5 DECEMBER 1986. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de bijzondere vakantiefondsen bedoeld in artikel 44 van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, en van de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden.
Art. 1-9
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. De bijzondere vakantiefondsen bedoeld in artikel 44 van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, en de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden, bedoeld in artikel 3, § 6, eerste lid, 4°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, zijn, uitsluitend voor het vervullen van de taken die, binnen de perken van de wetgevingen met de toepassing waarvan zij belast zijn, tot hun respectieve bevoegdheden behoren, alsmede voor het vervullen van de taken die hun zijn opgelegd door of krachtens een wets- of reglementsbepaling betreffende de sociale zekerheid, gemachtigd :
a) onverminderd de artikelen 2 en 5, toegang te hebben tot uitsluitend de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, alleen wat hun rechthebbenden betreft;
b) binnen de perken, onder de voorwaarden en voor de doeleinden gesteld bij de artikelen 3 tot 8, gebruik te maken van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, alleen wat hun rechthebbenden betreft.
De in het eerste lid bedoelde bijzondere vakantiefondsen, andere dan de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden, worden in bijlage vermeld. Elk koninklijk besluit genomen in uitvoering van de wets- en reglementsbepalingen tot regeling van de toelating tot oprichting van die instellingen en de daaropvolgende wijziging aangebracht in de desbetreffende door het Ministerie van Sociale Voorzorg gehouden inventaris, staan gelijk met een nominatieve aanwijzing in de zin van artikel 5, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983.
Art.2. De informatiegegevens bekomen met toepassing van artikel 1, eerste lid, a), mogen slechts worden gebruikt voor doeleinden van inwendig beheer. Zij mogen niet worden meegedeeld aan derden.
Voor de toepassing van het eerste lid zijn geen derden :
1° de natuurlijke personen op wie die informatiegegevens betrekking hebben en hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983;
3° binnen de perken van de informatiegegevens die hen moeten worden ter beschikking gesteld, de natuurlijke of rechtspersonen en de feitelijke verenigingen die ertoe gehouden zijn die informatiegegevens te kennen of er moeten kunnen over beschikken, om de verplichtingen uit te voeren welke hun, in het kader van de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 1, zijn opgelegd door of krachtens een wets- of reglementsbepaling betreffende de sociale zekerheid, alsmede elke instelling van Belgisch recht die een opdracht van algemeen belang vervult en erkend is voor het uitvoeren van voormelde verplichtingen of die, voor het uitvoeren, onder dezelfde voorwaarden, van de werken die haar in het raam van die verplichtingen worden toevertrouwd, nominatief is aangewezen door de Koning om mededeling te bekomen van de nodige informatiegegevens;
4° de buitenlandse sociale zekerheidsinstellingen binnen de perken van de toepassing van de internationale overeenkomsten inzake sociale zekerheid;
5° elke instelling van Belgisch recht die een opdracht van algemeen belang vervult en nominatief is aangewezen door de Koning om mededeling te bekomen van de nodige informatiegegevens, uitsluitend voor de uitvoering van wetenschappelijke, navorsings- of onderzoekswerkzaamheden, binnen de perken van de informatiegegevens die haar ter beschikking moeten worden gesteld uitsluitend voor de uitvoering van die werkzaamheden.
De in het tweede lid, 3° tot 5° vermelde personen, instellingen en verenigingen mogen slechts over de bedoelde informatiegegevens beschikken gedurende de tijd nodig voor de uitvoering van die verplichtingen en werken, en enkel tot dat doel.
Art.3. De instellingen bedoeld in artikel 1 mogen in hun bestanden en repertoria het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen gebruiken, alleen als identificatiemiddel.
Art.4. Behalve het gebruik geregeld door artikel 3, mag het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen worden gebruikt, alleen als identificatiemiddel, in de interne en externe betrekkingen welke nodig zijn uitsluitend voor het vervullen van de taken bepaald in artikel 1, eerste lid, alsmede van de taken die behoren tot de respectieve bevoegdheden van de in het tweede lid, 2°, bedoelde overheden en instellingen.
Onder "externe betrekkingen" dienen te worden verstaan, onverminderd de toepassing van de internationale overeenkomsten inzake sociale zekerheid, de betrekkingen die aan de in artikel 1 bedoelde instellingen zijn opgelegd door of krachtens een wets- of reglementsbepaling :
1° met de houder van dat nummer of diens wettelijke vertegenwoordigers;
2° met de openbare overheden of de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 of gemachtigd krachtens artikel 8 van dezelfde wet;
3° met de natuurlijke personen of rechtspersonen en de feitelijke verenigingen die ertoe gehouden zijn informatie te ontvangen of te verstrekken omtrent de houder van dat identificatienummer, in het kader van de verplichtingen welke hun zijn opgelegd door of krachtens een wets- of reglementsbepaling betreffende de sociale zekerheid, alsmede met elke instelling van Belgisch recht die een opdracht van algemeen belang vervult en erkend is voor het uitvoeren van voormelde verplichtingen, of die, voor het uitvoeren van de werken die haar in het raam van die verplichtingen worden toevertrouwd, nominatief is aangewezen door de Koning om mededeling te bekomen van de nodige gegevens.
De in het tweede lid, 3°, vermelde personen, instellingen en verenigingen mogen slechts over dat nummer beschikken gedurende de tijd nodig voor de uitvoering van die verplichtingen en werken, en enkel tot dat doel.
Art.5. Wanneer een instelling bedoeld in artikel 1, een openbare overheid of een instelling bedoeld in artikel 4, tweede lid, 2°, aan een derde de uitvoering toevertrouwt van werken die nodig zijn uitsluitend voor het vervullen van de taken bepaald in artikel 4, eerste lid, onverminderd de toepassing van artikel 2, tweede lid, of van artikel 4, tweede lid, en de toepassing van de internationale overeenkomsten inzake sociale zekerheid, is de instelling bedoeld in artikel 1,tweede lid, 2°, gemachtigd, uitsluitend voor de uitvoering van die werken :
1° aan die derde de met toepassing van artikel 1, eerste lid, a), verkregen informatiegegevens mee te delen welke voor het uitvoeren van die werken noodzakelijk zijn;
2° alleen als identificatiemiddel, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.
Onder "derde" dient te worden verstaan :
1° een andere instelling bedoeld in artikel 1;
2° een openbare overheid of een instelling bedoeld in artikel 4, tweede lid, 2°;
3° elke instelling van Belgisch recht die een opdracht van algemeen belang vervult, en door de Koning nominatief is aangewezen om mededeling te bekomen van de nodige gegevens, uitsluitend voor de uitvoering van die werken.
De instellingen bedoeld in het tweede lid, 3°, mogen slechts over de beoogde informatiegegevens en over het identificatienummer beschikken gedurende de tijd die nodig is voor de uitvoering van die werken en enkel tot dat doel.
Art.6. Het bevoegde orgaan van elk der instellingen bedoeld in artikel 1, wijst de diensten en de personeelsleden aan die uit hoofde van hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden gemachtigd zijn gebruik te maken van de mogelijkheden geboden door de artikeln 2 tot en met 5.
Art.7. § 1. Het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister door de natuurlijke persoon op wie het betrekking heeft of door diens wettelijke vertegenwoordigers is toegelaten in de betrekkingen met een instelling beoogd in artikel 1 of met de natuurlijke personen of rechtspersonen en de feitelijke verenigingen bedoeld in artikel 4, tweede lid, 3°.
§ 2. De vermelding van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen is verplicht :
1° in hoofde van de natuurlijke personen of rechtspersonen en de feitelijke verenigingen in de betrekkingen met een instelling beoogd in artikel 1 die hun worden opgelegd door of krachtens een wets- of reglementsbepaling betreffende de sociale zekerheid of in hun betrekkingen met een instelling beoogd in artikel 1 die gericht zijn op het vervullen van de taken bedoeld in artikel 4, eerste lid, voorzover deze vermelding geschiedt ingevolge een mededeling die zelf dat identificatienummer vermeldt en die uitgaat van een instelling beoogd in artikel 1, of van een openbare overheid of een instelling aangewezen krachtens artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983;
2° wanneer deze vermelding geschiedt ingevolge een mededeling die dat nummer vermeldt en uitgaat van de persoon beoogd in § 1, van een houder van de machtiging beoogd in artikel 6 of van een openbare overheid of een instelling aangewezen krachtens artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983;
3° indien het een vermelding betreft van het identificatienummer van het Rijksregister op het resultaat van de werken uitgevoerd voor de naleving van de verplichtingen beoogd in artikel 4, tweede lid, 3°;
4° indien het een vermelding betreft van het identificatienummer van het Rijksregister op het resultaat van de werken uitgevoerd door de derde bedoeld in artikel 5.
Art.8. De instellingen beoogd in artikel 1 zijn ertoe gehouden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, alleen als identificatiemiddel, in de externe betrekkingen beoogd in artikel 4.
De toepassing van het eerste lid moet uiterlijk op 1 januari 1990 verwezenlijkt zijn.
Art.9. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Openbaar Ambt en Decentralisatie en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijzondere Vakantiefondsen.
1. Kas voor jaarlijks verlof van de Belgische voedingsbedrijven;
2. Nationale patroonskas voor het betaald verlof in de bouwbedrijven en openbare werken;
3. Vakantiefonds van de Belgische houtnijverheid;
4. Kas voor betaalde verlofdagen in de metaalverwerkende nijverheid "Congémétal";
5. Kas voor het jaarlijkse verlof voor de papierverwerkende nijverheid van Turnhout;
6. Compensatiekas voor betaald verlof der centrale der werkgevers aan de haven van Antwerpen;
7. Kas voor betaalde verlofdagen der Gentse centrale der zee- en binnenvaartwerkgevers;
8. Kas voor betaalde verlofdagen van de fotografienijverheid;
9. Kas voor betaalde verlofdagen der scheepsherstellers der haven van Antwerpen;
10. Kas voor jaarlijks verlof in de ijzernijverheid;
11. Vakantiefonds voor de textielnijverheid, het breiwerk en de vlasbereiding "Vacantex";
12. Vakantiefonds van de non-ferro metalennijverheid;
13. Rijksverlofkas voor de diamantnijverheid.