3 APRIL 1984. - Koninklijk besluit betreffende de uitoefening van het recht op toegang en verbetering door de personen ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
HOOFDSTUK I. Recht op toegang.
Art. 1-8
HOOFDSTUK II. Recht op verbetering.
Art. 9-10
HOOFDSTUK III. Slotbepalingen.
Art. 11-12
HOOFDSTUK I. _ Recht op toegang.
Artikel 1. Voor de uitoefening van het recht op mededeling van de hem betreffende informatiegegevens, wendt elke persoon die ingeschreven is in het Rijksregister, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zich tot de gemeente waar hij ingeschreven is met toepassing ofwel van de wet van 2 juni 1856 op de algemene tellingen en de bevolkingsregisters ofwel van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Indien hij in het buitenland verblijft, wendt hij zich tot de diplomatieke zending of tot de consulaire post waar hij ingeschreven is met toepassing van het koninklijk besluit van 19 december 1967 betreffende de identiteitskaarten afgegeven aan in het buitenland verblijvende Belgen.
Art.2. De betrokkene dient persoonlijk een gedagtekende en ondertekende aanvraag in bij de bevoegde dienst van de gemeente, van de diplomatieke zending of van de consulaire post.
Hij kan de aanvraag ook bij een ter post aangetekende brief doen toekomen, naar gelang van het geval, aan het college van burgemeester en schepenen of aan het hoofd van de diplomatieke zending of van de consulaire post.
Art.3. § 1. Wanneer de aanvraag persoonlijk wordt ingediend wordt er, nadat de identiteit van de aanvrager en eventueel zijn hoedanigheid zijn nagezien, onmiddellijk gevolg aan gegeven, indien de technische communicatiemiddelen met het Rijksregister van de natuurlijke personen dit mogelijk maken. Zoniet wordt een ontvangstmelding afgeleverd aan de aanvrager.
§ 2. Wanneer de aanvraag per aangetekende brief wordt toegestuurd, wordt aan de aanvrager door de gemeente van inschrijving, de diplomatieke zending of de consulaire post, een ontvangstmelding toegezonden binnen de zeven dagen na ontvangst van de aanvraag, indien er niet binnen die termijn kan worden aan voldaan.
§ 3. Wanneer met toepassing van § 1 of van § 2 niet onmiddellijk gevolg gegeven werd, dient de aanvrager binnen de maand na ontvangst van de aanvraag door de gemeente en binnen drie maand door de diplomatieke zending of de consulaire post opgeroepen te worden om, na nazicht van zijn identiteit, mededeling te bekomen van de hem betreffende informaties die in het Rijksregister van de natuurlijke personen opgenomen zijn.
Art.4. De informaties moeten schriftelijk en in een eenvoudig te begrijpen vorm medegedeeld worden. Zij moeten de totaliteit van de registraties betreffende de betrokken persoon weergeven en overeenstemmen met hun inhoud.
Art.5. Worden niet in aanmerking genomen de aanvragen die ingediend worden door personen die niet bevoegd zijn om ze te verkrijgen, die gericht zijn aan een andere gemeente, diplomatieke zending of consulaire post dan die waar de persoon ingeschreven is of die niet voldoen aan de vormvereisten voorgeschreven in dit besluit. Elke weigering van mededeling dient te worden gemotiveerd en aan de aanvrager te worden betekend binnen dezelfde termijnen als deze bepaald in artikel 3, § 3.
Art.6. De gemeente die over informaticamiddelen beschikt voor het beheer van haar bevolking, mag zich niet in de plaats stellen van de dienst van het Rijksregister voor de aflevering van het document dat verstrekt wordt in antwoord op de vraag om inlichtingen.
Hetzelfde verbod geldt voor elke instelling vreemd aan de gemeente waarop deze laatste een beroep doet voor het beheer van haar bevolking.
Art.7. Op het document dat aan de aanvrager wordt afgeleverd, is vermeld dat de informaties die het bevat, een gelijkvormige weergave zijn van alle registraties betreffende die persoon.
Naargelang van het geval wordt het document ondertekend namens het College van Burgemeester en Schepenen of door het hoofd van de diplomatieke zending of de consulaire post, voor bevestiging dat de informaties die het document bevat, afkomstig zijn uit het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art.8. Het document dat aan de aanvrager wordt afgeleverd, mag zowel door de betrokken persoon als door de gemeente van inschrijving, de diplomatieke zending of de consulaire post voor geen andere doeleinden worden gebruikt dan de uitoefening van het recht op toegang en verbetering.
HOOFDSTUK II. _ Recht op verbetering.
Art.9. § 1. Indien de informaties die krachtens artikel 1 aan een persoon medegedeeld worden onnauwkeurig, onvolledig of onjuist blijken, kan deze een aanvraag tot verbetering indienen volgens de in artikelen 1 en 2 bepaalde procedure.
§ 2. De gemeente, de diplomatieke zending of de consulaire post waar de aanvraag tot verbetering werd ingediend, is ertoe gehouden gevolg te geven aan deze aanvraag binnen de termijnen en in de vorm voorgeschreven in artikel 3. Elke weigering van verbetering dient te worden gemotiveerd en betekend te worden binnen dezelfde termijnen als deze bepaald in artikel 3, § 3.
§ 3. De persoon die zijn recht op verbetering uitoefent zal, ter staving van zijn aanvraag, alle bewijselementen moeten leveren die kunnen in aanmerking worden genomen.
§ 4. Het recht op verbetering houdt het recht in om alle informaties te laten uitwissen betreffende een persoon die nooit ingeschreven was in een van de registers vermeld in artikel 2 van voornoemde wet van 8 augustus 1983.
Het houdt eveneens het recht in een persoon die in een van deze registers voorkomt, te laten inschrijven.
§ 5. Na afloop van de verbeteringsprocedure, ontvangt de aanvrager een document waarin alle gewijzigde informaties voorgesteld worden in een eenvoudig te begrijpen vorm.
Artikel 7 is van toepassing op het in het eerste lid bedoelde document.
Art.10. Het recht op verbetering wordt kosteloos uitgeoefend.
HOOFDSTUK III. _ Slotbepalingen.
Art.11. Dit besluit treedt in werking (op 1 mei 1984), behalve artikel 9, § 4, lid 2 dat in werking treedt op 1 maart 1985. <K.B. 04-06-1984, Art. 1>
Art. 12. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Openbaar Ambt, Onze Minister van Buitenlandse Betrekkingen, Onze Minister van Financiën en Onze Staatssecretaris voor Openbaar Ambt zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.