29 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij aan de Onderzoekseenheid Stralingsbescherming van het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol, afgekort SCK.CEN, mededeling van sommige informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend voor de uitvoering van een epidemiologisch onderzoek, namelijk de " Mortaliteitsstudie bij werknemers van nucleaire bedrijven in België ".
Art. 1-6
Artikel 1. De Onderzoekseenheid Stralingsbescherming van het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol wordt gemachtigd om mededeling te krijgen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 3°, 5° en 6°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor zover deze betrekking hebben op de personen die voorkomen in een epidemiologische onderzoeksactiviteit, namelijk de " Mortaliteitsstudie bij werknemers van nucleaire bedrijven in België ".
Het gebruik van de informatiegegevens verkregen door mededeling uit het Rijksregister is enkel toegestaan voor de hierna vermelde doeleinden :
1° om de gezondheidseffecten van langdurige blootstelling aan lage dosissen ioniserende straling bij werknemers van nucleaire bedrijven te bestuderen;
2° om de specifieke oorzaak van de sterfte, vooral kankersterfte te bestuderen met het oog op het voorkomen van de ziekte bij de (ex-) werknemers van nucleaire bedrijven in België;
3° om de werknemers van nucleaire bedrijven in België verder prospectief op te volgen.
De bij het Rijksregister verkregen informatiegegevens mogen enkel betrekking hebben op werknemers of ex-werknemers van de nucleaire bedrijven die aan het onderzoek deelnemen en die overeenkomstig artikel 2 zijn ingelicht omtrent het feit dat ze zijn opgenomen in de onderzoekspopulatie en hiertegen geen verzet hebben laten blijken.
De ondervragingsinstrumenten die zullen worden gebruikt met toepassing van het onderhavige artikel, alsmede de schriftelijke informatie die gericht zal worden aan de personen die ondervraagd zullen worden in toepassing van artikel 2, dienen door de verantwoordelijke van het onderzoek ter beschikking gehouden te worden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art.2. De personen bedoeld in artikel 1, eerste lid, zullen vóór de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de instelling waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die het nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.
Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.
Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, waarin wordt voorzien in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.
Een exemplaar van de brief bedoeld in het eerste lid, alsmede van de vragenlijst die aan de personen die uitgenodigd worden aan het onderzoek mee te werken, zal door de verantwoordelijke van het onderzoek ter beschikking gehouden worden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De verantwoordelijke van het onderzoek zal waken over de pertinentie van de gegevens opgenomen in de vragenlijst ten opzichte van de doeleinden van de onderzoeksactiviteit.
Art.3. De informatiegegevens uit het Rijksregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, worden meegedeeld aan de projectleider en houder van het gegevensbestand van het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol.
De persoon bedoeld in het eerste lid duidt onder de leden van het personeel van de Onderzoekseenheid Stralingsbescherming van het Studiecentrum voor Kernenergie in Mol bij name en schriftelijk aan, wie gebruik mag maken van deze informatiegegevens in het kader van hun onderzoeksactiviteit, enkel voor de doeleinden vermeld in artikel 1, tweede lid.
De lijst van de leden van het personeel bedoeld in het voorgaande lid wordt opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavige besluit. Deze lijst wordt door de verantwoordelijke van het onderzoek ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art.4. De informatiegegevens bedoeld in artikel 1, eerste lid, mogen slechts worden bewaard gedurende een periode van maximaal één jaar na de mededeling uit het Rijksregister. Indien na deze periode bepaalde personen opnieuw geïnterviewd moeten worden, kan in een nieuwe mededeling vanwege het Rijksregister worden voorzien, zonder dat een nieuwe procedure tot mededeling van de informatiegegevens zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 noodzakelijk is.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, moeten de informatiegegevens die meegedeeld werden uit het Rijksregister door toepassing van artikel 1, ten laatste vijftien jaar na de inwerkingtreding van het onderhavig besluit uitgewist of vernietigd worden.
Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.
Voor de toepassing van het voorgaande lid worden niet als derden beschouwd de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en houdt op gevolg te hebben op de laatste dag van het vijftiende jaar na de inwerkingtreding.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 april 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
Ch. PICQUE.