Details





Titel:

11 MAART 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, betreffende de informatiegegevens over de voogd van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling



Inhoudstafel:


Art. 1-2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992000150 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juli 2019, worden volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid, 17° wordt als volgt vervangen:
  "17° in het dossier van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling, in de zin van Titel XIII, Hoofdstuk VI, van de programmawet (I) van 24 december 2002 "Voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen", de naam, de voornamen, de hoofdverblijfplaats en het Rijksregisternummer van de voogd of, in voorkomend geval, de voorlopige voogd of de voogd ad hoc van de niet-begeleide minderjarige vreemdeling aangewezen door de Dienst Voogdij opgericht bij de Federale Overheidsdienst Justitie, alsook de datum van de aanwijzing en de datum van de beëindiging van de voogdij; deze informatiegegevens worden geregistreerd om de bevoegde overheden de mogelijkheid te bieden de voogd of, in voorkomend geval, de voorlopige voogd of de voogd ad hoc van een niet-begeleide minderjarige te contacteren, opdat deze laatste wettelijk vertegenwoordigd zou kunnen worden in zijn/haar contacten met die overheid. ";
  2° de tweede zin van het zesde lid wordt vervangen als volgt:
  "Die informatie kan enkel worden geraadpleegd en het Rijksregisternummer kan enkel worden gebruikt door het verkrijgen van een machtiging overeenkomstig de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen."

Art. 2. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, elk wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.