19 JULI 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister.
HOOFDSTUK I. - Specifieke lijsten van personen geregistreerd in het Centraal Strafregister.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Inhoud van de gegevens die aan het Centraal Strafregister worden medegedeeld.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Toegang tot het Rijksregister van natuurlijke personen en gebruik van het identificatienummer.
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Veiligheidsmaatregelen.
Art. 6-10
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 11-13
HOOFDSTUK I. - Specifieke lijsten van personen geregistreerd in het Centraal Strafregister.
Artikel 1. Uitsluitend ter identificatie van de daders van een misdaad of een wanbedrijf strafbaar met een gevangenisstraf van ten minste drie jaar, kunnen de procureurs des Konings en de onderzoeksrechters zich op eigen initiatief of op verzoek van een politiedienst richten tot de Dienst Centraal Strafregister van het Ministerie van Justitie teneinde een lijst te bekomen van personen die zijn veroordeeld voor een of meer welbepaalde strafbare feiten, die omschreven worden in het verzoek zoals bedoeld in artikel 2, tot een criminele of correctionele straf, die zijn geïnterneerd, die definitief of voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld of ten aanzien van wie een jeugdbeschermingsmaatregel is uitgesproken.
De gerehabiliteerde personen worden niet vermeld op de lijst bedoeld in het vorige lid.
Art.2. Het verzoek, waarvan de Minister van Justitie het formulier opmaakt, bevat ten minste de volgende gegevens :
1° de redenen die het verzoek verantwoorden (verwijzing naar een dossier);
2° de aard van de beslissing (veroordeling tot een criminele of tot een correctionele straf, internering, invrijheidstelling, maatregel in het kader van de jeugdbescherming) genomen ten aanzien van de personen van wie de identiteit wordt gevraagd;
3° in geval van veroordeling tot gevangenisstraf, opsluiting of hechtenis, een minimumstraf en, in voorkomend geval, een maximumstraf;
4° de kwalificatie(s) van de tenlastelegging in verband waarmee de beslissing moet zijn gewezen.
Indien zij de doeltreffendheid van de bekomen lijst kunnen verhogen, moet het formulier de volgende gegevens bevatten :
1° het geslacht van de personen van wie de identiteit wordt gevraagd;
2° de leeftijdsgroepen waartoe die personen behoren;
3° hun nationaliteit;
4° het gerecht of de gerechten dat of die de beslissingen hebben gewezen;
5° een tijdvak waarbinnen beslissingen ten aanzien van die personen zijn gewezen;
6° een tijdvak waarbinnen die personen een strafbaar feit hebben gepleegd;
7° de plaats waar zij zijn gepleegd.
HOOFDSTUK II. - Inhoud van de gegevens die aan het Centraal Strafregister worden medegedeeld.
Art.3. De griffiers en de secretarissen van Commissies zenden, met toepassing van artikel 592 van het Wetboek van Strafvordering voor iedere beslissing de volgende gegevens over aan het Centraal Strafregister :
1° het nummer van de betrokken persoon in het Centraal Strafregister, als het nummer bekend is;
2° de naam, de voornamen en eventuele pseudoniemen van de betrokkene;
3° de plaats en datum van geboorte;
4° het geslacht;
5° het postnummer van zijn woonplaats;
6° het beroep;
7° de nationaliteit;
8° de rechtbank die of het hof dat uitspraak heeft gedaan;
9° het aantal rechters waaruit de kamer bestond;
10° de eventuele vermelding dat de beslissing is uitgesproken na verzet tegen een eerdere beslissing;
11° de aanleg;
12° de nodige gegevens omtrent het vonnis of arrest waartegen beroep is ingesteld of verzet is gedaan;
13° het nummer van het vonnis of arrest;
14° de datum van het vonnis of arrest;
15° de mededeling of het vonnis of arrest al dan niet op tegenspraak is uitgesproken;
16° de datum waarop de gegevens aan het Centraal Strafregister worden overgezonden;
17° de aard, de duur en het bedrag van de hoofdstraf, de bijkomende of de vervangende straf of van de uitgesproken maatregel;
18° in voorkomend geval, de aard en duur van het uitstel en het eventuele deel van de straf dat erdoor wordt vrijgesteld;
19° de kwalificatie van de in aanmerking genomen tenlastelegging en de in dezen toepasselijke regelgeving;
20° de plaats waar en datum waarop de feiten werden gepleegd.
Art.4. In overleg met het College van de procureurs-generaal stelt de Minister van Justitie de procedure vast om nomenclaturen op te stellen die gebruikt zullen worden om de in het vorige artikel opgesomde gegevens over te zenden.
HOOFDSTUK III. - Toegang tot het Rijksregister van natuurlijke personen en gebruik van het identificatienummer.
Art.5. _ De met toepassing van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering verkregen gegevens mogen slechts gebruikt worden ter controle van de identiteit van de personen waarvoor een raadpleging van het Centraal Strafregister werd uitgevoerd.
Zij mogen niet aan derden meegedeeld worden.
Voor de toepassing van het vorige lid worden niet als derden beschouwd :
1° de natuurlijke personen waarop deze gegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de door de wet gemachtigde personen om het dossier te raadplegen waarin deze gegevens zouden kunnen voorkomen;
3° de personen, overheden en diensten die door artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering gemachtigd worden om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, voor de informatiegegevens die hen mogen worden meegedeeld krachtens hun aanwijzing, in het kader van de betrekkingen die deze personen, overheden en diensten onderling onderhouden tijdens de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
HOOFDSTUK IV. - Veiligheidsmaatregelen.
Art.6. De personen die door of krachtens de wet gemachtigd zijn om toegang te hebben tot het Centraal Strafregister krijgen een individuele toegangscode. Zij kiezen een wachtwoord zodra zij die code hebben gekregen. Zij mogen die code en dat wachtwoord aan niemand bekendmaken.
Art.7. Bij elke raadpleging vermelden de in artikel 6 bedoelde personen hun identiteit, de referentie naar de wettelijke grondslag van de raadpleging en de exacte reden van de raadpleging.
Art.8. De lijst van de personen die krachtens de artikelen 591 en 593 van het Wetboek van Strafvordering schriftelijk bij naam moeten worden aangewezen, wordt jaarlijks opgemaakt en bezorgd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Voor iedere persoon worden de graad en de functie vermeld.
De in het eerste lid bedoelde personen verbinden er zich schriftelijk toe te waken over de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens waartoe zij toegang hebben.
Art.9. Telkens wanneer het Strafregister wordt geraadpleegd, registreert het Centrum voor Informatieverwerking van het Ministerie van Justitie, benevens de in artikel 7 genoemde gegevens, de identiteit van de persoon op wie de raadpleging betrekking heeft gehad. Deze gegevens worden drie jaar bijgehouden.
Art.10. De Minister van Justitie wijst binnen zijn departement een veiligheidsadviseur aan.
Hij moet alle maatregelen nemen die nodig zijn om de veiligheid van de geregistreerde gegevens te waarborgen, waarbij hij inzonderheid moet verhinderen dat zij worden vervalst, beschadigd of meegedeeld aan personen die geen toestemming hebben om kennis ervan te nemen.
Hij vergewist zich ervan dat de regels inzake de toegang tot het Centraal Strafregister en de regels bedoeld in hoofdstuk II worden nageleefd.
Aan de personen betrokken bij de verzameling, de behandeling, de overzending of de ontvangst van bedoelde gegevens geeft hij advies over alle aspecten die verband houden met de veiligheid van de gegevens.
Hij verstrekt bovendien deskundig advies over de veiligheid van het netwerk.
De veiligheidsadviseur kan zich laten bijstaan door een of meer adjuncten.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.11. Dit besluit treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister, met uitzondering van de artikelen 1 en 2, die Wij op zijn vroegst op dezelfde dag in werking zullen laten treden.
(NOTA : Inwerkingtreding van artikelen 1 en 2 vastgesteld op 13-09-2006 door KB 2006-09-01/45, art. 1, 1°)
Art.12. Artikel 5 van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister treedt in werking de eerste dag van de zesde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 13. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.