15 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art. 4-5
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 6-7
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Artikel 1. Aan het Directoraat-generaal Consulaire Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt, voor het vervullen van de taken van intern beheer die tot haar bevoegdheid behoren, toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan :
1° aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Consulaire Zaken;
2° aan de personeelsleden die de onder 1° vermelde ambtenaar binnen zijn dienst bij name en schriftelijk aanwijst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.
De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht, wordt beperkt tot een periode van dertig jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.
Art.2. Aan de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt voor het vervullen van de taken van intern beheer die tot haar bevoegdheid behoren, toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan :
1° aan het hoofd van de Directie Protocol, Adel en Ridderorden;
2° aan de Adviseurs-generaal van de voormelde Directie;
3° aan de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.
De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht, wordt beperkt tot een periode van dertig jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.
Art.3. De met toepassing van artikel 1, eerste lid, en artikel 2, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in deze leden vermelde doeleinder en dienen een band te bezitten respectievelijk met de Belgische onderdanen in het buitenland of met de personeelsleden van vreemde nationaliteit van de buitenlandse Ambassades en Consulaten die gevestigd zijn in België alsmede van de internationale instellingen die hun zetel hebben in België. Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.
Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid :
1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, en 2, eerste lid, vermelde doeleinden met het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhouden;
3° de Belgische Ambassades en Consulaten in het buitenland, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, en artikel 2, eerste lid, vermelde doeleinden met het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhouden.
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art.4. Aan de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt, voor het vervullen van de taken van intern beheer die tot hun bevoegdheid behoren, machtiging verleend om het identificatienummer te gebruiken van de personen die inschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen voor zover deze personen behoren tot het personeel van de Belgische Ambassades en Consulaten in het buitenland of van het hoofdbestuur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer bedoeld in het eerste lid is voorbehouden :
1° aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Administratie;
2° aan de leidende ambtenaren van de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie;
3° aan de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.
Art.5. Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de repertoria en bestanden die door de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde taken noodzakelijk zijn, met :
1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
2° de openbare overheden en instellingen die overeenkomstig artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer te gebruiken in hun optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden;
3° de Belgische Ambassades en Consulaten in het buitenland overeenkomstig artikel 6, § 1, 6°, van het voormeld koninklijk besluit van 3 april 1984 en in het kader van de betrekkingen die zij met de in het eerste lid opgenoemde Directies onderhouden.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.6. De lijst van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, artikel 2, tweede lid, en artikel 4, tweede lid, aangewezen ambtenaren en personeelsleden wordt, met vermelding van hun ambt of functie, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde regelmaat aan de Commissie van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.
Art. 7. Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 januari 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Buitenlandse Zaken,
L. MICHEL
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.