20 NOVEMBER 1997. - Koninklijk besluit waarbij aan de Gemeenschaps- en Gewestelijke Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling toegang wordt verleend tot de informatiegegevens en waarbij deze dienst gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Artikel 1. Aan de Gemeenschaps- en Gewestelijke Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De toegang tot de informatiegegevens geldt uitsluitend voor het vervullen van taken in verband met arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding ter uitvoering :
1° van het decreet van de Waalse Gewestraad van 16 december 1988 houdende oprichting van de Gewestelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling;
2° van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 19 december 1989 houdende toewijzing van de taken van beroepsopleiding aan de Gewestelijke Dienst voor arbeidsbemiddeling.
De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die in de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht wordt beperkt tot een periode van dertig jaar die de mededeling van deze informatiegegevens voorafgaat.
De toegang tot de informatiegegevens wordt alleen verleend :
1° aan de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal van de Gemeenschaps- en Gewestelijke Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling;
2° aan de ambtenaren die de onder 1° vermelde personen daartoe binnen hun diensten wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden bij name en schriftelijk aanwijzen, op voorwaarde dat zij een graad bekleden gelijkwaardig aan die van niveau 1 van het Rijkspersoneel.
Art.2. De met toepassing van artikel 1, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in het tweede lid van het genoemde artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.
Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd :
1° de natuurlijke personen waarop die informatiegevens betrekking hebben, alsook hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden met de Gemeenschaps- en Gewestelijke Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling onderhouden.
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art.3. Aan de overeenkomstig artikel 1, vierde lid, aangewezen ambtenaren van de Gemeenschaps- en Gewestelijke Dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de natuurlijke personen te gebruiken.
Art.4. Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de betrokken diensten worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken noodzakelijk zijn, met :
- de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
- de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.5. De lijst van de overeenkomstig de artikelen 1, vierde lid, en 3 aangewezen ambtenaren wordt, met vermelding van hun graad en van hun ambt, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 november 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK