6 DECEMBER 1993. - Koninklijk besluit waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Opleiding van de Franse Gemeenschap toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 1-5
Artikel 1. Aan de Franse Gemeenschapsexecutieve, de Secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Opleiding van de Franse Gemeenschap en de ambtenaren van niveau 1 van hetzelfde Ministerie die uit hoofde van hun ambt en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheid hiertoe bij name en schriftelijk zijn aangewezen door de Franse Gemeenschapsexecutieve of door de Secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Opleiding van de Franse Gemeenschap, wordt toegang verleend tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6° en 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor het vervullen van taken die verband houden met de controle op de schoolplicht en de berekening van de subsidies.
Het bewaren door de in het eerste lid aangewezen overheden van de Franse Gemeenschap van de historiek van de gegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, wordt beperkt tot zes jaar.
Art.2. De met toepassing van artikel 1 verkregen gegevens mogen slechts gebruikt worden voor doeleinden van intern beheer. Ze mogen niet aan derden meegedeeld worden.
Voor de toepassing van het eerste lid zijn geen derden :
1° de natuurlijke personen op wie deze gegevens betrekking hebben en hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en instellingen die aangewezen zijn krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 voor de gegevens die hun meegedeeld kunnen worden krachtens hun aanwijzing en die handelen in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Art.3. De lijst van de overeenkomstig artikel 1 aangewezen personeelsleden van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Opleiding van de Franse Gemeenschap, met vermelding van hun graad en van hun ambt, wordt jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestuurd.
Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 5. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.