18 APRIL 1990. - Koninklijk besluit waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-06-1990 en tekstbijwerking tot 07-09-2001)
Art. 1-4, 4bis, 5-6
Artikel 1. Voor het vervullen van de taken die tot hun bevoegdheid behoren, wordt aan de Minister van Justitie en de ambtenaren bedoeld in de artikelen 2 en 3, binnen de grenzen bepaald in deze artikelen toegang verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art.2. Toegang tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister voor de natuurlijke personen, wordt verleend aan :
1° de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en de ambtenaren van niveau 1, aangesteld bij zijn kabinet of in de dienst personeelszaken die onder zijn gezag staat, die door hem schriftelijk en met name zijn aangewezen;
2° de directeur-generaal van het Bestuur algemene diensten en de ambtenaren van niveau 1, aangesteld in de dienst personeelszaken die onder zijn gezag staat of in het Centraal Strafregister, die door hem schriftelijk en met name zijn aangewezen.
3° de directeur-generaal van het Bestuur strafinrichtingen en de ambtenaren van niveau 1 van het Centraal Bestuur strafinrichtingen die door hem schriftelijk en met name zijn aangewezen.
4° (...) <KB 2001-08-10/55, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 17-09-2001>
5° de directeur van de veiligheid inzake kernenergie en de veiligheidsofficier.
(6° de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Burgerlijke Wetgeving en Erediensten en de ambtenaren van niveau 1 die door hem schriftelijk en met name zijn aangewezen.) <KB 1999-04-29/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1999>
Art.3. Toegang tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, 8° en 9° en tweede lid, van dezelfde wet, wordt verleend aan de directeur-generaal van (het Directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens) en de ambtenaren van niveau 1 die door hem schriftelijk en met name zijn aangewezen. <KB 1999-04-29/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1999>
Art.4. In uitzonderlijke gevallen kan de Minister van Justitie de bevoegdheid waarvan sprake is in artikel 1, toekennen aan andere ambtenaren van de diensten genoemd in de artikelen 2 en 3 wanneer zulks onontbeerlijk blijkt voor de behoeften van die diensten.
Deze delegatie kan slechts worden toegekend aan ambtenaren van niveau 1 of 2, die schriftelijk en met name zijn aangewezen.
Art. 4bis. <KB 1999-04-29/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 15-06-1999> De lijst van de overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 aangewezen ambtenaren, met vermelding van hun graad en hun ambt, wordt jaarlijks opgemaakt en met dezelfde periodiciteit toegestuurd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art.5. Het koninklijk besluit van 20 april 1984 waarbij aan de Minister van Justitie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt opgeheven.
Art. 6. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.