26 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemachtigd wordt toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 4-5
HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens.
Artikel 1. Aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (alleen de geboortedatum), 3°, 5°, 6°, 8° en 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor het vervullen van de taken in verband met het verzamelen, verwerken en actualiseren van de gegevens betreffende de natuurlijke personen :
1° die een woning betrekken in het kader van de huurhulp van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of die zich kandidaat gesteld hebben voor een dergelijke bewoning;
2° die bij dit Fonds een hypothecaire lening aanvragen of hebben bekomen voor de aankoop, renovatie of bouw van een woning ;
3° die bij dit Fonds een toelage voor de samenstelling van de huurwaarborg die vereist wordt door hun verhuurder, vragen of gekregen hebben.
De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht, is beperkt tot een periode van vijf jaar die voorafgaat aan de mededeling ervan.
De in het eerste lid bedoelde toegang wordt voorbehouden :
1° aan de Directeur-generaal van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° aan de personeelsleden van het Fonds die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door de Directeur-generaal.
Art.2. De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in het eerste lid van het genoemde artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.
Als derden worden niet beschouwd voor de toepassing van het eerste lid :
1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;
2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden verstrekt krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, vermelde doeleinden onderhouden met het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer.
Art.3. Voor interne doeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden door de personen bedoeld in artikel 1, derde lid, als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofstedelijk Gewest worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de taken noodzakelijk zijn, met :
1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
2° de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Dit nummer mag niet aangebracht worden op documenten die ter kennis gebracht kunnen worden van andere derden dan de personen, overheden en instellingen bedoeld in het voorgaande lid.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.4. De lijst van de overeenkomstig de artikelen 1, derde lid, en 3, aangewezen personeelsleden van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt, met vermelding van hun functie, jaarlijks opgesteld en met dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De betrokken personeelsleden ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen te bewaren.
Art. 5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 september 2001.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE
De Minister van Justitie,
M. VERWILGHEN.