17 FEBRUARI 1998. - Koninklijk besluit waarbij aan de "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening) toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 1-4
Artikel 1. Voor het vervullen van zijn taken wordt aan de "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit eines Behinderung sowie für die besondere sociale Fürsorge" (Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor de personen met een handicap alsmede voor de bijzondere sociale bijstandsverlening), hierna de Dienst genoemd, toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor de hierna bepaalde doeleinden en binnen de in artikel 2 vastgestelde perken :
1° voor het verlenen van prestaties in natura of in contanten aan gehandicapten;
2° voor het verlenen van tegemoetkomingen aan de werkgevers die gehandicapten tewerkstellen;
3° om de gehandicapten en hun naaste familieleden, alsook de instellingen die voor gehandicapten zorgen te adviseren, te informeren en te helpen, teneinde hun integratie in het arbeidsmilieu alsmede in alle andere sectoren van het leven te bevorderen;
4° voor het verlenen van de bijzondere sociale bijstandsverlening aan psychisch zieken die in een psychiatrische dienst, in een tehuis of ambulant behandeld worden alsmede aan de personen die aan een ziekte lijden die door een tuberkel- of kankeraandoening veroorzaakt is.
De in het eerste lid van dit artikel vermelde toegang is voorbehouden aan de Directeur en de personeelsleden van de Dienst die deze daartoe schriftelijk bij naam aanwijst op grond van hun ambt, op voorwaarde dat zij houder zijn van een graad die gelijkwaardig is aan die van niveau 1 van het Rijkspersoneel.
De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 is slechts toegestaan, en dit zonder beperking in de tijd, voor het informatiegegegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en bedoeld in het eerste lid, 5°, van dit artikel 3.
Art.2. De met toepassing van artikel 1 verkregen informatie mag slechts worden gebruikt voor de in dat artikel vermelde doeleinden. Zij mag niet aan derden worden meegedeeld.
Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd :
1° de natuurlijke personen op wie deze gegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en de krachtens artikel 5 van de voornoemde wet van 8 augustus 1983 aangewezen instellingen, in het kader van de betrekkingen die zij met de Dienst onderhouden voor de in artikel 1, eerste lid, bedoelde doeleinden en binnen de perken van de gegevens die hun krachtens hun aanwijzing mogen worden meegedeeld.
Art.3. De lijst van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, aangewezen personen wordt jaarlijks opgemaakt en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bezorgd.
Art. 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 februari 1998.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK