30 MEI 1994. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Artikel 1. Aan de wetenschappelijke inrichting Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De toegang tot de informatiegegevens geldt uitsluitend voor het vervullen van taken met het oog op het verrichten van studiën, onderzoekingen en werkzaamheden in verband met bevolkings- en gezinsvraagstukken, in uitvoering van artikel 2 van het Besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1991 tot reorganisatie van de wetenschappelijke inrichting Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën.
Deze toegang zal in elk geval beperkt zijn tot een mededeling van informatiegegevens nodig voor de ondernomen studie of onderzoek.
De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan :
1° aan de leidend ambtenaar van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën;
2° aan de ambtenaren die de onder 1° vermelde persoon daartoe binnen zijn diensten wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden bij name en schriftelijk aanwijst op voorwaarde dat zij een graad bekleden gelijkwaardig aan een graad van niveau 1 van het Rijkspersoneel.
Art.2. De met toepassing van artikel 1, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.
Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid :
1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, alsook hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, tweede lid, vermelde doeleinden met het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën onderhouden.
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art.3. Aan de onder artikel 1, vierde lid, vermelde ambtenaren van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.
De machtiging tot gebruik van het identificatienummer is beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.
Art.4. Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatienummer in de dossiers, bestanden en repertoria die door de betrokken diensten van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken noodzakelijk zijn, met :
- de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordigers;
- de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het nummer te gebruiken en die optreden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.5. De lijst van de overeenkomstig de artikelen 1, vierde lid, en 3, aangewezen ambtenaren wordt, met vermelding van hun graad en van hun ambt, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.
Art. 6. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 mei 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. TOBBACK