Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

22 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 6-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Artikel 1. Voor het vervullen van de taken bedoeld in de artikelen 4, 5, 7, 10, 14 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, en in de artikelen 7 tot 18 van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, hebben de leden van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, of hun plaatsvervangers wanneer deze een effectief lid vervangen, toegang tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en tot de wijzigingen van deze informatiegegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze wet.
  De voorzitter van elke commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling wijst, schriftelijk en bij name, de leden van het secretariaat van de commissie aan die gemachtigd zijn om toegang te hebben uit hoofde van de functie die zij vervullen en van de noodzaak om kennis te nemen van de informatie.

Art.2. De met toepassing van artikel 1 verkregen informatie mag slechts worden gebruikt voor de in dat artikel vermelde doeleinden. Zij mag niet aan derden worden medegedeeld.
  Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd :
  1° de leden van de andere commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling of de leden van het secretariaat van deze commissies voorzover deze zelf toegang tot het Rijksregister hebben;
  2° de leden van het openbaar ministerie verbonden aan een commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling;
  3° de leden van de Dienst Justitiehuizen van het Directoraat-Generaal Rechterlijke Organisatie van het Ministerie van Justitie;
  4° de leden van het Directoraat-Generaal Strafinrichtingen van het Ministerie van Justitie;
  5° de leden van de politiediensten.

HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art.3. Voor het vervullen van de taken bedoeld in de artikelen 4, 5, 7, 10, 14 van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964, en in de artikelen 7 tot 18 van de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, wordt aan de overeenkomstig artikel 1 van dit koninklijk besluit aangewezen personen machtiging verleend om het identificatienummer te gebruiken van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Art.4. Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend worden gebruikt als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling worden bijgehouden.

Art.5. Bij externe mededeling mag het identificatienummer enkel worden gebruikt in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 3 van dit besluit bedoelde taken noodzakelijk zijn met :
  1° de houder van het nummer of met zijn wettelijke vertegenwoordiger;
  2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en die optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.6. De lijst van de overeenkomstig artikel 1 van dit besluit aangewezen personen, met vermelding van hun ambt en functie, wordt jaarlijks opgesteld en wordt bij elk secretariaat van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 22 februari 2002.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  A. DUQUESNE
  De Minister van Justitie,
  M. VERWILGHEN.