16 JANUARI 1995. - Koninklijk besluit waarbij aan de intercommunale vennootschap "Provinciale Brabantse Energiemaatschappij" toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend.
Art. 1-4
Artikel 1. Voor het vervullen van haar taken van algemeen nut wordt aan de coöperatieve intercommunale vennootschap "Provinciale Brabantse Energiemaatschappij", afgekort als P.B.E., voor de hierna bepaalde doeleinden en binnen de perken vastgesteld bij het tweede lid :
1° toegang verleend tot de informatiegegevens genoemd in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 5°, 6° en 8°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen :
a) voor het factureren van het electriciteitsverbruik van haar abonnees en van de aansluitingskosten op het desbetreffende distributienet;
b) voor het factureren van het gasverbruik van haar abonnees en van de aansluitingskosten op het desbetreffende distributienet;
c) voor het ten behoeve van haar abonnees factureren van de kosten van aansluiting op het televisiedistributienet, het factureren van de vergoeding voor het uitzenden van de signalen en voor auteursrechten.
2° toegang verleend tot de informatiegegevens genoemd in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° en 5° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.
De uitbreiding in de tijd van de toegang tot de historiek van de in het eerste lid, 1°, opgesomde informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, wordt beperkt tot dertig jaar.
De toegang waarvan sprake in het eerste lid is alleen toegestaan aan :
1° de directeur-generaal van de P.B.E.;
2° de personeelsleden van de P.B.E. met een graad die gelijkwaardig is aan de graden van niveau 1 van de Rijksambtenaren die daartoe door de directeur-generaal van de P.B.E. bij name en schriftelijk zijn aangewezen uit hoofde van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.
Art.2. De lijst van de personeelsleden, met aanduiding van hun graad en functie, die overeenkomstig artikel 1 derde lid, 2° aangewezen zijn wordt jaarlijks opgesteld door de directeur-generaal van de P.B.E. en even vaak bezorgd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art.3. De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegege- vens mogen slechts worden gebruikt voor de in dat artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.
Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd :
1° de natuurlijke personen op wie die informatiegegevens betrekking hebben alsook hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, vermelde doeleinden met de P.B.E. onderhouden.
Art. 4. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnen- landse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 januari 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE