7 JULI 2003. - Koninklijk besluit waarbij sommige leden van de lokale politie en van de federale politie gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art. 5-8
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Artikel 1. De leden van de lokale politie en de federale politie die, voor zover noodzakelijk voor het vervullen van wettelijke opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, worden gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
In het kader van de uitvoering van de taken inzake het beheer, het bestuur en de werving van het personeel, worden de leidende ambtenaren van de algemene directie human ressources en van het sociaal secretariaat GPI, evenals de personeelsleden die door deze leidende ambtenaren binnen hun respectieve dienst bij naam en schriftelijk aangewezen worden wegens hun functies en hun respectieve bevoegdheden, gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art.2. § 1. De in artikel 1, eerste lid, bedoelde personeelsleden van de lokale politie en de federale politie worden, voor het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.
§ 2. De in artikel 1, tweede lid, bedoelde personeelsleden van de lokale politie en de federale politie worden gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, enkel als identificatiemiddel in de bestanden, repertoria en dossiers die bijgehouden worden voor het beheer, het bestuur en de werving van het personeel van de lokale politie en de federale politie.
HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.3. De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens, evenals het identificatienummer waarvan het gebruik toegelaten is krachtens artikel 2, mogen niet meegedeeld worden aan derden, noch vermeld worden op documenten die ter kennis van derden gebracht zouden kunnen worden.
Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd :
1° de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben, evenals hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 en artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, in het kader van de betrekkingen die zij met de lokale politie en de federale politie onderhouden, voor de in artikel 1 bedoelde doelstellingen en in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Art.4. De identiteit van de leden van de lokale politie of de federale politie die het Rijksregister raadplegen, evenals de geraadpleegde gegevens, worden geregistreerd in een controlesysteem.
Deze informatiegegevens worden gedurende 5 jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De in artikel 1, tweede lid, bedoelde personeelsleden moeten een schriftelijke verklaring ondertekenen waarbij zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens waartoe zij toegang verkrijgen, te bewaren.
De lijst van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde personeelsleden wordt ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen.
Art.5. Het koninklijk besluit van 30 september 1985 waarbij aan de onderzoeksrechters, de magistraten van het openbaar ministerie en de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt gewijzigd als volgt :
1° het opschrift wordt vervangen als volgt : " Koninklijk besluit waarbij aan de onderzoeksrechters en de magistraten van het openbaar ministerie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen ";
2° artikel 1 wordt vervangen als volgt : " Voor het vervullen van de taken die tot hun bevoegdheid behoren, wordt aan de onderzoeksrechters en de magistraten die het ambt van onderzoeksrechter waarnemen, en aan de magistraten van het openbaar ministerie toegang verleend tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. "
Art.6. Wat de federale politie betreft, worden het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij aan de rijkswacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij de rijkswacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, opgeheven op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Wat de lokale politie betreft, worden het koninklijk besluit van 9 februari 1988 waarbij sommige leden van de gemeentelijke politie gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij aan de rijkswacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij de rijkswacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, opgeheven, voor elke lokale politiezone, vanaf de datum van oprichting van de bedoelde zone.
Art.7. Dit besluit treedt in werking, wat de federale politie betreft, op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, en wat de lokale politie betreft, in elke politiezone op de datum van oprichting van de bedoelde zone.
Art. 8. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juli 2003.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.