Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 APRIL 1995. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. De Koning kan, onder de voorwaarden van artikel 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, het meedelen van inlichtingen uit het Rijksregister toestaan met het oog op de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoekswerkzaamheden, aan de instellingen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° rechtspersoonlijkheid bezitten;
  2° over het nodige personeel en de nodige technische middelen beschikken voor de uitvoering van de wetenschappelijke navor sings- en onderzoekswerkzaamheden waarvoor ze de mededeling van informatie uit het Rijksregister aanvragen;
  3° in de arbeidsovereenkomsten van het personeel dat in hun dienst werkt bepalingen opgenomen hebben die het personeel ertoe verplichten de beroepsethiek in acht te nemen, meer bepaald wat het vertrouwelijke karakter van de door het Rijksregister meegedeelde informatie betreft, of elk betrokken personeelslid een verklaring hebben laten ondertekenen waarbij het zich ertoe verbindt deze regels na te leven;
  4° de verbintenis aangaan zelf de activiteiten bedoeld onder 2° nauwkeurig uit te voeren; onderaanneming is slechts geoorloofd met Onze toestemming en op voorwaarde dat het personeel dat in onderaanneming aangenomen wordt zich er schriftelijk toe verbindt de beroepsethiek bedoeld onder 3° en de voorwaarden bedoeld onder 5°, 6° en 7° in acht te nemen;
  5° de verbintenis aangaan aan de controle op de voorwaarden vastgesteld in dit artikel georganiseerd hetzij door Onze Minister van Binnenlandse Zaken hetzij door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zich te onderwerpen;
  6° indien de van het Rijksregister ontvangen informatie de gegevens bevat bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen) en/of 5° (hoofdverblijfplaats) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen de verbintenis aangaan deze gegevens in een apart bestand op te slaan dat slechts met het bestand dat de gegevens van wetenschappelijke aard bevat in verband gebracht kan worden door middel van een intern identificatienummer. De personen die binnen de instelling toegang tot dat bestand hebben worden bij name aangewezen;
  7° zich ertoe verbinden de resultaten van de wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteit slechts te publiceren of aan derden te verstrekken in de vorm van anonieme informatie waardoor de identiteit van de personen die de steekproef vormen waarop de activiteit heeft gesteund, niet, zelfs niet indirect, kan worden achterhaald en aangeven welke maatregelen daartoe in uitzicht zijn gesteld.

Art.2. De wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactivi- teiten waarvoor de mededeling van informatie uit het Rijksregister aangevraagd wordt, moeten als van wetenschappelijk belang erkend worden door Onze Minister die bevoegd is voor wetenschapsbeleid, op advies van de interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid.
  De instelling die om mededeling van informatie uit het Rijksregister vraagt voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsingsen onderzoeksactiviteiten stuurt daartoe een gedetailleerd dossier aan de minister die bevoegd is voor wetenschapsbeleid. Deze wendt zich tot de interministeriële commissie voor wetenschapsbeleid die zich binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier uitspreekt over het wetenschappelijk karakter van de geplande navorsings- en onderzoeksactiviteit. Als er binnen die termijn geen advies gegeven is doet Onze Minister die bevoegd is voor wetenschapsbeleid uitspraak.

Art.3. Alleen de informatie uit het Rijksregister die noodzakelijk is voor de uitvoering van de wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteiten waarvoor de aanvragende instelling om mededeling ervan verzoekt mag aan die instelling worden meegedeeld.

Art.4. De instelling die informatie uit het Rijksregister krijgt medegedeeld, is verantwoordelijk voor de veiligheid en de vertrouwelijkheid van deze informatie.

Art.5. _ De aanvraag om mededeling van informatie uit het Rijksre- gister voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteiten moet bij ter post aangetekend schrijven gericht worden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
  De aanvraag moet vergezeld gaan van de statuten van de instelling die om deze mededeling verzoekt en alle andere documenten die aantonen dat de in de artikelen 1 en 2 opgesomde voorwaarden vervuld zijn.
  Bovendien moet in de aanvraag worden vermeld hoelang de door het Rijksregister medegedeelde informatie zal worden gebruikt, hetgeen door de instelling dient te worden gemotiveerd.
  In de aanvraag dient te worden vermeld of een beroep wordt gedaan op onderaannemers en dient zo ja hun identiteit duidelijk te worden aangegeven en hun toekomstige taken, die slechts bijkomstig mogen zijn, te worden omschreven.
  In zijn aanvraag moet de aanvrager zich ertoe verbinden de door het Rijksregister medegedeelde informatie slechts te gebruiken voor de uitoefening van de wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteiten waarvoor hij ze gekregen heeft en ze onmiddellijk uit te wissen of te vernietigen bij het verstrijken van de periode die hem toegekend werd om er daartoe over te beschikken.

Art.6. In het besluit waarin de instelling bij name aangewezen wordt die gemachtigd is om van het Rijksregister informatie medegedeeld te krijgen voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteiten, wordt het volgende vermeld :
  1° de aard van de informatiegegevens, door de aanduiding van hun nummer;
  2° het doel waarvoor deze gebruikt mogen worden;
  3° de termijn waarna ze onmiddellijk dienen te worden uitgewist of vernietigd;
  4° de voorwaarden van onderaanneming en de identiteit van de eventuele onderaannemers.
  Wordt bovendien vermeld de datum waarop de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer haar advies heeft uitgebracht.

Art.7. De machtiging tot het gebruik van de informatie die uit het Rijksregister meegedeeld werd voor de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteiten kan door Ons ingetrokken, worden op een met redenen omklede voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers.
  Zij zal in ieder geval ingetrokken worden volgens dezelfde procedure als de voorwaarden voorzien bij artikel 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 en bij dit besluit niet nageleefd worden.
  De intrekking van deze machtiging houdt voor de betrokken instelling de verplichting in om de ontvangen informatie onmiddellijk uit te wissen of te vernietigen.

Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnen- landse Zaken en Onze Minister van Wetenschapsbeleid en Infrastructuur zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 3 april 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  M. WATHELET
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. VANDE LANOTTE
  De Minister van Wetenschapsbeleid en Infrastructuur,
  M. DAERDEN