Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit waarbij aan de Universiteit Gent en aan de "Université libre de Bruxelles" mededeling van sommige informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend voor de opvolging van de vitale status van personen die meegewerkt hebben aan vorige onderzoekingen over het verband tussen fysische fitheid, risicofactoren en cardiovasculaire aandoeningen.



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De Universiteit Gent en de "Université libre de Bruxelles" worden gemachtigd om mededeling te krijgen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 5° en 6° van de wet van 8 augustus 1983 voor zover deze betrekking hebben op de personen die voorkomen in de onderzoeksactiviteiten betreffende :
  1° de relatie tussen fysieke activiteit, fysieke fitheid en hart- en vaatziekten;
  2° het Belgisch project ter preventie van hart- en vaatziekten;
  3° "monitoring of trends and determinants of cardiovascular diseases" (MONICA project).
  Het gebruik van de informatiegegevens verkregen door mededeling uit het Rijksregister is enkel toegestaan voor de hierna vermelde doeleinden :
  1° wat betreft de onderzoeksactiviteit bedoeld in het eerste lid, 1°, om de vitale status na te gaan van de 2 363 mannen die tijdens het initieel onderzoek waaraan ze vanaf 1975 onderworpen werden tussen 40 en 55 jaar oud waren;
  2° wat betreft de onderzoeksactiviteit bedoeld in het eerste lid, 2°, om de vitale status na te gaan van ongeveer 18 000 mannelijke personen, die tussen 40 en 59 jaar oud waren tijdens de vanaf 1970 uitgevoerde verzameling van informatiegegevens met betrekking tot hun levenswijze;
  3° wat betreft de onderzoeksactiviteit bedoeld in het eerste lid, 3° :
  a) om de Universiteit Gent de mogelijkheid te bieden het verband te bestuderen tussen enerzijds de cardiovasculaire risicofactoren aan het licht gebracht door middel van tests waaraan, tijdens de periode tussen 1985 en 1992 te Gent, een staal, samengesteld uit 6 000 personen tussen 25 en 64 jaar oud, onderworpen werd, en anderzijds de vitale status van deze personen;
  b) om de "Université libre de Bruxelles" de mogelijkheid te bieden het verband te bestuderen tussen enerzijds de cardiovasculaire risicofactoren vastgesteld door middel van tests waaraan respectievelijk in 1984-1985, 1987-1988 en 1990-1991, te Charleroi, drie stalen, die elk ongeveer 1 000 personen bevatten tussen 20 en 69 jaar oud, onderworpen werden, en anderzijds de vitale status van deze personen;
  4° om de personen, bedoeld in 1°, 2° en 3°, van wie de vitale status nagegaan werd en die nog in leven zijn, te kunnen ondervragen over de evolutie van hun gezondheidstoestand.
  De ondervragingsinstrumenten die worden gebruikt met toepassing van het onderhavige artikel, alsmede de schriftelijke informatie die gericht zal worden aan de personen die ondervraagd zullen worden in toepassing van artikel 2, dienen voorgelegd te worden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vooraleer de informatiegegevens uit het Rijksregister aan de onderzoekers worden medegedeeld.

Art.2. De personen bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, 2° en 3°, zullen vóór de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de instelling waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die het nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.
  Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.
  Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, waarin wordt voorzien in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.

Art.3. De informatiegegevens uit het Rijksregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, worden meegedeeld aan de rector van de Universiteit Gent en aan de rector van de "Université libre de Bruxelles".
  De personen bedoeld in het eerste lid duiden onder de leden van het personeel, naargelang het geval, van de afdeling Epidemiologie en Preventieve Gezondheidskunde van de Universiteit Gent, en de "Unité d'Epidémiologie et de Prévention des Affections cardio-vasculaires" de l'"Université libre de Bruxelles", bij name en schriftelijk aan wie gebruik mag maken van deze informatiegegevens in het kader van hun onderzoeksactiviteiten, enkel voor de doeleinden vermeld in artikel 1, tweede lid.
  De lijst van de leden van het personeel aangeduid conform het voorgaande lid wordt opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavig besluit. Hij wordt dadelijk aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden.

Art.4. De informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 5°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 mogen, met betrekking tot de personen die overleden zijn, slechts bewaard worden gedurende de tijd die nodig is om de informatie over de plaats en de datum van overlijden in verband te brengen met de wetenschappelijke gegevens van het onderzoek, en met betrekking tot de andere personen, gedurende de tijd die nodig is om contact met hen op te nemen voor een interview.
  Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, moeten de informatiegegevens die verkregen worden met toepassing van artikel 1 ten laatste één jaar na de inwerkingtreding van het onderhavig besluit uitgewist of vernietigd worden.
  Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.
  Voor de toepassing van het voorgaande lid worden niet als derden beschouwd de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers.

Art. 5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE
  De Minister van Wetenschapsbeleid,
  Y. YLIEFF
  De Minister van Justitie,
  T. VAN PARYS