387 1993000388 1993000389 1993000390 1993000756 1993025226 1993025227 1994000051 1994000137 1994000190 1994000274 1994000275 1994000276 1994000277 1994000278 1994000279 1994000280 1994000281 1994000473 1994000474 1994000521 1994000735 1994900473 1995000043 1995000091 1995000135 1995000218 1995000221 1995000261 1995000385 1995000386 1995000387 1995000388 1995000417 1995000586 1995000897 1995003774 1995011369 1996000216 1996000342 1996000501 1996000958 1996000963 1996000964 1996120450 1997000001 1997000029 1997000064 1997000141 1997000142 1997000171 1997000652 1997000787 1997000876 1997000877 1997000892 1997007176 1997022435 1997040251 1997052450 1998000125 1998000126 1998000156 1998000157 1998000158 1998000208 1998000310 1998000792 1998000814 1998000908 1998003667 1998014201 1999000029 1999000188 1999000189 1999000190 1999000540 1999000569 1999000570 1999000646 1999000815 1999000975 1999007187 1999009587 2000000004 2000000110 2000000147 2000000239 2000000488 2000000617 2000000786 2000000787 2000000851 2000000852 2000001049 2000001099 2000002301 2000009200 2000009957 2001000235 2001000238 2001000494 2001000575 2001000605 2001000767 2001001015 2001001122 2001001123 2001001204 2001001291 2001001329 2001009580 2001009723 2001009937 2001141250 2002000015 2002000168 2002000282 2002000333 2002000341 2002000342 2002000360 2002000406 2002000407 2002000439 2002000551 2002000576 2002000577 2002000652 2002000653 2002000654 2002000663 2002000678 2002000679 2002000738 2002000739 2002000772 2002000816 2002000820 2002000821 2002000822 2002000843 2002000900 2002000901 2002000903 2002009226 2002009258 2002011483 2003000013 2003000067 2003000068 2003000132 2003000223 2003000311 2003000312 2003000420 2003000532 2003000533 2003000534 2003000607 2003000608 2003000609 2003000610 2003000611 2003000612 2003000613 2003000614 2003000615 2003000777 2003000778 2003000854 2003000902 2003009647 2003009648 2003009649 2003014296 2005000185 2006000061 2007000118 2007000688 2007000997 2008000023 2008000307 2008000372 2010000711 2013000559 2014000661 2014000781 2014000808 2014003030 2015000052 2016000206 2016000539 2017011300 2017020359 2018030402 2019011579 2020031097 2021020817 2022031193 2022031569 2022041346 2022043312
Artikel 1.(§ 1.) Het Rijksregister is een systeem van informatieverwerking dat, overeenkomstig de bepalingen van deze wet instaat voor de opneming, de memorisatie en de mededeling van informatie betreffende de identificatie van natuurlijke personen. <W 2003-03-25/30, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 07-04-2003>
§ 2. [1 Het Rijksregister stelt een nationaal bestand ter beschikking van de overheden, de instellingen en de personen bedoeld in artikel 5.]1
[1 § 3. Dit nationale bestand streeft volgende doelstellingen na:
a) de uitwisseling van informatiegegevens tussen administraties vergemakkelijken;
b) de automatische bijwerking van de bestanden van de openbare sector mogelijk maken wat de algemene gegevens over de burgers betreft, voor zover de wet, het decreet of de ordonnantie het toelaten;
c) het beheer van de gemeentelijke registers rationaliseren en vereenvoudigen, onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het houden van de registers van burgerlijke stand;
d) [2 de administratieve formaliteiten die van burgers door de publieke overheden geëist worden vereenvoudigen en bijdragen tot de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten die door private instellingen gevraagd worden;]2
e) bijdragen tot de preventie en de bestrijding van identiteitsfraude;
f) deelnemen aan het aanmaken van de identiteitsdocumenten of van andere documenten die de identiteit kunnen aantonen.]1
----------
(1)<W 2015-11-09/19, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
(2)<W 2018-11-25/05, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.2.[1 § 1. Worden ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen:
1° de personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
2° de personen die ingeschreven zijn in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
3° de personen ingeschreven in de registers gehouden in de diplomatieke zendingen en de Belgische consulaire posten in het buitenland, de zogenaamde "consulaire registers".
§ 2. Kunnen eveneens het voorwerp uitmaken van een vermelding in één van de registers waaruit het Rijksregister van de natuurlijke personen bestaat, de personen die niet beschikken over een bewijs van inschrijving in het Rijksregister in toepassing van paragraaf 1.
Er kan geen enkel socio-economisch recht opgeëist worden door een persoon, enkel en alleen op basis van het feit het voorwerp uit te maken van een vermelding in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
§ 3. Aan elke natuurlijke persoon wordt een Rijksregisternummer toegekend bij zijn/haar eerste inschrijving of, in voorkomend geval, bij zijn/haar eerste vermelding in het Rijksregister van de natuurlijke personen. De Koning bepaalt de regels volgens welke dit nummer samengesteld wordt.
§ 4. Worden vermeld in het Rijksregister van de natuurlijke personen:
1° de personen vermeld in het Protocolregister en bedoeld in artikel 2bis;
2° de personen vermeld in het register bedoeld in artikel 2ter;
3° de gehuwde personen of de personen die van plan zijn in het huwelijk te treden met een in het Rijksregister ingeschreven persoon, de samenwonende personen of de personen die van plan zijn wettelijk te gaan samenwonen met een in het Rijksregister ingeschreven persoon, de personen die het voorwerp uitmaken van een erkenning, maar niet beschikken over een identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen; de Koning bepaalt deze personen, alsook de nadere regels en de voorwaarden van deze vermelding in het wachtregister.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art. 2bis.[1 De volgende natuurlijke personen met buitenlandse nationaliteit worden vermeld [2 in het Protocolregister]2:
- de diplomatieke ambtenaren van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen;
- de personeelsleden die de diplomatieke status genieten van de permanente vertegenwoordigingen en de zendingen bij de in het Rijk gevestigde gouvernementele internationale organisaties;
- de personeelsleden die de diplomatieke status genieten van de in het Rijk gevestigde gouvernementele internationale organisaties;
- de consulaire beroepsambtenaren, die gemachtigd zijn hun consulaire taak in het Rijk uit te oefenen;
- de leden van het administratief en technisch personeel van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen en van de permanente vertegenwoordigingen en de zendingen bij de in het Rijk gevestigde gouvernementele internationale organisaties;
- de beroepsconsulaire bedienden van de in het Rijk gevestigde consulaire posten;
- de ambtenaren en personeelsleden van de in het Rijk gevestigde gouvernementele internationale organisaties;
- de leden van het europees Parlement die uitsluitend om reden van hun mandaat in het Rijk verblijven;
- de ambtenaren belast met een officiële opdracht in het Rijk;
- de militaire officieren aan wie toestemming is verleend om in het Rijk stage te lopen;
- de leden van het bedienend personeel van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen en consulaire posten en van de permanente vertegenwoordigingen en zendingen bij de in het Rijk gevestigde gouvernementele internationale organisaties;
- de inwonende gezinsleden ten laste van de personen hierboven;
- de particuliere bedienden die uitsluitend tewerkgesteld worden in de persoonlijke dienst van de diplomatieke ambtenaren, de personen die de diplomatieke status genieten en de consulaire beroepsambtenaren.
[2 De diplomatieke ambtenaren van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen moeten verplicht vermeld worden in het Protocolregister. De andere in het eerste lid bedoelde categorieën van personen kunnen kiezen voor een vermelding in de zin van dit artikel of voor een inschrijving in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister bedoeld in artikel 2, § 1, 1°.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-11-09/19, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
(2)<W 2018-11-25/05, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art. 2ter. [1 Worden vermeld in het Rijksregister, vanaf de door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken vastgelegde datum, de natuurlijke personen die vermeld worden in een akte van de burgerlijke stand opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand, maar die niet het voorwerp uitmaken van een inschrijving of een vermelding in het Rijksregister van de natuurlijke personen in een andere hoedanigheid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/05, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.3.[5 Voor elke persoon ingeschreven of vermeld in de in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3° bedoelde registers wordt volgende informatie]5 in het Rijksregister opgenomen en bewaard :
1° de naam en voornamen;
2° de geboorteplaats en -datum;
3° het geslacht;
4° de nationaliteit;
5° de hoofdverblijfplaats;
6° (de plaats en datum van het overlijden, of, in het geval van een verklaring van afwezigheid, de datum van de overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid); <W 2007-05-09/44, art. 52, 021; Inwerkingtreding : 01-07/2007>
7° [4 ...]4
8° de burgerlijke staat;
9° de samenstelling van het gezin.
[1 9° /1 [4 de akten en beslissingen betreffende de rechtsbekwaamheid en de beslissingen tot bewind over de goederen of over de persoon bedoeld in [6 artikel 1250]6, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek; de naam, de voornaam en het adres van de persoon die een minderjarige, een onbekwaam verklaarde, een geïnterneerde of een persoon die onder het statuut van verlengde minderjarigheid geplaatst is, vertegenwoordigt of bijstaat of van de bewindvoerder over de goederen of de persoon van wie melding wordt gemaakt in de in [6 artikel 1250]6, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde beslissing.]4 ]1
(10° de vermelding van het register waarin de in artikel 2 bedoelde personen zijn ingeschreven [5 of vermeld]5;
11° de administratieve toestand van de in artikel 2, eerste lid, 3°, bedoelde personen;) <W 1994-05-24/39, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-02-1995>
(12° in voorkomend geval, het bestaan van het identiteits- en handtekeningscertificaat, zoals bepaald in de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten;
13° de wettelijke samenwoning.) <W 2003-03-25/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 07-04-2003>
(14° de verblijfstoestand voor de vreemdelingen bedoeld in artikel 2.) <W 2006-12-27/30, art. 166, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
[3 15° de vermelding van de ascendenten in de eerste graad, ongeacht of de afstamming tot stand komt door de geboorteakte, een gerechtelijke beslissing, een erkenning of een adoptie;
16° de vermelding van de afstammelingen in rechtstreekse, dalende lijn in de eerste graad, ongeacht of de afstamming tot stand komt door de geboorteakte, een gerechtelijke beslissing, een erkenning of een adoptie;
17° [4 in voorkomend geval de contactgegevens van de burgers, die enkel op vrijwillige basis worden meegedeeld, zoals bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad; de Koning bepaalt eveneens de nadere regels van de mededeling van deze gegevens aan de diensten van het Rijksregister van de natuurlijke personen en de nadere regels van de wijziging van deze gegevens door de burger;]4 ]3
[5 De opeenvolgende wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens, behalve het informatiegegeven bedoeld in de bepaling onder 17°, alsook de datum waarop zij uitwerking hebben, worden tevens in het Rijksregister opgenomen.]5
[4 Worden eveneens vermeld in het Rijksregister, vanaf de door de Koning bepaalde datum, de vermeldingen van de akten van de burgerlijke stand betreffende het uur van de geboorte en het uur van het overlijden.]4
Op verzoek van een gemeentebestuur kan andere informatie in het Rijksregister worden opgenomen. Deze mag slechts medegedeeld worden aan de overheid die ze verstrekt heeft.
[5 De informatiegegevens worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen van de dag van het overlijden van de persoon op wie zij betrekking hebben.
Na deze periode worden de informatiegegevens uitsluitend bewaard voor archiveringsdoeleinden van openbaar nut, namelijk voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden met een karakter van algemeen belang. De machtiging om toegang te hebben tot die gegevens wordt verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.]5
----------
(1)<W 2013-03-17/14, art. 204, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (L 2014-05-12/02, art. 22)>
(2)<W 2014-04-25/23, art. 213, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2013-12-15/34, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(4)<W 2015-11-09/19, art. 4, 025; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
(5)<W 2018-11-25/05, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
(6)<W 2018-12-21/09, art. 90, 027; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Art.4.De overheden die belast zijn met het houden [1 van de in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3°, bedoelde registers]1 delen de in artikel 3, eerste en tweede lid, vermelde informatiegegevens ambtshalve mede aan het Rijksregister.
Zij zijn verantwoordelijk voor de overeenstemming van de medegedeelde informatiegegevens met de akten en documenten die zij in hun bezit hebben.
(De gegevens die het Rijksregister opneemt en bewaart krachtens artikel 3, eerste en tweede lid, gelden tot bewijs van het tegendeel. Deze gegevens kunnen rechtsgeldig gebruikt worden ter vervanging van de informatie vervat in de in artikel 2 bedoelde registers. Iedereen die een verschil vaststelt tussen de gegevens van het Rijksregister en de gegevens vervat in de registers vermeld in artikel 2 dient dit onverwijld te melden.) <W 2007-04-25/38, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
(De Koning bepaalt de nadere modaliteiten inzake de mededeling van de informatiegegevens aan het Rijksregister en van de wijze waarop de bovenvermelde melding dient te gebeuren.) <W 2007-04-25/38, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art. 4bis.[1 De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de akte van burgerlijke stand werd opgesteld registreert in het Rijksregister de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, en opgenomen in deze akte [2 , alsook de in artikel 3, derde lid, bedoelde vermeldingen]2.
De Koning stelt de procedure en nadere regels vast van deze registratie evenals van de procedure van verificatie van de informatiegegevens door de overheden bedoeld in artikel 4, eerste lid ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2013-12-15/34, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<W 2015-11-09/19, art. 5, 025; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
Art. 4ter.[1 De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken, is verantwoordelijk voor de verzameling en bijwerking van informatie met betrekking tot de in artikel 2bis bedoelde personen. Hij voert eveneens [2 de schrapping ervan]2 uit bij stopzetting van de taken die de vermelding in het [2 Protocolregister]2 rechtvaardigt van personen bedoeld in artikel 2bis.
[2 De in artikel 3, eerste lid, 1° tot 10° en 13°, bedoelde informatiegegevens worden geregistreerd en bewaard in het Protocolregister. De informatiegegevens worden bewaard gedurende dertig jaar, te rekenen vanaf de einddatum van de functie die de vermelding in het Protocolregister verantwoordde. Na deze periode worden de informatiegegevens uitsluitend bewaard voor archiveringsdoeleinden van openbaar nut, namelijk voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden met een karakter van algemeen belang. De machtiging om toegang te hebben tot die gegevens wordt verleend door de minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken.]2
De Koning verstrekt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een bijzondere identiteitskaart aan de personen bedoeld in artikel 2bis en bepaalt de voorwaarden en nadere regels van de afgifte van deze kaart.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-11-09/19, art. 6, 025; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
(2)<W 2018-11-25/05, art. 8, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art. 4quater. [1 De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van de burgerlijke stand opmaakt, verzamelt de informatiegegevens betreffende de personen vermeld in het in artikel 2ter bedoelde register.
Worden geregistreerd en bewaard in dit register de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, en 10°, en in voorkomend geval, de andere gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor zover zij vermeld zijn in de desbetreffende akte van de burgerlijke stand.
De informatiegegevens worden uitsluitend voor archiveringsdoeleinden van openbaar nut bewaard, namelijk voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden met een karakter van algemeen belang. De machtiging om toegang te hebben tot die gegevens wordt verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, nadat deze het gunstig advies gekregen heeft van de minister bevoegd voor Justitie. Een kopie van de beslissing wordt verstuurd naar de minister bevoegd voor Justitie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/05, art. 9, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.5.[2 § 1.]2 [1 De machtiging om toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid]1, of om er mededeling van te verkrijgen, en de machtiging om toegang te hebben tot de informatiegegevens betreffende de vreemdelingen ingeschreven in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, worden verleend door [2 de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken]2 :<W 2007-05-15/42, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
(1° aan de Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie;
2° aan de openbare en private instellingen van Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door [2 de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken]2;
[2 2° /1, aan de feitelijke verenigingen en aan de natuurlijke personen, uitdrukkelijk gemachtigd door een wet, een decreet of een ordonnantie, voor de noodzakelijke informatie voor de uitvoering van de opdrachten van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;]2
3° [2 aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die handelen als onderaannemer van de Belgische openbare overheden en de openbare of private instellingen van Belgisch recht bedoeld in 1°, 2° en 2° /1; de eventuele onderaanneming gebeurt op verzoek, onder controle en verantwoordelijkheid van deze overheden en instellingen; deze onderaannemers conformeren zich aan de wettelijke en reglementaire bepalingen, met name met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en nemen hiertoe de nodige maatregelen;]2
4° aan de notarissen en de gerechtsdeurwaarders voor de informatie die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie;
5° aan de Orde van apothekers met als doel aan hun leden de hoofdverblijfplaats mede te delen van een cliënt waaraan een geneesmiddel dat gevaarlijk is voor de gezondheid werd afgeleverd;
6° aan de Orde van de Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, met als enig doel aan de advocaten de informatie mede te delen die zij nodig hebben voor de taken die zij als medewerkers van het gerecht vervullen.
[2 § 2. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken machtigt de overheden, de openbare instellingen en de personen bedoeld in paragraaf 1, met het oog op de vervulling van dezelfde doeleinden als die bepaald in paragraaf 1 en volgens dezelfde voorwaarden en nadere regels als die bedoeld in artikel 15, om de mededeling te ontvangen van of om via de diensten van het Rijksregister toegang te hebben tot de door de gemeenten verzamelde en bewaarde informatie met toepassing van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, die dus niet in het Rijksregister bewaard worden.
§ 3. De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.]2
[3 § 4. De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers,de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]3
[4 § 5. De leden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en de leden van het administratief personeel van het Vast Comité P die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité P zijn bij de uitoefening van hun wettelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en hebben toegang tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en van het administratief personeel van het Vast Comité P dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]4
[5 § 6. Bij de uitoefening van de opdracht inzake opstelling van de kiezerslijsten voor de colleges van burgemeester en schepenen bedoeld in artikel 10, § 1, van het Kieswetboek, in artikel 3, eerste lid, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse leden van het Vlaams Parlement worden verkozen, in artikel 7, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, en in artikel 2, eerste en tweede lid, van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de Federale Staatsstructuur, is de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mag hij toegang hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 4° en 5°.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]5
[6 § 7. De agenten van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht zijn bij de uitvoering van hun wettelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken voor de toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elke agent van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht die, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die te ontvangen, of die die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.
§ 8. De leden van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, hierna te noemen "het Vast Comité I", van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité I, zijn bij de uitvoering van hun wettelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken voor de toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van het Vast Comité I, van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die te ontvangen, of die die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.]6
----------
(1)<W 2015-11-09/19, art. 7, 025; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
(2)<W 2018-11-25/05, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 133, 028; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(4)<W 2022-08-13/07, art. 2, 030; Inwerkingtreding : 05-02-2023>
(5)<W 2023-03-28/02, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
(6)<W 2024-05-16/87, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 09-09-2024>
Art. 5bis.[1 De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken machtigt de toegang tot de gegevens met betrekking tot de personen bedoeld in artikel 2bis, overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels bedoeld in de artikelen 5 en 15; een kopie van de beslissing wordt verstuurd naar de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art. 5ter. [1 § 1. Onverminderd artikel 5 kan een meerderjarige eveneens de toelating geven dat de diensten van het Rijksregister de wijzigingen aangebracht aan zijn/haar informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 5° en 6°, meedelen aan private en openbare instellingen van Belgisch recht.
§ 2. Een natuurlijke persoon kan enkel de toestemming geven om de wijzigingen mee te delen overeenkomstig paragraaf 1, wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:
1° enkel de gegevenswijzigingen die betrekking hebben op natuurlijke personen ten aanzien van wie de instelling een contractuele, wederzijdse, expliciete en formele relatie onderhoudt, en waarvan de uitvoering opeenvolgende prestaties vereist, mogen meegedeeld worden;
2° de instelling laat vooraf aan de betrokken persoon weten voor welke doeleinden de mededeling van de gegevenswijzigingen noodzakelijk is met het oog op het bijwerken van beschrijvende bestanden of databanken van natuurlijke personen, namelijk voor één of meer van de onderstaande doeleinden:
- het beheer van bestellingen en/of leveringen van producten of diensten, verkocht of geleend, kosteloos of tegen betaling;
- de facturering en de inning van facturen;
- het beheer van financieringsdossiers;
- de eventuele terugroeping van gevaarlijke of beschadigde producten;
- het beheer van geschillen.
De in paragraaf 1 bedoelde wijzigingen mogen daarentegen niet meegedeeld worden met het oog op de vervulling van doeleinden bestaande uit de mededeling door het Rijksregister van geactualiseerde persoonsgegevens;
3° voor elk van de nagestreefde doeleinden moet de instelling tevens aan de betrokken natuurlijke persoon meedelen hoelang de desbetreffende gegevens bewaard zullen blijven; de gegevens moeten bij de beëindiging van de overeenkomst onmiddellijk vernietigd worden;
4° voor elk van de nagestreefde doeleinden moet de instelling de toestemming hebben van de betrokken natuurlijke persoon. Deze toestemming, zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 11°, van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, namelijk de vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting, waarbij een persoon aanvaardt dat zijn/haar gegevens geactualiseerd worden door middel van een consultatie van het Rijksregister, moet expliciet opgenomen worden in de vorm van een specifieke vermelding in de overeenkomst. Naast de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke preciseert deze vermelding de doeleinden waarvoor de mededeling van de wijzigingen van de gegevens van het Rijksregister noodzakelijk is, alsook de bewaringstermijn van de geactualiseerde gegevens.
In geen geval mag de uitvoering van het contract ondergeschikt gesteld worden aan het feit dat de betrokkene zijn toestemming heeft gegeven voor deze mededeling door de diensten van het Rijksregister en er mag voor de betrokkene geen enkel negatief of positief gevolg verbonden worden aan het verkrijgen van de toestemming;
5° de instelling neemt de nodige maatregelen om de bescherming van de gegevens te garanderen en een functionaris voor gegevensbescherming aanwijzen, in de zin van de artikelen 32 en 37 van Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De instelling deelt de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming mee aan de diensten van het Rijksregister en houdt het gegevensveiligheidsplan permanent ter beschikking van de Gegevensbeschermingsautoriteit;
6° met het oog op de automatische mededeling van de gegevenswijzigingen door de diensten van het Rijksregister maakt de instelling een referentierepertorium op van de natuurlijke personen die ingestemd hebben met die mededeling.
§ 3. De stopzetting van de contractuele relatie tussen de natuurlijke persoon en de instelling brengt de stopzetting van elke mededeling van gegevens uit het Rijksregister met zich mee. De instelling is verplicht om de stopzetting van deze contractuele relatie mee te delen aan de diensten van het Rijksregister en de gegevens betreffende de betrokken natuurlijke persoon uit het referentierepertorium te verwijderen.
Een natuurlijke persoon kan, vanaf het afsluiten van het contract, op elk moment beslissen dat de wijzigingen die aangebracht worden aan zijn/haar gegevens, niet meer meegedeeld mogen worden aan een instelling. Hij/zij kan dit doen door het te laten weten aan de instelling, op een beveiligde manier via het Rijksregister of bij zijn/haar gemeente. Daartoe stellen de diensten van het Rijksregister een toepassing ter beschikking waarmee elke natuurlijke persoon de instellingen die hij/zij gemachtigd heeft om mededeling te krijgen van de gegevenswijzigingen, kan zien, zijn/haar toestemming kan intrekken en, in voorkomend geval, deze opnieuw kan toekennen.
§ 4. De lijst van alle instellingen die gemachtigd zijn door natuurlijke personen om mededeling te krijgen van de wijzigingen aangebracht aan de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsook van de doeleinden waarvoor die wijzigingen meegedeeld worden, wordt opgemaakt, bijgewerkt en beschikbaar gesteld op de internetsite van het Rijksregister. Daartoe delen de instellingen, voorafgaand aan elke gegevensmededeling, de contactgegevens van de instellingsverantwoordelijke mee, evenals de doeleinden waarvoor de mededeling van de wijzigingen van gegevens van het Rijksregister gemachtigd kan worden door natuurlijke personen.
§ 5. Onverminderd artikel 5 zijn alle mededelingen van gegevens voor andere doeleinden of met betrekking tot andere personen dan die bedoeld in paragraaf 2, verboden. Zo mogen de gegevens niet verkocht noch meegedeeld worden aan derden, noch gebruikt worden voor reclamedoeleinden.
De Koning bepaalt het tarief van de prestaties die uitgevoerd worden door de diensten van het Rijksregister ten laste van de instellingen die, overeenkomstig paragraaf 1, gemachtigd zijn om mededeling te krijgen van de gegevens van het Rijksregister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/05, art. 12, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.6.<W 2003-03-25/30, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 07-04-2003> § 1. De overheden, de instellingen en de personen bedoeld in artikel 5, die gemachtigd zijn de gegevens van het Rijksregister te raadplegen, mogen de betreffende gegevens niet meer opnieuw rechtstreeks opvrager [1 bij een persoon, noch bij de gemeente op het grondgebied waarvan deze persoon verblijft]1.
§ 2. Eens een gegeven is medegedeeld aan en opgenomen is in het Rijksregister is de betrokken persoon niet verplicht het rechtstreeks mee te delen aan de overheden, de instellingen en de personen bedoeld in artikel 5, die gemachtigd zijn de gegevens van het Rijksregister te raadplegen.
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 13, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.7. De mededeling van de informatiegegevens door de lokale overheden en de verrichtingen van het Rijksregister kunnen aanleiding geven tot vergoedingen vastgesteld door de Koning.
(Wanneer de houder van een identiteitskaart de rechten bedoeld in artikel 6, § 3, tweede lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende (de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten) en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, uitoefent in een instelling of organisatie die dit als dienstverlening aanbiedt in het kader van niet overheidstoepassingen, bepaalt de Koning eveneens de retributies aan te rekenen aan die instelling of organisatie.) <L 2003-12-22/42, art. 400, 014 ; Inwerkingtreding : 10-01-2004> <W 2007-05-15/42, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
Art.8.[1 § 1. De machtiging om het Rijksregisternummer te gebruiken, wordt door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken toegekend aan de overheden, instellingen en personen, bedoeld in artikel 5, § 1, wanneer dit gebruik noodzakelijk is voor de uitvoering van taken van algemeen belang.
De machtiging om het Rijksregisternummer te gebruiken houdt de verplichting in dit Rijksregisternummer eveneens te gebruiken in de contacten met het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Er is geen machtiging vereist om het Rijksregisternummer te gebruiken wanneer dit gebruik uitdrukkelijk voorzien is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie.
§ 2. Bij het lezen van een elektronische identiteitskaart voor Belgen of een vreemdelingenkaart of bij de ontvangst van een elektronisch handtekeningcertificaat of een elektronisch authenticatiecertificaat, wordt de kennisneming van het Rijksregisternummer op zich niet beschouwd als een gebruik van het nummer waarvoor een voorafgaande machtiging vereist is.
§ 3. Een machtiging tot gebruik van het Rijksregisternummer is niet vereist indien het Rijksregisternummer uitsluitend gebruikt wordt met het oog op de identificatie en authenticatie van een natuurlijk persoon in het kader van een informaticatoepassing aangeboden door een private of openbare instelling van Belgisch recht of door de overheden, instellingen en personen, bedoeld in artikel 5, § 1.
Een machtiging tot gebruik van het Rijksregisternummer is niet vereist indien het Rijksregisternummer uitsluitend gebruikt wordt met het oog op de identificatie en authenticatie van een natuurlijke persoon in het kader van een informaticatoepassing aangeboden door een buitenlandse onderneming indien het gebruik voor dit doeleinde is gemachtigd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken of door een andere bevoegde instantie.
De aanbieder van een informaticatoepassing mag het Rijksregisternummer niet gebruiken voor andere doeleinden, tenzij hij hiertoe gemachtigd is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.
De elektronische handtekening- en/of authenticatiecertificaten die het Rijksregisternummer bevatten, mogen zonder voorafgaande toestemming bewaard worden zolang het nodig is om het bewijs te leveren van de elektronische handtekening of van de authenticatie.
De aanbieder van een informaticatoepassing zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid legt in een geëncrypteerd conversiebestand een link tussen het Rijksregisternummer en een identificatienummer eigen aan de aanbieder. De informatie uit dat conversiebestand mag enkel gebruikt worden voor het terugvinden van het identificatienummer eigen aan de aanbieder van de natuurlijke persoon die toegang wenst te krijgen tot de informaticatoepassing van de aanbieder van de informaticatoepassing of waarvan de gegevens worden uitgewisseld met een andere aanbieder van een informaticatoepassing.
§ 4. De instellingen bedoeld in artikel 5ter, zijn gemachtigd om het Rijksregisternummer van de betrokken natuurlijke personen te verzamelen en intern te registreren, uitsluitend in het kader van de relaties met de diensten van het Rijksregister met het oog op de mededeling van de gegevenswijzigingen van het Rijksregister. De instelling verwijdert het Rijksregisternummer van een natuurlijke persoon vanaf het moment dat deze persoon zijn/haar instemming betreffende de mededeling van de gegevenswijzigingen intrekt.
Deze instellingen leggen in een geëncrypteerd conversiebestand een link tussen het Rijksregisternummer en een voor hen specifiek identificatienummer. De in dit conversiebestand opgenomen informatie mag enkel gebruikt worden om een natuurlijke persoon te identificeren.
§ 5. Een machtiging om het Rijksregisternummer te gebruiken is niet vereist wanneer het Rijksregisternummer gebruikt wordt voor de identificatie van een natuurlijke persoon door een aanbieder van een dienst voor elektronische identificatie van het niveau hoog of substantieel zoals bedoeld in de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/ EG, die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 oktober 2017 tot vaststelling van de voorwaarden, de procedure en de gevolgen van de erkenning van diensten voor elektronische identificatie voor overheidstoepassingen of door een overheidsdienst die door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie de opdracht heeft om een dienst voor gebruikers- en toegangsbeheer aan te bieden, uitsluitend voor de identificatie en authenticatie van een natuurlijke persoon die van op afstand toegang wenst te krijgen tot een informaticatoepassing van een aanbieder van een informaticatoepassing bedoeld in § 3.
§ 6. De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van een voorafgaande machtiging.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, het Rijksregisternummer meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om dat nummer te ontvangen of dat het nummer gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
[2 De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers, de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging [3 ...]3.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, [3 het Rijksregisternummer]3 meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om [3 dat nummer]3 te ontvangen of dat [3 het nummer]3 gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]2
[4 De leden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en de leden van het administratief personeel van het Vast Comité P die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité P zijn bij de uitoefening van hun wettelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en van het administratief personeel van het Vast Comité P dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]4
[5 § 6/1. De agenten van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht zijn bij de uitvoering van hun wettelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elke agent van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht die, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, het Rijksregisternummer meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om dat nummer te ontvangen, of die dat nummer gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.
§ 6/2. De leden van het Vast Comité I, van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité I,
zijn bij de uitvoering van hun wettelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.
Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van het Vast Comité I, van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, het Rijksregisternummer meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om dat nummer te ontvangen, of die dat nummer gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.]5
§ 7. De netwerkverbindingen die voortvloeien uit het gebruik van het Rijksregisternummer, worden specifiek vermeld in de aanvraag, ingediend om deze machtiging te krijgen, teneinde de diensten van het Rijksregister de mogelijkheid te bieden het kadaster van de netwerkverbindingen te publiceren. Onder netwerkverbinding wordt verstaan de automatische mededeling van persoonsgegevens aan derden via de onderlinge koppeling van informatiesystemen waarbij het Rijksregisternummer van de betrokkenen als primaire sleutel wordt gebruikt.
Elke wijziging van de netwerkverbindingen voortvloeiend uit het gebruik van het Rijksregisternummer moet vooraf ter goedkeuring voorgelegd worden aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken. De Koning bepaalt, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de gevallen waarin een machtiging niet vereist is.
Het vorige lid is niet van toepassing op netwerkverbindingen en mededelingen van persoonsgegevens waarvoor een machtiging is verleend door een andere bevoegde overheid.
§ 8. Bij machtiging tot het gebruik van het Rijksregisternummer worden de bepalingen van artikel 10 nageleefd.
Het Rijksregisternummer mag niet worden gebruikt zonder machtiging en voor andere doeleinden dan die waarvoor die machtiging is verleend.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 14, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
(2)<W 2019-05-05/19, art. 134, 028; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(3)<W 2022-12-06/02, art. 44, 029; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
(4)<W 2022-08-13/07, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 05-02-2023>
(5)<W 2024-05-16/87, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 09-09-2024>
Art. 8bis.
<Opgeheven bij W 2006-03-22/46, art. 40, 023; Inwerkingtreding : 24-06-2014>
Art.9.<W 2003-03-25/30, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 07-04-2003> De administratie die het bestand van het Rijksregister beheert vormt een tussenpersoon tussen de gemeentelijke bevolkingsdiensten, verantwoordelijken voor de identificatie, die de aanvragen om gekwalificeerde elektronische identiteits - en handtekeningcertificaten ontvangen, de [1 ...]1 certificatiedienstverlener, de (kaartproducent, de kaartpersonalisator en de kaartinitialisator), zoals bedoeld bij de wet van 19 juli 1991 betreffende (de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten). <W 2007-05-15/42, art. 5, 020; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
----------
(1)<W 2013-12-15/34, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
Art.10.[1 Om zich te kunnen beroepen op een machtiging om van het Rijksregister van de natuurlijke personen, de mededeling toegang te hebben tot de informatiegegevens ervan te krijgen en/of het Rijksregisternummer te gebruiken, wijst iedere openbare overheid, openbare of private instelling, al dan niet onder haar personeel, een functionaris voor gegevensbescherming aan in de zin van artikel 37 van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De overheid of instelling neemt de adequate maatregelen om de veiligheid van de gegevens te garanderen en deelt de identiteit van die functionaris voor gegevensbescherming mee aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken. Het informatieveiligheidsplan wordt permanent bijgewerkt en ter beschikking gehouden van de Gegevensbeschermingsautoriteit.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.11. De personen die bij het uitoefenen van hun functies in de inzameling, de verwerking of de mededeling van de informatiegegevens bedoeld bij de artikelen 3 en 5 tussenkomen, zijn gehouden tot het beroepsgeheim. Bovendien moeten zij alles in het werk stellen om de gegevens bij te houden, de onjuiste gegevens te verbeteren en de gegevens die vervallen zijn of door onwettige of frauduleuse middelen bekomen werden, te schrappen.
Zij moeten alle nodige voorzorgsmaatregelen nemen ten einde de veiligheid van de opgenomen gegevens te verzekeren en te beletten in het bijzonder dat zij vervormd of beschadigd worden of medegedeeld worden aan personen die geen machtiging hebben gekregen om inzage ervan te nemen.
Zij moeten zich vergewissen van het geëigend karakter van de programma's die voor de automatische verwerking van de gegevens dienen, alsook van de rechtmatigheid van de toepassing ervan.
Zij moeten waken op de rechtmatigheid van de mededeling der gegevens.
Art.12.[1 De diensten van het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ermee belast een register bij te houden waarin alle toegangs-, mededelings- of gebruiksmachtigingen verleend met toepassing van deze wet, vermeld worden. Dit register is toegankelijk voor het publiek op de website van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 16, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.13.[1 Met een gevangenisstraf van zes maanden tot tien jaar en met een geldboete van tweeduizend euro tot veertigduizend euro of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij/zij die in de hoedanigheid van dader, mededader of medeplichtige, hetzij informatiegegevens verkregen uit het Rijksregister heeft meegedeeld aan personen die niet gemachtigd zijn om ze te ontvangen, hetzij gebruik gemaakt heeft van deze gegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor hij/zij wettelijk gemachtigd was.
Met een gevangenisstraf van zes maanden tot tien jaar en met een geldboete van tweeduizend euro tot veertigduizend euro of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij/zij die in de hoedanigheid van dader, mededader of medeplichtige, het Rijksregisternummer gebruikt heeft voor andere doeleinden dan die waarvoor hij/zij gemachtigd was.
Met gevangenisstraf van zes maanden tot tien jaar en met geldboete van tweeduizend euro tot veertigduizend euro of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die in de hoedanigheid van dader, mededader of medeplichtige de bepalingen van artikel 11 en van artikel 17 overtreedt.
De straffen opgelopen door de medeplichtigen aan inbreuken bedoeld in het eerste tot derde lid, overschrijden niet de twee derden van dezen die hun zouden opgelegd zijn, als zij de dader van deze inbreuken waren.
Als er verzachtende omstandigheden bestaan, worden de gevangenisstraffen en de geldboeten respectievelijk verminderd.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 17, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.14. <Ingevoegd bij W 2003-03-25/30, art. 11; Inwerkingtreding : 07-04-2003> Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad wijst de Koning de personen aan die in oorlogstijd, in omstandigheden daarmee gelijkgesteld krachtens artikel 7 van de wet van 12 mei 1927 op de militaire opeisingen of tijdens de bezetting van het grondgebied door de vijand, belast worden met de vernietiging van de gegevensbanken van het Rijksregister. De Koning stelt de voorwaarden en modaliteiten van de vernietiging vast.
Art.15.[1 Alvorens zijn machtiging inzake toegang tot de gegevens, mededeling van gegevens en/of gebruik van het Rijksregisternummer te verlenen, gaat de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken na of de doeleinden waarvoor de machtiging gevraagd is, welbepaald, duidelijk omschreven en wettig zijn, en, in voorkomend geval, of de gevraagde gegevens en het gebruik van het Rijksregisternummer conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn ten opzichte van die doeleinden.
De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken kan het advies vragen aan de Gegevensbeschermingsautoriteit, overeenkomstig artikel 23, § 1, van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 18, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.16. [1 Er wordt een functionaris voor gegevensbescherming, in de zin van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, aangewezen binnen de administratie belast met het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Naast de opdrachten bedoeld in artikel 39 van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, wordt deze functionaris, binnen de Algemene Directie Instellingen en Bevolking, bovendien belast met:
1° het geven van adviezen aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken over de machtigingsaanvragen met toepassing van deze wet, alsook de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
2° het formuleren van aanbevelingen met het oog op de naleving van de bepalingen van deze wet en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;
3° het formuleren van de aanbevelingen die hij nuttig acht voor de uitvoering en de naleving van de in het 1° vermelde wetten en hun uitvoeringsmaatregelen;
4° het toezien op het volledige proces van aanmaak en afgifte van de elektronische kaarten, alsook van de gekwalificeerde elektronische identiteits- en handtekeningcertificaten;
5° het voorleggen van elk voorstel aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, dat hij nuttig acht met betrekking tot de veiligheid van de gegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
6° het toezien op de informatieveiligheid in het algemeen.]1
----------
(1)<W 2018-11-25/05, art. 19, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
Art.17.[1 [4 Elke openbare overheid, openbare of private instelling die de machtiging heeft gekregen om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met inbegrip van alle instanties vermeld in artikel 5, moet de uitgevoerde consultaties kunnen verantwoorden, ongeacht of die uitgevoerd zijn door een individuele gebruiker of door een automatisch informaticasysteem. Daartoe houdt elke gebruiker een consultatieregister bij teneinde de traceerbaarheid van de consultaties te verzekeren.]4
Dit register vermeldt de identificatie van de individuele gebruiker of van het proces of systeem dat toegang tot de gegevens heeft gehad, de gegevens die geraadpleegd werden, de wijze waarop ze geraadpleegd werden, met name voor lezing of voor wijziging, de datum en het uur van de consultatie, alsook het doeleinde waarvoor de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen geraadpleegd werden.
Het consultatieregister wordt minstens 10 jaar bewaard vanaf de datum van de consultatie. Het wordt tevens gecertificeerd.
Het consultatieregister wordt ter beschikking gehouden van de [5 bevoegde toezichthoudende autoriteit]5.
De diensten van het Rijksregister van de natuurlijke personen houden eveneens een consultatieregister van de gebruikers en uitgevoerde mededelingen bij. Dit register vermeldt de identificatie van de gebruiker die toegang tot de gegevens heeft gehad of mededeling ervan gekregen heeft, de gegevens die geraadpleegd of meegedeeld werden, de wijze waarop ze geraadpleegd, met name voor lezing of voor wijziging, of meegedeeld werden, de datum en het uur van de raadpleging of de mededeling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/05, art. 20, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
(2)<W 2019-05-05/19, art. 135, 028; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(3)<W 2022-08-13/07, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 05-02-2023>
(4)<W 2024-05-16/87, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 09-09-2024>
(5)<W 2024-05-16/87, art. 4, 032; Inwerkingtreding : 09-09-2024>
Art. 18.[1 De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken kan de aan hem toegekende opdrachten met toepassing van deze wet, evenals met toepassing van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, delegeren aan de verantwoordelijke ambtenaar van de administratie belast met het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/05, art. 21, 026; Inwerkingtreding : 23-12-2018>