21 MAART 1991. - Wet betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. (NOTA : art. 11, § 1, opgeheven in de toekomst door <W2006-06-15/57, art. 78, 066; Inwerkingtreding : onbepaald >)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-09-1992 en tekstbijwerking tot 30-05-2024)
TITEL I. - De autonome overheidsbedrijven.
HOOFDSTUK I. - Indeling van sommige organismen van openbaar nut bij de autonome overheidsbedrijven.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Het beheerscontract.
Afdeling I. - Definitie en inhoud.
Art. 3
Afdeling II. - Sluiting, goedkeuring, einde en vernieuwing.
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - Autonomie.
Art. 7-14
HOOFDSTUK IV. - Bestuur.
Afdeling I. - Beginselen.
Art. 15-16
Afdeling II. - De raad van bestuur.
Art. 17-18
Afdeling III. - Het directiecomité.
Art. 19-20
Afdeling IV. - Het mandaat van bestuurder.
Art. 21-22
HOOFDSTUK V. - Administratief toezicht en controle.
Afdeling I. - Administratief toezicht.
Art. 23-24
Afdeling II. - Controle.
Art. 25
HOOFDSTUK VI. - Ondernemingsplan.
Art. 26
HOOFDSTUK VII. - Boekhouding en jaarrekening.
Art. 27-28
HOOFDSTUK VIII. - Personeel.
Afdeling I. - Beginselen betreffende het statuut van het personeel en het syndicaal statuut.
Art. 29, 29bis
Afdeling II. - Het paritair comité.
Art. 30
Afdeling III. - Het Comité Overheidsbedrijven.
Art. 31
Afdeling IV. - De vaststelling van het statuut van het personeel en van het syndicaal statuut.
Art. 32-35
Afdeling V. - Gebruik der talen; bijzondere bevoegdheden van het paritair comité.
Art. 36
HOOFDSTUK IX. - Omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht.
Afdeling I. - De omzetting.
Art. 37-38
Afdeling II. - De aandelen.
Art. 39-40
Afdeling III. - Diverse bepalingen.
Art. 41-42
HOOFDSTUK X. - (De ombudsdiensten.) <W 1997-12-19/30, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Afdeling I. - Bevoegdheid van de dienst " ombudsman ".
Art. 43, 43bis, 43ter
Afdeling II. - Samenstelling en werking van de dienst " ombudsman ".
Art. 44, 44bis, 44ter, 45, 45bis, 45ter, 46, 46bis, 46ter
HOOFDSTUK XI. - Raadgevend Comité.
Art. 47, 47/1
HOOFDSTUK XIbis. [1 - Investeringscel voor het spoor]1
Art. 47/2
HOOFDSTUK XII. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen.
Afdeling I. - Oprichting en bevoegdheden van nieuwe organen bij sommige organismen.
Art. 48-49
Afdeling II. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 50-54
HOOFDSTUK XIII. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende autonome overheidsbedrijven in sectoren opengesteld voor mededinging]1
Art. 54/1, 54/2, 54/3, 54/4
HOOFDSTUK XIV. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende beursgenoteerde autonome overheidsbedrijven]1
Art. 54/5, 54/6, 54/7, 54/8, 54/9
TITEL II. - Hervorming van de Regie van telegraaf en telefoon.
HOOFDSTUK I. - Benaming.
Art. 55
HOOFDSTUK II. - Doel.
Art. 56-57
HOOFDSTUK III. - Opdrachten van openbare dienst.
Art. 58
HOOFDSTUK IV. - Bestuur.
Art. 59, 59/1, 59/2, 59/3, 59/4, 59/5, 59/6, 59/7, 59/8, 59/9, 60
HOOFDSTUK IVbis. - Aandelen uitgegeven door [1 Proximus]1. <ingevoegd bij 1994-12-12/31, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994>
Art. 60/1
HOOFDSTUK V. - Toezicht.
Art. 61
HOOFDSTUK VI. - Middelen.
Art. 62
HOOFDSTUK VII. - Personeel.
Art. 63
HOOFDSTUK VIII. - Aansprakelijkheid.
Art. 64-65
HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepalingen en bepalingen in verband met de inwerkingtreding.
Art. 66-67
TITEL III. - De telecommunicatie.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 68
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 69-70, 70bis
HOOFDSTUK III. - Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 71-79, 79bis, 79ter
HOOFDSTUK IV. - Raadgevend Comité. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 80-81
HOOFDSTUK V. - (De openbare telecommunicatiedienst.) <W 1997-12-19/30, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art. 82-85, 85bis, 85ter, 85quater, 86, 86bis, 86ter
HOOFDSTUK VI. - (De overige telecommunicatiediensten.) (abrogé) <W 1997-12-19/30, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 87-90, 90bis
HOOFDSTUK VII. - Telecommunicatie-inrichtingen. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 91-92, 92bis, 92ter, 92quater, 92quinquies
HOOFDSTUK VIII. - (Apparatuur.) <W 2000-07-03/31, art. 10, 030; Inwerkingtreding : 08-04-2000> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 93-96, 96bis
HOOFDSTUK IX. - Kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen.
Art. 97-104
Art. 104 Vlaams Gewest
Art. 105
HOOFDSTUK IXBIS- (Beheer van de nationale nummeringsruimte.) (opgeheven) <Ingevoegd bij KB 1996-10-28/50, art. 12, Inwerkingtreding : 10-12-1996> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105bis
HOOFDSTUK IXTER. - (Bescherming van de gebruikers.) (opgeheven) <Ingevoegd bij W 1997-12-19/30, art. 57; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105ter, 105quater, 105quinquies, 105sexiesA, 105sexiesB, 105septies, 105octies, 105nonies, 105decies, 105deciesB, 105undecies
HOOFDSTUK X. - (Operatoren met een sterke marktpositie, kostenbasering en interconnectie.) (opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 42, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 106-108, 108bis, 109, 109bis, 109ter, 109terB
HOOFDSTUK XBIS. - (Geheimhouding van gesprekken en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.) (opgeheven) <Ingevoegd bij W 1997-12-19/30, art. 75; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109terC, 109terD, 109terE, 109terF
HOOFDSTUK XI. - (Sancties, toezicht, (...) en strafbepalingen.) <W 1995-12-20/31, art. 98; Inwerkingtreding : 02-01-1996> <W 1997-12-19/30, art. 80, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art. 109quater, 110-117, 117bis, 117ter, 118
HOOFDSTUK XII. - Allerhande bepalingen. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 119-128, 128bis
TITEL IV. - Hervorming van de Regie der posterijen.
HOOFDSTUK I. - Benaming.
Art. 129-130
HOOFDSTUK II. - Bepalingen en maatschappelijke zetel.
Art. 131-132
HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ter zake van post.
Art. 133-137
HOOFDSTUK IV.
Art. 138-139
HOOFDSTUK V. - Doel en opdrachten van openbare dienst.
Afdeling I. - Doel.
Art. 140
Afdeling II. - (Opdrachten van openbare dienst van [1 bpost]1.) <KB 1999-06-09/57, art. 11; Inwerkingtreding : 18-08-1999>
Art. 141, 141bis, 141ter, 141quater, 141quinquies, 141sexies
Afdeling III. - (Inhoud en eisen in verband met de universele postdienst.) <Ingevoegd bij KB 1999-06-09/57, art. 13; Inwerkingtreding : 18-08-1999>
Art. 142-144, 144bis, 144ter, 144quater
HOOFDSTUK VBIS.
Art. 144quinquies, 144sexies, 144septies
HOOFDSTUK VTER.
Art. 144octies
HOOFDSTUK VQUATER.
Art. 144novies, 144decies, 144undecies
HOOFDSTUK VQUINQUIES.
Art. 144duodecies
HOOFDSTUK VI. - De goederen.
Art. 145-147
Hoofdstuk VIbis. - Aandelen uitgegeven door [1 bpost]1. <Ingevoegd bij W 2004-12-27/30, art. 301, Inwerkingtreding : 31-12-2004>
Art. 147bis
HOOFDSTUK VII. - Bestuur.
Art. 148
HOOFDSTUK VIIBIS. - (Algemene bepalingen met betrekking tot het verstrekken van postdiensten.) <Ingevoegd bij KB 1999-06-09/57, art. 24; Inwerkingtreding : 18-08-1999>
Afdeling I. - [1 Bepalingen met betrekking tot het verstrekken van postdiensten.]1
Art. 148bis, 148bis/1, 148bis/2, 148bis/3, 148bis/4, 148ter, 148quater, 148quinquies
Afdeling II.
Art. 148sexies, 148septies
Afdeling IIbis.
Art. 148septies/1
Afdeling III.
Art. 148octies, 148novies, 148decies
HOOFDSTUK IX. - [1 Opheffings-, overgangs- en wijzigingsbepalingen.]1
Art. 149-150, 150/1, 151-154, 154bis, 154ter
TITEL V. - [1 De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen]1
HOOFDSTUK I. - [1 Definities en maatschappelijk doel]1
Art. 154quater, 154quinquies, 155
HOOFDSTUK II. - Opdrachten van openbare dienst.
Art. 156, 156bis, 156ter, 156quater, 156quinquies, 156sexies, 157-159, 159bis, 160-161, 161bis, 161ter
HOOFDSTUK IIIBIS. - [1 Het oriënteringscomité binnen de NMBS.]1
Art. 161quater, 161quinquies
HOOFDSTUK IIITER. [1 - Het GEN-oriëntatiecomité.]1
Art. 161sexies, 161septies, 161octies
HOOFDSTUK IV. - Beheer.
Art. 162, 162bis, 162bis/1, 162ter, 162quater, 162quinquies, 162sexies, 162septies, 162octies, 162nonies, 162decies, 162undecies
HOOFDSTUK IVbis. [1 - Financiële en boekhoudkundige bepalingen.]1
Art. 162duodecies
HOOFDSTUK V. - Personeel.
Art. 163, 163bis, 163ter
HOOFDSTUK Vbis. [1 - De vervoersovereenkomst.]1
Afdeling I. [1 - Definitie en inhoud.]1
Art. 163quater
Afdeling II. [1 - Sluiting, goedkeuring, einde en vernieuwing.]1
Art. 163quinquies, 163sexies, 163septies
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en wijzigingen.
Art. 164-168
TITEL VI. - [1 Skeyes.]1 <KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
HOOFDSTUK I. - (Doel en taken van openbare dienst.) <KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
Art. 169-172, 172bis
HOOFDSTUK II. - (Bestuur.) <KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
Art. 173-174
HOOFDSTUK III. - (Personeel.) <KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
Art. 175-176
HOOFDSTUK IV. - (Reglementen.) <Ingevoegd bij KB 1998-07-17/31, art. 9; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
Art. 176bis, 176ter, 176quater
HOOFDSTUK V. - (Diverse bepalingen.) <KB 1998-07-17/31, art. 9; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
Art. 177, 177/1
TITEL VII. - (Brussels International Airport Company.) <Ingevoegd bij KB 1998-04-02/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
HOOFDSTUK I. - (Doel en taken van openbare dienst.) <Ingevoegd bij KB 1998-04-02/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
Art. 178-181
HOOFDSTUK II. - (Bestuur.) <Ingevoegd bij KB 1998-04-02/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
Art. 182-188
HOOFDSTUK III. - (Personeel.) <Ingevoegd bij KB 1998-04-02/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
Art. 189-191
HOOFDSTUK IV. - (Kapitaal en aandelen.) <Ingevoegd bij KB 1998-04-02/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
Art. 192-193
HOOFDSTUK V. - (Reglementen.) <Ingevoegd bij KB 1998-07-17/31, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
Art. 194-196
TITEL VIII- Infrabel. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005>
HOOFDSTUK I. - Doel en opdrachten van openbare dienst. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005>
Art. 197-199, 199bis, 199ter, 199quater, 199quinquies, 200
HOOFDSTUK II. - Financiële en fiscale bepalingen. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005>
Art. 201-202, 202bis, 202ter, 203-205
HOOFDSTUK III. - Beheer
Art. 206-207, 207bis, 208-213, 213bis
HOOFDSTUK IV. - Personeel. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005>
Art. 214-215
HOOFDSTUK V. [1 Diverse bepalingen.]1
Art. 215bis, 215ter, 215quater
TITEL IX.
HOOFDSTUK I.
Art. 216-219
HOOFDSTUK II.
Art. 220-221
HOOFDSTUK III.
Art. 222-230
HOOFDSTUK IV.
Art. 231
HOOFDSTUK V.
Art. 232-233
TITEL X. Fonds voor spoorweginfrastructuur. <ingevoegd bij KB 2006-11-10/78, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art. 234-245
BIJLAGEN.
Art. N1-N3
1877071050 1891082550 1926072350 1930071950 1930101350 1934111350 1935022701 1935031850 1935032750 1935062950 1936050554 1937062750 1945051806 1945063004 1945111409 1945111410 1946112002 1947090102 1947092050 1948071505 1948091450 1948092003 1948092004 1949021651 1950072701 1950081008 1950101004 1951101505 1951103004 1951121304 1952022810 1953012801 1953042150 1954020801 1954041031 1954041032 1954041033 1954041034 1954041035 1954041039 1954041040 1954041041 1954041042 1954041043 1954041044 1954062803 1954062804 1954070103 1954080302 1955061701 1955102002 1956011408 1956050202 1956100204 1956113006 1956122604 1957071708 1957100904 1957110701 1958100202 1959040901 1959070101 1959081101 1959082050 1959111803 1959122407 1960081805 1960083102 1960102201 1960111004 1960112103 1961020603 1961072402 1962012306 1962013101 1962041103 1962041303 1962043006 1962050805 1962050806 1962061804 1962083105 1962091804 1962110507 1962113001 1963031906 1963040306 1963052003 1963103002 1963122405 1964021006 1964032014 1964041601 1964070810 1964072051 1964072501 1965041207 1965051702 1965051703 1965062108 1965092102 1965123108 1966061505 1966081709 1966112301 1967040617 1967040650 1967081109 1967091502 1967101052 1967102708 1967102709 1967122103 1968010202 1968032603 1968041702 1968122429 1969010650 1969012004 1969033150 1969070909 1969072501 1969110711 1970011222 1970011223 1970020617 1970022021 1970042201 1970051108 1970052701 1970061204 1970081003 1970100503 1970100504 1970100550 1970100805 1970100807 1970110503 1970111005 1970112505 1970123011 1971011405 1971020804 1971020806 1971020808 1971020809 1971021203 1971021504 1971021808 1971021809 1971022213 1971030208 1971031703 1971042606 1971050701 1971051205 1971052410 1971061001 1971061112 1971061113 1971061407 1971062501 1971062850 1971062909 1971070607 1971071404 1971073003 1971073004 1971081351 1971082601 1971091307 1971092908 1971100416 1971100850 1971101106 1971101301 1971101302 1971101401 1971101414 1971110409 1971110412 1971111003 1971111901 1971112401 1971120301 1971121702 1972032302 1972032402 1972033004 1972040424 1972050302 1972062905 1972063023 1972071209 1972071811 1972071812 1972080102 1972080104 1972080701 1972081416 1972083101 1972091803 1972100205 1972100907 1972102401 1972112403 1972112404 1972121803 1973012250 1973041311 1973042405 1973051005 1973071111 1973071603 1973071605 1973071806 1973071808 1973071908 1973080701 1973080711 1973080712 1973082701 1973082801 1973082802 1973082803 1973082804 1973082805 1973082806 1973092002 1973101007 1973101106 1973101107 1973101606 1973102201 1973102202 1973102606 1973103130 1973111305 1973113004 1973120402 1973120403 1973122801 1973122809 1973122815 1973122816 1973122823 1974012802 1974020602 1974020603 1974021101 1974021102 1974053008 1974060601 1974061701 1974070304 1974082102 1974090904 1974092524 1974112501 1974112505 1974112909 1974120336 1974121902 1974122311 1974122350 1974123001 1975011506 1975013102 1975013105 1975030301 1975031203 1975050608 1975060507 1975100809 1975101403 1975102001 1975103101 1975120202 1975120403 1975120950 1975122305 1976010507 1976011402 1976020901 1976022503 1976040801 1976071611 1977011712 1977022302 1977042231 1978011004 1978011805 1978030608 1978030609 1978030610 1978030705 1978031020 1978032201 1978040402 1978042103 1978042704 1978042801 1978050304 1978052607 1978060801 1978060808 1978060909 1978061208 1978062003 1978071704 1978072706 1978073107 1978080501 1978092919 1978100503 1978101123 1978112408 1978112703 1978121410 1978121411 1978121412 1978121415 1978121417 1978121418 1978121419 1979013102 1979013103 1979020906 1979020907 1979020908 1979032601 1979032751 1979041704 1979042601 1979042604 1979062813 1979073001 1979080104 1979120604 1980022803 1980022805 1980022851 1980032103 1980032858 1980040906 1980041804 1980041806 1980051423 1980051604 1980051655 1980051658 1980062312 1980071405 1980091212 1980091701 1980093015 1980101602 1980110701 1980110702 1981000099 1981000206 1981000297 1981000519 1981000565 1981000627 1981000680 1981000744 1981000848 1981000911 1981001085 1981001152 1981001382 1981001463 1981001524 1981001577 1981001917 1981001973 1981002072 1981002114 1981002130 1981100240 1981100241 1982000031 1982000061 1982000102 1982000163 1982000164 1982000170 1982000171 1982000172 1982000173 1982000174 1982000279 1982000280 1982000382 1982000383 1982000395 1982000483 1982000484 1982000572 1982001095 1982001141 1982001150 1982001296 1982001441 1982001454 1982001455 1982001456 1982001486 1982001539 1982001558 1982001583 1982001731 1982001732 1982001785 1982001966 1982072802 1982120601 1983003301 1983004092 1983004093 1983004470 1983014011 1983014012 1983014034 1983014066 1983014110 1983014143 1983014204 1983014237 1983014248 1983014249 1983014265 1983014271 1983014293 1983014295 1983014299 1983014300 1983014306 1983021364 1983021367 1983022040 1983072702 1983072703 1984004383 1984004384 1984014044 1984014065 1984014090 1984014115 1984014149 1984014152 1984014156 1984014158 1984014165 1984014223 1984014245 1984014284 1984014291 1984014299 1984014323 1984014324 1984014332 1984014342 1984014344 1984014395 1984021006 1984021024 1984021199 1984021221 1984021266 1984022279 1984914338 1984914345 1984914346 1984921225 1985004887 1985014015 1985014038 1985014039 1985014043 1985014099 1985014127 1985014131 1985014134 1985014135 1985014136 1985014137 1985014138 1985014139 1985014140 1985014141 1985014142 1985014143 1985014148 1985014161 1985014165 1985014177 1985014180 1985014183 1985014198 1985014208 1985014221 1985014223 1985014291 1985014305 1985014306 1985014307 1985014309 1985014315 1985014317 1985014327 1985014328 1985014350 1985014399 1985014402 1985014411 1985014420 1985021108 1985022234 1985023620 1985042077 1985914403 1986003897 1986003898 1986011379 1986012251 1986014060 1986014061 1986014113 1986014127 1986014128 1986014134 1986014153 1986014155 1986014156 1986014188 1986014190 1986014195 1986014255 1986014259 1986014301 1986014302 1986014434 1986015047 1986021124 1986021125 1986021230 1987000166 1987003308 1987014033 1987014070 1987014071 1987014194 1987014207 1987014230 1987014232 1987014233 1987014246 1987014253 1987014270 1987014271 1987021017 1987021068 1987021084 1987021136 1987022077 1987022172 1987022423 1987028060 1987800433 1988004497 1988011111 1988014000 1988014016 1988014060 1988014077 1988014099 1988014107 1988014135 1988014136 1988014154 1988014245 1988014247 1988016147 1988022426 1989004011 1989011371 1989014003 1989014004 1989014012 1989014036 1989014046 1989014047 1989014050 1989014079 1989014122 1989014127 1989014129 1989014215 1989014229 1989014249 1989014263 1989014272 1989014287 1989014289 1989014298 1989014310 1989014311 1989014312 1989014313 1989014324 1989021010 1989021219 1989021231 1989022170 1989029017 1989029457 1990003329 1990014020 1990014021 1990014022 1990014023 1990014028 1990014037 1990014038 1990014039 1990014040 1990014050 1990014053 1990014055 1990014056 1990014057 1990014058 1990014059 1990014060 1990014061 1990014062 1990014064 1990014065 1990014088 1990014089 1990014090 1990014093 1990014113 1990014114 1990014115 1990014116 1990014117 1990014147 1990014148 1990014152 1990014164 1990014165 1990014171 1990014179 1990014186 1990014196 1990014197 1990014198 1990014199 1990014200 1990014203 1990014204 1990014207 1990014213 1990014214 1990014215 1990014216 1990014223 1990014237 1990014238 1990014248 1990014262 1990014274 1990014290 1990014313 1990014315 1990014325 1990014326 1990021045 1990021134 1990021138 1990022161 1990029690 1990914314 1991014002 1991014041 1991014046 1991014062 1991014081 1991014087 1991014088 1991014098 1991014099 1991014100 1991014101 1991014108 1991014119 1991014129 1991014142 1991014144 1991014339 1991014362 1991014393 1991021311 1991028624
1992014093 1992014094 1992014208 1992014242 1992014250 1992014287 1992014288 1992014289 1992081950 1992091450 1992091451 1992093050 1993014026 1993014059 1993014206 1993031311 1994003527 1994014003 1994014004 1994014005 1994014135 1994014156 1994014165 1994014166 1994014167 1994014168 1994014178 1994014283 1994112950 1995009987 1995014012 1995014080 1995014083 1995014091 1995014109 1995014110 1995014121 1995014122 1995014123 1995014125 1995014126 1995014132 1995014140 1995014157 1995014166 1995014194 1995014198 1995014199 1995014223 1995014274 1995014294 1995031054 1995080752 1996014011 1996014044 1996014083 1996014089 1996014091 1996014092 1996014181 1996014226 1996014227 1996014228 1996014234 1996027420 1996031950 1996801728 1997011055 1997011254 1997014001 1997014005 1997014006 1997014036 1997014039 1997014040 1997014041 1997014042 1997014059 1997014065 1997014068 1997014098 1997014149 1997014169 1997014174 1997014175 1997014176 1997014177 1997014178 1997014207 1997014219 1997014240 1997014241 1997014244 1997014245 1997014250 1997014274 1997014277 1997014279 1997014280 1997014281 1997022570 1997051451 1997801965 1998011172 1998014065 1998014067 1998014158 1998014159 1998014160 1998014164 1998014188 1998014207 1998014208 1998014222 1998014235 1998014236 1998014237 1998014241 1998020152 1998027574 1998A14158 1999019045 2006014173 2006014222 2006014262 2006014263 2006014264 2006014273 2006023249 2006A14222 2006A14262 2006A14263 2006A14264 2007002026 2007002092 2007011267 2007011268 2007011281 2007011282 2007014203 2007014204 2007014205 2007014207 2007014233 2007014234 2007014235 2007014237 2007014319 2007A14205 2007A14233 2007A14234 2008002067 2008002116 2008002161 2008002172 2008014016 2008014182 2008014183 2008014184 2008014219 2008014220 2008204009 2008A02067 2008A14182 2008A14183 2008A14184 2009002031 2009002074 2009002095 2009003246 2009014041 2009014152 2009014235 2009014236 2009014237 2009A02031 2009A14235 2010014063 2010014081 2010014249 2010014250 2010014251 2010014307 2010018075 2010A14249 2010A14250 2010A14251 2011002001 2011011099 2011014055 2011014063 2011014172 2011014234 2011014296 2011018464 2011A02001 2012014007 2012014483 2012014484 2012014485 2012014549 2012014551 2012014556 2012A14549 2013014220 2013014229 2013014233 2013014234 2013014240 2013014434 2013014615 2013014632 2013014750 2013014764 2013014765 2013014766 2013A14229 2014011302 2014011303 2014011366 2014011371 2014014181 2014014274 2014014275 2014014282 2014014294 2014014298 2014014362 2014014928 2015011244 2015014086 2015014143 2015014144 2015014150 2015014190 2015014192 2015014229 2015A14086 2015A14143 2015A14144 2015A14150 2016000135 2016011363 2016014081 2016014096 2016014247 2016014259 2016014379 2016014399 2016A11363 2016A14259 2017010586 2017013526 2017013889 2017020032 2017030301 2017031846 2018013241 2018015630 2019010861 2019030062 2019030379 2019041878 2019041914 2019A30379 2020030572 2020031091 2020042502 2020042627 2020043666 2020044249 2020A31091 2021020111 2021021791 2021022456 2021022547 2021022756 2021022757 2021030055 2021031034 2021031442 2021031857 2021032573 2021040450 2021041526 2021042712 2021043423 2021043583 2021A32573 2022015204 2022015592 2022020016 2022020043 2022020044 2022020045 2022021100 2022031360 2022033249 2022040699 2022040737 2022041556 2022042379 2022042530 2022043141 2022043142 2022043143 2022043144 2022043155 2022043233 2022043234 2023030002 2023030026 2023030027 2023041468 2023047231 2023048028 2023048785 2024000459 2024004793 2024005608 2024008234 2024008235
TITEL I. - De autonome overheidsbedrijven.
HOOFDSTUK I. - Indeling van sommige organismen van openbaar nut bij de autonome overheidsbedrijven.
Artikel 1.§ 1. Elk organisme van openbaar nut dat over beheersautonomie moet beschikken in een gegeven industriële of commerciële sector kan, na aanpassing bij wet van zijn organiek statuut aan de bepalingen van deze titel, dergelijke autonomie verkrijgen door het sluiten van een beheerscontract met de Staat onder de voorwaarden van deze wet.
§ 2. De Koning schrapt, bij in Ministerraad overlegd besluit, een in § 1 bedoeld organisme, met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste beheerscontract, in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, vervangen bij koninklijk besluit nr 431 van 5 augustus 1986, gewijzigd bij koninklijk besluit nr 429 van 5 augustus 1986, aangevuld bij decreet van 23 april 1986, gewijzigd bij koninklijk besluit nr 526 van 31 maart 1987 en bij decreet van 13 juli 1988, ingeval het betrokken organisme onderworpen was aan bedoelde wet van 16 maart 1954.
§ 3. De Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, deelt een in § 1 bedoeld organisme, met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste beheerscontract, in bij de autonome overheidsbedrijven. Laatstgenoemden worden gerangschikt in § 4.
§ 4. De organismen die (...) zijn ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven zijn : <KB 2006-11-10/78, art. 3, 1°, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(1° [4 Proximus]4;) <KB 1992-08-19/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-09-1992>
2° [3 de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort NMBS, en Infrabel;]3
3° [2 bpost]2;
(4° [5 Skeyes.]5) <KB 1998-08-25/33, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
5°[1 ...]1.
(Lid 2 opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
----------
(1)<KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(3)<KB 2013-12-11/03, art. 2, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(4)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
(5)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art.2.§ 1. In afwijking van artikel 1, § 1, kan de Koning in het besluit tot goedkeuring van het eerste beheerscontract van een in § 2 bedoeld organisme de wetsbepalingen die het organiek statuut, de financiering en de werking regelen van het betrokken organisme, opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, teneinde de daarin vervatte regelen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet.
De Koning kan bij het in het eerste lid bedoelde besluit de wetsbepalingen die de in § 2 bedoelde organismen regelen, coördineren, evenals de bepalingen waardoor ze uitdrukkelijk of impliciet gewijzigd zouden zijn op het tijdstip van deze coördinatie. Daartoe kan Hij :
1° de volgorde, de nummering van de te coördineren bepalingen en, in het algemeen, de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die zouden voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen teneinde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen, zonder afbreuk te doen aan de beginselen welke in deze bepalingen vervat zijn behoudens bij toepassing van het eerste lid;
4° bepalingen van deze wet hernemen, in de volgorde en met de nummering die Hij vaststelt;
5° het opschrift van de coördinatie vaststellen.
§ 2. Paragraaf 1 is van toepassing op de volgende organismen van openbaar nut :
1° de Regie der luchtwegen;
2° [1 de NMBS]1;
3° de Regie der posterijen;
4° de Regie van telegraaf en telefoon.
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 3, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK II. - Het beheerscontract.
Afdeling I. - Definitie en inhoud.
Art.3. § 1. De bijzondere regels en voorwaarden waaronder een autonoom overheidsbedrijf de opdrachten van openbare dienst vervult die het door de wet zijn toevertrouwd, worden vastgelegd in een beheerscontract tussen de Staat en het betrokken overheidsbedrijf.
§ 2. Het beheerscontract regelt de volgende aangelegenheden :
1° de taken die het overheidsbedrijf op zich neemt ter vervulling van zijn opdrachten van openbare dienst, hierna de " taken van openbare dienst " genoemd;
2° de grondregelen inzake de tarieven voor de prestaties geleverd in het kader van de taken van openbare dienst, hierna de " prestaties van openbare dienst " genoemd;
3° gedragsregels ten aanzien van de gebruikers van de prestaties van openbare dienst;
4° de vaststelling, de berekening en de betalingsmodaliteiten van eventuele toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van het Rijk, waarvan de Staat de toekenning aanvaardt tot dekking van de lasten die voor het overheidsbedrijf voortvloeien uit zijn taken van openbare dienst, rekening houdend met de kosten en ontvangsten eigen aan deze taken, en met de exploitatievoorwaarden die bij of krachtens de wet, of door het beheerscontract, worden opgelegd en, wat de personeelskosten betreft, met de evolutie van vergelijkbare lonen in de Rijksbesturen;
5° de vaststelling, de berekening en de betalingsmodaliteiten van gebeurlijke vergoedingen door het overheidsbedrijf te betalen aan de Staat, inzonderheid wat betreft de voordelen verbonden aan de gebeurlijke alleenrechten van het overheidsbedrijf en, in voorkomend geval, de door de Staat aan het overheidsbedrijf verleende gebruiksrechten op goederen;
6° in voorkomend geval, de aangelegenheden van strategisch economisch belang waarvoor de gunning van opdrachten, naargelang het bedrag, onderworpen is aan de goedkeuring van de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert of van het bevoegde Ministerieel Comité, alsmede de vaststelling van bedoeld bedrag;
7° in voorkomend geval, doelstellingen betreffende de financiële structuur van het overheidsbedrijf;
8° in voorkomend geval, regelen betreffende de bestemming van de nettowinst;
9° de verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan en de termijnen voor de mededeling en de termijn na overschrijding waarvan de goedkeuring geacht wordt gegeven te zijn;
10° in voorkomend geval, de vaststelling van een bedrag, wat de onroerende verrichtingen betreft die onderworpen zijn aan de voorafgaande machtiging van de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert en, in voorkomend geval, de bepaling van een termijn waarna de toestemming geacht wordt gegeven te zijn;
11° de sancties bij niet-naleving door een partij van haar verbintenissen uit hoofde van het beheerscontract.
§ 3. Elke uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde in het beheerscontract wordt voor niet geschreven gehouden.
Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd kan slechts de uitvoering van de verbintenis vorderen alsmede, in voorkomend geval, schadevergoeding, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties bepaald in het beheerscontract.
§ 4. De eventuele algemene financiële verplichtingen van de Staat ten opzichte van een autonoom overheidsbedrijf zijn beperkt tot die welke voortvloeien uit de bepalingen van het met het betrokken overheidsbedrijf gesloten beheerscontract. De bestaande bijzondere wettelijke toelageregelingen ten gunste van het overheidsbedrijf zijn niet meer van toepassing vanaf de datum met ingang waarvan het overheidsbedrijf wordt ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven.
(Tweede lid opgeheven) <W 2005-12-27/31, art. 26, 060; Inwerkingtreding : 24-09-2005>
§ 5. Het beheerscontract is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Alle clausules in het beheerscontract worden geacht contractueel te zijn.
Afdeling II. - Sluiting, goedkeuring, einde en vernieuwing.
Art.4.§ 1. Bij de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract wordt de Staat vertegenwoordigd door de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
§ 2. Het overheidsbedrijf wordt bij de onderhandeling van het beheerscontract vertegenwoordigd door zijn directiecomité. Het beheerscontract wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur die er bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen over beslist.
Het ontwerp van beheerscontract of van wijziging van het beheerscontract wordt voor overleg aan het paritair comité voorgelegd.
Het paritair comité wordt op geregelde tijdstippen door zijn voorzitter bijeengeroepen om zijn gemotiveerd advies te verlenen betreffende de vooruitgang van de onderhandelingen.
[1 Voor de toepassing van de twee voorgaande leden vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité.]1
§ 3. Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, vanaf de datum vastgesteld bij dat besluit.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 7, 085; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art.5.§ 1. Het beheerscontract wordt jaarlijks getoetst en, in voorkomend geval, aangepast aan gewijzigde marktomstandigheden en technische ontwikkelingen met toepassing van in het beheerscontract vastgelegde objectieve parameters.
Echter, elke andere aanpassing voorgesteld door één van de partijen, of door hen beiden, kan slechts tot stand komen overeenkomstig artikel 4.
§ 2. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vijf jaar.
[1 § 2/1. Uiterlijk één maand na ontvangst van het door het directiecomité van het overheidsbedrijf voorgestelde ontwerp voor een nieuw beheerscontract brengt de minister daarover verslag uit bij de Wetgevende Kamers.]1
§ 3. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van een beheerscontract legt het directiecomité aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert een ontwerp van nieuw beheerscontract voor.
Indien bij het verstrijken van een beheerscontract geen nieuw beheerscontract is in werking getreden, wordt het van rechtswege verlengd, tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract is in werking getreden. Deze verlenging wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
Indien geen nieuw beheerscontract in werking is getreden binnen een termijn van één jaar na de in het voorgaande lid bedoelde verlenging, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, voorlopige regels vaststellen inzake de in artikel 3, § 2, bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels zullen als nieuw beheerscontract gelden tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig artikel 4, in werking treedt.
----------
(1)<W 2013-01-29/09, art. 2, 084; Inwerkingtreding : 04-03-2013>
Art.6. De besluiten tot goedkeuring van een beheerscontract, of van een aanpassing ervan, alsmede de besluiten tot vaststelling van voorlopige regels, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De bepalingen van het beheerscontract of, in voorkomend geval, van de voorlopige regels met uitzondering van die welke industriële of commerciële geheimen bevatten, worden in bijlage bij het koninklijk besluit bekendgemaakt.
HOOFDSTUK III. - Autonomie.
Art.7. De autonome overheidsbedrijven kunnen vrij, binnen de grenzen van deze wet, alle bedrijvigheden ontwikkelen die verenigbaar zijn met hun doel. Zij kunnen bij beslissing van hun raad van bestuur bijhuizen of agentschappen oprichten in België en in het buitenland.
Art.8. De handelingen van de autonome overheidsbedrijven worden geacht daden van koophandel te zijn.
De autonome overheidsbedrijven zijn echter niet onderworpen aan de bepalingen van boek III van het Wetboek van Koophandel. Zij genieten de immuniteit van tenuitvoerlegging voor de goederen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd voor de uitvoering van hun taken van openbare dienst.
Art.9. De autonome overheidsbedrijven zijn onderworpen aan de wetgeving betreffende de controle der prijzen.
Zij stellen vrij de tarieven en de tariefstructuren vast voor de door hen geleverde prestaties andere dan prestaties van openbare dienst.
Zij stellen de tarieven en de tariefstructuren voor de door hen geleverde prestaties van openbare dienst vast binnen de grenzen van de in het beheerscontract bepaalde grondregelen inzake tarifering. De maximumtarieven, of de formules voor hun berekening, die niet in het beheerscontract zijn geregeld, worden evenwel ter goedkeuring voorgelegd aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert. (De goedkeuring wordt door het overheidsbedrijf gevraagd bij wege van een voorafgaandelijke becijferde en geargumenteerde schriftelijke aanvraag aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.) <W 2007-04-01/50, art. 2, 1°, 069; Inwerkingtreding : 24-05-2007>
(De minister beschikt over een termijn van 40 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier om de in het vorige lid bedoelde maximumtarieven of formules goed te keuren of te weigeren. Bij gebrek aan een beslissing binnen de voormelde termijn wordt de aanvraag geacht stilzwijgend te zijn goedgekeurd.) <W 2007-04-01/50, art. 2, 2°, 069; Inwerkingtreding : 24-05-2007>
Art.10. § 1. De autonome overheidsbedrijven beslissen vrij, binnen de grenzen van hun doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van hun lichamelijke en onlichamelijke goederen, de vestiging of opheffing van zakelijke rechten op deze goederen, alsmede over de uitvoering van dergelijke beslissingen.
In afwijking van het eerste lid en onverminderd de toepassing van artikel 167 van de programmawet van 30 december 1988, kan het beheerscontract een bedrag bepalen boven hetwelk elke beslissing tot verwerving, oprichting of vervreemding van een onroerend goed of recht onderworpen is aan de voorafgaande machtiging van de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, in voorkomend geval binnen de termijn die in het beheerscontract wordt bepaald.
§ 2. De autonome overheidsbedrijven belasten het bevoegde aankoopcomité voor onroerende goederen met :
1° het verlijden van de authentieke akten tot overdracht, aanwijzing of vestiging van een onroerend zakelijk recht;
2° het inleiden en vervolgen van de procedures tot onteigening van onroerende goederen waartoe het overheidsbedrijf overeenkomstig de wet beslist.
§ 3. De Staat kan, onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit tot goedkeuring van het eerste beheerscontract, inzonderheid wat een eventuele vergoeding betreft, de eigendom van roerende en onroerende goederen die hem toebehoren en die op de datum van inwerkingtreding van het bedoelde contract, worden aangewend ten behoeve van de uitvoering van prestaties van openbare dienst die het autonoom overheidsbedrijf op zich neemt, aan het betrokken bedrijf overdragen.
Art.11. § 1. (De autonome overheidsbedrijven zijn enkel onderworpen aan de toepassing van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten voor de overheidsopdrachten die betrekking hebben op taken van openbare dienst. Dit doet geen afbreuk aan de in mededingingstelling voorzien in het kader van de Europese Gemeenschap van sommige opdrachten die geen betrekking hebben op deze zelfde taken doch slaan op één van de werkzaamheden bedoeld in (boek I en boek II van deze wet).) <W 1993-12-24/37, art. 46, 008; Inwerkingtreding : 01-05-1997> <KB 1998-01-10/30, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 14-01-1999>
§ 2. De opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund bij of krachtens beslissing van de raad van bestuur van het overheidsbedrijf. De raad van bestuur duidt de opdrachten aan waarvan de gunning behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van het directiecomité alsmede de opdrachten waarvoor de beslissing door het comité mag worden gesubdelegeerd.
Voor de opdrachten die verband houden met de uitvoering van taken van openbare dienst kan het beheerscontract de aangelegenheden van strategisch economisch belang aanwijzen waarvoor de gunningsbeslissing, naargelang het bedrag van de opdracht, in afwijking van het eerste lid, is onderworpen aan de goedkeuring van de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert of van het terzake van overheidsinvesteringen bevoegde ministerieel comité.
Indien de beslissing van de minister of van het ministerieel comité niet overeenstemt met het voorstel van het betrokken overheidsbedrijf en voor laatstgenoemde leidt tot bijkomende kosten, worden deze kosten gedekt door een gelijkwaardige tegemoetkoming ten laste van de algemene uitgavenbegroting van het Rijk.
Art.12. § 1. De autonome overheidsbedrijven beslissen vrij, binnen de grenzen van hun doel en, in voorkomend geval, overeenkomstig de bepalingen van hun beheerscontract betreffende de financiële structuur, over de omvang, de technieken en de voorwaarden van hun externe financiering.
§ 2. De autonome overheidsbedrijven wier leningen bij of krachtens wet van rechtswege de staatswaarborg genieten, hebben, niettegenstaande elke strijdige bepaling, de keuze om al dan niet een beroep te doen op de staatswaarborg voor de leningen die zij aangaan.
Vanaf de datum met ingang waarvan een overheidsbedrijf wordt ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven :
1° zijn de in voornoemde wetten gestelde beperkingen en controlemodaliteiten nog slechts van toepassing op de door dat overheidsbedrijf onder staatswaarborg aangegane leningen;
2° is of blijft het betrokken overheidsbedrijf onderworpen aan koninklijk besluit nr 517 van 31 maart 1987 tot invoering van een jaarlijkse premie op de door de Staat gewaarborgde nieuwe verbintenissen van bepaalde instellingen van de openbare sector.
§ 3. De autonome overheidsbedrijven beslissen vrij, binnen de grenzen van hun doel, over de belegging van hun beschikbare gelden in Belgische frank. Beleggingen in vreemde munt zijn onderworpen aan de voorafgaande machtiging van de Minister van Financiën, uitgezonderd de verrichtingen in deviezen die commerciële verrichtingen dekken.
§ 4. Tenzij ter tijdelijke dekking van kasbehoeften wenden de autonome overheidsbedrijven geen middelen aan, afkomstig van Rijkstoelagen of van inkomsten uit prestaties van openbare dienst, voor de ontwikkeling, financiering of uitbating van activiteiten andere dan deze in het kader van hun taken van openbare dienst.
Art.13. § 1. De autonome overheidsbedrijven kunnen onder de hierna bepaalde voorwaarden rechtstreeks of onrechtstreeks belangen nemen in vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarvan het doel verenigbaar is met hun doel, hierna " dochterondernemingen " genoemd.
§ 2. De raad van bestuur beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen over het nemen van een in § 1 bedoeld belang voor zover het belang in zijn geheel :
1° minder dan 25 % van het kapitaal van de betrokken dochteronderneming vertegenwoordigt; en
2° minder bedraagt dan een percentage van het eigen vermogen van het betrokken overheidsbedrijf bepaald in het koninklijk besluit tot goedkeuring van het eerste beheerscontract.
De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit de in voorgaand lid, 1°, bedoelde grens van 25 % verlagen en de in voorgaand lid, 2°, bedoelde grens wijzigen voor de autonome overheidsbedrijven die Hij aanwijst.
De raad van bestuur kan bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen beslissen een belang te nemen dat één of beide der in het eerste lid bedoelde grenzen overschrijdt.
§ 3. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, een autonoom overheidsbedrijf machtigen, in voorkomend geval, onder de bijzondere voorwaarden die Hij bepaalt, een dochteronderneming te betrekken bij de uitvoering van zijn taken van openbare dienst voor zover het rechtstreeks of onrechtstreeks belang van de overheid in de betrokken dochteronderneming meer dan 50 % van het kapitaal vertegenwoordigt en statutair recht geeft op meer dan 75 % van de stemmen en mandaten in alle organen van de bedoelde dochteronderneming.
Elke overdracht van aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, waardoor het in voorgaand lid bedoelde rechtstreeks of onrechtstreeks belang van de overheid in dat kapitaal niet langer meer dan 50 % bedraagt, is van rechtswege nietig indien, binnen een termijn van drie maanden na de overdracht, het belang van de overheid, door middel van een kapitaalverhoging geheel of gedeeltelijk geplaatst bij de overheid, niet boven de 50 % wordt gebracht.
De in het eerste en het tweede lid gestelde voorwaarden betreffende het belang van de overheid zijn niet van toepassing op projecten van internationale samenwerking waarvan het toepassingsgebied het grondgebied van het Rijk overschrijdt.
Onder overheid in de zin van dit artikel moet worden verstaan, één of meer van de overheden bedoeld in artikel 42.
§ 4. De Koning kan bij het in § 3, eerste lid, bedoelde besluit de dochteronderneming die is opgericht naar Belgisch recht, indelen bij de autonome overheidsbedrijven, in voorkomend geval, voor de duur die Hij bepaalt. In dat geval zijn de dochteronderneming en het betrokken autonoom overheidsbedrijf hoofdelijk aansprakelijk ten opzichte van de Staat wat de uitvoering door de dochteronderneming betreft van de taken van openbare dienst waarbij zij wordt betrokken, tot op het ogenblik dat een beheerscontract met bedoelde dochteronderneming in werking treedt.
Bij ontstentenis van indeling overeenkomstig het voorgaand lid, blijft het betrokken autonoom overheidsbedrijf ten opzichte van de Staat aansprakelijk wat de uitvoering betreft van de taken van openbare dienst waarbij de dochtervennootschap wordt betrokken.
Het voorgaande lid is niet van toepassing op projecten van internationale samenwerking waarvan het toepassingsgebied het grondgebied van het Rijk overschrijdt.
§ 5. De Koning kan bij het in § 3, eerste lid, bedoelde besluit, wettelijke alleenrechten van het autonoom overheidsbedrijf overdragen of toewijzen aan een dochteronderneming van laatstgenoemde, voor zover zulks noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de dochteronderneming. In dat geval kan de Koning de betrokken dochteronderneming indelen bij de autonome overheidsbedrijven overeenkomstig § 4.
§ 6. Dit artikel is eveneens van toepassing op de oprichting door een autonoom overheidsbedrijf van vennootschappen, verenigingen en instellingen.
Een autonoom overheidsbedrijf kan naamloze vennootschappen alleen oprichten. In dat geval is artikel 13ter, eerste lid, 4°, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen niet van toepassing, noch artikel 104bis, tweede lid, van dezelfde wetten zolang het oprichtend overheidsbedrijf de enige aandeelhouder is.
Art.14. Een autonoom overheidsbedrijf kan dadingen en overeenkomsten tot arbitrage sluiten. Echter, elke overeenkomst tot arbitrage met natuurlijke personen die werd gesloten vooraleer het geschil is gerezen, is nietig.
HOOFDSTUK IV. - Bestuur.
Afdeling I. - Beginselen.
Art.15. De autonome overheidsbedrijven worden bestuurd door een raad van bestuur en een directiecomité.
(Lid 2 opgeheven) <W 2002-03-22/30, art. 2, 039; Inwerkingtreding : 26-03-2002>
Art.16. In de autonome overheidsbedrijven wier taken van openbare dienst het ganse grondgebied van het Rijk bestrijken, tellen de raad van bestuur en het directiecomité elk evenveel Nederlands- als Franstaligen, de voorzitter van de raad van bestuur, respectievelijk de gedelegeerd-bestuurder, eventueel uitgezonderd.
Afdeling II. - De raad van bestuur.
Art.17.
§ 1. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van het overheidsbedrijf.
De raad van bestuur houdt toezicht op het beleid van het directiecomité. Het directiecomité doet op geregelde tijdstippen verslag aan de raad.
De raad, of zijn voorzitter, onverminderd de bevoegdheden van laatstgenoemde, hem toegekend krachtens artikel 18, § 5, kan op elk ogenblik van het directiecomité een verslag vragen betreffende de activiteiten van het bedrijf of sommige ervan.
§ 2. De raad van bestuur kan de in § 1 bedoelde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk opdragen aan het directiecomité, met uitzondering van :
1° de goedkeuring van het beheerscontract, evenals van elke wijziging ervan;
2° het vaststellen van het ondernemingsplan en het algemeen beleid;
3° het toezicht op het directiecomité, inzonderheid wat de uitvoering van het beheerscontract betreft;
4° de andere bevoegdheden die door deze titel en, ingeval het overheidsbedrijf de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, door de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen uitdrukkelijk aan de raad van bestuur worden toegewezen.
§ 3. Ingeval het overheidsbedrijf niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, zijn de artikelen 54, tweede lid, 60, eerste lid, 61, 62, 63bis en 67 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, van overeenkomstige toepassing op de raad van bestuur.
(§ 4. De raad van bestuur richt in zijn schoot een bezoldigingscomité op, alsook elk ander comité dat hij nodig zal achten. Hij legt de samenstelling en de werkingswijze ervan vast in overeenstemming met deze wet.
Het bezoldigingscomité maakt een voorstel van beslissing, naargelang van het geval, over aan de raad van bestuur, aan de Koning of aan de algemene vergadering, voor elke beslissing betreffende geldelijke voordelen, rechtstreekse of onmiddellijke, onrechtstreekse of uitgestelde, rechtstreeks verbonden aan de functie of toegekend aan leden van beheersorganen. Hij stelt daarnaast jaarlijks een verslag op betreffende de bezoldigingen dat in het beheersverslag zal worden ingevoegd.) <W 2002-12-24/31, art. 502, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
[1 Dit verslag bevat de informatie zoals opgenomen in het verslag bedoeld in artikel 96, § 3, van het Wetboek van Vennootschappen. Voor de leden van de beheersorganen dient de informatie bedoeld in artikel 96, § 3, van hetzelfde Wetboek, zoals van toepassing op vennootschappen waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, mutatis mutandis te worden geleverd.]1
----------
(1)<W 2010-04-06/21, art. 21, 077; Inwerkingtreding : 03-05-2010; zie ook W 2010-04-06/21, art. 23>
Art.18.§ 1. De raad van bestuur telt ten hoogste achttien leden, met inbegrip van de leden van het directiecomité die er van rechtswege deel van uitmaken.
Het aantal gewone leden van de raad van bestuur bedraagt het dubbel van het aantal leden van het directiecomité.
§ 2. Ingeval het overheidsbedrijf niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, wordt het aantal leden van de raad van bestuur vastgesteld en worden de gewone leden benoemd door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit.
Ingeval het overheidsbedrijf de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, wordt het aantal leden van de raad van bestuur vastgesteld door de algemene vergadering van de aandeelhouders. De Koning benoemt, bij in Ministerraad overlegd besluit, een aantal gewone leden in verhouding tot het aantal stemmen dat verbonden is aan de aandelen in het bezit van de [2 overheid]2. De overige gewone leden worden daarna benoemd door de andere aandeelhouders.
(Derde lid opgeheven) <KB 2004-10-18/32, art. 27, 050 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>.
De gewone leden van de raad van bestuur, die werden benoemd door de Koning, kunnen slechts worden ontslagen, bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op eensluidend gemotiveerd advies van de raad van bestuur, goedgekeurd bij twee derde van de uitgebrachte stemmen.
[1 § 2bis. Ten minste één derde van de leden van de raad van bestuur die worden aangewezen door de Belgische Staat of door een door de Belgische Staat gecontroleerde vennootschap is van een ander geslacht dan dat van de overige leden. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het vereiste minimumaantal van die leden van een ander geslacht afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal. Indien het aantal bestuurders van een ander geslacht kleiner is dan het bij deze bepaling vastgestelde minimum, is de eerstvolgende bestuurder die wordt benoemd van dat geslacht. Zo niet, is zijn benoeming nietig. Hetzelfde geldt indien een benoeming ertoe leidt dat het aantal van die bestuurders van een ander geslacht daalt tot onder dit vereiste minimumaantal.]1
§ 3. De gewone leden van de raad van bestuur worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
§ 4. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot op het ogenblik dat een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig artikel 18 of artikel 20.
§ 5. De Koning benoemt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de voorzitter van de raad van bestuur onder de gewone leden.
Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van het overheidsbedrijf. Hij kan van de leden van het directiecomité, van de gemachtigden en de personeelsleden van het organisme alle ophelderingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat. Hij kan zich laten bijstaan door een door hem aangeduide accountant. De vergoeding van de accountant is ten laste van het overheidsbedrijf.
----------
(1)<W 2011-07-28/14, art. 2, 081; Inwerkingtreding : onbepaald ; zie W 2011-07-28/14, art. 7, §4>
(2)<W 2015-12-16/30, art. 2, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Afdeling III. - Het directiecomité.
Art.19. Het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dat bestuur aangaat, alsmede de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur en de onderhandeling van het beheerscontract worden opgedragen aan het directiecomité.
De leden van het directiecomité vormen een college. Zij kunnen hun taken onder elkaar verdelen.
Het directiecomité kan zekere van zijn bevoegdheden, doch met uitzondering van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 4, § 2, en 11, § 2, opdragen aan één of meer van zijn leden of aan leden van het personeel. Het kan subdelegaties toestaan.
Ingeval het overheidsbedrijf niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, zijn de artikelen 60, eerste lid, 61, 62, 63, derde lid, 63bis en 67 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, van overeenkomstige toepassing.
Art.20. § 1. De gedelegeerd-bestuurder en de bestuurders-directeurs vormen het directiecomité. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerdbestuurder.
§ 2. De Koning benoemt de gedelegeerd-bestuurder bij in Ministerraad overlegd besluit voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. De gedelegeerd-bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de voorzitter van de raad van bestuur behoort. Hij kan slechts worden ontslagen, bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op eensluidend gemotiveerd advies van twee derde van de gewone leden van de raad van bestuur.
§ 3. De gewone leden van de raad van bestuur benoemen op de voordracht van de gedelegeerd-bestuurder de overige leden van het directiecomité, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, teneinde de raad van bestuur voltallig samen te stellen. Deze leden van het directiecomité voeren de titel van bestuurder-directeur. Hun benoeming wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
Een gewoon lid van de raad van bestuur kan niet terzelfder tijd lid van het directiecomité zijn.
De bestuurders-directeurs kunnen slechts worden ontslagen bij besluit van twee derde van de gewone leden van de raad van bestuur. Het ontslag wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
§ 4. De gedelegeerd-bestuurder en de bestuurders-directeurs oefenen in of ter vertegenwoordiging van het overheidsbedrijf een voltijdse functie uit.
Afdeling IV. - Het mandaat van bestuurder.
Art.21.§ 1. De wederzijdse rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en plichten van de gedelegeerd-bestuurder en de bestuurders-directeurs, enerzijds, en het overheidsbedrijf, anderzijds, worden geregeld in een bijzondere overeenkomst tussen bedoelde partijen. Bij de onderhandeling over de overeenkomst wordt het overheidsbedrijf vertegenwoordigd door de gewone leden van de raad van bestuur.
De gedelegeerd-bestuurder of een bestuurder-directeur die zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of met enig ander rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de modaliteiten van het betrokken statuut voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en weddeverhoging.
Indien de gedelegeerd-bestuurder of een bestuurder-directeur zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enig ander rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op weddeverhoging.
[1 De artikelen 520bis en 520ter van het Wetboek van Vennootschappen zijn mutatis mutandis van toepassing op de gedelegeerd bestuurder, de bestuurders-directeurs en de leden van het directiecomité.
Indien in een overeenkomst bedoeld in het eerste lid een vertrekvergoeding wordt opgenomen die hoger is dan 12 maanden loon of, op gemotiveerd advies van het bezoldigingscomité, hoger is dan 18 maanden loon, wordt die [2 ...]2 bepaling omtrent de vertrekvergoeding voorafgaand goedgekeurd door [2 ...]2 de eerstvolgende gewone algemene vergadering[2 ...]2. Elk hiermee strijdig beding is van rechtswege nietig.
Het voorgaande lid geldt ook voor de overeenkomst die wordt gesloten met de leden van het directiecomité.
Het verzoek om een hogere vertrekvergoeding toe te kennen zoals bepaald in het vijfde lid moet worden medegedeeld aan het paritair comité, of, zo er geen is, aan de werknemersafgevaardigden in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of, zo er geen is, aan de syndicale afvaardiging. Op vraag van een van de partijen in het paritair comité, de syndicale afvaardiging of de werknemersafgevaardigden in het comité voor preventie en bescherming op het werk brengt deze een advies uit aan [2 ...]2 de algemene vergadering[2 ...]2.
[2 In dit geval]2, moet het verzoek [2 ...]2 dertig dagen voor de [2 datum van de publicatie]2 van de oproeping tot de eerstvolgende gewone algemene vergadering worden meegedeeld en de vraag om een advies worden ingediend ten minste twintig dagen voor dezelfde datum. Het advies wordt uiterlijk op de dag van de publicatie van de oproeping gegeven en op de website van het overheidsbedrijf gepubliceerd.
De persoonsgegevens die aldus, naargelang het geval, aan [2 het paritair comité]2, aan de syndicale afvaardiging of aan de werknemersafgevaardigden in het comité voor preventie en bescherming op het werk worden overgelegd, mogen door laatstgenoemden enkel worden bekendgemaakt voor doeleinden van het in vorig lid bedoeld advies aan de algemene vergadering.
Het vierde tot negende lid zijn niet van toepassing op de autonome overheidsbedrijven waarvan de aandelen zijn toegelaten op de verhandeling op een in artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten bedoelde markt.]1
§ 2. De Koning of, indien het overheidsbedrijf de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, de algemene vergadering, stelt de bezoldiging vast die de leden van de raad van bestuur genieten uit hoofde van hun mandaat als bestuurder.
§ 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van het overheidsbedrijf. Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel hebben dan kunnen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.
[3 § 4. Voor de toepassing van dit artikel vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité.]3
----------
(1)<W 2010-04-06/21, art. 22, 077; Inwerkingtreding : 03-05-2010; zie ook W 2010-04-06/21, art. 23>
(2)<W 2011-11-14/05, art. 2, 082; Inwerkingtreding : 10-12-2011>
(3)<KB 2013-12-11/02, art. 8, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.22. § 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens wet of door het organiek statuut van het autonoom overheidsbedrijf, is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met het mandaat of de functie van :
1° lid van het Europees Parlement;
2° lid van de Wetgevende Kamers;
3° minister of staatssecretaris;
4° (lid van het Parlement of de regering van een Gemeenschap of Gewest;) <W 2006-03-27/35, art. 21, 062; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad;
6° lid van het personeel van het betrokken overheidsbedrijf wat de gewone leden van de raad van bestuur betreft; (...). <KB 2004-10-18/32, art. 27, 050 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Het mandaat van bestuurder-directeur is bovendien onverenigbaar met het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met meer dan 30.000 inwoners.
§ 2. Wanneer een bestuurder zich in overtreding bevindt met de bepalingen van § 1, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen wordt hij na afloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat in het overheidsbedrijf te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
§ 3. (...). <W 2000-08-12/62, art. 234, 031; Inwerkingtreding : 01-02-2000>
HOOFDSTUK V. - Administratief toezicht en controle.
Afdeling I. - Administratief toezicht.
Art.23. § 1. Het autonoom overheidsbedrijf staat onder de controlebevoegdheid van de minister onder wie het ressorteert. Deze controle wordt uitgeoefend door bemiddeling van een Regeringscommissaris benoemd en ontslagen door de Koning, op de voordracht van de betrokken minister.
De minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert duidt een plaatsvervanger aan voor het geval de Regeringscommissaris verhinderd zou zijn.
De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissarissen (en hun bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van het betrokken overheidsbedrijf.) <W 1994-12-12/31, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994>
§ 2. De Regeringscommissaris waakt over de naleving van de wet, het organiek statuut van het overheidsbedrijf en het beheerscontract. Hij ziet er inzonderheid op toe dat het door het overheidsbedrijf gevoerde beleid, inzonderheid wat het beleid bij toepassing van artikel 13 betreft, de uitvoering van de taken van openbare dienst niet in het gedrang brengt.
De Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert. Hij brengt verslag uit bij de Minister van Begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur of het directiecomité die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk.
§ 3. De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en van het directiecomité en heeft er een raadgevende stem. Hij kan te allen tijde ter plaatse inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van het overheidsbedrijf. Hij kan van de leden van de raad van bestuur, van de gemachtigden en de personeelsleden van het overheidsbedrijf alle ophelderingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.
Het overheidsbedrijf stelt de menselijke en materiële middelen ter beschikking van de Regeringscommissaris die nodig zijn voor de uitvoering van zijn mandaat.
§ 4. De Regeringscommissaris kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep aantekenen bij de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert tegen elke beslissing die hij strijdig acht met de wet, met het organieke statuut of met het beheerscontract.
Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen. Het beroep is opschortend.
In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk vraagt de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert het akkoord van de Minister van Begroting.
Heeft de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, binnen een termijn van acht vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid. De minister betekent de nietigverklaring aan het bestuursorgaan.
Indien de Minister van Begroting en de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert binnen de in het voorgaand lid bedoelde termijn van acht vrije dagen niet tot een akkoord komen, wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van dertig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure.
§ 5. Elk jaar brengt de raad van bestuur verslag uit bij de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert over de uitvoering door het overheidsbedrijf van zijn taken van openbare dienst.
§ 6. Elk jaar brengt de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert verslag uit bij de Wetgevende Kamers betreffende de toepassing van deze titel.
Art.24. Wanneer de naleving van de wet, van het organiek statuut of van het beheerscontract het eist, kan de minister onder wie het autonoom overheidsbedrijf ressorteert of de Regeringscommissaris, het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hem bepaalde aangelegenheid.
Afdeling II. - Controle.
Art.25.§ 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van de wet en van het organiek statuut, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt in elk autonoom overheidsbedrijf opgedragen aan een college van commissarissen dat vier leden telt. De leden van het college voeren de titel van commissaris.
[2 § 1/1. De bepalingen van § 1 zijn ook van toepassing op de dochterondernemingen van respectievelijk Infrabel en NMBS en hun vennootschappen met deelnemingsverhouding waarin de gezamenlijke overheden rechtstreeks of onrechtstreeks een controlepercentage bezitten van meer dan 50 %.]2
§ 2. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, nadere regelen vaststellen aangaande de opdracht, de actiemiddelen en het statuut van de commissarissen.
§ 3. Ingeval het overheidsbedrijf niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, worden twee leden van het college van commissarissen benoemd door het Rekenhof en worden twee leden benoemd door de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
In de overheidsbedrijven die de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht hebben, benoemt het Rekenhof twee leden. De andere leden worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders.
De leden benoemd door het Rekenhof worden benoemd onder de leden van het Rekenhof. De andere leden worden benoemd onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut der bedrijfsrevisoren voorgedragen overeenkomstig artikel 15ter van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, ingevoegd door de wet van 21 februari 1985, waarbij het paritair comité de taak van de ondernemingsraad vervult.
[1 Voor de toepassing van het voorgaande lid vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van de ondernemingsraad.]1
§ 4. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van (maximaal) zes jaar (In voorkomend geval dient in de statuten van het desbetreffende overheidsbedrijf de duur van de benoemingstermijn te worden gespecificeerd.) Op straf van schadevergoeding kunnen zij tijdens hun opdracht alleen om wettige redenen worden ontslagen. Behoudens gewichtige persoonlijke redenen mag een commissaris geen ontslag nemen tenzij ter gelegenheid van de neerlegging van zijn verslag bij de jaarrekening en nadat hij de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert en, in voorkomend geval, de algemene vergadering schriftelijk heeft ingelicht over de beweegredenen van zijn ontslag. <W 2004-07-09/30, art. 51, 049; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
§ 5. De Koning of, indien het overheidsbedrijf de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft, de algemene vergadering, stelt de bezoldiging vast van de commissarissen. Deze bezoldiging is ten laste van het overheidsbedrijf.
§ 6. In de overheidsbedrijven die niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht hebben, zijn de artikelen 64, § 1, vierde lid, 64bis, 64ter, 64sexies, 64octies en 65 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, van overeenkomstige toepassing op het college van commissarissen. Het in artikel 65 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, bedoelde verslag wordt overgezonden aan de raad van bestuur en aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
§ 7. Het Rekenhof oefent zijn toezicht uit uitsluitend op grond van artikel 27, § 3 [2 , § 4, § 5 en § 6]2. De rekenplichtigen van de autonome overheidsbedrijven zijn niet onderworpen aan de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 9, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<W 2018-01-26/29, art. 2, 102; Inwerkingtreding : 11-03-2018>
HOOFDSTUK VI. - Ondernemingsplan.
Art.26.De raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf stelt elk jaar een ondernemingsplan op dat de doelstellingen en de strategie op halflange termijn van het overheidsbedrijf vastlegt.
De onderdelen van het plan die de uitvoering van de taken van openbare dienst betreffen worden ter informatie medegedeeld aan het paritair comité bij het autonoom overheidsbedrijf. Zij worden voor toetsing aan de bepalingen van het beheerscontract ter goedkeuring voorgelegd aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert. De overige onderdelen worden ter informatie aan de betrokken minister medegedeeld.
[1 Voor de toepassing van het voorgaande lid, vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 10, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK VII. - Boekhouding en jaarrekening.
Art.27.§ 1. De autonome overheidsbedrijven zijn onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen. Zij voeren hun boekhouding per kalenderjaar. Zij voorzien in een afzonderlijk stelsel van rekeningen voor de activiteiten die verband houden met hun taken van openbare dienst, enerzijds, en hun andere activiteiten, anderzijds.
De bijlage bij de jaarrekening bevat een samenvattende staat van de rekeningen betreffende de taken van openbare dienst en een desbetreffend commentaar. De Koning kan algemene of bijzondere regelen bepalen inzake de vorm en inhoud van deze samenvattende staat en commentaar.
§ 2. Elk jaar maakt de raad van bestuur een inventaris op, alsmede de jaarrekening en een jaarverslag. Het jaarverslag bevat de informatie bepaald in artikel 77, vierde lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
Onder voorbehoud van bijzondere regelen vastgesteld krachtens artikel 10, § 2, tweede lid, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, ingevoegd bij de wet van 1 juli 1983, worden de jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van het college van revisoren bekendgemaakt op de wijze bepaald in artikel 80 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. Artikel 80bis van dezelfde wetten is van overeenkomstige toepassing.
(Het beheersverslag omvat verder volledige informatie over de bezoldiging van de leden van de beheersorganen alsook over de mandaten en de bijhorende bezoldigingen die deze leden en het personeel van het bedrijf uitoefenen binnen de vennootschappen, groepen en organismen binnen dewelke het bedrijf participaties bezit of waarvoor zij bijdraagt aan de werking, en waar deze personen op haar voorstel werden aangewezen.) <W 2002-12-24/31, art. 503, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
[2 Het beheersverslag van NMBS en Infrabel omvat voorts een exhaustief overzicht van alle vennootschappen, groepen en organismen binnen dewelke het bedrijf rechtstreekse of onrechtstreekse participaties bezit, met vermelding van het houderschapspercentage.]2
[2 § 2/1. De bepalingen van paragraaf 2 zijn ook van toepassing op de dochterondernemingen van respectievelijk Infrabel en NMBS en hun vennootschappen met deelnemingsverhouding waarin de gezamenlijke overheden rechtstreeks of onrechtstreeks een controlepercentage bezitten van meer dan 50 %.]2
§ 3. De raad van bestuur zendt, vóór 30 april van het jaar volgend op het betrokken boekjaar, de jaarrekening tezamen met het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen, over aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, alsmede aan de Minister van Begroting.
In de overheidsbedrijven die niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht hebben, wordt de jaarrekening en de daarin voorgestelde resultaatverwerking onderworpen aan de goedkeuring van de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.
De minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, zendt de in het eerste lid bedoelde stukken vóór 31 mei van het jaar volgend op het betrokken boekjaar ter nazicht over aan het Rekenhof.
Het Rekenhof kan door bemiddeling van haar vertegenwoordigers in het college van commissarissen een toezicht ter plaatse inrichten op de rekeningen en verrichtingen die betrekking hebben op de uitvoering van de taken van openbare dienst. Het Hof kan de rekeningen in zijn Opmerkingenboek bekendmaken.
Vóór dezelfde datum deelt de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, de in het eerste lid bedoelde stukken mee aan de Wetgevende Kamers.
(§ 4. In afwijking van § 3, eerste lid, voor wat [1 de NMBS]1, [1 ...]1 en Infrabel betreft [2 en hun respectieve dochterondernemingen en hun vennootschappen met deelnemingsverhouding waarin de gezamenlijke overheden rechtstreeks of onrechtstreeks een controlepercentage bezitten van meer dan 50 %]2, bezorgt de raad van bestuur de jaarrekening samen met het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen aan de Minister die bevoegd is voor het overheidsbedrijf en aan de Minister van Begroting, veertien dagen vóór de algemene vergadering.
§ 5. In afwijking van § 3, derde lid, voor wat betreft Infrabel, de NMBS en de NMBS-Holding [2 en hun respectieve dochterondernemingen en hun vennootschappen met deelnemingsverhouding waarin de gezamenlijke overheden rechtstreeks of onrechtstreeks een controlepercentage bezitten van meer dan 50 %]2, is de datum van mededeling van de onder de eerste alinea van § 3 bedoelde documenten aan het Rekenhof 30 juni van het jaar volgend op het betrokken boekjaar.) <W 2008-12-22/33, art. 74, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
[2 § 6. In afwijking van § 3, vierde lid, voor wat de NMBS en Infrabel betreft, kan het Rekenhof door bemiddeling van zijn vertegenwoordigers in het college van commissarissen eveneens een toezicht ter plaatse inrichten op de rekeningen en verrichtingen van:
1° de overheidsbedrijven;
2° de dochterondernemingen en de vennootschappen met deelnemingsverhouding waarin de gezamenlijke overheden rechtstreeks of onrechtstreeks een controlepercentage bezitten van meer dan 50 %.]2
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 4, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2018-01-26/29, art. 3, 102; Inwerkingtreding : 11-03-2018>
Art.28. Het organiek statuut van het autonoom overheidsbedrijf regelt de bestemming van de nettowinst. Ingeval het overheidsbedrijf niet de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft en het organiek statuut de winstbestemming niet regelt, wordt de winstbestemming geregeld in het beheerscontract.
In het geval een autonoom overheidsbedrijf nog niet de vorm van een naamloze vennootschap van publiek recht heeft aangenomen, wordt jaarlijks van de nettowinst een bedrag van ten minste één twintigste afgenomen voor de vorming van een reservefonds; de verplichting tot deze afneming houdt op wanneer het reservefonds een in het organiek statuut bepaald bedrag bereikt.
HOOFDSTUK VIII. - Personeel.
Afdeling I. - Beginselen betreffende het statuut van het personeel en het syndicaal statuut.
Art.29.§ 1. [1 De personeelsleden van een autonoom overheidsbedrijf worden aangeworven en tewerkgesteld krachtens het personeelskader en het personeelsstatuut die door de raad van bestuur of, in voorkomend geval, door de Koning, overeenkomstig deze titel en artikel 176, § 7, worden vastgesteld.]1
Echter, een autonoom overheidsbedrijf kan personeelsleden aanwerven en tewerkstellen onder arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met het oog op :
1° de tegemoetkoming aan buitengewone en tijdelijke personeelsbehoeften, ten gevolge van de uitvoering van in de tijd beperkte projecten of een buitengewone toename in het werk;
2° de uitvoering van taken die een kennis of ervaring op hoog niveau vereisen;
3° de vervanging van statutaire of contractuele personeelsleden gedurende perioden van tijdelijke, gehele of gedeeltelijke afwezigheid;
4° de uitvoering van bijkomstige of specifieke opdrachten.
De personeelsleden van een autonoom overheidsbedrijf worden benoemd of in dienst genomen bij of krachtens beslissing van de raad van bestuur.
§ 2. De betrekkingen tussen een autonoom overheidsbedrijf en de representatieve vakorganisaties van zijn personeel worden geregeld in het syndicaal statuut dat door de raad van bestuur of, in voorkomend geval, door de Koning, overeenkomstig deze titel wordt vastgesteld.
----------
(1)<W 2017-03-19/09, art. 2, 098; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 29bis. <Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 273; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De vastbenoemde personeelsleden van de autonome overheidsbedrijven die aan de voorwaarden van het vijfde lid voldoen, kunnen individueel of in het kader van een project zich kandidaat stellen voor externe mobiliteit naar elke openbare overheid die in deze mogelijkheid voorziet.
Gedurende een periode, bepaald overeenkomstig het zesde lid, behouden de in het eerste lid bedoelde personeelsleden hun administratieve stand binnen hun autonoom overheidsbedrijf.
Zij kunnen na een stage- of proefperiode bij deze openbare overheid benoemd worden indien zij minstens hun geldelijke anciënniteit bij het autonoom overheidsbedrijf behouden en ze benoemd worden in het niveau overeenkomstig hun diploma of indien ze het vereiste diploma niet bezitten, het niveau vergelijkbaar aan hun niveau bij het autonoom overheidsbedrijf.
Elke openbare overheid in de zin van het eerste lid van dit artikel is elke openbare dienst die afhangt van de federale overheid, van de gewesten en de gemeenschappen alsook de instellingen die ervan afhangen, de provincies en de gemeenten, de agglomeraties, federaties en verenigingen van gemeenten, de politiezones. In het kader van huidig artikel worden de autonome overheidsbedrijven eveneens als " openbare overheid " beschouwd.
De voorwaarden waaraan deze personeelsleden dienen te voldoen om de externe mobiliteit aan te vragen en de nadere regels worden bepaald door het autonoom overheidsbedrijf waarvan het personeelslid afkomstig is, overeenkomstig artikel 34, § 2, A, 4°, en artikel 35 van deze wet.
Wanneer voor de in het vierde lid bedoelde openbare overheid geen bepalingen gelden die de indiensttreding en de definitieve benoeming van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden mogelijk maken, sluit hij een protocolakkoord met het betrokken autonoom overheidsbedrijf dat minstens volgende punten omvat :
1° de selectievoorwaarden;
2° de bepaling van de niveaus en de weddetabellen waarin het ingezet personeel terechtkomt en die van toepassing zijn bij de ontvangende openbare overheid;
3° de duurtijd van de stage of proefperiode;
4° de regeling inzake de overdracht van vakantie- en ziekteverlofdagen.
Bovendien sluit elk autonoom overheidsbedrijf, met de openbare overheid, bedoeld in het vierde lid, een protocolakkoord betreffende :
1° de regels betreffende de wijze van verdeling van de loonkosten naargelang van het niveau;
2° een verwijzing naar de toepasselijke regelgeving betreffende de bepaling van de pensioenbijdragen voor personeel bij een ontvangende openbare overheid in het kader van de externe mobiliteit.
Het protocol, bedoeld in het zevende lid, kan gesloten worden door de bevoegde overheid voor meerdere openbare overheidsdiensten.
De ontvangende openbare overheidsdienst kan eventueel een welomschreven project bepalen evenals het aantal personeelsleden dat in het kader van deze mobiliteit kan aangesteld worden.
Afdeling II. - Het paritair comité.
Art.30.§ 1. In elk autonoom overheidsbedrijf wordt een paritair comité opgericht.
§ 2. Het paritair comité is bevoegd inzake :
1° het overleg met en de algemene informatie van het personeel, met inbegrip van, wat de aangelegenheden bedoeld in artikel 34, § 2, betreft de regelen die het paritair comité niet, bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, heeft aangeduid, als grondregel;
2° de onderhandeling met de representatieve vakorganisaties wat de vaststelling van het personeelsstatuut en het syndicaal statuut betreft, overeenkomstig artikel 33 of 35;
3° de aangelegenheden betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, overeenkomstig artikel 36, § 2;
4° het onderzoek van de economische en financiële informatie bedoeld in artikel 15, eerste lid, littera b, en tweede lid, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, gewijzigd door de wet van 17 februari 1971, met betrekking tot het overheidsbedrijf en zijn verbonden ondernemingen, zoals gepreciseerd en aangevuld door de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het kader van de Nationale Arbeidsraad;
(4°bis het formuleren van een advies omtrent het driejaarlijks verslag van de bedrijfsleider betreffende de woon-werkverplaatsingen van zijn werknemers, bedoeld in artikel 15, l), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, ingevoegd bij de programmawet van 8 april 2003;) <W 2003-04-08/33, art. 166, 045; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
5° het overleg met de representatieve vakorganisaties wat het sluiten van het beheerscontract betreft, overeenkomstig artikel 4, § 2;
6° het vaststellen en de wijziging van het arbeidsreglement, overeenkomstig artikel 11 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen waarbij het paritair comité de taken van de ondernemingsraad vervult.
§ 3. De Koning bepaalt het aantal leden van het paritair comité, zonder dat het meer dan achttien, de voorzitter niet meegerekend, kan bedragen.
Het paritair comité wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur; de voorzitter heeft raadgevende stem.
§ 4. De helft van de leden van het paritair comité wordt benoemd door de raad van bestuur. De andere helft wordt benoemd door de raad van bestuur op eensluidend advies van de representatieve vakorganisaties. Voor elk lid van het paritair comité wordt een plaatsvervanger benoemd.
Iedere representatieve vakorganisatie stelt een aantal leden voor in verhouding tot haar aantal bijdrageplichtige leden onder het totaal aantal personeelsleden van het overheidsbedrijf die bij een representatieve vakorganisatie zijn aangesloten.
§ 5. Wordt als representatief beschouwd om te zetelen in het paritair comité van een autonoom overheidsbedrijf :
1° iedere vakorganisatie bedoeld in artikel 8, § 1, 1°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zoals gewijzigd bij artikel 51, § 3, van deze wet;
2° onverminderd het 1°, de vakorganisatie die, tegelijk :
a) de belangen verdedigt van al de categorieën van het personeel;
b) aangesloten is bij een op nationaal vlak als centrale opgerichte vakorganisatie of deel uitmaakt van een op hetzelfde vlak opgericht vakverbond;
c) het grootste aantal bijdrageplichtige leden telt onder de vakorganisaties andere dan die bedoeld onder 1° en die een aantal bijdrageplichtige leden telt dat ten minste 10 % vertegenwoordigt van de personeelssterkte van het betrokken overheidsbedrijf.
De controle op de representativiteit van de vakorganisaties wordt uitgevoerd door de commissie bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Bedoelde commissie stelt om de zes jaar, voor elk van de representatieve vakorganisaties, het aantal leden van het paritair comité vast waarvan de benoeming, overeenkomstig § 4, tweede lid, aan die organisatie toekomt.
§ 6. [1 ...]1
§ 7. Voor de toepassing van deze titel worden de woorden " bijdrageplichtig lid ", " personeelslid " en " personeelssterkte " verstaan zoals vastgesteld krachtens artikel 14, § 3, van de voornoemde wet van 19 december 1974.
§ 8. De Koning regelt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
----------
(1)<Opgeheven bij KB 2013-12-11/02, art. 11, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling III. - Het Comité Overheidsbedrijven.
Art.31.§ 1. [1 Er wordt een paritair comité opgericht voor de autonome overheidsbedrijven bevoegd voor alle autonome overheidsbedrijven en voor HR Rail, hierna het " Comité Overheidsbedrijven " genoemd. ";]1
§ 2. Het Comité Overheidsbedrijven is bevoegd inzake :
1° het in artikel 35, § 3, 1°, bedoelde beroep;
2° het in § 3 bedoelde advies;
3° het sluiten van de collectieve overeenkomsten bedoeld in § 4.
§ 3. Elk voorontwerp van wet of van besluit dat het personeelsstatuut of het syndicaal statuut van meer dan één autonoom overheidsbedrijf regelt, wordt voor advies overgezonden aan het Comité Overheidsbedrijven. Het Comité beschikt over een termijn van één maand vanaf de datum van mededeling voor het verlenen van zijn advies.
Het brengt zijn advies uit bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
[1 Het Comité Overheidsbedrijven is niet bevoegd inzake een voorontwerp van wet of van besluit dat uitsluitend het personeelsstatuut of het syndicaal statuut in de zin van Art. 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen regelt, met betrekking tot personeel dat al dan niet ter beschikking is gesteld van Infrabel of NMBS. ]1
§ 4. In de schoot van het Comité Overheidsbedrijven kunnen, bij eenstemmigheid van zijn aanwezige leden, collectieve overeenkomsten worden gesloten met betrekking tot het personeelsstatuut en het syndicaal statuut van de autonome overheidsbedrijven, onverminderd :
1° de wettelijke en reglementaire bepalingen;
2° in elk autonoom overheidsbedrijf, de bepalingen van het personeelsstatuut en van het syndicaal statuut die voordeliger zijn voor het personeel.
De collectieve overeenkomsten binden alle autonome overheidsbedrijven en vakorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in het Comité Overheidsbedrijven, alsmede de personeelsleden van die bedrijven.
De Koning kan, op voordracht van de ministers onder wie de betrokken autonome overheidsbedrijven ressorteren, een collectieve overeenkomst verbindend verklaren voor alle overheidsbedrijven die niet in het Comité Overheidsbedrijven vertegenwoordigd zijn, de vakorganisaties en de personeelsleden van die bedrijven.
§ 5. Het Comité Overheidsbedrijven wordt voorgezeten door een persoon gekozen omwille van zijn bijzondere bevoegdheden aangaande sociale relaties.
De Koning benoemt, op voordracht van de Eerste Minister, de voorzitter bij een in Ministerraad overlegd besluit.
§ 6. [1 Het Comité Overheidsbedrijven telt achttien leden, de voorzitter en de leden met raadgevende stem niet meegerekend.
De raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf, met uitzondering van de autonome overheidsbedrijven die dochteronderneming zijn van een ander autonoom overheidsbedrijf, en met uitzondering van Infrabel en NMBS, draagt ten minste drie kandidaten voor. De raad van bestuur van Infrabel en de raad van bestuur van NMBS dragen elk ten minste twee kandidaten voor.
De Koning benoemt, op voordracht van de Eerste Minister bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad, negen leden uit de door de raden van bestuur voorgedragen kandidaten. Hij benoemt ten minste twee leden op voordracht van de raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf, met uitzondering van Infrabel en NMBS, waar Hij minstens één lid op voordracht van de raad van bestuur van Infrabel en minstens één lid op voordracht van de raad van bestuur van NMBS benoemt.
Bovendien draagt de raad van bestuur van HR Rail ten minste twee kandidaten voor, om HR Rail in het Comité overheidsbedrijven met raadgevende stem te vertegenwoordigen. Uit deze voorgedragen kandidaten benoemt de Koning één vertegenwoordiger van HR Rail met raadgevende stem in het Comité overheidsbedrijven.
Negen leden worden benoemd door de ministers onder wie de betrokken overheidsbedrijven en HR Rail ressorteren, op voordracht van de representatieve vakorganisaties. Iedere representatieve vakorganisatie stelt een aantal leden voor in verhouding tot haar aantal bijdrageplichtige leden onder het totaal aantal personeelsleden van het geheel van de autonome overheidsbedrijven en HR Rail die bij een representatieve vakorganisatie zijn aangesloten.]1
Voor elk lid van het Comité Overheidsbedrijven wordt een plaatsvervanger benoemd overeenkomstig de voorgaande leden.
Wordt als representatief beschouwd om te zetelen in het Comité Overheidsbedrijven, iedere vakorganisatie die tegelijk :
1° een aantal bijdrageplichtige leden telt dat ten minste 10 % vertegenwoordigt van het totaal aantal personeelsleden van het geheel van de autonome overheidsbedrijven;
2° zijn bedrijvigheid uitoefent op nationaal vlak;
3° de belangen verdedigt van al de categorieën van het personeel van de autonome overheidsbedrijven;
4° aangesloten is bij een vakorganisatie die zetelt in de Nationale Arbeidsraad.
§ 7. Een lid van een paritair comité kan niet tot lid van het Comité Overheidsbedrijven worden benoemd.
[1 Voor Infrabel en NMBS moeten de woorden " een paritair comité " in het voorgaande lid worden begrepen als de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]1
§ 8. De Koning regelt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 12, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling IV. - De vaststelling van het statuut van het personeel en van het syndicaal statuut.
Art.32. De wettelijke en reglementaire bepalingen, met uitzondering van de bepalingen die worden ingevoegd door de artikelen 50, 51, §§ 2 en 3, en 53 van deze wet, die het personeelsstatuut en het syndicaal statuut regelen, blijven van toepassing op een autonoom overheidsbedrijf tot op de datum van inwerkingtreding van een desbetreffende regeling, in een personeelsstatuut of in een syndicaal statuut, die overeenkomstig deze titel werd vastgesteld.
Art.33. § 1. De raad van bestuur stelt, onverminderd de bepalingen van deze titel, het eerste personeelsstatuut en het eerste syndicaal statuut vast op eensluidend advies van het paritair comité.
Het paritair comité brengt het eensluidend advies uit met tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
De Regeringscommissaris kan de werkzaamheden van het paritair comité wat het eerste personeelsstatuut en het eerste syndicaal statuut betreft, bijwonen.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, onverminderd de bepalingen van deze titel, wettelijke bepalingen met betrekking tot het personeelsstatuut en het syndicaal statuut opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen teneinde deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen in het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde eerste personeelsstatuut en eerste syndicaal statuut.
§ 2. Ingeval geen eerste personeelsstatuut of syndicaal statuut zou zijn vastgesteld overeenkomstig § 1, eerste lid, binnen een termijn van één jaar na de datum met ingang waarvan het organisme werd ingedeeld onder de autonome overheidsbedrijven, kan de Koning, binnen een bijkomende termijn van drie maanden, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het eerste personeelsstatuut en het eerste syndicaal statuut vaststellen zonder afbreuk te doen aan de rechten van de personeelsleden inzake werkzekerheid, pensioen en bezoldiging.
De Koning kan bij het in het eerste lid bedoelde besluit wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, zonder evenwel afbreuk te doen :
1° aan de rechten van de personeelsleden inzake werkzekerheid, pensioen en bezoldiging;
2° aan de bepalingen van deze titel;
3° aan de regels betreffende de oprichting en de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen.
Een regeling in het door de Koning vastgesteld eerste personeelsstatuut blijft van toepassing tot op het ogenblik dat een desbetreffende regeling wordt vastgesteld door de raad van bestuur, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 34, § 1, of 35.
Art.34. § 1. Eens het eerste statuut is vastgesteld overeenkomstig artikel 33, doch uiterlijk met ingang van het verstrijken van een termijn van vijftien maanden na de datum van inwerkingtreding van de indeling van het organisme bij de autonome overheidsbedrijven, worden het personeelsstatuut en het syndicaal statuut vastgesteld door de raad van bestuur, onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen die het betrokken statuut regelen. Echter, wat de overeenkomstig § 2 aangeduide grondregelen betreft, beslist de raad overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 35.
§ 2. De volgende regelen van het personeelsstatuut, respectievelijk syndicaal statuut, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 35 indien zij vooraf door het paritair comité, bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, werden aangeduid als grondregel of als algemeen beginsel, zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 1° :
A) De grondregelen betreffende het administratief statuut van het statutair personeel inzake :
1° de aanwerving, de toelating tot de stage en de benoeming;
2° de rechten, de plichten en de aansprakelijkheid van het personeel;
3° de tuchtregeling;
4° de administratieve standen, met name de dienstactiviteit, de non-activiteit en de disponibiliteit;
5° de verlofregeling;
6° de anciënniteitsberekening;
7° de definitieve ambtsneerlegging;
8° de maximum arbeidsduur;
9° de regelen betreffende de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar het werk en de beroepsziekten.
B) De grondregelen betreffende de bezoldiging van het statutair personeel inzake :
1° het recht op wedde en weddeverhoging;
2° de wedde, de vergoeding, het salaris, met inbegrip van de vaststelling van de weddeschalen, en hun berekening, met inbegrip van de periodes die voor de berekening in aanmerking worden genomen;
3° de geldelijke anciënniteit;
4° de periodiciteit van de weddebetaling;
5° de gewaarborgde wedde;
6° de bescherming van de wedde;
7° de vergoedingen, toelagen, premies en voordelen in natura;
8° de toekenning van een eventueel aandeel in de winst.
C) De grondregelen betreffende het pensioenstelsel van het statutair personeel inzake :
1° het toepassingsgebied;
2° de verschillende categorieën van rechthebbenden;
3° de pensioenleeftijd;
4° de voorwaarden voor het verkrijgen van recht op pensioen;
5° de berekening van het pensioen;
6° de bescherming van het pensioen;
D) De grondregelen betreffende de collectieve arbeidsverhoudingen inzake :
1° de erkenning van de vakorganisaties;
2° de erkenning van de vakbondsafgevaardigden, de verantwoordelijke leiders en de vaste afgevaardigden van de vakorganisaties;
3° de prerogatieven van de representatieve en van de erkende vakorganisaties;
4° de organisatie en de bevoegdheid van paritaire comités op lokaal vlak;
5° de voordelen die aan de leden van de representatieve en van de erkende vakorganisaties worden toegekend.
E) De grondregelen betreffende de organisatie van eventuele sociale diensten inzake :
1° het algemeen kader van de opdrachten van de sociale diensten;
2° de werking, het bestuur en de controle;
3° de bepaling van de begunstigden;
4° de financiering.
F) De grondregelen betreffende de volgende aangelegenheden voor wat het statutair personeel aangaat :
1° de bepaling, indeling, rangschikking en gelijkwaardigheid van de graden, ambten of functies;
2° de professionele beoordeling van het personeel;
3° de organisatie van het hoger beroep tegen beslissingen inzake tucht, benoeming in vast verband, professionele beoordeling en ontslag wegens professionele ongeschiktheid;
4° de loopbaan van het personeel;
5° de procedure inzake ordemaatregelen, met inbegrip van overplaatsing in het belang van de dienst;
6° de reaffectatie overtollig of ongeschikt personeel;
7° de loopbaanonderbreking;
8° de vastlegging van het personeelskader;
9° de vorming en herscholing; de voorbereiding op de loopbaanproeven;
10° de arbeidskledij;
11° het onthaal van het personeel;
12° de arbeidsuren;
13° de veiligheid van het personeel;
14° de arbeidsvoorwaarden;
15° de onverenigbaarheden;
16° de opdrachten buiten het betrokken overheidsbedrijf;
17° de vereiste lichamelijke geschiktheid;
18° de organisatie van de arbeidsgeneeskunde.
G) Wat de contractuele personeelsleden betreft :
1° de aard en de categorieën van betrekkingen die openstaan voor het contractueel personeel;
2° de grondregelen betreffende de rechten en plichten van het contractueel personeel.
Art.35. § 1. De raad van bestuur of de delegatie van een representatieve vakorganisatie die in het paritair comité zetelt, legt elk voorstel tot vaststelling of wijziging van de overeenkomstig artikel 34, § 2, aangeduide grondregelen van het personeelsstatuut of van het syndicaal statuut voor aan het paritair comité.
§ 2. Elke regeling vastgesteld door het paritair comité met tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen betreffende aangelegenheden die het voorwerp uitmaken van een voorstel is bindend voor de raad van bestuur.
§ 3. Bij ontstentenis van een voor de raad van bestuur bindende regeling vastgesteld door het paritair comité binnen een termijn van één maand nadat het voorstel is overgezonden aan de voorzitter van het paritair comité :
1° kan de raad van bestuur of de delegatie van een representatieve vakorganisatie die in het paritair comité zetelt, het voorstel voorleggen aan het Comité Overheidsbedrijven, ingeval het voorstel strekt tot vaststelling of wijziging van één der grondregelen bedoeld in artikel 34, § 2, onderafdelingen B, C, D en E, of van een algemeen beginsel betreffende één van de grondregels bedoeld in onderafdeling A;
2° kan de raad van bestuur over het voorstel beslissen met tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, voor elk ander voorstel.
In het in 1° van het eerste lid bedoelde geval wordt de termijn van één maand verlengd met een bijkomende termijn van één maand, ingeval de raad van bestuur of de delegatie van een representatieve vakorganisatie, die zetelt in het paritair comité, de voorzitter van het Comité Overheidsbedrijven belast met een voorafgaande bemiddelingsopdracht.
§ 4. In geval van beroep zoals bedoeld in § 3, eerste lid, 1°, is elke regeling vastgesteld door het Comité Overheidsbedrijven met tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen betreffende aangelegenheden die het voorwerp uitmaken van een voorstel, dat aan de basis ligt van het beroep, bindend voor de raad van bestuur.
Bij ontstentenis van een voor de raad van bestuur bindende regeling binnen een termijn van één maand nadat het beroep is overgezonden aan de voorzitter van het Comité Overheidsbedrijven, kan de raad van bestuur over het voorstel beslissen bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. De Regeringscommissaris deelt de beslissing mede aan de minister onder wie het autonoom overheidsbedrijf ressorteert. De minister kan binnen een termijn van acht vrije dagen de beslissing vernietigen. Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen.
§ 5. De §§ 3 en 4 zijn niet van toepassing op de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen. Geen wijziging kan in de overeenkomstig artikel 34, § 2, aangeduide grondregelen worden aangebracht dan bij voor de raad van bestuur bindende regeling vastgesteld door de Nationale Paritaire Commissie bij deze Maatschappij.
Afdeling V. - Gebruik der talen; bijzondere bevoegdheden van het paritair comité.
Art.36. § 1. De autonome overheidsbedrijven, alsmede hun dochterondernemingen die zij betrekken bij de uitvoering van hun taken van openbare dienst en waarin het belang van de overheid in het kapitaal meer dan 50 % bedraagt, zijn onderworpen aan de bepalingen van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.
§ 2. De autonome overheidsbedrijven zijn onderworpen aan de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, met dien verstande dat het paritair comité de taken uitvoert en de bevoegdheden heeft van het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen. Het paritair comité bepaalt de taken en de bevoegdheden van de verschillende organen van veiligheid, gezondheid en verfraaiing, overeenkomstig het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming.
§ 3. De raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf verstrekt aan het paritair comité de economische en financiële inlichtingen bedoeld in artikel 15, eerste lid, littera b, en tweede lid, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven. Artikel 15bis van bedoelde wet van 20 september 1948 is van toepassing op de autonome overheidsbedrijven. Artikel 30 van dezelfde wet is van toepassing op de leden van het paritair comité en hun plaatsvervangers.
HOOFDSTUK IX. - Omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht.
Afdeling I. - De omzetting.
Art.37. De autonome overheidsbedrijven kunnen de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht aannemen. In dat geval is het betrokken overheidsbedrijf, voor al wat niet uitdrukkelijk anders is geregeld door of krachtens deze titel of door of krachtens enige specifieke wet, onderworpen aan de wettelijke en reglementaire handelsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen.
Art.38. § 1. De raad van bestuur beslist tot de omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht.
De raad licht zijn beslissing toe in een verslag.
Bij dit verslag wordt een samenvattende staat van activa en passiva gevoegd, die niet meer dan drie maanden voordien is vastgesteld en waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal na de omzetting wordt aangegeven. Dit bedrag mag niet hoger zijn dan de uit voornoemde staat blijkende netto-activa. Een bedrijfsrevisor aangewezen door de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, brengt verslag uit over die staat en vermeldt inzonderheid of daarin de toestand van het overheidsbedrijf op volledige, getrouwe en juiste wijze is weergegeven.
§ 2. De raad van bestuur stelt de statuten vast van het overheidsbedrijf in zijn nieuwe vorm.
§ 3. De omzetting heeft slechts uitwerking na goedkeuring door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, van de omzettingsbeslissing en de statuten.
§ 4. De artikelen 170 en 171, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, zijn van overeenkomstige toepassing op de omzetting.
§ 5. In voorkomend geval is artikel 118 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen niet van toepassing op de omzetting. In afwijking van artikel 115 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten is de omzetting vrijgesteld van het evenredig registratierecht.
§ 6. De directeur-generaal van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen of zijn gemachtigde is bevoegd om authenticiteit te verlenen aan de akte van omzetting en de statuten.
§ 7. In afwijking van § 1, eerste lid, en § 3, kan de Koning in het besluit tot goedkeuring van het eerste beheerscontract tot de omzetting beslissen, onder de voorwaarden en met de statuten die Hij bepaalt. De §§ 1, derde lid, 4, 5 en 6 zijn van toepassing op een dergelijke omzetting. De conclusies van de in § 1, derde lid, bedoelde revisor worden opgenomen in het verslag aan de Koning.
De Koning past het in het eerste lid bepaalde toe op de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen in het besluit waarbij bedoelde Maatschappij wordt ingedeeld onder de autonome overheidsbedrijven.
Afdeling II. - De aandelen.
Art.39. § 1. Alle aandelen die ter gelegenheid van de omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht worden uitgegeven, worden toegekend aan de Staat.
Het eerste lid is niet van toepassing op de aandelen uitgegeven door de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen die niet het belang van de Staat vertegenwoordigen.
De Staat kan de aandelen die hem ter gelegenheid van de omzetting worden toegekend, slechts overdragen aan de overheden aangewezen door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, en ten belope van ten hoogste de helft.
§ 2. De aandelen die aan de Staat ter gelegenheid van de omzetting worden toegekend, of waarop een overheid, ter gelegenheid van een kapitaalverhoging, inschrijft, zijn op naam.
§ 3. Geen nieuwe aandelen of converteerbare obligaties of obligaties met inschrijvingsrecht kunnen worden geplaatst bij personen andere dan een overheid, indien hierdoor het rechtstreeks belang van de overheid in het kapitaal, op het ogenblik van de plaatsing, niet langer meer dan 50 % zou bedragen.
§ 4. Elke overdracht door een overheid, andere dan de Staat, van aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen, wordt door de betrokken overheid betekend aan het autonoom overheidsbedrijf. Elke dergelijke overdracht, waardoor het rechtstreeks belang van de overheid in dat kapitaal niet langer meer dan 50 % bedraagt, is van rechtswege nietig indien, binnen een termijn van drie maanden na de overdracht, het belang van de overheid, door middel van een kapitaalverhoging geheel of gedeeltelijk geplaatst bij de overheid, niet boven de 50 % wordt gebracht.
§ 5. De effecten in het bezit van de overheid geven, tezamen, van rechtswege recht op meer dan 75 % van de stemmen en mandaten in alle organen van het autonome overheidsbedrijf. De stemrechten en mandaten van de andere aandeelhouders worden pro rata verminderd.
Art.40. § 1. Elke uitgifte van nieuwe aandelen of van converteerbare obligaties of obligaties met inschrijvingsrecht, moet vooraf door de Koning worden gemachtigd, bij een in Ministerraad overlegd besluit.
§ 2. In afwijking van artikel 34bis, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, worden de aandelen waarop in geld wordt ingeschreven eerst aangeboden aan de Staat, vervolgens aan andere overheden aangewezen in het in § 1 bedoelde besluit en tenslotte, onverminderd het bepaalde in § 3, aan de andere aandeelhouders die alsdan gebruik zouden maken van hun voorkeurrecht overeenkomstig bedoeld artikel.
§ 3. In geval van plaatsing van in § 2 bedoelde aandelen bij personen andere dan de overheid, wordt een gedeelte van de uitgifte bij voorkeur aangeboden aan de personeelsleden van het uitgevende overheidsbedrijf.
De personeelsleden oefenen hun voorkeurrecht tot inschrijving uit vóór de andere aandeelhouders. Dit voorkeurrecht is niet verhandelbaar.
De aandelen waarop personeelsleden inschrijven krachtens dit artikel, met inkorting van het voorrecht van aandeelhouders andere dan de Staat, geven geen stemrecht, behoudens het geval bedoeld in artikel 71 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
De Koning bepaalt in het in § 1 bedoelde besluit :
1° het gedeelte van de uitgifte dat aan de personeelsleden zal worden aangeboden;
2° de modaliteiten volgens welke de personeelsleden hun voorkeurrecht tot inschrijving uitoefenen;
3° de voorwaarden van de uitgifte van aandelen zonder stemrecht.
Afdeling III. - Diverse bepalingen.
Art.41. § 1. De artikelen 13ter, eerste lid, 4°, 75, tweede lid, 76 en 104bis, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, zijn niet van toepassing op de autonome overheidsbedrijven die de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht hebben.
§ 2. De minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert, of zijn afgevaardigde, vertegenwoordigt de Staat op de algemene vergadering.
§ 3. Alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, brieven, orders en andere stukken uitgaande van het overheidsbedrijf dragen de vermelding " naamloze vennootschap van publiek recht ".
§ 4. Een statutenwijziging heeft slechts uitwerking na haar goedkeuring door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit.
§ 5. Tot de ontbinding van een autonoom overheidsbedrijf, dat de vorm van naamloze vennootschap van publiek recht heeft aangenomen, kan slechts worden beslist bij of krachtens wet. De wet regelt de wijze en de voorwaarden van de vereffening.
(§ 6. De administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, of zijn afgevaardigde, kan authenticiteit verlenen aan alle akten verleden in naam of ten gunste van de autonome overheidsbedrijven.) <W 2005-12-23/31, art. 90, 059; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
Art.42.Voor toepassing van [1 artikelen 13 en 18 en hoofdstukken IX en XIV van deze titel]1 moet onder " overheid " worden verstaan :
1° de Staat;
2° de organismen van openbaar nut, vennootschappen, instellingen of verenigingen van publiek recht, die ressorteren onder de Staat, daaronder begrepen de autonome overheidsbedrijven;
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor het overheidsbedrijf of de overheidsbedrijven die Hij aanwijst, het begrip " overheid " beperken tot één of meer van de in het eerste lid bedoelde overheden.
----------
(1)<W 2015-12-16/30, art. 3, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
HOOFDSTUK X. - (De ombudsdiensten.)
Afdeling I. - Bevoegdheid van de dienst " ombudsman ".
Art.43.§ 1. Er wordt bij elk autonoom overheidsbedrijf [2 met uitzondering van [4 Proximus]4, [1 bpost]1, [3 de NMBS en Infrabel]3 ]2 of, in voorkomend geval, bij elke groep van verbonden autonome overheidsbedrijven een dienst " ombudsman " opgericht, bevoegd voor gebruikersaangelegenheden.
Het eerste lid is slechts van toepassing op de autonome overheidsbedrijven wier gebruikers hoofdzakelijk natuurlijke personen zijn en die als zodanig door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, worden aangewezen.
§ 2. De dienst " ombudsman " bestaat uit twee leden; zij behoren tot een verschillende taalrol.
De dienst " ombudsman " treedt op als college.
§ 3. De dienst " ombudsman " heeft tot opdracht :
1° alle klachten van gebruikers te onderzoeken die betrekking hebben op de activiteiten van het overheidsbedrijf;
2° te bemiddelen tussen de gebruikers en het overheidsbedrijf met het oog op een minnelijke schikking van de geschillen;
3° een advies te verlenen aan het overheidsbedrijf ingeval geen minnelijke schikking kan worden bereikt; een kopie van het advies wordt verstuurd naar de klager;
4° uitspraak te doen als scheidsrechter in elk geschil dat het overheidsbedrijf en de gebruiker aan dergelijke arbitrage onderwerpen bij overeenkomst gesloten nadat het geschil is gerezen.
§ 4. De dienst " ombudsman " kan, in het kader van een hem voorgelegde klacht, ter plaatse inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van het overheidsbedrijf die rechtstreeks betrekking hebben op het voorwerp van de klacht. Hij kan van de leden van de raad van bestuur, van de gemachtigden en de personeelsleden van het overheidsbedrijf alle ophelderingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die noodzakelijk zijn voor zijn onderzoek. De aldus verkregen informatie wordt door de dienst " ombudsman " als vertrouwelijk behandeld, indien de bekendmaking ervan het bedrijf op algemeen vlak schade zou kunnen berokkenen.
§ 5. Ingeval het overheidsbedrijf afwijkt van het in § 3, 3°, bedoelde advies, motiveert het zijn beslissing. De gemotiveerde beslissing wordt gestuurd aan de klager en aan de dienst " ombudsman ".
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(2)<W 2010-04-28/01, art. 19, 080; Inwerkingtreding : 14-03-2011>
(3)<KB 2013-12-11/03, art. 5, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(4)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 43bis.<Ingevoegd bij W 1997-12-19/30, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 1. (Er wordt bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een ombudsdienst voor telecommunicatie opgericht die bevoegd is voor de betrekkingen tussen de eindgebruiker, in de zin van de van kracht zijnde wetgeving inzake elektronische communicatie, en de volgende personen :
1° elke operator in de zin (van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie); <W 2007-04-25/38, art. 157, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
2° elke persoon die een telefoongids vervaardigt, verkoopt of verspreidt in de zin (van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie); <W 2007-04-25/38, art. 157, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>;
3° elke persoon die een telefooninlichtingendienst verstrekt in de zin (van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie); <W 2007-04-25/38, art. 157, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>;
4° elke persoon die elektronische communicatiesystemen exploiteert in de zin (van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie); <W 2007-04-25/38, art. 157, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>;
5° elke persoon die openbare versleutelingsdiensten verstrekt in de zin (van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie); <W 2007-04-25/38, art. 157, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>;
6° elke persoon die andere activiteiten met betrekking tot elektronische communicatie aanbiedt in de zin (van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie).) <W 2005-06-13/32, art. 154, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 157, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
(7° elke aanbieder van omroeptransmissie- en/of omroepdistributiediensten, voor zover het klachten betreft van eindgebruikers betreffende tussentijdse facturen, de contractuele bepalingen en de algemene voorwaarden van de operator.) <W 2007-05-15/51, art. 18, 1°, 070; Inwerkingtreding : 15-07-2007>
§ 2. De ombudsdienst is samengesteld uit twee leden; zij behoren tot een verschillende taalrol.
De ombudsdienst treedt op als college. Niettemin mogen de ombudsmannen elkaar onderling delegaties verlenen via een collegiale beslissing goedgekeurd door de minister bevoegd voor telecommunicatie.
(De leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie sluiten met de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een overeenkomst af waarin de praktische en organisatorische regels van het functioneren van de ombudsdienst binnen het Instituut en van de uitoefening van de door de wet aan de ombudsdienst opgedragen taken en bevoegdheden, worden opgenomen. In deze overeenkomst worden minstens de nadere regels opgenomen inzake :
- de oprichting en de werking van een contactcomité tussen de leden van de ombudsdienst en de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
- de beslechting van bevoegdheidsgeschillen;
- de logistieke aspecten;
- het beleid ten aanzien van het ter beschikking gestelde personeel;
- financiële controle en begroting.) <W 2006-12-21/79, art. 3, 1°, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
§ 3. De ombudsdienst heeft de volgende opdrachten :
1° alle klachten van de eindgebruikers onderzoeken die verband houden met de activiteiten van de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen.
De klachten van de eindgebruikers zijn slechts ontvankelijk wanneer de klager voorafgaandelijk bij de betrokken onderneming stappen heeft ondernomen. De ombudsdienst mag weigeren een klacht te behandelen wanneer die klacht meer dan een jaar geleden werd ingediend bij de betrokken onderneming (of wanneer de klacht duidelijk vexatoir is); <W 2006-12-21/79, art. 3, 2°, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
2° bemiddelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken voor geschillen tussen de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen en de eindgebruikers;
3° een aanbeveling richten tot de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen indien geen minnelijke schikking kan worden bereikt; een afschrift van de aanbeveling wordt aan de klager toegezonden;
4° (...) <W 2006-12-21/79, art. 3, 3°, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
5° de eindgebruikers die zich schriftelijk of mondeling tot de dienst richten zo goed mogelijk voorlichten over hun belangen;
6° op verzoek van de minister die bevoegd is voor de telecommunicatie (, van de minister bevoegd voor consumentenzaken) of van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie of van het [2 bijzondere raadgevende commissie Telecommunicatie]2 (of van de Gemeenschapsministers bevoegd voor omroep en de Gemeenschapsregulatoren voor wat betreft de aangelegenheden inzake omroep die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst voor telecommunicatie vallen), adviezen uitbrengen in het kader van zijn opdrachten; <W 2006-12-21/79, art. 3, 4°, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007> <W 2007-05-15/51, art. 18, 2°, 070; Inwerkingtreding : 15-07-2007>
7° (van elke persoon die beweert het slachtoffer te zijn van kwaadwillig gebruik van een elektronische communicatienetwerk of -dienst, het verzoek onderzoeken om inlichtingen te krijgen over de identiteit en het adres van de gebruikers van elektronische communicatienetwerken of -diensten die deze persoon hebben lastiggevallen, voorzover die gegevens beschikbaar zijn. De ombudsdienst willigt het verzoek in indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :
a) de feiten lijken vast te staan;
b) het verzoek heeft betrekking op precieze data en uren.) <W 2005-06-13/32, art. 154, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
(8° samenwerken met :
a) andere onafhankelijke sectoriële geschillencommissies of onafhankelijke bemiddelaars, onder meer door het doorsturen van klachten die niet ressorteren onder de bevoegdheid van de ombudsdienst voor de telecommunicatie naar de bevoegde geschillencommissie of bemiddelaar;
b) de buitenlandse ombudsmannen of hiermee functioneel gelijkgestelde instanties die opereren als beroepsinstantie voor de behandeling van klachten waarvoor de ombudsdienst voor de telecommunicatie bevoegd is;
c) de Gemeenschapsregulatoren [1 en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, zonder dat deze in de behandeling van de dossiers en individuele klachten tussenbeide mogen komen]1.
Desgevallend kunnen hiervoor door de minister bevoegd voor Consumentenzaken samenwerkingsprotocollen worden gesloten.
Met betrekking tot de operatoren bedoeld in § 1, 7°, wordt door de minister bevoegd voor Consumentenzaken een samenwerkingsakkoord gesloten met de Gemeenschappen voor de behandeling van andere klachten dan deze bedoeld in § 1, 7°.) <W 2007-05-15/51, art. 18, 3°, 070; Inwerkingtreding : 15-07-2007>
§ 4. De ombudsdienst mag in het kader van een klacht die bij hem is ingediend, ter plaatse, kennis nemen van boeken, briefwisseling, processen-verbaal en in het algemeen van alle documenten en alle geschriften van de betrokken onderneming of ondernemingen die rechtstreeks betrekking hebben op het voorwerp van de klacht. De dienst mag van de beheerders en van het personeel van de betrokken onderneming of ondernemingen alle uitleg of informatie vragen en alle verificaties uitvoeren die nodig zijn voor het onderzoek.
De aldus verkregen informatie behandelt de ombudsdienst vertrouwelijk, wanneer de verspreiding de onderneming op algemeen vlak zou kunnen schaden.
Binnen de grenzen van zijn bevoegdheden krijgt de ombudsdienst van geen enkele overheid instructies.
Het onderzoek van een klacht wordt beëindigd wanneer daartegen beroep is aangetekend, buiten het geval bedoeld in § 3, 4° van dit artikel.
§ 5. De betrokken onderneming beschikt over een termijn van twintig werkdagen om haar beslissing te motiveren indien zij de in § 3, 3° van dit artikel bedoelde aanbeveling niet volgt. De met redenen omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst opgestuurd.
(Na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, verstuurt de ombudsdienst een herinnering aan de betrokken onderneming. Deze beschikt over een nieuwe termijn van twintig werkdagen om haar beslissing alsnog te motiveren indien zij de in § 3, 3°, bedoelde aanbeveling niet volgt. De met redenen omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst opgestuurd.
Door de niet-naleving van de in de vorige leden bedoelde termijnen verbindt de betrokken onderneming er zich toe de aanbeveling uit te voeren voor wat betreft de specifieke en persoonlijke tegemoetkoming aan de betrokken klager.) <W 2005-12-27/31, art. 31, 060; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
(§ 6. Indien de klacht van een gebruiker door de ombudsdienst ontvankelijk wordt verklaard, wordt de inningsprocedure door de operator opgeschort tot een maximale periode van vier maanden vanaf de indiening van de klacht bij de ombudsdienst of totdat de ombudsdienst een aanbeveling heeft geformuleerd of totdat een minnelijke schikking is bereikt.) <W 2005-12-27/31, art. 31, 060; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 2, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
(2)<KB 2024-05-12/17, art. 8, 112; Inwerkingtreding : 09-06-2024>
Art. 43ter.<Ingevoegd bij W 2006-12-21/79, art. 4; Inwerkingtreding : 02-02-2007> § 1. Bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt een ombudsdienst voor de postsector opgericht die bevoegd is voor gebruikersaangelegenheden inzake volgende ondernemingen :
1° [2 bpost]2;
2° de ondernemingen die postdiensten aanbieden in de zin van artikel 131, 1° van deze wet [1 ...]1;
3° [1 ...]1.
Gebruikersaangelegenheden zijn aangelegenheden die de belangen van gebruikers betreffen die zelf geen postdiensten aanbieden.
§ 2. De ombudsdienst voor de postsector bestaat uit twee leden die behoren tot een verschillende taalrol.
De ombudsdienst treedt op als college. Niettemin mogen de ombudsmannen elkaar onderling delegaties verlenen via een collegiale beslissing goedgekeurd door de minister die bevoegd is voor aangelegenheden die de postdiensten betreffen.
De leden van de ombudsdienst voor de postsector sluiten met de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een overeenkomst af waarin de praktische en organisatorische regels van het functioneren van de ombudsdienst binnen het Instituut en van de uitoefening van de door de wet aan de ombudsdienst opgedragen taken en bevoegdheden, worden opgenomen. In deze overeenkomst worden minstens de regels opgenomen inzake :
- de oprichting en de werking van een contactcomité tussen de leden van de ombudsdienst en de Raad van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
- de beslechting van bevoegdheidsgeschillen;
- de logistieke aspecten;
- het beleid ten aanzien van het ter beschikking gestelde personeel;
- financiële controle en begroting.
§ 3. De ombudsdienst voor de postsector heeft volgende opdrachten :
1° alle klachten van de gebruikers onderzoeken die verband houden met :
a) de activiteiten van [2 bpost]2, met uitzondering van :
- klachten waarvoor een andere onafhankelijke sectoriële geschillencommissie of onafhankelijke bemiddelaar bevoegd is;
- klachten die producten en diensten betreffen die door [2 bpost]2 aangeboden worden in onderaanneming van derden.
b) de postale activiteiten van de in § 1, 2° en 3°, van dit artikel bedoelde ondernemingen.
2° Onder postale activiteiten wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan :
a) de activiteiten die bestaan uit het leveren van postdiensten in de zin van artikel 131, 1° van deze wet, met inbegrip van postdiensten die gekenmerkt worden door één of meer bijkomende prestaties;
b) de diensten die bijkomend geleverd worden door de [1 ondernemingen waarnaar verwezen wordt in § 1, 2° ]1, van dit artikel daar zij noodzakelijk zijn voor hun postdiensten in de zin van artikel 131, 1°, van deze wet en die betrekking hebben op de infrastructuur van de desbetreffende onderneming of de mogelijke betaalwijzen voor hun postdiensten in de zin van artikel 131, 1°, van deze wet.
3° bemiddelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken voor geschillen tussen de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen en de gebruikers;
4° een aanbeveling richten tot de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen indien geen minnelijke schikking kan worden bereikt. Een afschrift van aanbeveling wordt aan de klager toegezonden;
5° de gebruikers die zich schriftelijk of mondeling tot de dienst richten zo goed mogelijk voorlichten over hun rechten en belangen;
6° op verzoek van de minister die bevoegd is voor de postsector, of van de minister bevoegd voor consumentenzaken, of van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, of van het [3 bijzondere raadgevende commissie Postdiensten en e-commerce]3 adviezen uitbrengen in het kader van zijn opdrachten;
7° samenwerken met :
a) andere onafhankelijke sectoriële geschillencommissies of onafhankelijke bemiddelaars, onder meer door het doorsturen van klachten die niet ressorteren onder de bevoegdheid van de ombudsdienst voor de postsector naar de bevoegde geschillencommissie of bemiddelaar;
b) de buitenlandse ombudsmannen of hiermee functioneel gelijkgestelde instanties die opereren als beroepsinstantie voor de behandeling van klachten waarvoor de ombudsdienst voor de postsector bevoegd is.
In voorkomend geval kunnen hiervoor door de minister bevoegd voor consumentenzaken samenwerkingsprotocollen afgesloten worden.
§ 4. De klachten van de eindgebruikers zijn slechts ontvankelijk wanneer de klager voorafgaandelijk bij de betrokken onderneming een klacht heeft ingediend volgens de interne procedure van de betrokken onderneming. De klachten van de eindgebruikers zijn onontvankelijk wanneer deze anoniem of niet schriftelijk werden ingediend bij de ombudsdienst voor de postsector.
De ombudsdienst voor de postsector mag op gemotiveerde wijze weigeren een klacht te behandelen wanneer die klacht meer dan een jaar geleden werd ingediend bij de betrokken onderneming of wanneer de klacht duidelijk vexatoir is.
Verschillende klachten ingediend door eenzelfde gebruiker tegen eenzelfde operator met eenzelfde voorwerp kunnen door de ombudsdienst als één klacht behandeld worden.
[1 De gebruiker kan zich ofwel richten tot de Nederlandstalige of de Franstalige ombudsman of -vrouw. De registratie van de klachten door de ombudsdienst gebeurt volgens de CEN14012-norm.
De ombudsdienst stuurt eerstelijnsklachten voor de behandeling door naar de aanbieder van postdiensten, en informeert de gebruiker daarover. De ombudsdienst informeert steeds de gebruiker en de aanbieder van postdiensten, ook wanneer de ombudsdienst zich onbevoegd verklaart of een einde maakt aan de behandeling van de klacht.
Binnen tien werkdagen na ontvangst van de melding van de ombudsdienst, maakt de aanbieder van postdiensten ofwel alle elementen over om zijn initiële positie te argumenteren, ofwel, in het andere geval, doet het bedrijf een voorstel tot minnelijke schikking.
Als een minnelijke schikking is bereikt, sluit de ombudsdienst voor de postsector het dossier af, en stuurt daarvan een bevestiging aan beide partijen.
De Koning kan de verdere praktische regels bepalen met betrekking tot de ontvangst van klachten door de ombudsdienst voor de postsector, de registratie ervan en de informatieuitwisseling;]1
§ 5. De ombudsdienst voor de postsector mag in het kader van een klacht die bij hem is ingediend ter plaatse kennis nemen van boeken, briefwisseling, processen-verbaal en in het algemeen van alle documenten en alle geschriften van de betrokken onderneming of ondernemingen die rechtstreeks betrekking hebben op het voorwerp van de klacht met uitzondering van de stukken die onder het briefgeheim vallen. Hij mag van de beheersorganen en van het personeel van de betrokken ondernemingen alle uitleg of informatie vragen en alle verificaties uitvoeren die nodig zijn voor het onderzoek.
De aldus verkregen informatie wordt vertrouwelijk behandeld wanneer de verspreiding de onderneming op algemeen vlak kan schaden.
Binnen de grenzen van zijn bevoegdheden krijgt de ombudsdienst van geen enkele overheid instructies.
Het onderzoek van een klacht wordt beëindigd wanneer daartegen jurisdictioneel beroep is aangetekend.
§ 6. De betrokken onderneming beschikt over een termijn van twintig werkdagen om haar beslissing te motiveren indien zij de in § 3, 4° van dit artikel bedoelde aanbeveling niet volgt. De met reden omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst gestuurd.
Na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, verstuurt de ombudsdienst een herinnering aan de betrokken onderneming. Deze beschikt over een nieuwe termijn van twintig werkdagen om haar beslissing alsnog te motiveren indien zij de in § 3, 4° van dit artikel bedoelde aanbeveling niet volgt. De met redenen omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst gestuurd.
Door de niet naleving van de bedoelde termijn verbindt de betrokken onderneming er zich toe het advies uit te voeren voor wat betreft de specifieke en persoonlijke tegemoetkoming aan de betrokken klager.
§ 7. Indien de klacht van een gebruiker door de ombudsdienst voor de postsector ontvankelijk wordt verklaard, wordt de inningsprocedure door de operator opgeschort tot een maximale periode van 4 maanden vanaf de indiening van de klacht bij de ombudsdienst of totdat de ombudsdienst voor de postsector een aanbeveling heeft geformuleerd of totdat een minnelijke schikking kan worden bereikt.
[1 § 8. De gebruiker en de aanbieder van postdiensten hebben recht op inzage van het dossier bij de ombudsdienst.]1
[1 § 9. De ombudsdienst voor de postsector nodigt op regelmatige tijdstippen de personen bedoeld in artikel 148bis, § 2, uit voor een dialoog, met het oog op het voorkomen van conflicten. De Koning kan de verdere praktische bepalingen uitvaardigen met betrekking tot dit permanent overleg.]1
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 2, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(2)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(3)<KB 2024-05-12/16, art. 8, 111; Inwerkingtreding : 09-06-2024>
Afdeling II. - Samenstelling en werking van de dienst " ombudsman ".
Art.44.§ 1. De Koning benoemt de leden van de dienst " ombudsman ", bij een in Ministerraad overlegd besluit, voor een hernieuwbare termijn van [1 zes jaar]1.
[1 ...]1
[1 Het mandaat van lid van de dienst "ombudsman" is evenwel slechts eenmaal hernieuwbaar.
De hernieuwing van het mandaat is afhankelijk van een gunstige evaluatie door een onafhankelijke instelling aangesteld door de bevoegde minister, uitgevoerd zes maanden voor het einde van het mandaat.
Deze evaluatie gebeurt met name op basis van de resultaten van de jaarverslagen, bedoeld in artikel 46, welke de leden van de dienst "ombudsman" jaarlijks overhandigen aan de bevoegde minister over de werking van hun ombudsdienst met betrekking tot het voorgaande jaar en of op behoorlijke wijze werd uitvoering gegeven aan de opdrachten bedoeld in respectievelijk artikel 43, § 3, artikel 43bis, § 3 en artikel 43ter, § 3, al naargelang het geval. Het mandaat wordt hernieuwd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Wanneer het mandaat van lid van de dienst "ombudsman" niet hernieuwd wordt, blijft het lid zijn functie uitoefenen tot aan de benoeming van zijn opvolger.
Een bericht tot vacantverklaring, met vaststelling van de voorwaarden tot indiening van de kandidaturen, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad bij een niet-hernieuwing van het mandaat ten gevolge van een ongunstige evaluatie, na afloop van het hernieuwde mandaat, pensionering, ontslag op eigen initiatief, ontslag zoals paragraaf 5 erin voorziet, of overlijden van het lid van de dienst "ombudsman".]1
Het lid van de dienst " ombudsman " die zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of met enig ander rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld, overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut, voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en weddeverhoging.
Indien het lid van de dienst " ombudsman " zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enig ander rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de gehele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering.
§ 2. Om tot lid van de dienst " ombudsman " te worden benoemd, moet men :
1° de Belgische nationaliteit bezitten;
2° van onberispelijk gedrag zijn en de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° houder zijn van een diploma dat bij de Rijksbesturen toegang geeft tot een ambt van niveau 1;
(4° gedurende een periode van drie jaar voor de benoeming, geen mandaat of functie hebben bekleed in :
a) het betrokken overheidsbedrijf of een ermee verbonden onderneming wat betreft de ombudsmannen bij de overheidsbedrijven;
b) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43bis van deze wet of een ermee verbonden onderneming wat betreft de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie) <W 1997-12-19/30, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
(c) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43ter van deze wet of een ermee verbonden onderneming voor wat betreft de leden van de ombudsdienst voor de postsector.) <W 2006-12-21/79, art. 5, a, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
§ 3. Het lidmaatschap van de dienst " ombudsman " is onverenigbaar met :
1° een bezoldigd openbaar mandaat;
2° een bij verkiezingen verleend openbaar mandaat;
3° het beroep van advocaat;
4° het ambt van notaris, magistraat of gerechtsdeurwaarder;
(5° een mandaat of functie in :
a) het betrokken overheidsbedrijf of een ermee verbonden onderneming wat betreft de ombudsmannen bij de overheidsbedrijven;
b) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43bis van deze wet of een ermee verbonden onderneming wat betreft de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie;) <W 1997-12-19/30, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>of een ermee verbonden onderneming.
(c) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43ter van deze wet of een ermee verbonden onderneming voor wat betreft de leden van de ombudsdienst voor de postsector.) <W 2006-12-21/79, art. 5, b, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
§ 4. (Opgeheven) <W 1993-08-06/30, art. 89, 005; Inwerkingtreding : 19-08-1993>
§ 5. De leden van de dienst " ombudsman " kunnen slechts om wettige reden worden ontslagen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
----------
(1)<W 2024-02-27/02, art. 2, 110; Inwerkingtreding : 18-03-2024>
Art. 44bis.<Ingevoegd bij W 1993-08-06/30, art. 88; Inwerkingtreding : 19-08-1993> § 1. De Koning stelt het administratief en geldelijk statuut van de leden van de dienst " ombudsman " vast.
§ 2. De leden van de dienst " ombudsman " zijn onderworpen aan de bepalingen die, voor de Rijksambtenaren, het volgende regelen :
1° de verloven;
2° de disponibiliteit wegens ziekte;
3° het vakantiegeld.
§ 3. De leden van de dienst " ombudsman " zijn onderworpen aan de sector gezondheidszorg van het stelsel van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit.
§ 4. De wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, is van toepassing op de leden van de diensten " ombudsman " opgericht bij de autonome overheidsbedrijven (alsook op de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie en de ombudsdienst voor de postsector.) <W 2006-12-21/79, art. 6, a, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
(De renten en vergoedingen, alsook de procedurekosten, behalve bij roekeloze en tergende vordering, komen ten last van het overheidsbedrijf (en wat betreft (de ombudsdiensten voor telecommunicatie en de postsector) ten laste van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie [1 ...]1.) <W 1995-12-20/31, art. 54, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996> <W 1997-12-19/30, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <W 2006-12-21/79, art. 6, b, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
§ 5. (De autonome overheidsbedrijven en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie kennen rechtstreeks aan de leden van respectievelijk hun dienst " ombudsman " en (de ombudsdiensten voor telecommunicatie en de postsector) de kinderbijslag, de geboortebijslag en de adoptiepremie toe waarin de gecoördineerde wetten op de kinderbijslag voor loontrekkenden voorzien.) <W 1997-12-19/30, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <W 2006-12-21/79, art. 6, c, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
Het bedrag en de toekenningsvoorwaarden voor deze bijslagen en premie zijn minstens even gunstig als deze van de toelagen die de kinderbijslagfondsen verplicht verdelen.
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 3, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. 44ter. <Ingevoegd bij W 1993-08-06/30, art. 88; Inwerkingtreding : 19-08-1993> § 1. De autonome overheidsbedrijven verzekeren aan de leden van hun dienst " ombudsman " een rustpensioen. De regels die de toekenningsvoorwaarden en de wijze van berekening van de pensioenen van de ambtenaren van het Algemeen Rijksbestuur beheersen, zijn op dit pensioen van toepassing. Elk autonoom overheidsbedrijf draagt de lasten van de pensioenen toegekend aan de leden van zijn dienst " ombudsman ".
(Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie draagt de lasten van de pensioenen die zijn toegekend aan de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie en de ombudsdienst voor de postsector enkel voor de jaren die bij deze ombudsdiensten zijn gepresteerd.) <W 2006-12-21/79, art. 7, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
§ 2. De rechthebbenden van de personen bedoeld bij § 1 kunnen hun recht op een overlevingspensioen ten laste van de Schatkist doen gelden volgens de regels die de toekenning en de wijze van berekening van de pensioenen van de rechthebbenden van de ambtenaren van het Algemeen Rijksbestuur beheersen. Dit pensioen wordt gefinancierd door een persoonlijke bijdrage ten laste van de leden van de dienst " ombudsman " die gelijk is aan deze waarin artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, voorziet. Deze bijdrage is onderworpen aan de regels waarin de artikelen 61 en 61bis van bovengenoemde wet van 15 mei 1984 voorzien.
§ 3. Voor de opvorderbaarheid van het recht op de bij §§ 1 en 2 bedoelde pensioenen en de berekening ervan, komen enkel de gepresteerde diensten als lid van de dienst " ombudsman " in aanmerking.
Dezelfde diensten mogen niet in aanmerking genomen worden noch voor het ontstaan van het recht op een ander pensioen van de overheidssector, noch voor de berekening daarvan.
Art.45. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de menselijke en materiële middelen die het autonoom overheidsbedrijf ter beschikking van zijn dienst " ombudsman " stelt. De werkingskosten van de dienst " ombudsman " zijn ten laste van het overheidsbedrijf. De Koning kan echter het beroep op de dienst " ombudsman " aan een kostenbijdrage onderwerpen.
Art. 45bis.<Ingevoegd bij W 1997-12-19/30, art. 8; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 1. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, de menselijke en materiële middelen die het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ter beschikking van de ombudsdienst voor telecommunicatie moet stellen.
De werkingskosten van de ombudsdienst voor telecommunicatie komen ten laste van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
§ 2. Om de dienstverlening van de ombudsdienst voor telecommunicatie te financieren, betalen de in artikel 43bis, § 1 van deze wet bedoelde ondernemingen jaarlijks aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een bijdrage die vastgesteld is op grond van de kosten voor de financiering van de ombudsdienst voor telecommunicatie, " ombudsbijdrage " genoemd.
§ 3. Jaarlijks bepaalt het Instituut het bedrag van de ombudsbijdrage verschuldigd door elke in artikel 43bis van de wet bedoelde onderneming.
§ 4. De in artikel 43bis, § 1 van deze wet bedoelde ondernemingen delen elk jaar uiterlijk op 30 juni aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie de omzet mee die het voorgaande jaar behaald is voor elk van de activiteiten die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vallen.
§ 5. Het bedrag van de ombudsbijdrage komt overeen met het bedrag van de financiële middelen die nodig zijn voor de werking van de ombudsdienst dat ingeschreven is op de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie voor het lopende jaar, na advies van de Inspectie van Financiën en van het [1 bijzondere raadgevende commissie Telecommunicatie]1, vermenigvuldigd met een coëfficiënt die gelijk is aan het aandeel van de onderneming in de omzet die tijdens het voorgaande jaar door alle betrokken ondernemingen is behaald voor de activiteiten die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vallen.
De eerste (1.240.000 EUR) van de jaarlijkse omzet van iedere onderneming worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de ombudsbijdrage. <KB 2000-07-20/55, art. 1, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 6. De ombudsbijdragen moeten uiterlijk op 30 september van het jaar waarvoor zij verschuldigd zijn, worden betaald op het rekeningnummer dat door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie is opgegeven.
Bijdragen die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.
Op zijn laatst één maand voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de in artikel 43bis van de wet bedoelde ondernemingen het bedrag mee van de verschuldigde bijdragen.
§ 7. De ombudsmannen leggen elk jaar het ontwerp van begroting van de ombudsdienst voor telecommunicatie voor advies voor aan het [1 bijzondere raadgevende commissie Telecommunicatie]1. De begroting van de ombudsdienst voor telecommunicatie maakt afzonderlijk deel uit van de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
----------
(1)<KB 2024-05-12/17, art. 8, 112; Inwerkingtreding : 09-06-2024>
Art. 45ter.<Ingevoegd bij W 2006-12-21/79, art. 8, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007> § 1. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut, de menselijke en materiële middelen die het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ter beschikking van de ombudsdienst voor de postsector moet stellen.
§ 2. Om de dienstverlening van de Ombudsdienst voor de postsector te financieren, betalen de in artikel 43ter, § 1, van deze wet bedoelde ondernemingen jaarlijks aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een bijdrage die vastgesteld is op grond van de kosten voor de financiering van de ombudsdienst voor de postsector, " ombudsbijdrage " genoemd.
§ 3. Jaarlijks bepaalt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie het bedrag van de ombudsbijdrage verschuldigd door elke in artikel 43ter van deze wet bedoelde onderneming.
§ 4. [1 ...]1.
§ 5. [1 Het bedrag van de ombudsbijdrage komt overeen met het bedrag van de financiële middelen die nodig zijn voor de werking van de ombudsdienst dat ingeschreven is op de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie voor het lopende jaar, na advies van de Inspectie van Financiën en van het [2 bijzondere raadgevende commissie Postdiensten en e-commerce]2.
De individuele ombudsbijdrage, In genaamd, wordt berekend als volgt :
(Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2010, p. 83268)
Voor de toepassing van de bovenstaande formule worden de bovenstaande elementen als volgt gedefinieerd :
- X = het bedrag van de financiële middelen die nodig zijn voor de werking van de ombudsdienst dat ingeschreven is op de begroting van het Instituut voor het lopende jaar, na advies van de Inspectie van Financiën en van het Raadgevend Comité voor de postdiensten;
- Kn = aantal vorig jaar ontvankelijke klachten (K) tegen de onderneming (n) op voorwaarde dat er vorig jaar meer dan 12 ontvankelijke klachten waren tegen de onderneming (n) en de omzet van onderneming (n) in het vorig jaar hoger was dan 500 000 EUR;
(Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2010, p. 83268)]1
§ 6. De ombudsbijdragen moeten uiterlijk op 30 september van het jaar waarop zij verschuldigd zijn, worden betaald op het rekeningnummer dat door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie is opgegeven.
Bijdragen die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding tot een intrest tegen het wettelijk tarief verhoogd met 2 procent. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.
Ten laatste één maand voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de in artikel 43ter van de wet bedoelde ondernemingen het bedrag mee van de verschuldigde bijdragen.
§ 7. Indien de ombudsdienst minder of meer heeft uitgegeven dan geraamd en / of indien een individuele ombudsbijdrager geheel of ten dele in gebreke is gebleven de verschuldigde ombudsbijdrage te betalen, zal het jaar volgend op het werkingsjaar van de ombudsdienst een verrekening gebeuren van de individuele ombudsbijdragen. Geeft deze berekening aanleiding tot een bijkomende bijdrage of een gedeeltelijke terugbetaling dan wordt dit verschil verrekend met de nieuw te betalen individuele ombudsbijdragen.
§ 8. De ombudsmannen leggen elk jaar het ontwerp van begroting van de ombudsdienst voor de postsector ter advies voor aan het [2 bijzondere raadgevende commissie Postdiensten en e-commerce]2. De begroting van de ombudsdienst voor de postsector maakt afzonderlijk deel uit van de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 3, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(2)<KB 2024-05-12/16, art. 8, 111; Inwerkingtreding : 09-06-2024>
Art.46. <W 2006-12-21/79, art. 9, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007> § 1. De ombudsdienst stelt jaarlijks een verslag op betreffende zijn activiteiten. Het verslag bespreekt inzonderheid de verschillende klachten of soorten van klachten en het aan deze klachten gegeven gevolg, zonder evenwel de identiteit van de klager rechtstreeks of onrechtstreeks prijs te geven.
§ 2 Het verslag van de ombudsdienst voor telecommunicatie wordt toegestuurd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, aan de ondernemingen bedoeld in artikel 43bis, § 1, van deze wet, aan de minister die belast is met telecommunicatie en aan de minister bevoegd voor consumentenzaken.
Het verslag van de Ombudsdienst voor de postsector wordt toegestuurd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, aan de ondernemingen bedoeld in artikel 43ter, § 1, van deze wet, aan de minister die belast is met de postsector en aan de minister bevoegd voor consumentenzaken.
Het verslag van ombudsdiensten die niet in deze paragraaf vermeld zijn, wordt overgezonden aan het overheidsbedrijf, aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert en aan de minister bevoegd voor consumentenzaken.
§ 3. De hierboven vermeldde ombudsdiensten zenden het verslag over aan de wetgevende Kamers en stellen het ter beschikking van het publiek.
Art. 46bis.<Ingevoegd bij W 1997-12-19/30, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 1. De personen die ter beschikking zijn gesteld van de dienst " Ombudsman " opgericht bij [1 Proximus]1 en waarvan de lijst door de minister die bevoegd is voor telecommunicatie vastgesteld wordt, worden behoudens hun verzet, overgedragen aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie met uitwerking op 1 januari 1998 en volgens de door de Koning bepaalde nadere regels.
§ 2. De bij [1 Proximus]1 vastbenoemde statutaire ambtenaren worden tot ambtenaar benoemd van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.
De contractuele personeelsleden die over een arbeidscontract van onbepaalde duur beschikten en die aan het Instituut worden overgedragen, worden in afwijking van artikel 73, § 2, van deze wet, aangeworven met een arbeidscontract van onbepaalde duur.
§ 3. (Voor de berekening van het pensioen van de personeelsleden overgedragen overeenkomstig dit artikel, worden de bij [1 Proximus]1 verrichte diensten beschouwd als diensten verricht bij de federale Staat.) <W 2003-12-11/33, art. 15, 046; Inwerkingtreding : 15-12-2003>
§ 4. De dienstbetrekkingen die worden bezet door de overgedragen personeelsleden worden toegevoegd aan de personeelsformatie van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, vastgesteld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de personeelsformatie van dat Instituut.
(§ 5. Zolang de personeelsleden ter beschikking staan van de ombudsdienst voor telecommunicatie, staan zij onder het hiërarchisch gezag van de ombudsman.
§ 6. Zolang de personeelsleden te beschikking staan van de ombudsdienst voor telecommunicatie behouden zij hun statutaire situatie inzake beloning inclusief hun beheerstoelage, anciënniteit, bevordering en pensioen die zij bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie bezitten.) <W 2006-12-21/79, art. 10, 065; Inwerkingtreding : 02-02-2007>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 46ter.<Ingevoegd bij W 2006-12-21/79, art. 11; Inwerkingtreding : 02-02-2007> § 1. De personen die ter beschikking zijn gesteld van de dienst ombudsman bij [1 bpost]1 en waarvan de lijst door de minister die bevoegd is voor de postdiensten wordt vastgesteld, worden behoudens verzet van hunnentwege, overgedragen aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel.
De in het vorige lid bedoelde overdracht geschiedt uiterlijk op 1 januari 2007.
§ 2. De bij [1 bpost]1 vastbenoemde statutaire ambtenaren worden tot ambtenaar benoemd bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, hetzij met behoud van graad, hetzij in een gelijkwaardige graad volgens een door de koning vastgestelde tabel.
Zij behouden ten minste de bezoldiging en de anciënniteit die zij hadden bij [1 bpost]1 op het ogenblik van de overdracht.
De contractuele personeelsleden die over een arbeidscontract van onbepaalde duur beschikten en die aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie worden overgedragen, worden in afwijking van artikel 73, § 2, van deze wet, aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
§ 3. Voor de berekening van het pensioen van de personeelsleden overgedragen overeenkomstig dit artikel, blijven de bij [1 bpost]1 verrichte diensten ten laste van [1 bpost]1.
§ 4. De dienstbetrekkingen die worden bezet door de overgedragen personeelsleden worden toegevoegd aan de personeelsformatie van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, vastgesteld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de personeelsformatie van dat Instituut.
§ 5. Zolang de personeelsleden ter beschikking staan van de ombudsdienst voor de postsector, staan zij onder het hiërarchisch gezag van de Ombudsman.
§ 6. Zolang de personeelsleden te beschikking staan van de ombudsdienst voor de postsector behouden zij hun statutaire situatie inzake beloning inclusief hun beheerstoelage, anciënniteit, bevordering en pensioen die zij bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie bezitten.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
HOOFDSTUK XI. - Raadgevend Comité.
Art.47.
<Opgeheven bij W 2014-04-10/81, art. 2, 090; Inwerkingtreding : 23-08-2014>
Art. 47/1.[1 § 1. Er wordt een raadgevend comité van de treinreizigers, hierna genoemd "het comité", bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer opgericht. Dit comité is bevoegd voor de spoorvervoerdiensten met betrekking tot reizigers die het voorwerp uitmaken van de opdrachten van openbare dienst. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van het raadgevend comité van de treinreizigers.
§ 2. Het comité brengt adviezen uit op verzoek van [2 de bedrijven die diensten van treinreizigersvervoer leveren die het voorwerp uitmaken van opdrachten van openbare dienst]2, op verzoek van de minister die de bevoegdheid over deze overheidsbedrijven heeft, op verzoek van de minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer of op eigen initiatief van het comité.
[2 In geval van een met redenen omklede hoogdringendheid, kan de Minister advies vragen van het comité, dat zich uitspreekt binnen een termijn van tien werkdagen. Als werkdag wordt beschouwd iedere kalenderdag andere dan een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag.]2
Het comité kan uit eigen beweging adviezen uitbrengen met betrekking tot elke aangelegenheid betreffende de diensten van treinreizigersvervoer die het voorwerp uitmaken van opdrachten van openbare dienst geleverd door [2 een spoorwegbedrijf]2. Deze adviezen weerspiegelen de diversiteit van standpunten van zijn leden.
Het comité wordt geraadpleegd over de ontwerpen van meerjareninvesteringsplannen en over de vervoersplannen die de reizigers aanbelangen. Deze documenten worden door de spoorweginfrastructuurbeheerder en door [2 de bedrijven die diensten van treinreizigersvervoer leveren die het voorwerp uitmaken van opdrachten van openbare dienst]2, aan het comité overgemaakt.
Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de beheerscontracten maakt het comité zijn aanbevelingen betreffende de beheerscontracten over aan de Wetgevende Kamers.
Het comité kan overlegvergaderingen organiseren met [2 de bedrijven die diensten van treinreizigersvervoer leveren die het voorwerp uitmaken van opdrachten van openbare dienst]2 en met de publieke overheden.
§ 3. Het comité brengt jaarlijks verslag uit betreffende zijn activiteiten bij [2 de bedrijven die diensten van treinreizigersvervoer leveren die het voorwerp uitmaken van opdrachten van openbare dienst]2, bij de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven, bij de minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer, bij de federale Wetgevende Kamers en bij de Gewestexecutieven.
§ 4. De Koning kan een vergoeding toekennen aan de leden van het uitvoerend bureau van het comité voor de kosten verbonden aan de uitoefening van hun mandaat vanaf het jaar 2009. Het maximale totale bedrag van deze vergoeding is gelijk aan twaalfduizend vijfhonderd euro per jaar.
§ 5. Op verzoek van de voorzitter of van de ondervoorzitter verschaft [2 het spoorwegbedrijf]2 alle nuttige informatie voor de goede werking van de opdracht van het comité.]1
[2 § 6. De NMBS en het comité bepalen in gezamenlijk akkoord de nadere regels van hun samenwerking. Deze nadere regels worden goedgekeurd door de Minister.
Bij gebrek aan akkoord tussen de NMBS en het comité binnen een termijn van vier maanden na de inwerkingtreding van deze paragraaf of in het geval van onenigheid omtrent de noodzaak om het akkoord te wijzigen of omtrent de wijzigingen zelf, bepaalt de Minister de nadere regels van hun samenwerking.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/81, art. 3, 090; Inwerkingtreding : 23-08-2014>
(2)<W 2015-08-10/17, art. 2, 091; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
HOOFDSTUK XIbis. [1 - Investeringscel voor het spoor]1
----------
(1)
Art. 47/2. [1 Een Investeringscel voor het spoor wordt opgericht die aan de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven adviezen verleent, die voorstellen van aanpassing kunnen omvatten.
Deze adviezen hebben betrekking op :
1° de samenhang tussen de door de NMBS en Infrabel aangenomen meerjarenplannen en de doelstellingen voor mobiliteit vastgelegd door de Ministerraad;
2° de samenhang tussen de door de NMBS en Infrabel aangenomen meerjarenplannen in overeenstemming met de artikelen 162decies, § 4, en 200, § 3, tweede lid;
3° de follow-up van de uitvoering van de door de NMBS en Infrabel aangenomen meerjarenplannen.
De adviezen worden gegeven binnen een termijn van zestig dagen vanaf de dag die volgt op de ontvangst door de Cel van :
1° in het geval van het tweede lid, 1° en 2°, de meerjarenplannen van de NMBS en Infrabel;
2° in het geval van het tweede lid, 3°, de documenten die zij nuttig acht teneinde de uitvoering van de door de NMBS en Infrabel aangenomen meerjarenplannen te volgen.
De NMBS en Infrabel bezorgen aan de Cel elk document dat deze vraagt en dat noodzakelijk is voor het vervullen van de opdrachten van de Cel.
De samenstelling en de werking van de Investeringscel voor het spoor worden bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-08-03/30, art. 3, 096; Inwerkingtreding : 17-09-2016>
HOOFDSTUK XII. - Overgangs- en wijzigingsbepalingen.
Afdeling I. - Oprichting en bevoegdheden van nieuwe organen bij sommige organismen.
Art.48. § 1. Bij elk van de in artikel 2, § 2, bedoelde organismen wordt, vanaf de inwerkingtreding van deze wet, een raad van bestuur, een directiecomité en, wat de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen betreft, een beperkt comité gevormd bij overeenkomstige toepassing van de artikelen 15, 18 en 20. Ten minste één lid van het eerste directiecomité wordt benoemd onder het personeel van het organisme.
De aldus benoemde personen hebben als opdracht de onderhandeling en het sluiten van het eerste beheerscontract overeenkomstig artikel 4.
Bovendien nemen zij de bevoegdheden over van de overeenkomstige beheersorganen zoals zij bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet en oefenen zij elk van deze bevoegdheden op collegiale manier uit. Aan het mandaat van de leden van de bedoelde overeenkomstige beheersorganen komt van rechtswege een einde op de datum van de benoemingen overeenkomstig het eerste lid.
§ 2. Indien bij het verstrijken van een termijn van zes maanden na de benoemingen bedoeld in § 1, geen beheerscontract is in werking getreden, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, voorlopige regelen vaststellen inzake de in artikel 3, § 2, bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regelen zullen als beheerscontract gelden en zijn van toepassing tot op het ogenblik dat een beheerscontract, gesloten overeenkomstig artikel 4, in werking treedt.
§ 3. De overeenkomstig § 1, eerste lid, benoemde personen treden aan als leden van de eerste raad van bestuur vanaf de datum met ingang waarvan het organisme wordt ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven. Het mandaat van de in het benoemingsbesluit aangeduide helft van de gewone bestuurders, respectievelijk de bestuurders-directeurs, neemt een einde drie jaar na bedoelde datum. Het mandaat van de andere leden neemt een einde zes jaar na dezelfde datum.
Art.49.§ 1. Bij elk van de in artikel 2, § 2, bedoelde organismen, met uitzondering van [1 NMBS]1, wordt vanaf de inwerkingtreding van deze wet een paritair comité gevormd bij overeenkomstige toepassing van artikel 30. De leden van dit comité hebben als enige opdracht de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 4, § 2, tweede lid, en 33, § 1, die van overeenkomstige toepassing zijn, bij uitsluiting van enig ander onderhandelingsorgaan. Zij treden aan als leden van het eerste paritair comité vanaf de datum met ingang waarvan het organisme wordt ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven. <KB 2004-10-18/32, art. 27, 050 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 tweede lid opgeheven.]1
§ 2. Voor de toepassing van artikel 30, § 5, wordt het paritair comité bedoeld in § 1, eerste lid, samengesteld op grond van de gegevens vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, die beschikbaar zijn op de datum van inwerkingtreding van deze wet. Daarna wordt de samenstelling van het paritair comité aangepast aan de gegevens die de bedoelde commissie vaststelt, binnen dertig dagen nadat zij aan het betrokken organisme of het autonoom overheidsbedrijf zijn medegedeeld.
§ 3. De eerste der in artikel 30, § 5, bedoelde periodes van zes jaar neemt een aanvang in 1996, op een door de Koning te bepalen datum. Met ingang van 1996 inbegrepen, wordt het paritair comité samengesteld op grond van de gegevens per één januari van het jaar waarin tot de vernieuwing van het comité wordt overgegaan.
[1 tweede lid opgeheven.]1
§ 4. De Koning regelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 13, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Afdeling II. - Wijzigingsbepalingen.
Art.50. <Wijzigingsbepaling van artikel 51, § 1, onderafdeling B, van W 1973-12-28/04>
Art.51. <wijzigingsbepaling van art. 1, § 3; art. 2, § 2; art. 8, § 1 van W 1974-12-19/30>
Art.52. <invoeging van een art. 34bis van W 1974-12-23/01>
Art.53. <invoeging van een art. 17bis in het koninklijk besluit nr 56 van 16 juli 1982 betreffende de werving in sommige overheidsdiensten>
Art.54. <Wijzigingsbepaling van artikel 87, § 1, L1 van W 1985-08-01/30>
HOOFDSTUK XIII. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende autonome overheidsbedrijven in sectoren opengesteld voor mededinging]1
----------
(1)
Art. 54/1. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk gelden voor de volgende autonome overheidsbedrijven :
1° Proximus;
2° bpost; en
3° vanaf de datum bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, ieder ander autonoom overheidsbedrijf dat, gedurende ten minste twee opeenvolgende boekjaren, ten minste vijfenzeventig percent van zijn jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde, behaalt uit activiteiten die openstaan voor mededinging, zonder bij of krachtens de wet te zijn voorbehouden aan het betrokken bedrijf.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 5, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/2. [1 Artikel 13 is niet van toepassing op de in artikel 54/1 bedoelde autonome overheidsbedrijven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 6, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/3. [1 De in artikel 54/1 bedoelde autonome overheidsbedrijven mogen aan hun personeelsbehoeften voldoen door personen aan te werven en tewerk te stellen krachtens een arbeidsovereenkomst beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, ook buiten de gevallen bepaald in artikel 29, § 1, tweede lid. Artikel 34, § 2, G), 1°, is niet van toepassing op deze bedrijven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 7, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/4. [1 De in artikel 54/1 bedoelde autonome overheidsbedrijven kunnen :
1° in het kader van hun activiteiten contracten van onderaanneming aangaan met derden, met inachtneming, in voorkomend geval, van artikel 148bis, § 1, en van de toepasselijke bepalingen inzake overheidsopdrachten;
2° professionele samenwerking aangaan met derden voor het presteren van arbeid in de hoedanigheid van zelfstandige, onverminderd de bepalingen van titel XIII van de programmawet (I) van 27 december 2006 en, in voorkomend geval, artikel 148decies, § 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 8, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
HOOFDSTUK XIV. [1 - Bijzondere bepalingen betreffende beursgenoteerde autonome overheidsbedrijven]1
----------
(1)
Art. 54/5. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk gelden voor autonome overheidsbedrijven waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 10, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/6. [1 De volgende bepalingen zijn niet van toepassing op de in artikel 54/5 bedoelde autonome overheidsbedrijven :
1° artikel 10, § 1, tweede lid;
2° artikel 12, § 3, tweede zin;
3° artikel 17, gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 6 april 2010;
4° artikel 18, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 en de wet van 28 juli 2011, met uitzondering van artikel 18, § 2bis, ingevoegd bij de wet van 28 juli 2011;
5° de artikelen 19 en 20, met uitzondering van artikel 20, § 2, tweede zin;
6° artikel 21, gewijzigd bij de wetten van 6 april 2010 en 14 november 2011 en het koninklijk besluit van 11 december 2013;
7° artikel 23, gewijzigd bij de wet van 12 december 1994;
8° artikel 24;
9° artikel 27, § 3;
10° artikel 35, § 4, tweede lid, tweede, derde en vierde zin;
11° artikel 39, § 1, derde lid, en §§ 2 en 5;
12° artikel 40, §§ 2 en 3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 11, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/7. [1 § 1. In afwijking van artikel 39, §§ 3 en 4, en, in voorkomend geval, van de artikelen 60/1, § 3, en 147bis, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, verrichtingen toestaan die tot gevolg hebben dat de deelneming van de overheid in het kapitaal van de in artikel 54/5 bedoelde autonome overheidsbedrijven daalt beneden vijftig percent plus één aandeel. Daarbij laat de Koning zich leiden door het strategisch belang van een participatie in het betrokken bedrijf, de noodzaak aan Belgische verankering, de essentiële bijdrage die het bedrijf kan leveren bij het streven naar duurzame economische groei, zijn maatschappelijk nut en de impact op de tewerkstelling.
De bevoegdheid die bij het eerste lid aan de Koning wordt opgedragen, verstrijkt op 31 december 2018.
§ 2. Zodra de deelneming van de overheid in het kapitaal van een in artikel 54/5 bedoeld autonoom overheidsbedrijf ingevolge de toepassing van paragraaf 1 daalt beneden vijftig percent plus één aandeel, behoort dit bedrijf niet langer tot de categorie van de autonome overheidsbedrijven en wordt het geschrapt uit de lijst van artikel 1, § 4, onverminderd de overgangsbepalingen vastgesteld krachtens artikel 54/8. Het bedrijf wordt dan een naamloze vennootschap van privaatrecht, zonder onderbreking van rechtspersoonlijkheid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 12, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/8. [1 Ingeval de Koning een verrichting als bedoeld in artikel 54/7, § 1, toestaat, neemt Hij, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, alle maatregelen die nodig zijn teneinde :
1° met het oog op de continuïteit van de openbare dienst, de bepalingen inzake de opdrachten van openbare dienst van het betrokken bedrijf en inzake het betreffend beheerscontract te laten doorlopen voor een overgangsperiode die ten laatste op 31 december 2020 verstrijkt;
2° de wettelijke bepalingen op te heffen die samenhangen met het publiekrechtelijk statuut van het betrokken bedrijf;
3° de individuele arbeidsverhoudingen te regelen tussen het betrokken bedrijf en zijn werknemers die, op de effectieve datum van de in artikel 54/7, § 1, bedoelde verrichting, deel uitmaken van het statutair personeel van het bedrijf, op zodanige wijze dat de continuïteit van de rechten van deze werknemers inzake vastheid van betrekking, bezoldiging en pensioen die zijn vervat in de grondregels van het personeelsstatuut vastgesteld overeenkomstig de artikelen 34 en 35, wordt gewaarborgd;
4° de toepassing te regelen van de wetten inzake de sociale zekerheid voor werknemers op de in 3° bedoelde personeelsleden, met inbegrip van de afstemming van de cumulbeperkingen inzake pensioenen op deze die gelden in de private sector;
5° een passende overgangsregeling uit te werken inzake de collectieve arbeidsverhoudingen bij het betrokken bedrijf tot aan sociale verkiezingen die binnen drie jaar na de in artikel 54/7, § 1, bedoelde verrichting moeten worden gehouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 13, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 54/9. [1 De besluiten die krachtens artikel 54/8 worden vastgesteld, kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
De bevoegdheden die bij artikel 54/8 aan de Koning worden opgedragen, verstrijken op 31 december 2018. Na deze datum kunnen de besluiten vastgesteld krachtens artikel 54/8 enkel bij wet worden gewijzigd, aangevuld, vervangen of opgeheven.
De bepalingen die krachtens artikel 54/8, 3°, 4° en 5°, worden vastgesteld, houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen zes maanden na de datum van hun inwerkingtreding. De bekrachtiging heeft uitwerking met ingang van deze datum.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 14, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
TITEL II. - Hervorming van de Regie van telegraaf en telefoon.
HOOFDSTUK I. - Benaming.
Art.55.Onverminderd hetgeen bepaald wordt in artikel 119 van deze wet worden de woorden " Regie van telegraaf en telefoon " en " Regie " wanneer hiermee de Regie van telegraaf en telefoon bedoeld wordt, vervangen door het woord " BELGACOM " in alle wetten en reglementen.
[1 In alle wetten en reglementen, wordt het woord " Belgacom ", wanneer het krachtens het eerste lid wordt ingevoerd, vervangen door het woord `Proximus'.
In alle wetten en reglementen wordt het woord " Belgacom " wanneer het verwijst naar de rechtspersoon bedoeld in artikel 1 van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon door het woord `Proximus' vervangen.]1
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK II. - Doel.
Art.56.In artikel 1 van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon worden het tweede, derde en vierde lid, zoals gewijzigd bij het enig artikel van de wet van 7 december 1984, vervangen door de volgende bepaling :
" [1 Proximus]1 heeft tot doel :
1° het ontwikkelen van diensten, in binnen- of buitenland, op het gebied der telecommunicatie;
2° het verrichten van alle handelingen bestemd om rechtstreeks of onrechtstreeks haar activiteiten te bevorderen of het meest efficiënt gebruik van haar infrastructuur mogelijk te maken;
3° het deelnemen in reeds bestaande of nog op te richten openbare of private, Belgische, buitenlandse of internationale instellingen, vennootschappen of verenigingen, waarmee rechtstreeks of onrechtstreeks bijgedragen kan worden tot het bereiken van haar doel. "
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art.57. Artikel 1, vijfde lid, van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon wordt opgeheven.
HOOFDSTUK III. - Opdrachten van openbare dienst.
Art.58.[2 ...]2
In afwijking van artikel 3 heeft het beheerscontract tussen de Staat en [1 Proximus]1 enkel betrekking op de opdrachten [2 van algemeen belang bedoeld in artikel 106 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie]2.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
(2)<W 2021-12-21/05, art. 4, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
HOOFDSTUK IV. - Bestuur.
Art.59.Onverminderd de bepalingen van artikel 22 van deze wet, is het mandaat van bestuurder, als vertegenwoordiger van de overheid bedoeld in artikel 42 van deze wet, onverenigbaar met de uitoefening van welke functie dan ook in het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie [1 ...]1 of in een private of openbare instelling, die met winstoogmerk telecommunicatiediensten of -produkten aanbiedt.
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 5, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. 59/1. <ingevoegd bij W 1994-12-12/31, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994> In artikel 37 van deze wet worden de woorden " door of krachtens deze titel " vervangen door de woorden " door of krachtens deze wet ".
Art. 59/2.<ingevoegd bij W 1994-12-12/31, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994> § 1. Buiten de toepassing van de bepalingen bedoeld in §§ 1, 2 en 3 van artikel 38, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, ertoe besluiten dat het autonoom overheidsbedrijf [1 Proximus]1 in een naamloze vennootschap van publiek recht wordt omgezet onder de voorwaarden en met de statuten die Hij vaststelt. De §§ 4, 5 en 6 zijn op een dergelijke omzetting van toepassing. Een bedrijfsrevisor, aangewezen door de Minister onder wie [1 Proximus]1 ressorteert, brengt verslag uit over een staat waarin activa en passiva samengevat zijn en waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal na omzetting wordt aangegeven. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan de netto-activa zoals ze uit voormelde staat blijken die door de raad van bestuur wordt vastgesteld. De besluiten van de bedrijfsrevisor worden in het verslag aan de Koning opgenomen.
§ 2. In afwijking van artikel 18, § 1, eerste lid, is de raad van bestuur van [1 Proximus]1 samengesteld uit ten hoogste achttien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder en de leden van het directiecomité die er lid van zijn.
Artikel 18, § 1, tweede lid, is niet van toepassing op [1 Proximus]1.
(De statuten van [1 Proximus]1 kunnen afwijken van artikel 18, § 3.) <W 1995-12-20/31, art. 81, 1°, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
§ 3. Op de dag van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 38, § 3, of in § 1 van dit artikel komt van rechtswege een einde aan de functie van de leden van de raad van bestuur.
§ 4. Wat [1 Proximus]1 betreft, bepalen de statuten de vertegenwoordiging voor het dagelijks bestuur, de bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder, (en, in voorkomend geval) de rol en de werking van het directiecomité evenals de benoeming en het ontslag van de leden van het directiecomité, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. Die statuten kunnen afwijken van de artikelen 19 en 20. <W 1995-12-20/31, art. 81, 2°, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
(In artikel 17, §§ 1 en 2, wordt, wat [1 Proximus]1 betreft, het woord " directiecomité " vervangen door de woorden " gedelegeerd bestuurder ".) <W 1995-12-20/31, art. 81, 3°, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
In de artikelen 20, 21 en 22 worden wat [1 Proximus]1 betreft, de woorden " bestuurder-directeur " vervangen door de woorden " lid van het directiecomité. ".
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 59/3.<ingevoegd bij W 1994-12-12/31, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994> Buiten de toepassing van artikel 18, § 5 kunnen de statuten van [1 Proximus]1 de voorwaarden van informatie, verificatie en controle bepalen.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 59/4.<ingevoegd bij W 1994-12-12/31, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994> § 1. In afwijking van de artikelen 18, § 2, laatste lid, en 20, § 3, derde lid, kunnen de door de Koning benoemde voorzitter en leden van de raad van bestuur van [1 Proximus]1 slechts bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen.
§ 2. In afwijking van artikel 20, § 2, kan de gedelegeerd bestuurder van [1 Proximus]1 slechts bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 59/5.<ingevoegd bij 1994-12-12/31, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994> Buiten de toepassing van de artikelen 22, § 1, en 59, worden in de statuten van het bedrijf bijkomende onverenigbaarheden betreffende de mandaten van bestuurder van [1 Proximus]1, van haar filialen en subfilialen vastgesteld.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 59/6. (Opgeheven) <W 2003-12-11/33, art. 16, 046; Inwerkingtreding : 15-12-2003>
Art. 59/7.<Ingevoegd bij W 1995-12-20/31, art. 82; Inwerkingtreding : 02-01-1996> Artikel 3, § 2, 6°, 8° en 10°, artikel 10, § 1, tweede lid, artikel 11, § 2, tweede en derde lid, en de tweede zin van artikel 12, § 3, zijn niet van toepassing op [1 Proximus]1.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 59/8.<Ingevoegd bij W 1995-12-20/31, art. 83; Inwerkingtreding : 02-01-1996> In artikel 13, § 3, eerste lid, zijn de woorden " en statutair recht geeft op meer dan 75 % van de stemmen en mandaten in alle organen van de bedoelde dochteronderneming " niet van toepassing op [1 Proximus]1.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 59/9. [1 De artikelen 59/2, §§ 2 en 4, en 59/4 zijn niet van toepassing zolang de aandelen van Proximus zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 15, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art.60. In de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon, worden opgeheven :
1° artikel 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 91 van 11 november 1967;
2° artikel 8, tweede en derde lid, en het vierde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 91 van 11 november 1967;
3° artikel 10, 1°, 2°, 4° en 5°, gewijzigd bij de wet van 18 januari 1962;
4° de artikelen 11, 12 en 14;
5° artikel 14bis, ingevoegd bij de wet van 18 januari 1962;
6° artikel 15, gewijzigd bij de wet van 23 december 1937;
7° artikel 16;
8° artikel 18, vervangen bij de wet van 23 december 1937;
9° artikel 19;
10° artikel 20, vervangen bij de wet van 23 december 1937.
HOOFDSTUK IVbis. - Aandelen uitgegeven door [1 Proximus]1.
Art. 60/1.<ingevoegd bij W 1994-12-12/31, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 22-12-1994> § 1. (Artikel 39, § 1, derde lid, § 2 en § 5, en artikel 40, § 2, zijn niet van toepassing op [1 Proximus]1.) <W 1995-12-20/31, art. 84, 1°, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
§ 2. Alle representatieve effecten van het kapitaal zijn nominatief zolang zij in het bezit zijn van een publieke overheid in de zin van artikel 42.
§ 3. (De Staat mag de aandelen die hem ter gelegenheid van de omzetting werden toegekend of waarop hij zou inschrijven bij een latere kapitaalverhoging, slechts overdragen aan personen daartoe aangewezen door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, onder de voorwaarden die Hij vaststelt, en voor zover de directe deelneming van de overheid daardoor niet daalt tot beneden 50 percent van de aandelen plus één aandeel.) <W 1995-12-20/31, art. 84, 2°, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
§ 4. (Onverminderd artikel 39, § 3, in geval van plaatsing van aandelen bij andere personen dan de overheid, mag een gedeelte van de uitgifte bij voorkeur worden aangeboden aan de personeelsleden van [1 Proximus]1 en haar dochterondernemingen onder voorwaarden welke kunnen afwijken van deze bepaald in artikel 52septies, § 1, eerste lid, en § 2, 4°, van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935.) <W 1995-12-20/31, art. 84, 3°, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK V. - Toezicht.
Art.61. In dezelfde wet worden opgeheven :
1° artikel 9, dat weer in werking gesteld is bij het koninklijk besluit van 18 december 1957 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 91 van 11 november 1967;
2° artikel 9bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr 91 van 11 november 1967.
HOOFDSTUK VI. - Middelen.
Art.62.§ 1. In dezelfde wet worden opgeheven :
1° artikel 2;
2° artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 237 van 31 december 1983;
3° de artikelen 5, 6 en 7;
4° artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 91 van 11 november 1967;
5° artikel 23, gewijzigd bij de wet van 13 oktober 1930 en bij de wet van 30 juli 1979;
6° artikel 26.
§ 2. Vijf procent van de jaarlijkse winst vóór vennootschapsbelasting wordt uitgekeerd aan het kader en het personeel.
[1 Proximus]1 NV van publiek recht heeft de mogelijkheid om, voor de uitkering in 2004 aan het kader en het personeel van het aandeel in de winst voor vennootschapsbelasting met betrekking tot 2003, na voorlegging aan het Paritair Comité in toepassing van het gestelde in artikel 34, § 2, B, 8°, en G, 2°, en beslissing conform het gestelde in artikel 35, af te wijken van het bepaalde in het voorgaande lid.)
[2 Proximus NV van publiek recht heeft de mogelijkheid om af te wijken van de bepalingen opgenomen in het eerste lid voor de uitkering aan het kader en het personeel van het aandeel in de winst voor vennootschapsbelasting, na voorlegging aan het Paritair Comité in toepassing van artikel 34, § 2, B, 8°, en G, 2°, en na de beslissing conform artikel 35.]2 <W 2003-12-22/42, art. 448, 047; Inwerkingtreding : 31-12-2003>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
(2)<W 2023-08-30/05, art. 2, 108; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK VII. - Personeel.
Art.63. In de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon wordt artikel 21, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 91 van 11 november 1967, opgeheven.
HOOFDSTUK VIII. - Aansprakelijkheid.
Art.64. (Opgeheven) <W 1997-12-19/30, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.65. Artikel 24 van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK IX. - Overgangsbepalingen en bepalingen in verband met de inwerkingtreding.
Art.66. De eerste raad van bestuur en het eerste directiecomité van BELGACOM, opgericht overeenkomstig artikel 48 van titel I van deze wet, zullen tot haar indeling bij de autonome overheidsbedrijven, in afwijking van de bepalingen onder hoofdstuk IV van titel I, een dubbele opdracht vervullen : enerzijds, het onderhandelen en sluiten van het eerste beheerscontract en, anderzijds, het overnemen van de bevoegdheden van het Algemeen Bestuur van de Regie van telegraaf en telefoon binnen het kader van de wet van 19 juli 1930.
Art.67. De bepalingen van deze titel treden in werking op de datum waarop BELGACOM ingedeeld wordt bij de autonome overheidsbedrijven overeenkomstig titel I van deze wet, behalve :
1° de artikelen 59 en 66, die in werking treden op de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt;
2° het artikel 63, dat in werking treedt op de datum van de inwerkingtreding van het eerste personeelsstatuut en het eerste syndicaal statuut, die overeenkomstig artikel 33 zijn vastgesteld.
TITEL III. - De telecommunicatie.
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art.68.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
2° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
3° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
4° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
(5° Telecommunicatienetwerk : de transmissiesystemen en, voor zover van toepassing, schakelapparatuur en andere hulpmiddelen die het mogelijk maken signalen tussen welbepaalde aansluitpunten via draadverbindingen, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen over te brengen;) <W 1997-12-19/30, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
(5°bis [2 openbaar elektronische-communicatienetwerk]2 : een telecommunicatienet dat geheel of gedeeltelijk voor het verlenen van voor het publiek toegankelijke telecommunicatiediensten wordt gebruikt;) <W 1997-12-19/30, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
6° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
7° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
8° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
9° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
10° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
11° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
12° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
13° (...) <W 1997-12-19/30, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
14° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
15° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
16° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
17° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
18° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
(19° Telecommunicatiedienst : dienst die geheel of gedeeltelijk in de transmissie en routering van signalen over telecommunicatienetwerken bestaat, met uitzondering van [1 audiovisuele of auditieve mediadiensten]1;
20° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
21° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
21°bis (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
22° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
23° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
24° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
25° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
26° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
27° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
28° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
29° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
30° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
31° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
32° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
33° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
34° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
35° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
36° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
37° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
38° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
39° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
40° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
41° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
42° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
43° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
44° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
45° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
46° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 6, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
(2)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen. (opgeheven)
Art.69. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.70. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 70bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK III. - Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. (opgeheven)
Art.71. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 158 en 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.72. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.73. (Opgeheven; §§ 2 en 3 worden artikel 26bis van de W 2003-06-17/30) <W 2007-04-25/38, art. 158, 159 en 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.74. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.75. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.76. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.77. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.78. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.79. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 79bis. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 79ter. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK IV. - Raadgevend Comité. (opgeheven)
Art.80. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.81. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK V. - (De openbare telecommunicatiedienst.)
Art.82. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art.83. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art.84. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art.85. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art. 85bis. (Opgeheven) <W 1997-12-19/30, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art. 85ter. (Opgeheven) <W 1997-12-19/30, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art. 85quater. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art.86. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art. 86bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art. 86ter.<Ingevoegd bij W 1997-12-19/30, art. 31; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 1. [1 Proximus]1 is verplicht om deel te nemen aan :
- de medewerking met de civiele bescherming in het kader van het Nationaal Comité voor de plannen van civiele bescherming;
- de medewerking met de Gemengde Commissie voor telecommunicatie, opgericht bij het koninklijk besluit van 10 december 1957 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 september 1993;
- de terbeschikkingstelling van alle nodige huurlijnen voor de telecommunicatienetwerken ten behoeve van de inrichtingen bedoeld in artikel 91, lid 2 van deze wet. De kwaliteit en de capaciteit van de bedoelde huurlijnen, alsook de vergoeding hiervoor worden bepaald in het beheerscontract afgesloten tussen de federale staat en [1 Proximus]1 of in een overeenkomst voor wat betreft een andere operator.
Elke andere operator kan alleen of gezamenlijk, binnen de voorwaarden bepaald door de Koning en op advies van het Instituut, onder gelijkwaardige voorwaarden deelnemen aan diensten van algemeen belang zoals in deze paragraaf vermeld.
§ 2. [1 Proximus]1 zorgt voor de terbeschikkingstelling tegen een betaalbare prijs, wat de aansluiting betreft, de kostprijs van de verbindingen en het abonnement, van een lijn met een capaciteit die interactiviteit mogelijk maakt met het oog op het verlenen van toegang tot datanetten, met name Internet, om aldus tegemoet te komen aan de bijzondere noden van ziekenhuizen, scholen en openbare bibliotheken.
Deze terbeschikkingstelling geschiedt volgens de voorwaarden bepaald in bijlage 3 van deze wet. De Koning kan (...), bij een in Ministerraad overlegd besluit, volgens de procedure bepaald in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet, bijlage 3 van deze wet wijzigen teneinde tegemoet te komen aan de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. <W 2003-01-17/30, art. 42, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
Elke andere operator kan alleen of gezamenlijk binnen de voorwaarden bepaald door de Koning (...), onder gelijkwaardige voorwaarden deelnemen aan diensten van algemeen belang zoals in deze paragraaf vermeld. <W 2003-01-17/30, art. 42, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
§ 3. [1 Proximus]1 kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, belast worden met andere opdrachten van algemeen belang.
Elke andere operator kan alleen of gezamenlijk binnen de voorwaarden bepaald door de Koning en op advies van het Instituut, onder gelijkwaardige voorwaarden deelnemen aan diensten van algemeen belang zoals in deze paragraaf vermeld.
(§ 4. [1 Proximus]1 biedt op eigen kosten een speciaal telefoontarief ten gunste van de politieke dagbladen en weekbladen, van de algemeen informatieve dagbladen en weekbladen en van de in België gevestigde persagentschappen waarbij een meerderheid van de dagbladen die landelijk of in grote oplage in België worden verspreid, zich contractueel geabonneerd hebben.) <W 2001-07-19/38, art. 31, 035; Inwerkingtreding : 28-07-2001>
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 2, 092; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
HOOFDSTUK VI. - (De overige telecommunicatiediensten.) (abrogé)
Art.87. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.88. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.89. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.90. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 90bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK VII. - Telecommunicatie-inrichtingen. (opgeheven)
Art.91. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.92. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 92bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 92ter. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 92quater. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 92quinquies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK VIII. - (Apparatuur.)
Art.93. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.94. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.95. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.96. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 96bis. (opgeheven) <W 2007-04-25/38, art. 160, 067; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK IX. - Kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen.
Art.97.§ 1. Onder de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, is (elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) gemachtigd om, mits eerbiediging van hun bestemming en de wettelijke en reglementaire bepalingen die hun gebruik regelen, het openbaar domein en de eigendommen te gebruiken om kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen aan te leggen en alle nodige werken hieraan uit te voeren. <W 1997-12-19/30, art. 48, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Tot deze werken behoren die welke nodig zijn voor de instandhouding, de wijziging, de herstelling, de opruiming en de controle op de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen.
§ 2. De aangelegde kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) [2 , ook indien deze in de gemeenschappelijke delen van een gebouw conform artikel 3.82, § 2, van het Burgerlijk Wetboek worden aangelegd]2. <W 1997-12-19/30, art. 48, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
(2)<W 2021-12-21/05, art. 8, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.98.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) § 1. Vooraleer kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen aan te leggen op het openbaar domein, onderwerpt (elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) het plan van de plaats van aanleg en de bijzonderheden ervan aan de goedkeuring van de overheid van wie het openbaar domein afhangt. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Deze overheid beslist binnen twee maanden vanaf de dag waarop het plan werd ingediend en zij geeft (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) kennis van haar beslissing. Na het verstrijken van die termijn geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
In geval van blijvende onenigheid wordt beslist bij koninklijk besluit.
§ 2. De overheid mag voor dat gebruiksrecht (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) geen belasting, taks, cijns, retributie of vergoeding, van welke aard ook, opleggen. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Bovendien bezit (elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) een kosteloos doorgangsrecht voor de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen in de openbare of particuliere bouwwerken, die in het openbaar domein worden aangebracht. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 3. De overheid heeft het recht om de inrichting of het plan van aanleg van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen te doen wijzigen naar aanleiding van werken die zij wenst uit te voeren aan het openbaar domein dat zij beheert. Zij behoort (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) hiervan bij ter post aangetekende brief kennis te geven ten minste twee maanden vóór de uitvoering van de werken wordt aangevat. De kosten wegens wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen zijn ten laste van (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1). <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Wanneer die werken aan het openbaar domein niet worden uitgevoerd of wanneer de overheid de wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen heeft aangevraagd ten gunste van een andere persoon, kan (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) de kosten van de wijziging ten laste van de overheid leggen. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
Art. 98. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) § 1. (NOTA : § 1 opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zover hij op de bouwplaatsen betrekking heeft. <ORD 2008-07-03/43, art. 91, 071; Inwerkingtreding : 01-11-2013>) Vooraleer kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen aan te leggen op het openbaar domein, onderwerpt (elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) het plan van de plaats van aanleg en de bijzonderheden ervan aan de goedkeuring van de overheid van wie het openbaar domein afhangt. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Deze overheid beslist binnen twee maanden vanaf de dag waarop het plan werd ingediend en zij geeft (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) kennis van haar beslissing. Na het verstrijken van die termijn geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> In geval van blijvende onenigheid wordt beslist bij koninklijk besluit. § 2. De overheid mag voor dat gebruiksrecht (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) geen belasting, taks, cijns, retributie of vergoeding, van welke aard ook, opleggen. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Bovendien bezit (elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) een kosteloos doorgangsrecht voor de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen in de openbare of particuliere bouwwerken, die in het openbaar domein worden aangebracht. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 3. De overheid heeft het recht om de inrichting of het plan van aanleg van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen te doen wijzigen naar aanleiding van werken die zij wenst uit te voeren aan het openbaar domein dat zij beheert. Zij behoort (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) hiervan bij ter post aangetekende brief kennis te geven ten minste twee maanden vóór de uitvoering van de werken wordt aangevat. De kosten wegens wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen zijn ten laste van (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1). <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Wanneer die werken aan het openbaar domein niet worden uitgevoerd of wanneer de overheid de wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen heeft aangevraagd ten gunste van een andere persoon, kan (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) de kosten van de wijziging ten laste van de overheid leggen. <W 1997-12-19/30, art. 49, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.99.§ 1. (Elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) heeft het recht kosteloos, voor de aanleg van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, op blijvende wijze steun te nemen op muren en gevels, die uitgeven op de openbare weg, gebruik te maken van open en onbebouwde gronden of eigendommen zonder aanhechting of aanraking te overspannen of te overschrijden. <W 1997-12-19/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 2. Indien (een operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) het voornemen heeft kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen aan te leggen, op te ruimen of hieraan werken uit te voeren, streeft zij naar overeenstemming met degene op wiens eigendom steun wordt genomen of wiens eigendom wordt overspannen of overschreden, over de plaats en de wijze van uitvoering van de werken. <W 1997-12-19/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Bij gebreke aan overeenstemming geeft (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) aan degene op wiens eigendom steun wordt genomen of wiens eigendom wordt overspannen of overschreden bij een ter post aangetekend schrijven een duidelijke omschrijving van de voorgenomen plaats en de wijze van uitvoering van de werken. Binnen de acht vrije dagen na de ontvangst van dit schrijven kan degene op wiens eigendom steun wordt genomen of wiens eigendom wordt overspannen of overschreden, een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het Instituut. De indiening van het bezwaarschrift schorst de uitvoering van het voornemen. Het Instituut hoort beide partijen en neemt een gemotiveerde beslissing binnen de termijn van één maand na de ontvangst van het bezwaarschrift. <W 1997-12-19/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 3. De uitvoering van deze werken heeft geen buitenbezitstelling tot gevolg.
De eigenaar of de rechthebbende op wie de gedoogplicht rust, behoudt het recht om alle werken aan het privé-eigendom uit te voeren, onder voorbehoud geen maatregelen te nemen, die alleen een wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen tot doel zouden hebben.
Hij dient ten minste twee maanden vóór het aanvangen van de werken, die een wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen tot gevolg hebben, (elke betrokken operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) hiervan bij ter post aangetekende brief te verwittigen. <W 1997-12-19/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De kosten wegens wijziging of verplaatsing van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen zijn ten laste van (elke betrokken operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1). <W 1997-12-19/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Wanneer, behoudens een geval van overmacht, de voorgenomen werken niet binnen één jaar vanaf de dag van de verwittiging zijn aangevangen, kan (elke betrokken operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) de kosten die veroorzaakt zijn door de wijziging van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, ten laste leggen van de eigenaar of de rechthebbende en de oorspronkelijke toestand eveneens op zijn kosten herstellen, voor zover dit nodig blijkt. <W 1997-12-19/30, art. 50, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.100. De aanleg en de uitvoering van alle andere werken aan de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen in, tegen en op gebouwen en in en op gronden die daarbij behoren, ten behoeve van de aansluitingen op de infrastructuur in die gebouwen, moeten worden gedoogd door de eigenaar en de rechthebbende, tenzij ze bereid zijn de meerkosten van een tegenvoorstel te dragen.
Art.101.§ 1. Wanneer takken of wortels redelijkerwijze hinderlijk zijn voor de aanleg, het onderhoud of de exploitatie van kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen, moet de eigenaar of de rechthebbende ze, op verzoek van (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1), inkorten. <W 1997-12-19/30, art. 51, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Indien de eigenaar of de rechthebbende het verzoek gedurende één maand zonder gevolg heeft gelaten, mag (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) zelf overgaan tot het inkorten. <W 1997-12-19/30, art. 51, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 2. De kosten van het inkorten zijn ten laste van :
1° de eigenaar of de rechthebbende, wanneer de bomen of beplantingen zich op zijn privé-eigendom bevinden en hun takken of wortels hinderlijk zijn voor kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen :
a) die zich in of boven het openbaar domein bevinden;
b) die zich in of boven zijn privé-eigendom bevinden en die dienstig zijn voor zijn aansluiting;
2° (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1), in de overige gevallen. <W 1997-12-19/30, art. 51, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.102.Wanneer de aanwezigheid van een water-, gas-, elektriciteits-, radio- of teledistributie-(, telecommunicatie-) of enige andere inrichting van openbaar nut de uitvoering van werkzaamheden aan de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen belemmert, neemt (elke operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) de kosten ten laste die veroorzaakt worden door de wijziging, op haar aanvraag, van de inrichting van openbaar nut. (Voormelde wijziging wordt uitsluitend uitgevoerd door de beheerder van de betrokken inrichting van openbaar nut of de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1, ieder voor zijn inrichting.) <W 1997-12-19/30, art. 52, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Behoudens de toepassing van de artikelen 98, § 3, en 99, § 3, neemt de beheerder van een in het eerste lid bedoelde inrichting van openbaar nut de kosten ten laste die veroorzaakt worden door de wijziging, op zijn aanvraag, van de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen waarvan de aanwezigheid de uitvoering van werken aan zijn inrichting belemmert. (Voormelde wijziging wordt uitsluitend uitgevoerd door de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1 of door de beheerder van de inrichting van openbaar nut bedoeld in het eerste lid.) <W 1997-12-19/30,art. 52, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De in het eerste en tweede lid bedoelde wijzigingen mogen slechts in geval van volstrekte noodzakelijkheid worden gevorderd.
Van de bepalingen bedoeld in het eerste en tweede lid kan bij onderlinge overeenkomst tussen (elke operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) en de beheerder van de inrichting van openbaar nut worden afgeweken. <W 1997-12-19/30,art. 52, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Wanneer in andere gevallen dan die welke bedoeld zijn in het tweede lid en in de artikelen 98, § 3, en 99, § 3, een persoon verzoekt kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen te wijzigen, kan (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) die wijziging uitvoeren indien het normaal gebruik van de openbare telecommunicatie niet wordt gestoord en de verzoeker de kosten ten laste neemt. <W 1997-12-19/30,art. 52, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.103.(NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van dit artikel.) § 1. Wanneer (een operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) de werken bedoeld in de artikelen 97 tot en met 102 uitvoert, is (hij) ertoe gehouden het goed te herstellen in zijn oorspronkelijke staat binnen een redelijke termijn, naargelang van het geval, hetzij door eigen toedoen, hetzij door toedoen van een derde. <W 1997-12-19/30, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Van de bepalingen van het eerste lid kan bij overeenkomst tussen (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) en de eigenaar of de rechthebbende van het goed worden afgeweken. <W 1997-12-19/30, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 2. De bepalingen van § 1, eerste lid, zijn niet van toepassing met betrekking tot de schade die onvermijdelijk wordt aangericht aan een goed, wanneer (een operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) een werk uitvoert dat nodig is voor de aansluitingen van de eigenaar of de rechthebbende van dit goed. <W 1997-12-19/30, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
Art. 103. (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) § 1. (NOTA : § 1 opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zover hij betrekking heeft op de bouwplaatsen. <ORD 2008-07-03/43, art. 91, 071; Inwerkingtreding : 01-11-2013>) Wanneer (een operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) de werken bedoeld in de artikelen 97 tot en met 102 uitvoert, is (hij) ertoe gehouden het goed te herstellen in zijn oorspronkelijke staat binnen een redelijke termijn, naargelang van het geval, hetzij door eigen toedoen, hetzij door toedoen van een derde. <W 1997-12-19/30, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> Van de bepalingen van het eerste lid kan bij overeenkomst tussen (de operator van het betrokken [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) en de eigenaar of de rechthebbende van het goed worden afgeweken. <W 1997-12-19/30, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> § 2. De bepalingen van § 1, eerste lid, zijn niet van toepassing met betrekking tot de schade die onvermijdelijk wordt aangericht aan een goed, wanneer (een operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) een werk uitvoert dat nodig is voor de aansluitingen van de eigenaar of de rechthebbende van dit goed. <W 1997-12-19/30, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.104.De beheerder van elektrische of andere inrichtingen die zich boven, in, tegen of op openbaar domein of privé-eigendom bevinden en die, wegens hun nabijheid, hun fysieke of technische kenmerken of hun gebruiksomstandigheden, een nadelige invloed uitoefenen of kunnen uitoefenen op (het [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1), op de personen die aan (dat net) werken of op de gebruikers van (dat net), moet op zijn kosten alle maatregelen nemen, die noodzakelijk zijn om deze nadelige invloed te vermijden. <W 1997-12-19/30, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De beheerder van elektrische of andere inrichtingen die zich boven, in, tegen of op openbaar domein of privé-eigendom bevinden, moet, op specifiek verzoek van (elke operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1), op zijn kosten deze inrichtingen spanningloos maken of alle andere maatregelen nemen of laten nemen, die nodig zijn om werken aan (het [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) veilig te laten uitvoeren. <W 1997-12-19/30, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
De eigenaar of rechthebbende van een goed moet alle maatregelen nemen om, zonder hinder, de werken te laten uitvoeren aan de kabels, bovengrondse lijnen en bijhorende uitrustingen.
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. 104_VLAAMS_GEWEST. De beheerder van elektrische of andere inrichtingen die zich boven, in, tegen of op openbaar domein of privé-eigendom bevinden en die, wegens hun nabijheid, hun fysieke of technische kenmerken of hun gebruiksomstandigheden, een nadelige invloed uitoefenen of kunnen uitoefenen op (het [2 openbaar elektronische-communicatienetwerk]2), op de personen die aan (dat net) werken of op de gebruikers van (dat net), moet op zijn kosten alle maatregelen nemen, die noodzakelijk zijn om deze nadelige invloed te vermijden. <W 1997-12-19/30, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De beheerder van elektrische of andere inrichtingen die zich boven, in, tegen of op openbaar domein of privé-eigendom bevinden, moet, op specifiek verzoek van (elke operator van een [2 openbaar elektronische-communicatienetwerk]2), op zijn kosten deze inrichtingen spanningloos maken of alle andere maatregelen nemen of laten nemen, die nodig zijn om werken aan (het [2 openbaar elektronische-communicatienetwerk]2) veilig te laten uitvoeren. <W 1997-12-19/30, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De eigenaar of rechthebbende van een goed moet alle maatregelen nemen om, zonder hinder, de werken te laten uitvoeren aan de kabels, bovengrondse lijnen en bijhorende uitrustingen. [1 De kosten voor de maatregelen, zoals vermeld in het eerste en tweede lid, komen niet ten laste van de beheerder van elektrische of andere inrichtingen die zich boven, in, tegen of op openbaar domein of privé-eigendom bevinden als een operator van een elektronisch communicatienetwerk een beroep doet op het recht van toegang conform artikel 4 van het decreet van 10 november 2017 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten voor de aanleg van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid en tot wijziging van diverse decreten. In geval van een recht van toegang conform artikel 4 van het decreet van 10 november 2017 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten voor de aanleg van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid en tot wijziging van diverse decreten, is het derde lid niet van toepassing als de eigenaar of rechthebbende van het goed de beheerder is van een openbaar domein of openbare weg.]1
----------
(1)<DVR 2017-11-10/01, art. 12, 103; Inwerkingtreding : 24-11-2017>
(2)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.105. (Opgeheven) <W 1997-12-19/30, art. 55, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
HOOFDSTUK IXBIS- (Beheer van de nationale nummeringsruimte.) (opgeheven)
Art. 105bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK IXTER. - (Bescherming van de gebruikers.) (opgeheven)
Art. 105ter. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105quater. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105quinquies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105sexiesA. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105sexiesB. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105septies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105octies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105nonies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105decies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105deciesB. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 105undecies. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK X. - (Operatoren met een sterke marktpositie, kostenbasering en interconnectie.) (opgeheven)
Art.106. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.107. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.108. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 108bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.109. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109ter. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109terB. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK XBIS. - (Geheimhouding van gesprekken en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.) (opgeheven)
Art. 109terC. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109terD. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109terE. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 109terF. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 056; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
HOOFDSTUK XI. - (Sancties, toezicht, (...) en strafbepalingen.)
Art. 109quater. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
Art.110. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
Art.111. (NOTA : Opgeheven door W 1997-12-19/30, art. 83, en hersteld bij <W 2001-12-30/30, art. 151, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Niemand mag in het Rijk via de telecommunicatie-infrastructuur communicatie tot stand brengen of trachten tot stand te brengen die de eerbied voor de wetten, de veiligheid van de staat, de openbare orde of de goede zeden aantasten of een belediging uitmaken jegens een vreemde Staat.
(NOTA : bij arrest nr. 69/2003 van 14-05-2003 (B.St. 30-05-2003, p. 29590), heeft het Arbitragehof de herstelling van dit artikel vernietigd)
Art.112. (Opgeheven) <W 1997-12-19/30, art. 83, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.113. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art.114.§ 1. Met geldboete van 26 tot 500 frank wordt gestraft :
1° de persoon die, behalve in geval van overmacht, zonder (de betrokken operator van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) ten minste acht dagen vooraf bij ter post aangetekende brief in te lichten, eender welk werk uitvoert of laat uitvoeren waardoor de infrastructuur kan worden beschadigd of waardoor de werking ervan in gevaar kan komen; <W 1997-12-19/30, art. 85, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
2° de persoon, die zich bij het uitvoeren of laten uitvoeren van een in 1° bedoeld werk niet gedraagt naar de richtlijnen, die met het oog op de beveiliging van de infrastructuur, door (de betrokken leverancier van een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) zijn voorgeschreven; <W 1997-12-19/30, art. 85, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
3° (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
§ 2. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
§ 3. Met geldboete van 500 tot 5 000 frank wordt gestraft de persoon, die onopzettelijk door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg een gedeelte van (een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1) beschadigt, vernielt of de werking ervan hindert of belet. <W 1997-12-19/30, art. 85, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Wanneer één van deze handelingen wordt gesteld door een persoon in andermans dienst, dan wordt de straf opgelegd aan de werkgever of aan de voor het werk verantwoordelijke persoon, indien de ene of de andere verzuimd heeft de betrokken werknemer op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van (een [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1 of van de richtlijnen die met het oog op de beveiliging ervan, door de betrokken operator van het [1 openbaar elektronische-communicatienetwerk]1, zijn voorgeschreven). <W 1997-12-19/30, art. 85, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 4. Met geldboete van 2 500 tot 25 000 frank wordt gestraft de persoon, die de in § 3 vermelde handelingen opzettelijk heeft gesteld.
§ 5. Met geldboete van 1 000 tot 10 000 frank of met een gevangenisstraf van drie tot zes maanden wordt gestraft de persoon, die op grond van § 3 is veroordeeld en die onopzettelijk door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg één van de in deze paragraaf vermelde handelingen opnieuw stelt binnen één jaar na de uitspraak van het vonnis of van het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 6. Met geldboete van 5 000 tot 50 000 frank of met een gevangenisstraf van zes maanden tot één jaar wordt gestraft de persoon, die op grond van § 3 is veroordeeld en die opzettelijk één van de in deze paragraaf bedoelde handelingen opnieuw stelt binnen één jaar na de uitspraak van het vonnis of van het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 7. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
§ 8. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
§ 9. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
§ 10. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
----------
(1)<W 2021-12-21/05, art. 7, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.115. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
Art.116. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
Art.117. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art. 117bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art. 117ter. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
Art.118. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005>
HOOFDSTUK XII. - Allerhande bepalingen. (opgeheven)
Art.119. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.120. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.121. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.122. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.123. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.124. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.125. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.126. (Opgeheven) <W 1997-12-19/30, art. 89, 017; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.127. (Opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art.128. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
Art. 128bis. (opgeheven) <W 2005-06-13/32, art. 155, 057; Inwerkingtreding : 30-06-2005> <W 2007-04-25/38, art. 160, 068; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
TITEL IV. - Hervorming van de Regie der posterijen.
HOOFDSTUK I. - Benaming.
Art.129. <wijzigingsbepaling van art. 1, lid 1 van W 1971-07-06/30>
Art.130.De woorden " Regie der posterijen ", " Bestuur der posterijen " en " Bestuur der postchecks " in al de artikelen van de wet van 6 juli 1971 houdende oprichting van de Regie der posterijen, de wet van 26 december 1956 op de Postdienst en de wet van 2 mei 1956 op de Postcheck, worden vervangen door de woorden " DE POST ".
De woorden " Regie der Posterijen ", " Bestuur der Posterijen ", " Bestuur der Postchecks " en " Regie ", wanneer de Regie der Posterijen bedoeld wordt, worden vervangen door de woorden " DE POST " in alle wetten en reglementen.
[1 De woorden " DE POST " in al de artikelen van de wet van 6 juli 1971 houdende oprichting van de Regie des Posterijen, de wet van 26 december 1956 op de Postdienst en de wet van 2 mei 1956 op de postcheque, worden, wanneer zij krachtens het eerste lid werden opgenomen, vervangen door de woorden " bpost ".
In alle wetten en reglementen worden de woorden " DE POST ", wanneer zij krachtens het tweede lid werden opgenomen, vervangen door het woord " bpost ".]1
[2 In alle wetten worden de woorden " DE POST ", wanneer ze verwijzen naar de rechtspersoon bedoeld in artikel 1 van de wet van 6 juli 1971 betreffende de oprichting van DE POST en betreffende sommige postdiensten, vervangen door het woord " bpost ".]2
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(2)<W 2010-12-29/01, art. 190, 079; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 2°>
HOOFDSTUK II. - Bepalingen en maatschappelijke zetel.
Art.131.[1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
1° postdiensten : diensten die bestaan uit het ophalen, het sorteren, het vervoeren en de distributie van postzendingen.
De aanbieding van postdiensten door de natuurlijke of rechtspersoon van wie de post afkomstig is wordt van het toepassingsveld van de definitie uitgesloten;
2° aanbieder van postdiensten : elke onderneming die één of meer postdiensten aanbiedt;
3° postnetwerk : het geheel van de organisatie en alle middelen, waarvan door de aanbieder(s) van de universele dienst gebruik wordt gemaakt om met name :
a) op de toegangspunten op het gehele grondgebied de onder een verplichting tot universeledienstverlening vallende postzendingen op te halen;
b) deze postzendingen tussen de punten van toegang tot het postnetwerk en het distributiecentrum te verzenden en te verwerken;
c) deze postzendingen op het vermelde adres te bestellen;
4° toegangspunten : fysieke plaatsen, met inbegrip van brievenbussen voor het publiek aan de openbare weg of in de gebouwen van de aanbieder(s) van postdiensten, waar de postzendingen door de afzenders in het postnetwerk kunnen worden gebracht;
[2 4° bis postaal service punt: een postkantoor, [3 of een postpunt]3;
4° ter postkantoor: een postaal service punt uitgebaat door bpost waar minstens het volledige assortiment van diensten wordt aangeboden aan de klant, zijnde:
a) de diensten van het basisassortiment;
b) de uitvoering van verrichtingen van basisbankdiensten zoals gedefinieerd in [3 artikel VII.57 van het Wetboek van economisch recht]3;
c) [3 ...]3
d) [3 ...]3
e) het aanvaarden van stortingen ter creditering van rekeningen gehouden bij bpost of andere financiële instellingen;
f) de afhaling van contant geld van een rekening, ongeacht de voorgestelde methode;
g) de uitbetaling van assignaties -P;
h) de inontvangstneming van overschrijvingsformulieren met betrekking tot betalingen vanuit eigen rekening;
4° quater [3 postpunt]3: een postaal service punt uitgebaat door een derde waarin deze derde openbare diensten uitvoert in naam en voor rekening van de post;
4° quinquies [3 ...]3
4° sexies basisassortiment: de volgende diensten:
a) de inontvangstneming van zendingen van stukpost-brievenpost en stukpost-postpakketten die deel uitmaken van de universele postdienst, met uitzondering van zendingen met aangegeven waarde;
b) het ter beschikking houden en afgeven van stukpost-aangetekende zendingen en stukpost-postpakketten die deel uitmaken van de universele postdienst en waarvoor een bericht werd achtergelaten na vergeefse aanbieding aan huis;
c) de verkoop van postzegels;
d) het aanvaarden van contante stortingen van maximum 500 euro, voorzien van een gestructureerde mededeling, ter creditering van rekening bij bpost of een financiële instelling;
e) voor zover mogelijk wordt een minimum assortiment van verpakkingen voor brievenpost en postpakketten te koop aangeboden.]2
5° ophalen : de handeling waarmee een aanbieder van postdiensten postzendingen ophaalt;
6° distributie : het proces gaande van het sorteren in distributiecentra tot het bestellen van postzendingen aan de geadresseerden;
7° postzending : geadresseerde zending in definitieve vorm die een aanbieder van postdiensten verzorgt.
Naast brievenpost worden bijvoorbeeld als postzending aangemerkt : boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die goederen met of zonder handelswaarde bevatten;
8° brievenpost : een op enigerlei fysieke drager aangebrachte schriftelijke mededeling die wordt vervoerd en besteld op het door de afzender op de zending zelf of op de omslag daarvan vermelde adres. Boeken, catalogi, kranten en tijdschriften worden niet als brievenpost aangemerkt;
9° aangetekende zending : een dienst die op forfaitaire basis tegen de risico's van verlies, diefstal of beschadiging waarborgt, waarbij de afzender, in voorkomend geval op zijn verzoek, een bewijs ontvangt van de datum van afgifte of van de bestelling van de postzending aan de geadresseerde;
10° zending met aangegeven waarde : een dienst die bestaat in de verzekering van de postzending voor de door de afzender aangegeven waarde tegen verlies, diefstal of beschadiging;
11° ingeschreven zending : een aangetekende zending of een zending met aangegeven waarde;
12° grensoverschrijdende post : post afkomstig uit of verzonden naar een andere Staat;
13° aanbieder van de universele dienst : de aanbieder van postdiensten die in België een universele postdienst of een deel daarvan aanbiedt, en waarvan de identiteit aan de Commissie is meegedeeld overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 97/67/EG, gewijzigd bij Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap;
14° vergunning : een machtiging die door het Instituut wordt verleend en waarbij aan een aanbieder van nationale en inkomende grensoverschrijdende brievenpost binnen de werkingssfeer van de universele dienst specifieke rechten worden verleend en waarbij de activiteiten van die onderneming aan specifieke verplichtingen worden onderworpen en waarbij de aanbieder niet gerechtigd is de desbetreffende rechten uit te oefenen alvorens hij het door het Instituut genomen besluit heeft ontvangen;
15° eindkosten : vergoeding aan de aanbieders van de universele dienst voor de distributie van de inkomende grensoverschrijdende post, bestaande uit postzendingen die uit een andere Staat afkomstig zijn;
16° afzender : natuurlijke of rechtspersoon van wie de postzending afkomstig is;
17° gebruiker : natuurlijke of rechtspersoon aan wie de postdienst aangeboden wordt, als afzender of als geadresseerde;
18° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort BIPT zoals bedoeld in hoofdstuk III van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;
19° essentiële eisen : niet-economische redenen van algemeen belang die de Staat ertoe kunnen bewegen voorwaarden inzake het aanbieden van postdiensten op te leggen. Deze redenen zijn het vertrouwelijke karakter van de brievenpost, de veiligheid van het functioneren van het netwerk op het gebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de naleving van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en regelingen voor sociale zekerheid die in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgelegd en/of via collectieve onderhandelingen tussen sociale partners zijn overeengekomen, in overeenstemming met het communautaire en het nationale recht, en, in gerechtvaardigde gevallen, de bescherming van gegevens, de bescherming van het milieu en de ruimtelijke ordening. Gegevensbescherming kan bestaan uit de bescherming van persoonsgegevens, het vertrouwelijke karakter van informatie die wordt doorgegeven en/of opgeslagen, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
20° tegen enkelstukstarieven aangeboden diensten : postdiensten waarvoor het tarief is vastgesteld in de algemene voorwaarden van aanbieder(s) van de universele dienst voor postzendingen die per individueel stuk worden afgegeven;
21° De Post : het autonome overheidsbedrijf bedoeld in artikel 1, § 4, 3°;
22° financiële postdiensten : de bewerkingen met chartale, scripturale of elektronische geldmiddelen, kosteloos of tegen betaling verwezenlijkt door De Post en uitgevoerd voor haar eigen rekening of voor rekening van derden;
23° adres : geheel van gegevens die de aanbieder van postdiensten in staat stelt de plaats van distributie vast te stellen en die minstens het huisnummer, de straatnaam en de naam van de gemeente bevatten of een door de betrokken aanbieder van postdiensten aanvaarde andere vermelding of informatie die hem op een ondubbelzinnige manier in staat stelt minstens het huisnummer, de straatnaam en de naam van de gemeente te bepalen;
24° direct mail : een mededeling die uitsluitend uit reclame-, marketing- of publiciteitsmateriaal bestaat, die dezelfde boodschap bevat, met uitzondering van de naam, het adres en het identificatienummer van de geadresseerde, alsmede andere variabelen/parameters die de aard van de boodschap niet wijzigen, en die aan een aanzienlijk aantal geadresseerden wordt toegezonden met het oog op vervoer naar en bestelling op het adres dat de afzender op de eigenlijke zending of op de verpakking ervan heeft vermeld;
25° routage-activiteiten : routage-activiteiten worden verricht door een natuurlijke persoon of rechtspersoon in opdracht van een afzender. Routage-activiteiten bestaan uit activiteiten van gereedmaking van postzendingen volgens de normen van de aanbieder van postdiensten eventueel in combinatie met andere activiteiten ter voorbereiding van postzendingen zoals de verpakking, het afdrukken of de frankering van de postzendingen.]1
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 5, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(2)<W 2014-04-19/26, art. 2, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
(3)<W 2021-12-27/02, art. 2, 106; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art.132.[1 bpost]1 heeft haar zetel in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en kan, op eenvoudige beslissing van haar raad van bestuur, vestigingen, exploitatiezetels, bijhuizen of agentschappen oprichten in België en in het buitenland.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
HOOFDSTUK III. - Bevoegdheden van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ter zake van post.
Art.133.Wat [1 bpost]1 betreft, geeft het Instituut een gemotiveerd advies in de gevallen en naar de vorm voorgeschreven krachtens deze titel.
Op eigen initiatief, op verzoek van de Minister, (...) of van het [2 bijzondere raadgevende commissie Postdiensten en e-commerce]2 geeft het Instituut een gemotiveerd advies over alle aangelegenheden die betrekking hebben op de postdiensten (...). <KB 1999-06-09/57, art. 3, 1°, 2° en 3°, 027; Inwerkingtreding : 18-08-1999>
Het Instituut staat de Minister bij in de onderhandelingen met [1 bpost]1 over het beheerscontract evenals over de aanpassingen hiervan.
Het Instituut kan bovendien belast worden met de volgende opdrachten :
1° het uitvoeren van onderzoeken en studies in verband met de postdiensten en de financiële postdiensten;
2° (...) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
(Lid 5 opgeheven) <W 2003-01-17/30, art. 41, 043; Inwerkingtreding : 23-04-2003>
(Lid 6 opgeheven) <KB 1999-06-09/57, art. 3, 6°, 027; Inwerkingtreding : 18-08-1999>
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(2)<KB 2024-05-12/16, art. 8, 111; Inwerkingtreding : 09-06-2024>
Art.134.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art.135.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art.136.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art.137.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK IV.
Art.138.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art.139.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK V. - Doel en opdrachten van openbare dienst.
Afdeling I. - Doel.
Art.140.[2 Het doel van bpost omvat:
a) het ophalen, het vervoer en de uitreiking van postzendingen, postpakketten en enig ander type van fysieke goederen, en de exploitatie van enige andere post-, transport- of logistieke dienst;
b) het leveren van diensten die betrekking hebben op papieren of digitale communicatie, certificering, gegevens, printen en beheer van documenten;
c) het leveren van financiële postdiensten en van enige andere financiële, bancaire of betalings-dienst;
d) het uitoefenen van activiteiten van kleinhandelsverkoop van goederen of diensten van derden;
e) alle activiteiten, mede in nieuwe activiteitssectoren, ongeacht de aard van zulke activiteiten of activiteitssectoren, bestemd om rechtstreeks of onrechtstreeks de diensten van de vennootschap te bevorderen of, meer in het algemeen, rechtstreeks of onrechtstreeks bij te dragen tot de ontwikkeling van de activiteiten vermeld onder a) tot en met d) hierboven, of om een optimale aanwending van de infrastructuur en/of het personeel van de vennootschap mogelijk te maken.]2
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(2)<W 2014-04-19/26, art. 3, 088; Inwerkingtreding : 29-05-2013>
Afdeling II. - (Opdrachten van openbare dienst van [1 bpost]1.)
Art.141.<KB 1999-06-09/57, art. 12, 027; Inwerkingtreding : 18-08-1999> § 1. [3 bpost is belast met volgende opdrachten van openbare dienst over het gehele grondgebied van het Rijk:
A. De instandhouding, teneinde territoriale en sociale cohesie te verzekeren, van een nabijheidsnetwerk met de volgende configuratie:
1° dit netwerk dient samengesteld te zijn uit minstens 1300 postale service punten waarvan ten minste één in elke gemeente van het land, die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen van bedelingen waarmee bpost belast is teneinde de universele postdienst krachtens [6 artikel 16, § 1, 1° van de wet van 26 januari 2018 betreffende de postdiensten]6, uit te voeren;
2° de onder 1° bedoelde postale service punten dienen uit minstens 650 postkantoren te bestaan waarvan minstens één in elke gemeente van het land; en
3° minstens 95 percent van de bevolking dient toegang te hebben tot een postaal service punt dat het bassisassortiment aanbiedt en dat gelegen is binnen een wegafstand van ten hoogste vijf kilometer, en minstens 98 percent van de bevolking dient toegang te hebben tot zulk postaal service punt dat gelegen is binnen een wegafstand van ten hoogste 10 kilometer.
B. De uitvoering van de volgende financiële postdiensten:
1° de inontvangstneming van contante stortingen op een post-zichtrekening en de uitvoering van betalingsverrichtingen van of naar deze rekening;
2° de inontvangstneming van contante stortingen ter creditering van een post-zichtrekening of een rekening gehouden bij een financiële instelling; en
3° [7 ...]7
C. De betaling aan huis van ouderdoms- en overlevingspensioenen en van sociale zekerheidsuitkeringen aan personen met een handicap.
D. De ontwikkeling van de sociale rol van de postbodes, in het bijzonder ten aanzien van de alleenstaanden en de minstbedeelden, en van de dienst "AUB postbode".
E. De informatie aan het publiek op verzoek van de bevoegde overheidsinstantie.
F. De verzending tegen een verminderd tarief van postzendingen verstuurd door stichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk.
G. De uitreiking van brievenpostzendingen die onder het stelsel van de portvrijdom vallen.]3
[4 § 1bis. Andere opdrachten van openbare dienst kunnen, door haar beheerscontract, aan bpost of, door een bijzondere overeenkomst, aan bpost of een derde worden toevertrouwd."
De opdrachten van openbare dienst, andere dan die opdrachten opgesomd in artikel 141, § 1, A. tot G. die in aanmerking komen om in overeenkomst met de voorgaande paragraaf toegekend te worden, tegen voorwaarden die voorzien zijn in het beheerscontract of in de bijzondere overeenkomst, kunnen met name de abonnementsdienst voor erkende kranten en tijdschriften omvatten [5 , waarvan de uitvoering eventueel gecontroleerd zal worden door een autoriteit aangeduid door een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad]5.
Wanneer de uitvoering van deze opdrachten niet zou worden gedragen of zonder compensatie niet tegen dezelfde voorwaarden zou worden gedragen, wordt een compensatie toegekend ten laste van de Staatsbegroting.
Wanneer bpost of de derde niet werd aangewezen in het kader van een toekenningsprocedure voor de selectie van de kandidaat die deze diensten kan leveren tegen de laagst mogelijke kostprijs voor de gemeenschap, is het artikel 141ter mutatis mutandis van toepassing op de compensatie.
Betreffende de opdrachten van openbare dienst beoogd in het tweede lid van deze § 1bis, regelt het beheerscontract of de bijzondere overeenkomst de volgende materies:
1° de definitie van de verplichtingen van de openbare dienst en de operationele uitvoeringsmodaliteiten van deze opdrachten;
2° gedragsregels ten opzichte van de gebruikers;
3° desgevallend, de objectieve en transparante parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend; en
4° desgevallend, de voorlopige bedragen en de betalingsmodaliteiten van de compensaties, naargelang het geval, beoogd in artikel 141ter.]4
§ 2. (Eerste lid opgegeven) <W 2007-04-01/50, art. 12, 069; Inwerkingtreding : 24-05-2007>
De bepalingen van het beheerscontract moeten verenigbaar zijn met de verplichtingen van richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst.
(§ 3. Onverminderd de toepassing van het Strafwetboek en van de tuchtstraffen die hun krachtens hun statuut kunnen worden opgelegd, moeten een strafport betalen dat gelijk is aan tweemaal het bedrag van de ontdoken taksen, de ambtenaren en beambten die zich schuldig hebben gemaakt aan :
1° misbruik van voor administratieve briefwisseling gebezigde omslagen, banden of kaarten;
2° bedrog.
Wordt als bedrieglijk beschouwd, de briefwisseling portvrij, met uitgestelde vergoeding of gefrankeerd verzonden :
1° die geen administratieve aard van algemeen belang bezit;
2° met een valse aanduiding inzake de verplichte vermeldingen;
3° met een gefingeerd adres; onder " gefingeerd adres " wordt verstaan, het adres dat aan de geadresseerde een hoedanigheid toekent waarmede hij niet bekleed is, met het doel de betaling van de posttarieven te ontduiken.
Hetzelfde geldt voor ambtenaren en beambten die enig misbruik door een derde mogelijk hebben gemaakt.) <W 2007-04-01/50, art. 5, 069; Inwerkingtreding : 24-05-2007>
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 9, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(2)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(3)<W 2014-04-19/26, art. 4, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
(4)<W 2014-04-19/26, art. 5, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
(5)<W 2017-04-18/03, art. 37, 099; Inwerkingtreding : 04-05-2017>
(6)<W 2021-12-27/02, art. 3, 106; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
(7)<W 2021-12-27/02, art. 4, 106; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. 141bis. [1 § 1. Voor elk van de opdrachten van openbare dienst bedoeld in artikel 141, § 1, A., B. en C., bepaalt de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit:
1° de belangrijkste uitvoeringsmodaliteiten van de opdracht; en
2° in voorkomend geval, de beginselen voor de vaststelling van de tarieven van de dienstverlening door bpost aan de gebruikers.
§ 2. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regels bepalen voor elke opdracht van openbare dienst bedoeld in artikel 141, § 1, D. tot G.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/26, art. 6, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
Art. 141ter. [1 § 1. Voor de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst bedoeld in artikel 141, § 1, A., B. en C. die aanleiding geven tot een nettokost voor bpost, ontvangt bpost een vergoeding ten laste van de Staatsbegroting. Deze vergoeding stemt overeen met de som van de volgende elementen:
1° de nettokost van de uitvoering van de betreffende opdracht, berekend op basis van de werkelijk gedragen kosten en het werkelijk ontvangen inkomen door bpost en met toepassing van de netto vermeden kostenmethode;
2° een redelijke winst, in termen van bedrijfsmarge, inzonderheid vastgesteld volgens de belangrijkheid van het risico dat bpost loopt bij de uitvoering van de betreffende opdracht; en
3° het positieve of negatieve resultaat van een aanmoedigingsmechanisme gericht op efficiëntie,
met dien verstande dat elke vergoeding is onderworpen aan een globaal plafond vastgesteld door het beheerscontract voor het geheel van vergoedingen die door bpost worden ontvangen voor de opdrachten van openbare dienst.
§ 2. De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit:
1° de berekeningswijze van elk van de parameters bedoeld in § 1;
2° de procedures die moeten worden gevolgd voor de vaststelling van de voorlopige en definitieve vergoedingsbedragen; en
3° de nadere regels voor de controle op de vergoeding en voor de terugvordering van eventueel te veel betaalde vergoeding.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/26, art. 7, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
Art. 141quater. [1 Voor wat de opdrachten van openbare dienst bedoeld in artikel 141, § 1, A. tot G. betreft, regelt het beheerscontract de volgende aangelegenheden:
1° de operationele modaliteiten voor de uitvoering van die opdrachten;
2° de gedragsregels ten aanzien van de gebruikers; en
3° de voorlopige bedragen en de betalingsmodaliteiten van de vergoedingen bedoeld in artikel 141ter.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/26, art. 8, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
Art. 141quinquies.[1 bpost is tot [4 31 december 2026]4 belast met de opdrachten van openbare dienst opgelijst in het artikel 141, § 1, A. tot G.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/26, art. 9, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
(2)<W 2015-12-16/30, art. 16, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
(3)<W 2020-12-20/09, art. 92, 105; Inwerkingtreding : 09-01-2021>
(4)<W 2021-12-27/02, art. 5, 106; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. 141sexies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Afdeling III. - (Inhoud en eisen in verband met de universele postdienst.)
Art.142.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art.143.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art.144.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144bis.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144ter.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144quater.<Ingevoegd bij KB 1999-06-09/57, art. 19; Inwerkingtreding : 18-08-1999> § 1. [2 ...]2
§ 2. [1 De ombudsdienst voor de postsector publiceert jaarlijks in zijn jaarverslag het aantal klachten en de wijze waarop deze zijn behandeld.]1
§ 3. [2 ...]2
§ 4. [1 ....]1.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 13, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
(2)<W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK VBIS.
Art. 144quinquies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144sexies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144septies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK VTER.
Art. 144octies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK VQUATER.
Art. 144novies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144decies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 144undecies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK VQUINQUIES.
Art. 144duodecies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK VI. - De goederen.
Art.145.De onroerende goederen die ter beschikking gesteld zijn van [1 bpost]1, doch aan de Staat toebehoren en die, op de dag van de inwerkingtreding van deze wet, gebruikt worden om te voorzien in de diensten brievenpost en in de financiële postdiensten, worden verder voor dat doel gebruikt.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Art.146.[1 bpost]1 neemt de titels te haren laste, die in naam van de Staat opgemaakt zijn, met het oog onder meer op de huur of concessie van goederen, die ter beschikking staan van de diensten van de Regie der posterijen op het ogenblik van de indeling van [1 bpost]1 bij de autonome overheidsbedrijven.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Art.147.Het actief en het passief van [1 bpost]1 omvatten het actief en het passief van de Regie der posterijen.
(De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de Staat en onder de overheid ressorterende vennootschappen machtigen om, in gedelegeerde opdracht van de Staat, het kapitaal van [1 bpost]1 te verhogen.) <W 1995-12-20/31, art. 62, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Hoofdstuk VIbis. - Aandelen uitgegeven door [1 bpost]1.
Art. 147bis.<KB 2005-12-13/30, art. 1, 058; Inwerkingtreding : 17-01-2006> Artikel 39, § 1, derde lid, en § 5, en artikel 40, §§ 2 en 3, zijn niet van toepassing op [1 bpost]1.
Geen enkele verrichting kan tot gevolg hebben dat de rechtstreekse deelneming van de overheid, zoals bepaald door of krachtens artikel 42, in het kapitaal van [1 bpost]1 daalt beneden 50 % van de aandelen plus één aandeel.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
HOOFDSTUK VII. - Bestuur.
Art.148.Onverminderd het bepaalde in artikel 22, mogen geen deel uitmaken van de raad van bestuur van [1 bpost]1 als gewoon lid, benoemd door de Koning :
1° de personen die om het even welke functie uitoefenen in een privé- of openbare kredietinstelling die onderworpen is aan de controle van de Bankcommissie of in een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm of in een instelling [2 (andere dan een overheid bedoeld in artikel 42)]2 die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % van het kapitaal van dergelijke instelling in handen heeft;
2° de personen die enigerlei functie vervullen in een openbare of privé-instelling, die voorziet in besteldiensten of verkoop per postorder of die diensten van [1 bpost]1 aanbiedt;
3° de personeelsleden van het Instituut.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(2)<W 2014-04-19/26, art. 11, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
HOOFDSTUK VIIBIS. - (Algemene bepalingen met betrekking tot het verstrekken van postdiensten.)
Afdeling I. - [1 Bepalingen met betrekking tot het verstrekken van postdiensten.]1
----------
(1)
Art. 148bis.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 148bis/1.<Ingevoegd bij W 1999-12-24/34, art. 9, Inwerkingtreding : 10-01-2000> § 1. Buiten de toepassing van de bepalingen bedoeld in §§ 1, 2 en 3 van artikel 38, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, ertoe besluiten dat het autonoom overheidsbedrijf [1 bpost]1 in een naamloze vennootschap van publiek recht wordt omgezet onder de voorwaarden en met de statuten die Hij vaststelt. De §§ 4, 5 en 6 zijn op een dergelijke omzetting van toepassing. Een bedrijfsrevisor aangewezen door de minister onder wie [1 bpost]1 ressorteert, brengt verslag uit over een staat waarin activa en passiva samengevat zijn en waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal na omzetting wordt aangegeven. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan de netto-activa zoals ze uit voormelde staat blijken die door de raad van bestuur of door de revisor aangeduid door de minister wordt vastgesteld. De besluiten van de bedrijfsrevisor worden in het verslag aan de Koning opgenomen.
§ 2. In afwijking van artikel 18, § 1, eerste lid, is de raad van bestuur van [1 bpost]1 samengesteld uit ten hoogste achttien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder en die leden van het directiecomité, die er lid van zouden zijn.
Artikel 18, § 1, tweede lid, is niet van toepassing op [1 bpost]1.
§ 3. Op de dag van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 38, § 3, of in § 1 van dit artikel komt van rechtswege een einde aan de functie van de leden van de raad van bestuur.
§ 4. Wat [1 bpost]1 betreft, bepalen de statuten de vertegenwoordiging voor het dagelijks bestuur, de bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder, de rol en de werking van het directiecomité evenals de benoeming en het ontslag van de leden van het directiecomité, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. De statuten kunnen afwijken van de artikelen 19 en 20.
In de artikelen 20, 21 en 22 worden wat [1 bpost]1 betreft, de woorden " bestuurder-directeur " vervangen door de woorden " lid van het directiecomité ".
(In de tweede zin van artikel 18, § 2, tweede lid, wordt, wat [1 bpost]1 betreft, het woord " Staat " vervangen door het woord " overheid ".
De leden van de raad van bestuur van [1 bpost]1 die niet door de Koning worden benoemd, worden niet in aanmerking genomen voor het vereiste van taalpariteit gesteld in artikel 16.) <AR 2005-12-13/30, art. 2, 058; Inwerkingtreding : 17-01-2006>
[2 § 5. In afwijking van artikel 18, § 3 worden de gewone leden van de raad van bestuur van bpost benoemd voor een hernieuwbare termijn van maximum vier jaar.]2
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
(2)<W 2014-04-19/26, art. 12, 088; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
Art. 148bis/2.<Ingevoegd bij W 1999-12-24/34, art. 10, Inwerkingtreding : 10-01-2000> Buiten de toepassing van artikel 18, § 5, kunnen de statuten van [1 bpost]1 de voorwaarden van informatie, verificatie en controle bepalen.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Art. 148bis/3.<Ingevoegd bij W 1999-12-24/34, art. 11, Inwerkingtreding : 10-01-2000> § 1. In afwijking van de artikelen 18, § 2, laatste lid, en 20, § 3, derde lid, kunnen de door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit benoemde voorzitter en leden van de raad van bestuur van [1 bpost]1 slechts bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen.
§ 2. In afwijking van artikel 20, § 2, kan de gedelegeerd bestuurder van [1 bpost]1 slechts bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Art. 148bis/4. [1 De artikelen 148bis/1, § 2, § 4, eerste lid, en § 5, en 148bis/3 zijn niet van toepassing zolang de aandelen van bpost zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-12-16/30, art. 17, 093; Inwerkingtreding : 12-01-2016>
Art. 148ter.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 148quater.
<Opgeheven bij W 2010-12-13/07, art. 26, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art. 148quinquies.
<Opgeheven bij W 2010-12-13/07, art. 27, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Afdeling II.
Art. 148sexies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 148septies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Afdeling IIbis.
Art. 148septies/1.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Afdeling III.
Art. 148octies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 148novies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
Art. 148decies.
<Opgeheven bij W 2018-01-26/08, art. 36, 101; Inwerkingtreding : 10-02-2018>
HOOFDSTUK IX. - [1 Opheffings-, overgangs- en wijzigingsbepalingen.]1
----------
(1)
Art.149.De eerste raad van bestuur en het eerste directiecomité van [1 bpost]1 die overeenkomstig artikel 48 van deze wet worden opgericht, zullen totdat zij bij de autonome overheidsbedrijven wordt ingedeeld, in afwijking van de bepalingen onder hoofdstuk IV van titel I, een tweevoudige opdracht vervullen : enerzijds het onderhandelen over en sluiten van het eerste beheerscontract en, anderzijds, het overnemen van de bevoegdheden van de directie van de Regie der posterijen in het kader van de wet van 6 juli 1971.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Art.150. <invoeging van art. 190bis in het SW 1867-06-08/01>
Art. 150/1. [1 § 1. Als overgangsmaatregel blijven de bepalingen van artikel 144ter, § 3, met uitzondering van de woorden " - de voorbehouden postdiensten met uitzondering van de binnenkomende grensoverschrijdende post opgesomd in artikel 144octies, ongeacht het gebruikte tarifair regime " van toepassing voor de door de aanbieder van de universele dienst gehanteerde tarieven tijdens het jaar 2011.
§ 2. Als overgangsmaatregel worden de tariefverhogingen die betrekking hebben op het jaar 2011 door de aanbieder van de universele dienst meegedeeld aan het Instituut uiterlijk op 1 maart 2011. Het Instituut gaat aan de hand van de verstrekte inlichtingen na of de voorgestelde tariefverhogingen in overeenstemming zijn met de tarifaire principes vermeld in artikel 144ter van deze wet. Het Instituut heeft vanaf de dag van ontvangst van de tariefverhogingen een maand tijd om zijn opmerkingen aan de vergunninghouder mee te delen. Bij ontstentenis van een antwoord binnen die termijn wordt de reactie van het Instituut geacht positief te zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2010-12-13/07, art. 34, 078; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.151. <opheffingsbepalingen van art. 1, L2, L3 en L4; art. 2, L2, L3, L4 en L5; art. 4; art. 5; art. 6; art. 7; art. 8, §§ 4, 5 en 6; art. 9; art. 10, § 1, 1( en 4(, § 2, § 4, 2( en laatste lid; art. 11; art. 12, L2 en L3; art. 13; art. 14bis; art. 17, L2; art. 19; art. 20; art. 25; art. 26; art. 28 en art. 29 van W 1971-07-06/30>
Art.152. <opheffingsbepalingen van de art. 1, art. 4, art. 7-11, art. 15, art. 25, art. 33, art. 35 en art. 37 van W 1956-12-26/30>
§ 2. <wijzigingsbepaling van art. 18 van W 1956-12-26/30>
§ 3. (...) <W 1997-12-19/30, art. 93, 018; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
§ 4. (...) <W 1997-12-19/30, art. 93, 018; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
Art.153. <wijzigingsbepaling van art. 11, L1, art. 18 en art. 19 van W 1956-05-02/30>
Art.154.De bepalingen van deze titel treden in werking op de datum waarop de Regie ingedeeld wordt bij de autonome overheidsbedrijven, overeenkomstig titel I.
De bepalingen omtrent de bevoegdheden van het Instituut ter zake van post, treden ten aanzien van [1 bpost]1 in werking op dezelfde dag als deze van de indeling van [1 bpost]1 bij de autonome overheidsbedrijven.
De artikelen 148 en 149 treden in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
Artikel 151, § 1, 17°, treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van het eerste personeelsstatuut en van het eerste syndicaal statuut, vastgelegd overeenkomstig artikel 33.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 078; Inwerkingtreding : 17-01-2011, zie KB 2011-01-10/01, art. 1, 1°>
Art. 154bis. <Ingevoegd bij W 1999-05-03/31, art. 27; Inwerkingtreding : 14-05-1999> § 1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, (vóór 31 december 2003) de bepalingen van deze wet opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen teneinde de vereiste maatregelen te nemen ter uitvoering van de verplichtingen die, inzake de postdiensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde verordeningen en richtlijnen van de Europese Gemeenschap. <W 2002-12-24/31, art. 481, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
§ 2. Het in § 1 bedoeld ontwerp van besluit wordt aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State onderworpen. Dit advies wordt, samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, bekendgemaakt.
§ 3. Het koninklijk besluit genomen krachtens § 1 van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen de vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd.
Art. 154ter. <W 2000-07-03/31, art. 23, 030; Inwerkingtreding : 23-07-2000> § 1. In de wet van 26 december 1956 op de postdienst worden opgeheven :
1° artikel 16, vervangen bij de wet van 21 maart 1991 en bij besluit nr. 437 van 5 augustus 1986;
2° artikel 17, vervangen bij de wet van 21 maart 1991;
3° artikel 18, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
4° artikel 19, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976;
5° artikel 21, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976 en vervangen bij de wet van 21 maart 1991;
6° artikel 22, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976 en vervangen bij de wet van 21 maart 1991;
7° artikel 23, vervangen bij de wet van 21 maart 1991.
§ 2. In artikel 26 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst vervallen de woorden " en van artikel 134, § 2, en 141, van de wet van 21 maart 199I betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
§ 3. In artikel 28 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst wordt het woord " Postbeambten " vervangen door de woorden " personeelsleden van een postoperator " en worden de woorden " De Post " vervangen door de woorden " een postoperator ".
§ 4. In artikel 29 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst worden de woorden " De Post " vervangen door de woorden " een postoperator ".
TITEL V. - [1 De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen]1
----------
(1)
HOOFDSTUK I. - [1 Definities en maatschappelijk doel]1
----------
(1)
Art. 154quater.[1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
1° Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer : de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal, bedoeld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2004 tot oprichting van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, tot vaststelling van zijn samenstelling en het administratief en geldelijk statuut dat van toepassing is op zijn leden;
2° HR Rail : de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail, bedoeld in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen;]1
[2 3° GEN (Gewestelijk ExpresNet) : het basisnet bedoeld in artikel 2, 2°, van de overeenkomst van 4 april 2003 met het oog op de verwezenlijking van het programma van het gewestelijk expresnet van, naar, in en rond Brussel, gesloten tussen de Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 8, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2014-04-19/34, art. 2, 089; Inwerkingtreding : 27-05-2014>
Art. 154quinquies. [1 De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort NMBS, is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 8, 086; Inwerkingtreding : 01-04-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.155.[1 De NMBS heeft tot doel :
1° het vervoer per spoor van reizigers en goederen, met inbegrip van het onthaal van en de informatie aan haar klanten;
2° het vervoer van goederen in het algemeen en de logistieke diensten die daarmee verband houden;
3° de verwerving, het onderhoud, het beheer en de financiering van rollend spoorwegmaterieel;
4° de veiligheid en de bewaking op het gebied van de spoorwegen;
5° het verwerven, het ontwerpen, de bouw, de vernieuwing, het onderhoud en het beheer van de spoorwegstations, de onbemande stopplaatsen en hun aanhorigheden alsook hun directe omgeving, met inbegrip van het ontwerp, de ontwikkeling, de modernisering en de valorisatie van de stedelijke centra;
6° de ontwikkeling van commerciële of andere activiteiten die bestemd zijn om rechtstreeks of indirect haar diensten te bevorderen of het gebruik van haar goederen te optimaliseren.
De NMBS kan, zelf of via deelneming in bestaande of op te richten Belgische, buitenlandse of internationale instellingen en rechtspersonen, alle commerciële, industriële of financiële verrichtingen doen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of ten dele, verband houden met haar doel of de verwezenlijking of ontwikkeling ervan kunnen vergemakkelijken of bevorderen, met inbegrip van het stellen van zekerheden voor schulden van verbonden vennootschappen of vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.
De fabricage en de verkoop van goederen of diensten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de spoorwegactiviteit, worden inzonderheid geacht de verwezenlijking of ontwikkeling van het doel te kunnen bevorderen.
De NMBS kan eveneens optreden als bestuurder, volmachtdrager, mandataris of vereffenaar in andere vennootschappen of ondernemingen.]1
----------
(1)<Hersteld bij KB 2013-12-11/03, art. 9, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK II. - Opdrachten van openbare dienst.
Art.156.[1 De opdrachten van openbare dienst van de NMBS omvatten :
1° het binnenlands vervoer van reizigers met treinen van de gewone dienst, met inbegrip van het onthaal van en de informatie aan haar klanten alsook het aandoen van binnenlandse bestemmingen door hogesnelheidstreinen;
2° het grensoverschrijdende vervoer van reizigers, dit wil zeggen het vervoer met treinen van de gewone dienst voor het deel van het nationale traject dat niet gedekt is door 1° en tot de stations gelegen op de naburige netwerken bepaald in het beheerscontract;
3° de verwerving, het onderhoud, het beheer en de financiering van rollend spoorwegmaterieel bestemd voor de uitvoering van de taken bedoeld in 1° en 2° ;
4° de prestaties die de spoorwegonderneming moet leveren voor de behoeften van de Natie;
5° het verwerven, het ontwerpen, de bouw, de vernieuwing, het onderhoud en het beheer van de spoorwegstations, de onbemande stopplaatsen en hun aanhorigheden;
6° de instandhouding van het historisch patrimonium betreffende de spoorwegexploitatie;
7° de veiligheidsactiviteiten in de stations, in de onbemande stopplaatsen, in de treinen, op de sporen, met inbegrip van de reizigers- en goederenbundels, op de andere voor het publiek toegankelijke plaatsen van het spoorwegdomein en op alle plaatsen die beheerd worden door de NMBS;
8° de bewakingsactiviteiten van de inrichtingen waarvan zij eigenaar is of waarvan zij het beheer waarneemt;
9° de andere opdrachten van openbare dienst waarmee zij belast is door of krachtens de wet.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 10, 086; Inwerkingtreding : 01-04-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 156bis. [1 De opdracht van openbare dienst bedoeld in artikel 156, 7° omvat de volgende activiteiten :
1° het controleren van de naleving van de wetgeving betreffende de spoorwegpolitie binnen de grenzen bepaald door het beheerscontract;
2° het waken over de veiligheid, inzonderheid door de aanwezigheid en de tussenkomsten van de veiligheidsdienst;
3° het coördineren van alle activiteiten die de strijd tegen fraude beogen te verbeteren;
4° het beheer van de camera's die zich bevinden in de voor het publiek toegankelijke plaatsen, de treinen en de andere inrichtingen beheerd door de NMBS;
5° het behandelen van noodoproepen in verband met veiligheidsproblemen;
6° het deelnemen op verzoek van de politiediensten of van de douane, aan de organisatie van hun controles, alsmede aan de uitvoering van de veiligheidscontroles van de reizigers en hun bagage die via de Kanaaltunnel reizen;
7° de verrichtingen inzake veiligheid afstemmen met de gerechtelijke overheden evenals de politiediensten en de Staatsveiligheid;
8° het toezicht houden op de sporen met inbegrip van de reizigers- en goederenbundels, inzonderheid met het oog op de bestrijding van kabeldiefstallen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 11, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 156ter. [1 § 1. De NMBS sluit met Infrabel een samenwerkingsovereenkomst die tot doel heeft de gezamenlijke uitoefening van hun opdrachten van openbare dienst in verband met veiligheid te verzekeren.
Deze overeenkomst bepaalt de gemeenschappelijke strategie van de NMBS en van Infrabel, inzonderheid wat betreft de wijze en de omvang van de samenwerking, haar financiële modaliteiten, de wederzijdse verplichtingen van de partijen en opvolging van de overeenkomst.
§ 2. De NMBS en Infrabel nemen alle noodzakelijke maatregelen om de instandhouding van de veiligheidsketen en de samenhang van het beleid op vlak van veiligheid te verzekeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 11, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 156quater. [1 § 1. De NMBS is de houder van een eeuwigdurende erfdienstbaarheid ten kosteloze titel op de perrons, op de doorgangen onder de sporen en op alle toegangswegen tot de perrons die eigendom zijn van Infrabel en zich bevinden in de stations en de onbemande stopplaatsen die door de NMBS worden beheerd, evenals op gelijksoortige nieuwe inrichtingen, opgericht door of voor rekening van Infrabel, vanaf hun inwerkingstelling, en dit uitsluitend met het oog op de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst bedoeld in artikel 156, 1° en 5°.
§ 2. De NMBS voert, met vrijstelling van Infrabel, op de goederen die het voorwerp uitmaken van de erfdienstbaarheid de volgende werken uit :
1° de onderhoudswerken;
2° de kleine en grote herstellingen;
3° de inrichting, de verbetering en de renovatie.
De NMBS heeft het recht om verankeringen aan te brengen aan de structuur van de perrons, de doorgangen onder de sporen en andere toegangswegen tot de perrons die toebehoren aan Infrabel voor zover deze verankeringen noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken bedoeld in het vorige lid.
Indien de werken de grenzen van de grondslag van de erfdienstbaarheid wijzigen of in staat zijn deze grenzen te wijzigen, is het voorafgaande akkoord van Infrabel vereist.
§ 3. De erfdienstbaarheid heeft geen betrekking op de aanleg van de perrons, hun hoogte, hun structuur, hun nuttige lengte en breedte, hun afstand in verhouding tot de as van het spoor, hun tracé, hun bescherming tegen elektrische schokken, de plaatsing van beveiligingselementen op de perrons zoals signalisatie, elektrische en relaisdozen en dragers van bovenleidingen of elementen die deel uitmaken van de vertrekprocedure van de treinen. De uitoefening van de erfdienstbaarheid mag deze beveiligingselementen niet aantasten, noch de werking ervan hinderen.
In haar hoedanigheid van eigenaar behoudt Infrabel het recht om alle elementen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst van spoorweginfrastructuurbeheer op te richten.
§ 4. Infrabel verzaakt aan de natrekking op de bouwwerken, uitrustingen en inrichtingen opgericht door de NMBS in het kader van de erfdienstbaarheid bedoeld in paragraaf 1.
§ 5. De NMBS is aansprakelijk ten aanzien van derden voor de schade veroorzaakt aan de personen en de goederen op of in de inrichtingen bedoeld in paragraaf 1 in haar hoedanigheid van bewaarder van de goederen op basis van artikel 1384, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek alsook ten gevolge van haar fout of haar onzorgvuldigheid.
§ 6. De erfdienstbaarheid heeft niet voor gevolg dat aan de NMBS de hoedanigheid van infrastructuurbeheerder wordt toegekend in de zin van artikel 3, 2°, van de Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot instelling van één Europese spoorwegruimte.
§ 7. De NMBS en Infrabel hebben de verplichting om zich op elkaar af te stemmen, volgens onderling te bepalen modaliteiten, inzonderheid voor de toepassing van de wet van 25 juli 1891 houdende herziening van de wet van 15 april 1843 op de politie der spoorwegen en voor de organisatie van werken op de perrons, de doorgangen onder de sporen en andere toegangswegen tot de perrons om de doorstroming op de perrons, in de doorgangen onder de sporen en op andere toegangswegen tot de perrons evenals het treinverkeer, zo weinig mogelijk te verstoren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 11, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 156quinquies. [1 § 1. Indien de NMBS het voornemen opvat om in een station dat gelegen is in een verstedelijkt gebied een onroerend ontwikkelingsproject tot stand te brengen dat geheel of gedeeltelijk zal worden uitgevoerd in het gebied dat zich boven of onder het domein van Infrabel bevindt, kent deze laatste aan de NMBS de noodzakelijke zakelijke rechten toe om dit project uit te voeren. In de hypothese dat technische problemen worden ingeroepen door Infrabel, overleggen partijen om een oplossing te vinden die de uitvoering van het project toch mogelijk maakt.
§ 2. De NMBS neemt met betrekking tot genoemd project alle bijkomende kosten ten laste die Infrabel oploopt in het kader van de ontwerp- en bouwfase en die betrekking hebben op de spoorweginfrastructuur, evenals, nadat het project werd uitgevoerd, alle eventuele bijkomende exploitatiekosten die voortvloeien uit het gerealiseerde project.
§ 3. Voor het gedeelte van de zakelijke rechten, toegekend in het kader van genoemd project, dat niet behoort tot de opdrachten van openbare dienst van de NMBS, wordt voorzien in een eenmalige vergoeding ten gunste van Infrabel of één van haar dochtervennootschappen, die is overeen te komen tussen de twee partijen, op basis van een voorstel geformuleerd door het comité tot aankoop van onroerende goederen van de Staat, bedoeld in artikel 10, § 2, rekening houdend met de boekwaarde van de oppervlakte van de gronden waarop de voormelde zakelijke rechten zijn toegekend. Deze eenmalige vergoeding is beperkt tot maximum de boekwaarde van de oppervlakte van de gronden waarop de voornoemde zakelijke rechten zijn toegekend, zoals uitgedrukt in de boeken van Infrabel op het ogenblik van de toekennen van de zakelijke rechten.
§ 4. Een tussen Infrabel en de NMBS te sluiten overeenkomst vermeldt de lijst van de stations, bedoeld in paragraaf 1, en de wijze van de eventuele herziening ervan, evenals de overlegprocedures die ertoe strekken de eventuele technische problemen waarmee partijen worden geconfronteerd op te lossen, en bepaalt de modaliteiten van de vergoeding bedoeld in paragraaf 3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 11, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 156sexies. [1 In afwijking van artikel 5, § 2, wordt het beheerscontract tussen de NMBS en de Staat gesloten voor een duur van ten minste vijf en ten hoogste tien jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 11, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.157.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/02, art. 14, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.158. (Opgeheven) <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.159.[1 De onroerende goederen die eigendom zijn van de NMBS mogen niet worden onteigend. Op voordracht van de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven, en na advies van de raad van bestuur van de NMBS, dat wordt verleend binnen de twee maanden volgend op de ontvangst van het verzoek daartoe, mag de Koning echter de onteigening toestaan van een onroerend goed dat niet langer nuttig zou zijn voor de spoorwegexploitatie. De opbrengst van de vervreemding van elk onroerend goed komt toe aan de NMBS.]1
----------
(1)<Opnieuw ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 12, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 159bis. [1 Voorafgaand aan de vervreemding van een onroerend goed dat niet noodzakelijk is voor de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst, informeert de NMBS Infrabel over de voorwaarden van de vervreemding met inbegrip van de overdrachtsprijs.
Indien de voorwaarden van de NMBS door Infrabel zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk worden aanvaard, wordt de overdracht aan Infrabel geacht tot stand te zijn gekomen.
Indien Infrabel het recht bedoeld in het eerste lid niet uitoefent en vervolgens de voorwaarden van het aanbod door de NMBS substantieel worden gewijzigd, herleeft dit recht.
De modaliteiten van de uitoefening van dit recht worden geregeld in een overeenkomst te sluiten tussen de NMBS en Infrabel. In de tussentijd oefenen de partijen dit recht uit als een goede huisvader.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 13, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.160. (Opgeheven) <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.161. (Opgeheven) <W 2008-12-22/33, art. 75, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
Art. 161bis. (Opgeheven) <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art. 161ter.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 7; Inwerkingtreding : 26-03-2002> § 1. [1 De raad van bestuur richt in zijn schoot een auditcomité en een benoemings- en bezoldigingscomité op.]1
§ 2. (Het auditcomité bestaat uit vier bestuurders, anderen dan de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de leden van het auditcomité. Dit comité mag de gedelegeerd bestuurder uitnodigen op zijn vergaderingen, die er zetelt met raadgevende stem.
Het benoemings- en bezoldigingscomité bestaat uit vier bestuurders, waaronder de voorzitter van de raad van bestuur die het comité voorzit, en de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de leden van benoemings- en bezoldigingscomité.)(Het auditcomité en het benoemings- en bezoldigingscomité tellen evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.) <W 2002-12-24/31, art. 497, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003<KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 3. Het auditcomité voert de taken uit die de raad van bestuur eraan toevertrouwt. Bovendien heeft het de opdracht om de raad van bestuur bij te staan via het onderzoek van financiële informatie, met name de jaarrekeningen, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Het auditcomité staat ook in voor de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële verslagen inzake risicobeheer.
Ten minste veertien dagen vóór de vergadering tijdens dewelke de raad van bestuur de jaarrekeningen opstelt, vraagt hij het advies van het auditcomité over deze rekeningen.
(De regeringscommissaris neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van het auditcomité. De algemene vergadering kan, op voorstel van de raad van bestuur, een extern auditeur aanduiden opdat hij eveneens met raadgevende stem zou deelnemen aan de vergaderingen van dit comité.) <W 2002-12-24/31, art. 497, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
§ 4. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 162quater, zesde lid, een advies uit over de kandidaturen die door de gedelegeerd bestuurder worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de leden van het directiecomité.
De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité, de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de leden van het directiecomité en aan de hogere kaderleden. De raad volgt deze kwesties op de voet.
§ 5. [1 ...]1
§ 5bis. [1 ...]1
§ 6. [1 ...]1
§ 7. [1 ...]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 14, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK IIIBIS. - [1 Het oriënteringscomité binnen de NMBS.]1
----------
(1)
Art. 161quater.[1 Binnen de NMBS wordt een comité opgericht dat hierna het oriënteringscomité wordt genoemd.]1
----------
(1)<Hersteld bij KB 2013-12-11/03, art. 15, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 161quinquies.[1 § 1. Het oriënteringscomité is samengesteld uit :
1° zes vertegenwoordigers van de NMBS;
2° zes vertegenwoordigers, leden van de gewestelijke vervoermaatschappijen, die worden benoemd volgens de modaliteiten bepaald in een samenwerkingsakkoord met de Gewesten.
§ 2. Het oriënteringscomité geeft, op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur, advies over elke maatregel die de samenwerking met de gewestelijke vervoermaatschappijen kan beïnvloeden. Indien de raad van bestuur wenst af te wijken van het advies van het comité, motiveert het zijn standpunt.]1
----------
(1)<Hersteld bij KB 2013-12-11/03, art. 15, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK IIITER. [1 - Het GEN-oriëntatiecomité.]1
----------
(1)
Art. 161sexies. [1 § 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een GEN-oriëntatiecomité op.
§ 2. Het GEN-oriëntatiecomité is samengesteld uit zes bestuurders, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de leden van het GEN-oriëntatiecomité.
§ 3. Het GEN-oriëntatiecomité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
§ 4. Het GEN-oriëntatiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder.
§ 5. Het GEN-oriëntatiecomité nodigt de persoon die binnen de NMBS de leiding heeft van de GEN-dienst uit op de vergaderingen van het GEN-oriëntatiecomité. Deze persoon heeft er zitting met raadgevende stem.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/34, art. 4, 089; Inwerkingtreding : 27-05-2014>
Art. 161septies. [1 § 1. Het GEN-oriëntatiecomité stelt een voorstel voor een vijfjarenplan betreffende de exploitatie van het GEN op. Dit voorstel bevat ten minste de volgende onderdelen :
1° een evaluatie van de actuele stand van de exploitatie van het GEN;
2° de strategische en operationele doelstellingen met een actieplan dat de planning bevat van de te ondernemen acties en het detail van de middelen inzake budget, personeel en timing voor elk van de acties voor de volgende vijf jaren betreffende de exploitatie van het GEN;
3° een gedetailleerde planning voor de volgende vijf jaren van de inzake de exploitatie van het GEN te ondernemen acties;
4° een gedetailleerde uiteenzetting van de geprojecteerde financiële middelen, personeelsbehoeften en termijnen vereist voor elk van de acties bedoeld in 3°.
§ 2. Het GEN-oriëntatiecomité legt het voorstel voor een vijfjarenplan uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van het vorige vijfjarenplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
Het GEN-oriëntatiecomité kan het voorstel voor een vijfjarenplan in voorkomend geval aanpassen aan de opmerkingen die de raad van bestuur over het voorstel maakt.
De raad van bestuur beslist over het voorstel voor een vijfjarenplan in elk geval binnen drie maanden na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde voorstel.
§ 3. Het GEN-oriëntatiecomité brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van het vijfjarenplan, bedoeld in § 1, en formuleert over die uitvoering aanbevelingen.
In vookomend geval informeert de raad van bestuur het GEN-oriëntatiecomité schriftelijk over het gevolg dat aan de aanbevelingen bedoeld in eerste lid wordt gegeven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/34, art. 5, 089; Inwerkingtreding : 27-05-2014>
Art. 161octies. [1 § 1. Op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur verleent het GEN-oriëntatiecomité aan de raad van bestuur voorafgaand advies over elke beslissing of elk voorstel voor een beslissing inzake de exploitatie van het GEN. Daartoe worden deze voorstellen voor een beslissing tijdig aan het GEN-oriëntatiecomité meegedeeld.
§ 2. Indien de raad van bestuur van het advies bedoeld in § 1 afwijkt, dient hij zijn beslissing te motiveren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-19/34, art. 6, 089; Inwerkingtreding : 27-05-2014>
HOOFDSTUK IV. - Beheer.
Art.162.[1 De artikelen 18 tot 23 zijn niet van toepassing op de NMBS.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 16, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 162bis.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 9; Inwerkingtreding : 26-03-2002> § 1. [1 De raad van bestuur is samengesteld uit maximum veertien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder. Het aantal bestuurders wordt bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Ten minste een derde van zijn leden moet van het andere geslacht zijn.]1
[2 Twee leden van de raad van bestuur voldoen aan de criteria opgesomd in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen, met uitzondering van de bepaling onder 5°, c). Deze twee leden behoren tot een verschillende taalrol.]2
§ 2. [2 Met uitzondering van de twee bestuurders die voldoen aan de criteria die worden opgesomd in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen en die benoemd worden door de algemene vergadering, benoemt de Koning de bestuurders bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]2
De bestuurders worden gekozen overeenkomstig de complementariteit van hun competentie inzake financiële en boekhoudkundige analyse, juridische aspecten, hun kennis van de vervoersector, hun deskundigheid inzake mobiliteit, personeelsstrategie en sociale relaties.
[1 ...]1
[1 De bestuurders kunnen slechts door de Koning worden ontslagen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
§ 3. De bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
§ 4. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot er een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig deze bepaling.
§ 5. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur onder de bestuurders. De voorzitter van de raad van bestuur behoort tot een andere taalrol dan de gedelegeerd bestuurder.
Bij staking van stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse de boeken, brieven, notulen inkijken en, in het algemeen, alle documenten en geschriften van de [1 NMBS]1, met inbegrip van de gegevens en de documenten waarover de [1 NMBS]1 beschikt in de hoedanigheid van aandeelhouder. Hij kan van de leden van het directiecomité, van de gemachtigden en de personeelsleden van de [1 NMBS]1. (Hij kan zich laten bijstaan door een deskundige, op kosten van de vennootschap). <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 6. Bij de uitoefening van hun mandaat en in het licht van de belangen van het bedrijf zijn de leden van de organen van de [1 NMBS]1. gehouden aan de discretieplicht.
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 17, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2016-08-03/30, art. 6, 096; Inwerkingtreding : 17-09-2016>
Art. 162bis/1. [1 De gedelegeerd bestuurder van de NMBS behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de gedelegeerd bestuurder van Infrabel behoort.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 18, 086; Inwerkingtreding : 01-04-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 162ter.[1 Het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dat bestuur aangaat, alsmede de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur worden opgedragen aan het directiecomité.
De leden van het directiecomité vormen een college.
Zij kunnen hun taken onder elkaar verdelen. Onder voorbehoud van de bevoegdheden die hem door deze wet zijn opgedragen als college, kan het directiecomité sommige van zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Hij kan de subdelegatie ervan toestaan. Hij stelt de raad van bestuur in kennis van de bevoegdheidsdelegaties krachtens dit lid.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 19, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 162quater.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 9; Inwerkingtreding : 26-03-2002> [1 Het directiecomité van de NMBS is samengesteld uit de gedelegeerd bestuurder en de leden van het directiecomité. Het aantal leden van het directiecomité wordt bepaald door de raad van bestuur. Dit aantal mag de helft van het aantal leden van de raad van bestuur niet overtreffen. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder.]1
De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De [1 algemeen directeur]1, die daartoe werd aangesteld door de raad van bestuur, en de gedelegeerd bestuurder vertegenwoordigen gezamenlijk de onderneming in al haar handelingen, met inbegrip van de vertegenwoordiging in rechte.
Alle akten van beheer of akten die de onderneming verbinden, worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en een [1 algemeen directeur]1 die daartoe werd aangesteld door de raad van bestuur. (De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de akten waarvan de goedkeuringswijze afwijkt van dit artikel.) <W 2002-12-24/31, art. 499, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze [1 algemeen directeur]1.
De raad van bestuur benoemt de leden van het directiecomité, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en na het advies te hebben ingewonnen van het benoemings- en bezoldigingscomité. (...). <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Zij worden afgezet door de raad van bestuur. Zij mogen niet de hoedanigheid van bestuurder van de [1 NMBS]1 hebben.
Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen de [1 NMBS]1 of in het kader van de vertegenwoordiging van de [1 NMBS]1.
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 20, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 162quinquies.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 9; Inwerkingtreding : 26-03-2002> § 1. Onverminderd artikel [3 161ter, § 4, tweede lid]3, worden de rechten, met inbegrip van de vergoeding, en de wederzijdse verplichtingen van de gedelegeerd bestuurder en van de leden van het directiecomité enerzijds en van [3 NMBS]3 anderzijds, geregeld door een bijzondere overeenkomst tussen de betrokken partijen. Bij de onderhandelingen over deze overeenkomst wordt [3 NMBS]3 vertegenwoordigd door haar raad van bestuur met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. De gedelegeerd bestuurder kan geen andere emolumenten ontvangen dan zijn vergoeding.
De gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité dat zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging.
Als de gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op loonsverhoging.
[1 De artikelen 520bis en 520ter van het Wetboek van vennootschappen zijn mutatis mutandis van toepassing op de gedelegeerd bestuurder en de leden van het directiecomité.
Indien in een overeenkomst bedoeld in deze paragraaf een vertrekvergoeding wordt opgenomen die hoger is dan 12 maanden loon of, op gemotiveerd advies van het benoemings- en bezoldigingscomité, hoger is dan 18 maanden loon, wordt die bepaling omtrent de vertrekvergoeding voorafgaand goedgekeurd door de eerstvolgende gewone algemene vergadering. Elk hiermee strijdig beding is van rechtswege nietig.
Het verzoek om een hogere vertrekvergoeding toe te kennen zoals bepaald in het vijfde lid moet worden medegedeeld aan [2 het strategische bedrijfscomité, bedoeld in Art. 127 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen]2. Op vraag van een van de partijen in [2 dat strategische bedrijfscomité ]2, brengt deze een advies uit aan de algemene vergadering.
In dit geval moet het verzoek dertig dagen voor de datum van de publicatie van de oproeping tot de eerstvolgende gewone algemene vergadering worden meegedeeld en de vraag om een advies worden ingediend ten minste twintig dagen voor dezelfde datum. Het advies wordt uiterlijk op de dag van de publicatie van de oproeping gegeven en op de website van de onderneming gepubliceerd.
De persoonsgegevens die aldus, aan de[2 het in het zesde lid bedoelde strategische bedrijfscomité]2 worden overgelegd, mogen door laatstgenoemde enkel worden bekendgemaakt voor doeleinden van het in het zevende lid bedoeld advies aan de algemene vergadering.]1
§ 2. [3 De algemene vergadering stelt de bezoldiging vast van de leden van de raad van bestuur op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité. Zij houdt hierbij rekening met de prestaties van de mandatarissen, in acht genomen onder andere hun lidmaatschap van de bij wet bepaalde comités en de doelstellingen van de onderneming.]3
§ 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van [3 NMBS]3 Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel hebben, dan kunnen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.
----------
(1)<W 2011-11-14/05, art. 3, 082; Inwerkingtreding : 10-12-2011>
(2)<KB 2013-12-11/02, art. 15, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(3)<KB 2013-12-11/03, art. 21, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 162sexies.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 9; Inwerkingtreding : 26-03-2002> § 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet of door het organieke statuut van [1 NMBS]1, is het mandaat van lid van de raad van bestuur, [1 ...]1 van het oriënteringscomité en van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat of met de functie van :
1° lid van het Europees Parlement;
2° lid van de Wetgevende Kamers;
3° minister of staatssecretaris;
4° lid van de Raad of de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;
5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad;
6° [1 ...]1
[1 Geen andere bestuurders dan de gedelegeerd bestuurder mogen personeelsleden zijn van de NMBS in de zin van artikel 163bis.]1
Bovendien is het mandaat van lid van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
(Het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité is onverenigbaar met elk mandaat of elke functie bij Infrabel.) <W 2008-12-22/33, art. 68, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
§ 2. Wanneer één van de leden bedoeld in § 1 een inbreuk pleegt op de bepalingen van § 1, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn geacht van rechtswege zijn mandaat bij (N.M.B.S. Holding) te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 22, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 162septies.
<Opgeheven bij W 2009-05-31/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 18-06-2009>
Art. 162octies.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 9; Inwerkingtreding : 26-03-2002> (§ 1.) Elke delegatie-akte legt duidelijk de bevoegdheden vast die het voorwerp van deze delegatie uitmaken. De delegatie wordt toegekend voor een duur bepaald door de raad van bestuur. <W 2002-12-24/31, art. 501, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
(§ 2. Het auditcomité, [1 ...]1, het directiecomité, het benoemings- en bezoldigingscomité [2 en het GEN-oriëntatiecomité]2 stellen een huishoudelijk reglement op, dat uitdrukkelijk het kader formuleert dat hun werking regelt. De huishoudelijke reglementen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur.) <W 2002-12-24/31, art. 501, 042; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 23, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2014-04-19/34, art. 7, 089; Inwerkingtreding : 27-05-2014>
Art. 162nonies.<Ingevoegd bij W 2002-03-22/30, art. 9; Inwerkingtreding : 26-03-2002> § 1. [1 NMBS]1 staat onder de controlebevoegdheid van de [1 minister bevoegd voor de overheidsbedrijven]1. Deze controle gebeurt door bemiddeling van een Regeringscommissaris, die wordt benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de betrokken minister.
De [1 minister bevoegd voor de overheidsbedrijven]1, kan één plaatsvervanger aanduiden voor het geval de Regeringscommissaris verhinderd zou zijn of om deze laatste bij te staan in zijn opdracht.
De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissaris en zijn bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van [1 NMBS]1.
§ 2. De Regeringscommissaris waakt over de naleving van de wet, [1 van de statuten]1 van [1 NMBS]1 en van het beheerscontract. Hij ziet er op toe dat het beleid van [1 NMBS]1, inzonderheid wat het beleid bij toepassing van artikel 13 betreft, de uitvoering van de taken van openbare dienst niet in het gedrang brengt.
De Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de [1 minister bevoegd voor de overheidsbedrijven]1. Hij brengt verslag uit aan de minister van Begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur, het directiecomité, het strategisch comité [1 ...]1 die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat.
§ 3. De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen [1 ...]1, [1 ...]1 , de raad van bestuur en het directiecomité en heeft er raadgevende stem. Hij kan te allen tijde ter plaatse kennis nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van [1 NMBS]1 Hij kan van de leden [1 ...]1 en van de bestuurders, van de gemachtigden en de personeelsleden van de [1 NMBS]1 alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.
[1 NMBS]1 stelt de Regeringscommissaris de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van zijn mandaat. <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 4. [1 De Regeringscommissaris tekent binnen een termijn van vier werkdagen beroep aan bij de bovengenoemde minister tegen elke beslissing die strijdig is met de wet, de statuten, het beheerscontract of waarvan hij oordeelt dat zij nadeel kan berokkenen aan de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van de NMBS.]1
[1 ...]1
Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd, en, in het tegenovergestelde geval, op de dag waarop hij de kennisgeving van de beslissing heeft ontvangen. Wanneer een beroep wordt gedaan op de schriftelijke procedure bepaald in artikel 521, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, begint de termijn te lopen op de dag waarop de Regeringscommissaris kennis heeft genomen van de aldus aangenomen beslissing. Het beroep is opschortend.
[1 De minister kan de betrokken beslissing vernietigen binnen een termijn van veertien dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn. Hij betekent de vernietiging aan het betrokken bestuursorgaan. Indien de minister de vernietiging niet heeft uitgesproken binnen voornoemde termijn, wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid.
In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van de Staat, vraagt de minister het akkoord van de minister van begroting. Indien deze beide ministers niet tot een akkoord komen binnen de in het vierde lid bedoelde termijn van veertien dagen, wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van dertig dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure.]1
§ 5. [2 Elk jaar wordt de gedelegeerd bestuurder van de NMBS gehoord door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Tijdens deze hoorzitting brengt de gedelegeerd bestuurder verslag uit over de uitvoering door de NMBS van haar taken van openbare dienst.]2
§ 6. Elk jaar brengt de [1 minister bevoegd voor de overheidsbedrijven]1, bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de toepassing van de eerste titel en van deze titel.
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 24, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2015-08-10/17, art. 3, 091; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 162decies.[1 § 1. In afwijking van artikel 26, eerste lid stelt de raad van bestuur van de NMBS het ondernemingsplan op voor de duur van het beheerscontract en past het jaarlijks aan. Dit plan geeft de doeleinden en de strategie van de onderneming aan rekening houdend met de mobiliteitsdoeleinden bepaald door de Ministerraad.
§ 2. Verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan zijn :
1° de structuur en de kenmerken van het transportaanbod op het spoorwegnet en de onthaalpunten;
2° de noden die voortvloeien uit haar doel weergegeven in een meerjarig investeringsplan;
3° de vooruitzichten inzake personeelsbehoeften;
4° de evolutie van de exploitatierekeningen weergegeven in een financieel plan;
5° de beschrijving van de algemene exploitatievoorwaarden betreffende de sectoren die niet tot de opdrachten van openbare dienst van de NMBS behoren.
§ 3. Het meerjarig investeringsplan bedoeld in paragraaf 2, 2°, bevat de planning over meerdere jaren van de investeringen betreffende de verwerving, het onderhoud, het beheer en de financiering van het rollend spoorwegmaterieel, evenals betreffende het verwerven, het ontwerpen, de bouw, de vernieuwing en het beheer van de spoorwegstations, van de onbemande stopplaatsen en hun aanhorigheden en betreffende de activiteiten inzake veiligheid en bewaking.
§ 4. Het meerjarig investeringsplan van de NMBS wordt afgestemd op het meerjarig investeringsplan van Infrabel, in de mate dat de planning van de werken van de NMBS die betrekking hebben op het ontwerpen, de bouw en de vernieuwing van de spoorwegstations, onbemande stopplaatsen en hun aanhorigheden, een invloed heeft op het meerjarig investeringsplan van Infrabel.
§ 5. [2 Het ondernemingsplan en de jaarlijkse aanpassingen daaraan worden meegedeeld aan de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven. Het meerjarenplan, bedoeld in § 2, 2°, wordt ter kennis gebracht van de Investeringscel voor het spoor, die in overeenstemming met het tweede lid voorafgaand aan de goedkeuring door de Koning een advies geeft aan de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.
In afwijking van artikel 26, tweede lid, worden de elementen bedoeld in § 2 als noodzakelijk deel voor de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van de NMBS en voor haar meerjarenplan voor de investeringen, goedgekeurd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]2
§ 6. Het ondernemingsplan is een voorafgaande voorwaarde voor het afsluiten van het beheerscontract. In geval van vernieuwing van het beheerscontract wordt het plan uiterlijk twaalf maanden vóór de vervaldag van het lopende beheerscontract opgesteld. Artikel 3, § 2, 9°, is niet van toepassing.
§ 7. De NMBS stelt een vervoersplan op in uitvoering van het beheerscontract. Elke significante wijziging aan dit plan behoeft de goedkeuring van de Ministerraad.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 25, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2016-08-03/30, art. 4, 096; Inwerkingtreding : 17-09-2016>
Art. 162undecies. (Opgeheven). <KB 2004-10-18/32, art. 27, 051 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
HOOFDSTUK IVbis. [1 - Financiële en boekhoudkundige bepalingen.]1
----------
(1)
Art. 162duodecies. [1 § 1. Dit artikel zet artikel 6(3) om van de Richtlijn 2012/34/EU van 21 november 2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie tot instelling van één Europese spoorwegruimte.
§ 2. Onverminderd artikel 27, § 1, houdt de NMBS in haar interne boekhouding afzonderlijke rekeningen aan voor haar activiteiten met betrekking tot het goederenvervoer per spoor. De bijlage bij de jaarrekening van de NMBS bevat een afzonderlijke balans en resultatenrekening voor deze activiteiten.
§ 3. De bijdragen gestort voor de activiteiten met betrekking tot de verstrekking van vervoerdiensten voor reizigers in het kader van de opdrachten van openbare dienst, moeten afzonderlijk worden vermeld in de overeenkomstige rekeningen en mogen niet worden overgedragen naar de activiteiten met betrekking tot de verstrekking van andere vervoerdiensten of naar enige andere activiteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 26, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK V. - Personeel.
Art.163. In het zesde lid van artikel 13 ingevoegd in de wet van 26 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen bij de wet van 21 april 1965, worden de woorden " door de Minister tot wiens bevoegdheid de Spoorwegen behoren of door zijn gemachtigde " vervangen door de woorden " door de Voorzitter van de Raad van bestuur ".
Art. 163bis. [1 § 1. NMBS beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door HR Rail. Het personeelsstatuut zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op het personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het uitsluitende gezag van NMBS.
De voorwaarden en de nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld door of krachtens de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.
§ 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/02, art. 16, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art. 163ter. [1 De bepalingen van titel I, hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 31, en zonder afbreuk te doen aan artikel 71 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn niet van toepassing op NMBS en het personeel dat aan NMBS ter beschikking wordt gesteld. NMBS en haar personeel zijn onderworpen aan de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/02, art. 17, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK Vbis. [1 - De vervoersovereenkomst.]1
----------
(1)
Afdeling I. [1 - Definitie en inhoud.]1
----------
(1)
Art. 163quater.[1 § 1. De NMBS sluit met Infrabel een vervoersovereenkomst die de voorwaarden en nadere regels van de operationele samenwerking tussen de NMBS en Infrabel vastlegt, voor de in het kader van de opdrachten van openbare dienst te presteren diensten, onder andere met het oog op de stipte en kwalitatieve dienstverlening aan de reizigers.
§ 2. De vervoersovereenkomst regelt ten minste de volgende aangelegenheden :
1° de stiptheid en het treinverkeer;
2° het onthaal van en de informatie aan de reizigers;
3° het beheer van incidenten, waaronder de spoedinterventieplannen;
4° de coördinatie van de uitvoering van de investeringen van de NMBS en van Infrabel.
§ 3. Elke uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde in de vervoersovereenkomst wordt voor niet geschreven gehouden. Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de vervoersovereenkomst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 27, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Afdeling II. [1 - Sluiting, goedkeuring, einde en vernieuwing.]1
----------
(1)
Art. 163quinquies. [1 § 1. Bij de onderhandeling en het sluiten van de vervoersovereenkomst worden de NMBS en Infrabel vertegenwoordigd door hun directiecomité. De vervoersovereenkomst wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raden van bestuur die er bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen over beslist.
§ 2. De Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer geeft een advies over elk ontwerp van vervoersovereenkomst of over elk ontwerp van wijziging van de vervoersovereenkomst binnen een termijn van een maand nadat de NMBS en Infrabel haar een gemeenschappelijk ontwerp hebben overgemaakt.
De NMBS en Infrabel mogen niet overgaan tot de sluiting of de wijziging van de vervoersovereenkomst voor het verstrijken van de bovenstaande termijn van een maand.
§ 3. De vervoersovereenkomst en haar opeenvolgende wijzigingen treden pas in werking na goedkeuring door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, en vanaf de datum vastgesteld bij dat besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 27, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 ou à une date ultérieure fixée par le Roi et au plus tard le 1er avril 2014>
Art. 163sexies. [1 § 1. De vervoersovereenkomst wordt gesloten voor een duur van vijf jaar.
§ 2. De vervoersovereenkomst wordt, overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 163quinquies, aangepast aan de wijzigingen van het beheerscontract van de NMBS en/of Infrabel, voor zover deze wijzigingen dit vereisen.
In het geval van onenigheid omtrent de noodzaak om de vervoersovereenkomst te wijzigen of omtrent de wijzigingen zelf, bepaalt de Koning bij besluit genomen na overleg in de Ministerraad, de inhoud van de in voorkomend geval gewijzigde vervoersovereenkomst, na het advies te hebben ingewonnen van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer. Deze vervoersovereenkomst is bindend voor de NMBS en Infrabel. Het artikel 163quinquies, § 3, is niet van toepassing.
§ 3. De NMBS en Infrabel kunnen op elk moment in onderling akkoord de vervoersovereenkomst wijzigen overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 163quinquies.
§ 4. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de vervoersovereenkomst, vatten de NMBS en Infrabel de onderhandelingen betreffende de inhoud van een nieuwe vervoersovereenkomst aan. Indien voor het verstrijken van deze periode geen nieuwe vervoersovereenkomst in werking is getreden, bepaalt de Koning, bij besluit genomen na overleg in de Ministerraad, voorlopig de inhoud van de vervoersovereenkomst na het advies van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer te hebben ingewonnen. Deze overeenkomst is bindend voor de NMBS en Infrabel tot op het ogenblik dat een nieuwe vervoersovereenkomst wordt gesloten, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 27, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 ou à une date ultérieure fixée par le Roi et au plus tard le 1er avril 2014>
Art. 163septies. [1 De Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer neemt een beslissing inzake de geschillen met betrekking tot de uitvoering van de vervoersovereenkomst binnen een termijn van dertig dagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 27, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 ou à une date ultérieure fixée par le Roi et au plus tard le 1er avril 2014>
HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en wijzigingen.
Art.164. 1° <Opheffingsbepalingen van KB174 1982-12-30/73, wat de N.M.B.S. betreft en KB238 1983-12-31/75>
2° <Opheffingsbepaling van artikel 1ter van de W 1926-07-23/30>
Art.165. <Wijzigigingsbepalingen van de artikelen 11 - 15, 17, 18, 21 - 27, 29 - 46 van WKH 1891-08-25/30>
Art.166. De wet van 25 juli 1891 tot herziening van de wet van 15 april 1843 op de politie der spoorwegen, wordt gewijzigd als volgt :
1° artikel 2, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" In geen geval mogen de bomen zonder schriftelijke toestemming van de N.M.B.S. op minder dan 6 meter van de vrije rand van de spoorweg worden geplant. ";
2° in artikel 3, eerste, derde en vierde lid, worden de woorden " zonder machtiging van de Regering " vervangen door de woorden " zonder schriftelijke toestemming van de N.M.B.S. ";
3° in artikel 4, worden de woorden " de Regering " vervangen door de woorden " de N.M.B.S. ";
4° artikel 5 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 5. Zonder schriftelijke toestemming van de N.M.B.S., is het verboden langs de spoorweg binnen een afstand van 20 meter van de vrije rand, zelfs voorlopig, opgravingen, uitgravingen of uithollingen te verrichten, mijnen, venen, steengroeven, zandputten of fosfaatmijnen, in open lucht of ondergronds, te openen of werken tot het opsporen van mijnen uit te voeren. ";
5° in artikel 6, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de woorden " machtiging van de Regering " worden vervangen door de woorden " schriftelijke toestemming van de N.M.B.S. ";
b) de woorden " door het vuur van de locomotieven " worden vervangen door de woorden " door de exploitatie zelf van de spoorweg ";
6° in artikel 7, wordt het derde lid vervangen door de volgende bepaling :
" Bij het vervallen van de termijn, bepaald bij het vonnis, mag de N.M.B.S. de onwettig bestaande werken van ambtswege doen wegruimen op de kosten van de overtreder. ";
7° in artikel 8, worden de woorden " de Regering " vervangen door de woorden " de N.M.B.S. ".
Art.167. § 1. In artikel 1, tweede lid, van de wet van 23 juli 1926 houdende oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen wordt het woord " Regering " vervangen door het woord " Koning ".
§ 2. Het derde lid van hetzelfde artikel wordt opgeheven.
Art.168. § 1. De artikelen 5, 7, 7bis, 7ter, 7quater en 7quinquies van de wet van 26 juli 1926 houden op van kracht te zijn op de datum van de benoemingen bedoeld bij artikel 48 van deze wet.
§ 2. Artikel 162 van deze wet treedt in werking op de datum van de benoemingen bedoeld in artikel 48.
§ 3. De andere bepalingen van titel V treden in werking op de datum van het besluit houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen overeenkomstig titel I van deze wet.
TITEL VI. - [1 Skeyes.]1
HOOFDSTUK I. - (Doel en taken van openbare dienst.)
Art.169.<KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> [1 Skeyes]1 is een autonoom overheidsbedrijf dat ressorteert onder de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art.170.<KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> [1 Skeyes]1 heeft tot doel : 1° de veiligheid van het luchtverkeer waarborgen in het luchtruim waarvoor de Belgische Staat verantwoordelijk is krachtens de Overeenkomst betreffende de Internationale Burgerlijke Luchtvaart van 7 december 1944, inzonderheid bijlage 2, goedgekeurd bij wet van 30 april 1947, of krachtens enig ander internationaal akkoord;
2° op de luchthaven Brussel-Nationaal de bewegingen van de luchtvaartuigen controleren bij de nadering, de landing, het opstijgen en op de landingsen rolbanen, alsook de geleiding van de luchtvaartuigen op de platforms, en de veiligheid van het luchtverkeer blijven waarborgen op de gewestelijke openbare luchthavens en luchtvaartterreinen overeenkomstig het samenwerkingsakkoord dat op 30 november 1989 met de Gewesten is gesloten;
3° aan de politie-, luchtvaart- en luchthaveninspectie-diensten inlichtingen verschaffen betreffende de luchtvaartuigen, de besturing, de bewegingen en de waarneembare gevolgen ervan;
4° weerkundige inlichtingen verschaffen voor de luchtvaart, alsook telecommunicatiediensten of andere diensten verstrekken die verband houden met de activiteiten genoemd in 1° en 2°.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art.171. <KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> De activiteiten genoemd in artikel 170, 1° tot 3°, zijn taken van openbare dienst.
Art.172.<KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> [1 Skeyes]1 stelt de vergoedingen vast voor de diensten die zij verstrekt in het kader van de taken genoemd in artikel 171, met inachtneming van de grondregelen en de grenzen bepaald in het beheerscontract.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art. 172bis.<Ingevoegd bij W 2004-12-27/30, art. 317, Inwerkingtreding : 10-01-2005> Buiten de toepassing van de bepalingen bedoeld in artikel 38, §§ 1, 2 en 3, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, ertoe besluiten dat het autonoom overheidsbedrijf [1 skeyes]1 in een naamloze vennootschap van publiek recht wordt omgezet onder de voorwaarden en met de statuten die Hij vaststelt. De §§ 4, 5 en 6 zijn op een dergelijke omzetting van toepassing. Een bedrijfsrevisor aangeduid door de minister onder wie [1 skeyes]1 ressorteert, brengt verslag uit over een staat waarin activa en passiva zijn samengevat en waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal na omzetting wordt aangegeven. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan de netto-activa zoals ze uit voormelde staat blijken die door de raad van bestuur of door de revisor aangeduid door de minister, wordt vastgesteld. De besluiten van de bedrijfsrevisor worden in het verslag aan de Koning opgenomen.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
HOOFDSTUK II. - (Bestuur.)
Art.173.<KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> § 1. Wat [1 skeyes]1 betreft, worden in artikel 18 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De raad van bestuur van [1 skeyes]1 is samengesteld uit ten minste acht leden en ten hoogste twaalf leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder";
2° de woorden "gewone leden" en "gewone leden van de raad van bestuur" worden vervangen door het woord "bestuurders";
3° in § 3 worden tussen de woorden "hernieuwbare termijn van" en "zes jaar" de woorden "ten hoogste" ingevoegd;
4° in § 4 wordt de verwijzing naar artikel 20 geschrapt.
§ 2. Wat [1 skeyes]1 betreft, worden in artikel 20 de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de eerste zin van § 2 worden tussen de woorden "hernieuwbare termijn van" en "zes jaar" de woorden "ten hoogste" ingevoegd;
2° de laatste zin van § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Hij kan slechts worden ontslagen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op eensluidend gemotiveerd advies van de raad van bestuur aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen";
3° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De raad van bestuur benoemt, op voordracht van de gedelegeerd bestuurder, de andere leden van het directiecomité voor een hernieuwbare termijn van ten hoogste zes jaar. (Het lid verantwoordelijk voor de luchtverkeersleiding moet operationele ervaring hebben inzake burgerlijke luchtverkeersleiding). De leden van het directiecomité kunnen slechts worden ontslagen bij een beslissing van de raad van bestuur genomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen." <KB 1998-07-17/31, art. 8, 020; Inwerkingtreding : 02-10-1998>
§ 3. Wat [1 skeyes]1 betreft, worden in de artikelen 20 tot 22 de woorden "bestuurder-directeur" en "bestuurders-directeurs" vervangen door de woorden "lid van het directiecomité" respectievelijk "leden van het directiecomité".
§ 4. Teneinde de raad bij te staan in het onderzoek van de rekeningen, de begrotingscontrole en elke andere aangelegenheid van interne controle, richt de raad van bestuur in zijn midden een auditcomité op samengesteld uit ten minste vier bestuurders andere dan de gedelegeerd bestuurder. De voorzitter van de raad en de Regeringscommissaris worden op de vergaderingen van het auditcomité uitgenodigd en hebben raadgevende stem.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art.174.<KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> De raad van bestuur en het directiecomité van [1 skeyes]1 bestaan uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. De voorzitter van de raad van bestuur en de gedelegeerd bestuurder behoren tot een verschillende taalgroep. De leden die noch Nederlandstalig noch Franstalig zijn, worden niet in aanmerking genomen om de taalpariteit te bepalen.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
HOOFDSTUK III. - (Personeel.)
Art.175.<KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> § 1. De bepalingen van artikel 29, § 1, gelden onverminderd het recht van [1 skeyes]1 om de werknemers die zij op de datum van haar indeling als autonoom overheidsbedrijf onder een contractueel stelsel in dienst had, onder zulk stelsel tewerk te stellen.
§ 2. In de gevallen en tegen de voorwaarden bepaald in een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, kan [1 skeyes]1 personeel aanwerven en tewerkstellen op basis van een arbeidsovereenkomst beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten buiten de gevallen bepaald in artikel 29, § 1, tweede lid.
§ 3. Een regeling aangenomen door het paritair comité met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen en bekrachtigd door de Koning kan een facultatief stelsel inrichten dat leden van het statutair personeel van [1 skeyes]1 de mogelijkheid biedt om naar een contractueel stelsel over te gaan.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art.176.§ 1. In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, gewijzigd bij de wetten van 28 april 1958, 1 juli 1971, 11 juli 1975, 17 mei 1976 en 15 juli 1977, het koninklijk besluit nr. 429 van 5 augustus 1986 en het koninklijk besluit van 2 april 1998, wordt de vermelding "Regie der Luchtwegen" geschrapt.
§ 2. (1. Voor de toepassing van deze paragraaf en de volgende paragrafen wordt verstaan onder :
1° " de personeelsleden " : de personeelsleden van [4 skeyes]4 en de personeelsleden van de voormalige Regie der Luchtwegen die niet tewerkgesteld waren in de diensten belast met grondactiviteiten, titularis van een vaste benoeming of een daarmee gelijkgestelde benoeming door of krachtens een wet.
2° [1 "de Pensioendienst" : "de Federale Pensioendienst".]1
§ 2. 2. De personeelsleden genieten, met ingang van 1 januari 2005, een rustpensioen ten laste van de Staatskas onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde regels als de rijksambtenaren.) <KB 2004-12-27/37, art. 1, 054; Inwerkingtreding : 31-12-2004>
(§ 3. [4 Skeyes]4 zal een totaal bedrag van 190.897.114 euro overmaken ten gunste van de Staat, op of voor 31 december 2004, om middernacht. Deze eenmalige patronale bijdrage is een gewone sociale zekerheidsbijdrage ter compensatie van de opgebouwde rustpensioenrechten tot en met 31 december 2004 van de op dat ogenblik gepensioneerden alsook van diegenen die het bedrijf verlaten hebben en uitgestelde pensioenrechten hebben opgebouwd en van de luchtverkeersleiders die in verplichte disponibiliteit voor functionele ongeschiktheid zijn. In voorkomend geval kan de Koning voor het geheel of een gedeelte van de betalingen deze vervaldag uitstellen met een maximale periode van veertien dagen en de nadere regels bepalen die gepaard gaan met deze verlenging.
[4 Skeyes]4 wordt gemachtigd om onder staatswaarborg een lening af te sluiten overeenstemmend met het verschil tussen het bedrag bedoeld in lid 1 en het bedrag van de door [4 skeyes]4 aangelegde voorzieningen. Dat verschil tussen het bedrag bedoeld in lid 1 en het bedrag van de door [4 skeyes]4 aangelegde voorzieningen voor de pensioenverplichtingen zijn voor [4 skeyes]4 te beschouwen als herstuctureringskosten die overeenkomstig artikel 58 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, onder de activa kunnen worden opgenomen. In afwijking van artikel 59 van voormeld koninklijk besluit, kan [4 skeyes]4 deze geactiveerde kosten afschrijven per jaarlijkse tranches van ten minste 10 %.
In afwijking van artikel 12, § 2, 2°, is [4 skeyes]4 niet onderworpen aan het koninklijk besluit nr. 517 van 31 maart 1987 ter invoering van een jaarlijkse premie op de door de Staat gewaarborgde nieuwe verbintenissen van bepaalde instellingen van de openbare sector voor elke lening aangegaan in het kader van de betalingsverplichtingen bedoeld in het eerste lid aan de Staat.
De Koning kan bepalen dat de in het eerste lid bedoelde betaling geheel of gedeeltelijk kan worden uitgevoerd door overdracht aan de Staat van door de Koning op voorstel van de Minister van Financiën aan te duiden financiële instrumenten.) <KB 2004-12-27/37, art. 2, 054; Inwerkingtreding : 31-12-2004>
(§ 4. [4 skeyes]4 is vanaf de voor januari 2005 verschuldigde bezoldiging een patronale bijdrage verschuldigd gelijk aan 35 %. Deze patronale bijdrage wordt vastgesteld op basis van de wedden evenals de andere bezoldigingselementen die in aanmerking genomen worden voor de berekening van het rustpensioen. De bepalingen van de artikelen 61 en 61bis van voormelde wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen zijn toepasselijk op de bovenvermelde patronale bijdrage.
Het percentage voorzien in het eerste lid kan worden herzien in overleg met [4 skeyes]4 indien de pensioenregelgeving toepasselijk op 31 december 2004 op basis waarvan dit percentage werd vastgesteld, zou worden gewijzigd of indien het aantal en de samenstelling van de statutaire aanwervingen afwijken van de hypothese aangenomen voor de berekeningsbasis.
De patronale bijdrage bedoeld in lid 1 is een gewone sociale zekerheidsbijdrage.) <KB 2004-12-27/37, art. 3, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 5. (1. Indien op enig tijdstip na 1 januari 2005 de pensioenverplichtingen toenemen of verminderen tengevolge van een initiatief van [4 skeyes]4, dan zal [4 skeyes]4 aan [1 de Federale Pensioendienst]1 of zal [1 de Federale Pensioendienst]1 aan [4 skeyes]4, een compensatiebetaling moeten verrichten. <W 2006-01-12/45, art. 47, 2°, 061 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 5.2. De situaties bedoeld in § 5.1 zijn :
a) Elke wijziging aangebracht vanaf 1 januari 2005 op initiatief van [4 skeyes]4 aan het geldelijk statuut die een verhoging van de rustpensioenen tot gevolg heeft ingevolge de toepassing van artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector;
b) Individuele reële weddeverhogingen bovenop de individuele baremieke wedde-evolutie die gebruikt is voor de actuariële berekeningen per 31 december 2004 en bovenop de inflatie;
c) Sociale plannen.
§ 5.3. De compensatiebetalingen waarvan sprake in § 5.1 die verschuldigd zijn in de gevallen opgesomd onder § 5.2 worden berekend en beperkt als volgt :
A. In het geval bedoeld in § 5.2, a, betaalt [4 skeyes]4 voor de onmiddellijke en uitgestelde rustpensioenen van de gewezen personeelsleden aan (de Pensioendienst voor de overheidssector) de actuele waarde van de verhoging van de rustpensioenen. Deze compensatiebetaling is verschuldigd op het ogenblik dat de verhoging effectief voor het eerst wordt uitbetaald aan de begunstigden en alleen op de dan lopende rustpensioenen. <W 2006-01-12/45, art. 47, 2°, 061 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
B. In het geval bedoeld in § 5.2, b, is een compensatiebetaling verschuldigd voor elk nieuw onmiddellijk rustpensioen toegekend vanaf 1 januari 2005, op het verschil tussen het effectief toegekende rustpensioen uitgedrukt aan index 138,01 en het rustpensioen vastgesteld op identiek dezelfde basis, maar met een gemiddelde wedde die het resultaat is van de normale evolutie van het statutair personeelslid doorheen de weddenschalen aan index 138,01 toepasselijk bij [4 skeyes]4 op 1 januari 2005 en rekening houdend met de gekende promoties op die datum. De gekapitaliseerde waarde van de bijdragen die betaald zijn ingevolge § 4 op het verschil tussen de wedde die bij normale evolutie was toepasselijk geweest en de reëel uitbetaalde verhoogde wedde, wordt voor de berekening van de compensatiebetalingen desgevallend verschuldigd door [4 skeyes]4 in mindering gebracht.
Indien de referteperiode voor de berekening van het rustpensioen zich geheel of gedeeltelijk bevindt vóór 1 januari 2005, dan zal het theoretisch pensioen voor dit deel van de referteperiode berekend worden op de reële wedden voor die periode.
Indien het personeelslid in dienst is getreden ten vroegste op 1 januari 2005 dan wordt voor de bepaling van de gemiddelde wedde die het resultaat is van de normale evolutie van het personeelslid doorheen de weddenschalen aan index 138,01 toepasselijk bij [4 skeyes]4 op 1 januari 2005, ervan uitgegaan dat op hem deze weddenschalen en deze normale evolutie toepasselijk waren op het moment van zijn aanwerving.
Indien het effectief toegekende rustpensioen hoger is dan het theoretisch pensioen zoals hierboven omschreven, is [4 skeyes]4 de actuele waarde van het verschil verschuldigd na toepassing van hoger vermelde aftrek. Deze actuele waarde, waarvan de berekeningswijze wordt vastgesteld door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, dient te worden betaald aan (de Pensioendienst voor de overheidssector). <W 2006-01-12/45, art. 47, 2°, 061 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Indien het effectief toegekende rustpensioen lager is dan het theoretisch pensioen, zal (de Pensioendienst voor de overheidssector) de actuele waarde van het verschil verschuldigd zijn aan [4 skeyes]4. <W 2006-01-12/45, art. 47, 2°, 061 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
C. In het geval bedoeld in § 5.2, c, zal, indien [4 skeyes]4 vanaf 1 januari 2005 een nieuwe vorm van verlof voorafgaandelijk aan de pensionering toestaat, [4 skeyes]4 de patronale bijdrage zoals omschreven in § 4 dienen te betalen op het onverminderd bedrag van de wedde dat dient voor de berekening van het pensioenbedrag. Voor de periodes die ingevolge de toepassing van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten of ingevolge andere soortgelijke regelingen geheel of gedeeltelijk buiten de pensioenberekening vallen, is geen of slechts een pro rata patronale bijdrage verschuldigd.
§ 5.4. De compensatiebetalingen waarvan sprake in §§ 5.1 tot en met 5.3 dienen te worden beschouwd als gewone sociale zekerheidsbijdragen.
§ 5.5. De actuariële factoren op grond waarvan de actuele waarde en de gekapitaliseerde waarde worden berekend zullen bij koninklijk besluit overlegd in Ministerraad.
§ 5.6. De nadere regels van betaling worden in uitvoering van dit besluit bij koninklijk besluit bepaald.) <KB 2004-12-27/37, art. 4, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(§ 6. Artikel 12bis van de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden is niet van toepassing op de herstructurering van de pensioenverplichtingen van [4 skeyes]4.) <KB 2004-12-27/37, art. 5, 054; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[2 § 7. In afwijking van de artikelen 33 en 34 wordt vanaf 1 januari 2017 elke nieuwe vorm van disponibiliteit met wachtgeld of van verlof met wachtgeld voorafgaand aan het pensioen toegestaan door [4 skeyes]4 aan zijn personeelsleden benoemd in de graden die op de loopbaan van luchtverkeersleider betrekking hebben, bij koninklijk besluit vastgesteld.]2
[3 § 8. Voor de verplichtingen van [4 skeyes]4 inzake voorzieningen voor risico's en kosten voor disponibiliteit en verlof voorafgaand aan het pensioen van zijn personeel moet [4 skeyes]4 geen voorziening aanleggen.]3
----------
(1)<W 2016-03-18/03, art. 116, 094; Inwerkingtreding : 01-04-2016>
(2)<W 2017-03-19/09, art. 3, 098; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<W 2017-07-31/19, art. 2, 100; Inwerkingtreding : 24-08-2017>
(4)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
HOOFDSTUK IV. - (Reglementen.)
Art. 176bis.<Ingevoegd bij KB 1998-07-17/31, art. 9; Inwerkingtreding : 02-10-1998> De raad van bestuur van [1 skeyes]1 kan, met inachtneming van de grondregelen en de grenzen bepaald in het beheerscontract en onverminderd de bepalingen van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, reglementen vaststellen tot regeling van de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 170, 1° en 2°, en 172.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art. 176ter.<Ingevoegd bij KB 1998-07-17/31, art. 9; Inwerkingtreding : 02-10-1998> De reglementen vastgesteld door [1 skeyes]1 krachtens artikel 176bis zijn onderworpen aan de goedkeuring van de minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort. Zij zijn verbindend vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad of, indien de kennisgeving plaatsvindt vóór deze bekendmaking, vanaf kennisgeving ervan aan de belanghebbenden.
Bovendien worden de bepalingen van de reglementen bedoeld in het eerste lid die de gebruikers van in België gelegen luchthavens aanbelangen, bekendgemaakt in de "Aeronautical Information Publication" uitgegeven door [1 skeyes]1.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
Art. 176quater.<Ingevoegd bij KB 1998-07-17/31, art. 9; Inwerkingtreding : 02-10-1998> § 1. De reglementen bedoeld in artikel 176bis kunnen de volgende sancties bepalen voor inbreuken op hun bepalingen, en dit naargelang van de aard en de ernst van deze inbreuken :
1° een verhoging van de vergoedingen bedoeld in artikel 172 gaande van 50 procent tot 200 procent van de verschuldigde vergoedingen;
2° een administratieve geldboete van 2.000 tot 200.000 frank, met dien verstande dat :
a) in geval van een nieuwe overtreding binnen drie jaar deze bedragen worden verdubbeld;
b) in geval van samenloop van verscheidene inbreuken de bedragen van de administratieve geldboeten worden samengevoegd, zonder dat zij het bedrag van 2 000 000 frank mogen overschrijden.
§ 2. De sancties bedoeld in § 1 worden opgelegd bij een met redenen omklede beslissing van de gedelegeerd bestuurder van [1 skeyes]1, nadat de overtreder of zijn vertegenwoordiger werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen. Geen van deze sancties mag later dan twaalf maanden na de feiten die de inbreuk opleveren, worden uitgesproken.
De overtreder kan, binnen dertig dagen volgend op de datum van kennisgeving van de beslissing van de gedelegeerd bestuurder, tegen deze beslissing in beroep gaan bij de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart. Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
§ 3. De verhogingen en boeten bedoeld in § 1 worden ten gunste van de Schatkist ingevorderd door de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen.
----------
(1)<W 2019-04-13/20, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
HOOFDSTUK V. - (Diverse bepalingen.)
Art.177. <KB 1998-04-02/34, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 02-10-1998> Het statuut van de R.L.W., gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 oktober 1970 houdende omwerking van het statuut van de Regie der Luchtwegen en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1981, het koninklijk besluit nr. 240 van 31 december 1983 en het koninklijk besluit nr. 425 van 1 augustus 1986, wordt opgeheven met uitzondering van de artikelen 12 en 20.
Art. 177/1. [1 In alle wetten en reglementen, met uitzondering van de artikelen 31, 32 en 34 van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, wordt het woord "Belgocontrol" vervangen door het woord "skeyes".]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/20, art. 3, 104; Inwerkingtreding : 07-11-2018>
TITEL VII. - (Brussels International Airport Company.)
HOOFDSTUK I. - (Doel en taken van openbare dienst.)
Art.178. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.179. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.180. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.181. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
HOOFDSTUK II. - (Bestuur.)
Art.182. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.183. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.184. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.185. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.186. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.187. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.188. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
HOOFDSTUK III. - (Personeel.)
Art.189. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.190. <Ingevoegd bij KB 1998-04-02/34, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-1998> § 1. In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935 tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, gewijzigd bij de wetten van 28 april 1958, 1 juli 1971, 11 juli 1975, 17 mei 1976 en 15 juli 1977 en het koninklijk besluit nr. 429 van 5 augustus 1986, wordt de vermelding "Brussels International Airport Company" ingevoegd na de vermelding "Regie der Luchtwegen".
§ 2. (...) <KB 2004-12-22/32, art. 14, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.191. (opgeheven) <KB 2004-12-22/32, art. 15, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
HOOFDSTUK IV. - (Kapitaal en aandelen.)
Art.192. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.193. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
HOOFDSTUK V. - (Reglementen.)
Art.194. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.195. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
Art.196. (opgeheven) <KB 2004-05-27/44, art. 62, 048; Inwerkingtreding : 29-12-2004; datum van de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaat recht, beheerst door het Wetboek van vennootschappen>
TITEL VIII- Infrabel.
HOOFDSTUK I. - Doel en opdrachten van openbare dienst.
Art.197.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder :
1° " spoorweginfrastructuur " : alle elementen bepaald in bijlage I, deel A, van verordening (EEG) nr. 2598/70 van de Europese Commissie van 18 december 1970 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's, bedoeld in bijlage I van verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juli 1970, met uitzondering van het laatste streepje dat in de zin van deze titel als volgt luidt : " Dienstgebouwen voor de infrastructuur ";
2° (" spoorwegonderneming " : iedere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke onderneming die houder is van een vergunning overeenkomstig de van kracht zijnde Europese wetgeving, waarvan de activiteit bestaat in het verlenen van spoorwegvervoerdiensten voor goederen of voor reizigers, waarbij deze onderneming voor de tractie moet zorgen; hiertoe behoren ook de ondernemingen die uitsluitend tractie leveren;) <W 2008-12-22/33, art. 70, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
3° [2 ...]2
4° [1 " Nationale Paritaire Commissie " : de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]1
[1 5° Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer : de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de Exploitatie van de Luchthaven Brussel-Nationaal bedoeld in het koninklijk besluit van 25 oktober 2004 tot oprichting van de Dienst Regulering van het Spoorwegvervoer en van de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, tot vaststelling van zijn samenstelling en het administratief en geldelijk statuut dat van toepassing is op zijn leden;
6° HR Rail : de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail bedoeld in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 18, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<KB 2013-12-11/03, art. 28, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.198. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> Infrabel is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.
Art.199.[1 § 1. Infrabel heeft tot doel, met betrekking tot het volledige Belgische net :
1° het verwerven, het ontwerpen, de bouw, de vernieuwing, het onderhoud en het beheer van de spoorweginfrastructuur;
2° het beheer van de regelings- en veiligheidssystemen van deze infrastructuur;
3° het leveren aan de spoorwegondernemingen van de hen overeenkomstig de wet te leveren diensten;
4° de toewijzing van de beschikbare spoorweginfrastructuurcapaciteit;
5° de tarifering, de facturering en de inning van heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur en voor de diensten bedoeld in 3° ;
6° de verwerving, de ontwikkeling, het onderhoud, het beheer, de uitbating en de commercialisering van informaticasystemen en telecommunicatienetwerken.
Infrabel kan deelnemen in elke vennootschap of vereniging, van publiek of privaat recht, in België en in het buitenland, die rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen bijdragen tot haar doel. Zij kan eveneens zekerheden stellen voor de schulden van verbonden vennootschappen.
Infrabel kan eveneens optreden als bestuurder, volmachtdrager, mandataris of vereffenaar in andere vennootschappen of ondernemingen.
Zij mag, in België en in het buitenland, alle handelingen stellen en verrichtingen doen die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van haar doel.
§ 2. De opdrachten van openbare dienst van de infrastructuurbeheerder omvatten de taken bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 5°, evenals de andere opdrachten van openbare dienst waarmee hij door of krachtens de wet wordt belast.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 29, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 199bis. <ingevoegd bij W 2004-07-09/30, art. 54; Inwerkingtreding : 25-07-2004> § 1. Binnen Infrabel worden de taken bedoeld in artikel 199, § 1, 4° en 5°, opgedragen aan een gespecialiseerde dienst die rechtstreeks afhangt van het directiecomité.
§ 2. De leden van de in § 1 bedoelde dienst zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke commerciële informatie die hun door de spoorwegondernemingen of groeperingen van dergelijke ondernemingen worden meegedeeld in het kader van de toewijzing van de spoorweginfrastrucuurcapaciteiten, niet onthullen aan welke persoon ook.
Het in het eerste lid bedoelde verbod doet evenwel geen afbreuk aan de mededeling van vertrouwelijke informatie :
1° aan entiteiten of organismen die bevoegd zijn voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten in andere Lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de samenwerking bedoeld in artikel 15 van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering;
2° aan de Belgische toezichthoudende instantie in de zin van artikel 30 van dezelfde richtlijn;
3° tijdens een getuigenis in rechte;
4° in het kader van beroepsprocedures tegen de handelingen en beslissingen van Infrabel inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit;
5° in beknopte of samengevoegde vorm zodat ondernemingen of groeperingen niet individueel kunnen worden geïdentificeerd.
§ 3. De inbreuken op § 2 worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en van artikel 85, van toepassing op deze inbreuken.
(§ 4. De personeelsleden van de in § 1 bedoelde dienst mogen, noch persoonlijk, noch via tussenkomst van een rechtspersoon, een andere, al dan niet bezoldigde, functie of activiteit vervullen bij een spoorwegonderneming.) <W 2008-12-22/33, art. 69, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
Art. 199ter.<Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 71, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009> § 1. [2 De personeelsleden die behoren tot de in artikel 199bis, § 1, bedoelde gespecialiseerde dienst en er een directiefunctie of een functie als lid van het hogere kaderpersoneel uitoefenen, mogen noch persoonlijk, noch via tussenkomst van een rechtspersoon, een andere, al dan niet bezoldigde, functie, mandaat of activiteit uitoefenen, ten dienste van een spoorwegonderneming, ten dienste van HR Rail of ten dienste van een vennootschap die, in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, verbonden is met één ervan.]2
De Koning bepaalt de directiefuncties en de hogere functies waarop dit verbod betrekking heeft.
§ 2. Het verbod bepaald in § 1 blijft van kracht gedurende twee jaren nadat de personen bedoeld in § 1 hun functies binnen de gespecialiseerde dienst neergelegd hebben.
§ 3. [1 Elke overtreding van de in § 1 en § 2 bedoelde verbodsbepalingen wordt bestraft met een geldboete van 1.000 tot 10.000 euro.]1
----------
(1)<W 2009-05-31/01, art. 3, 074; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
(2)<KB 2013-12-11/03, art. 30, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 199quater. [1 Infrabel sluit met de NMBS de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 156ter.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 31, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 199quinquies. [1 In afwijking van artikel 5, § 2, wordt het beheerscontract tussen Infrabel en de Staat gesloten voor een duur van ten minste vijf en ten hoogste tien jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 31, 086; Inwerkingtreding : 01-04-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.200.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. [2 In afwijking van artikel 26, eerste lid, stelt de raad van bestuur van Infrabel een ondernemingsplan vast voor de duur van het beheerscontract en past het dit jaarlijks aan. Dit plan geeft de doeleinden en de strategie van de onderneming aan, rekening houdend met de mobiliteitsdoeleinden bepaald door de Ministerraad.]2
§ 2. Verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan zijn :
1° de infrastructurele behoeften weergegeven in een meerjarig investeringsplan;
2° de vooruitzichten inzake de behoefte aan personeel;
3° de evolutie van de exploitatierekeningen weergegeven in een financieel plan;
4° de methode voor de berekening van de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;
5° de middelen voor de financiering van de geplande investeringen.
§ 3. [2 Het meerjarig investeringsplan bedoeld in paragraaf 2, 1°, bevat de planning over meerdere jaren van de investeringen betreffende het verwerven, het ontwerpen, de bouw, de vernieuwing en het beheer van de spoorweginfrastructuur.]2
[2 Het meerjarig investeringsplan van Infrabel wordt afgestemd op het meerjarig investeringsplan van NMBS in de mate dat de planning van de werken van Infrabel die betrekking hebben op het ontwerpen, de bouw en de vernieuwing van de spoorweginfrastructuur een invloed heeft op het gedeelte van het meerjarig investeringsplan van de NMBS met betrekking tot het ontwerpen, de bouw en de vernieuwing van de spoorwegstations, de onbemande stopplaatsen en hun aanhorigheden.]2
Vóór de goedkeuring van het meerjarig investeringsplan maakt de raad van bestuur van Infrabel een ontwerp van dit plan per aangetekend schrijven over aan de spoorwegondernemingen die gebruik maken van de spoorweginfrastructuur van het Belgische net. Zij kunnen hun opmerkingen aan Infrabel meedelen binnen een termijn van vijfenveertig dagen vanaf de datum van verzending van het ontwerp.
§ 4. [3 Het ondernemingsplan en de jaarlijkse aanpassingen daaraan worden meegedeeld aan de minister bevoegd voor overheidsbedrijven, evenals aan de minister die bevoegd is voor de regulering van het spoorvervoer. Het meerjarenplan bedoeld in § 2, 1°, wordt ter kennis gebracht van de Investeringscel voor het spoor die een advies verleent aan de minister bevoegd voor overheidsbedrijven voorafgaand aan de goedkeuring door de Koning in overeenstemming met het tweede lid.
In afwijking van artikel 26, tweede lid, worden de elementen bedoeld in § 2 als noodzakelijk deel voor de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel en voor haar meerjarenplan voor de investeringen, goedgekeurd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]3
§ 5. Het ondernemingsplan is een voorafgaande voorwaarde voor het afsluiten van het beheerscontract. In geval van vernieuwing van het beheerscontract wordt het plan uiterlijk twaalf maanden vóór de vervaldag van het lopende beheerscontract opgesteld. [Artikel 3, § 2, 9°, is niet van toepassing.] <KB 2004-10-18/32, art. 37, Inwerkingtreding : 20-10-2004>
----------
(2)<KB 2013-12-11/03, art. 32, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(3)<W 2016-08-03/30, art. 5, 096; Inwerkingtreding : 17-09-2016>
HOOFDSTUK II. - Financiële en fiscale bepalingen.
Art.201. Infrabel bepaalt de rechten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur voor de diensten die zij verleent in het kader van haar opdrachten van openbare dienst, met inachtneming van de principes en procedures bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, en de bepalingen van het beheerscontract.
Art.202. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. Het beheerscontract dat tussen de Staat en Infrabel moet worden afgesloten, bepaalt de berekening en de betalingsvoorwaarden van alle Staatstoelagen voor de verwezenlijking van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel, teneinde :
1° minstens een evenwicht te waarborgen onder normale omstandigheden van bedrijfsvoering en over een redelijk tijdsverloop, tussen, enerzijds, de ontvangsten voortvloeiend uit de heffingen voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de overschotten uit commerciële activiteiten en de Staatstoelagen en, anderzijds, de infrastructuuruitgaven;
2° de gepaste financiële stimuli te voorzien om zowel de kosten voor het verstrekken van de spoorweginfrastructuur als de heffingen voor het gebruik van deze infrastructuur te verminderen, om het gebruik van de infrastructuur te maximaliseren en om de investeringen te realiseren die nodig zijn om de performantie, de kwaliteit van de dienstverlening en de veiligheid van de infrastructuur op een hoog niveau te handhaven.
Art. 202bis. [1 De onroerende goederen die eigendom zijn van Infrabel mogen niet worden onteigend. Op voordracht van de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven, en na advies van de raad van bestuur van Infrabel, dat wordt verleend binnen de twee maanden volgend op de ontvangst van het verzoek daartoe, mag de Koning echter de onteigening toestaan van een onroerend goed dat niet langer nuttig zou zijn voor het beheer van de spoorweginfrastructuur. De opbrengst van de vervreemding van elk onroerend goed komt toe aan Infrabel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 33, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 202ter. [1 Voorafgaand aan de vervreemding van een onroerend goed dat niet noodzakelijk is voor de uitvoering van haar opdrachten van openbare dienst, informeert Infrabel de NMBS over de voorwaarden van de vervreemding met inbegrip van de overdrachtsprijs.
Indien de voorwaarden van Infrabel door de NMBS zonder voorbehoud en onvoorwaardelijk worden aanvaard, wordt de overdracht aan de NMBS geacht tot stand te zijn gekomen.
Indien de NMBS het recht bedoeld in het eerste lid niet uitoefent en vervolgens de voorwaarden van het aanbod door Infrabel substantieel worden gewijzigd, herleeft dit recht.
De modaliteiten van de uitoefening van dit recht worden geregeld in een overeenkomst te sluiten tussen Infrabel en de NMBS. In de tussentijd oefenen de partijen dit recht uit als een goede huisvader.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 33, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.203.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> De Koning kan, tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, de Staatswaarborg toekennen aan de verbintenissen van Infrabel ingevolge leningen die door haar zijn uitgegeven of aangegaan in het kader van haar opdrachten van openbare dienst, of ingevolge overeenkomsten tot dekking van de wisselkoers- en interestrisico's betreffende dergelijke leningen. [1 De Koning mag, in afwijking van artikel 12, § 2, tweede lid, 2°, afwijken, voor leningen die bij een multilaterale bank worden aangegaan, van het koninklijk besluit nr. 517 van 31 maart 1987 ter invoering van een jaarlijkse premie op de door de Staat gewaarborgde nieuwe verbintenissen van bepaalde instellingen van de openbare sector.]1
----------
(1)<W 2023-12-28/01, art. 114, 109; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art.204. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> In artikel 180 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een 12° toegevoegd, luidende :
" 12° de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel ".
Infrabel is vrijgesteld van alle belastingen, heffingen en rechten ten voordele van de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.
Art.205.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 34, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK III. - Beheer
Art.206. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> De artikelen 18 tot 23 zijn niet van toepassing op Infrabel.
Art.207.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. De raad van bestuur is samengesteld uit maximum [1 veertien]1 leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder. [Het aantal bestuurders wordt bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.] <KB 2004-10-18/32, art. 37, Inwerkingtreding : 20-10-2004>
Ten minste één derde van de bestuurders moet van het andere geslacht zijn dan dat van de andere bestuurders.
[2 Twee leden van de raad van bestuur voldoen aan de criteria opgesomd in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen, met uitzondering van de bepaling onder 5°, c). Deze twee leden behoren tot een verschillende taalrol.]2
§ 2. [2 Met uitzondering van de twee bestuurders die voldoen aan de criteria die worden opgesomd in artikel 526ter van het Wetboek van vennootschappen en die benoemd worden door de algemene vergadering, benoemt de Koning de bestuurders bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]2
De bestuurders worden gekozen op grond van de complementariteit van hun competentie inzake financiële analyse, boekhoudkundig beheer, juridische aspecten, kennis van de vervoersector, deskundigheid inzake mobiliteit, personeelsbeheer en sociale relaties.
De bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar [...]. [1 De bestuurders kunnen slechts door de Koning worden ontslagen, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
§ 3. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot op het ogenblik dat een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig § 2.
§ 4. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur onder de bestuurders. De voorzitter van de raad van bestuur behoort tot een andere taalrol dan de gedelegeerd bestuurder.
Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse de boeken, brieven, notulen en in het algemeen alle documenten en geschriften van Infrabel inkijken. Hij kan van de leden van het directiecomité, van de gemachtigden en de personeelsleden van Infrabel alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat. [Hij kan zich laten bijstaan door een deskundige, op kosten van de vennootschap.] <KB 2004-10-18/32, art. 37, Inwerkingtreding : 20-10-2004>
§ 5. Bij de uitoefening van hun mandaat en in acht genomen belangen van de vennootschap, zijn de leden van de organen van Infrabel gehouden tot discretie.
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 35, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2016-08-03/30, art. 7, 096; Inwerkingtreding : 17-09-2016>
Art. 207bis. [1 De gedelegeerd bestuurder van Infrabel behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de gedelegeerd bestuurder van de NMBS behoort.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 36, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.208.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dit bestuur aangaat, alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
De leden van het directiecomité vormen een college. Zij kunnen de taken onder elkaar verdelen. Onder voorbehoud van de bevoegdheden die hem door deze wet zijn opgedragen als college, kan het directiecomité sommige van zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Hij kan de subdelegatie ervan toestaan. Hij brengt de raad van bestuur in kennis van de bevoegdheidsdelegaties krachtens dit lid.
§ 2. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur bepaalt het aantal overige leden van het directiecomité en benoemt deze leden op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en na het advies van het benoemings- en bezoldigingscomité. [1 Het aantal leden van het directiecomité mag de helft van het aantal leden van de raad van bestuur niet overtreffen.]1
De andere leden van het directiecomité dan de gedelegeerd bestuurder worden ontslagen door de raad van bestuur.
Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen Infrabel. Met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder mogen zij niet de hoedanigheid van bestuurder van Infrabel hebben.
§ 3. De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad.
§ 4. [1 Infrabel wordt geldig vertegenwoordigd jegens derden en in rechte door de gedelegeerd bestuurder en het daartoe aangewezen lid van het directiecomité, die gezamenlijk optreden.
Alle akten van bestuur of akten die de vennootschap verbinden worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en het daartoe door de raad van bestuur aangewezen lid van het directiecomité. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de akten waarvan de goedkeuringswijze afwijkt van deze paragraaf.
De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze van het lid van het directiecomité aangewezen overeenkomstig het eerste lid.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 37, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.209.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. [3 Onverminderd artikel 211, § 2, tweede lid, worden de rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en plichten van de gedelegeerd bestuurder en van de andere leden van het directiecomité, enerzijds, en van Infrabel, anderzijds, geregeld door een bijzondere overeenkomst tussen de partijen. Bij de onderhandelingen over deze overeenkomst wordt Infrabel vertegenwoordigd door haar raad van bestuur met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder.
De gedelegeerd bestuurder kan geen andere emolumenten ontvangen dan zijn vergoeding.]3
[3 ...]3
Als de gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Infrabel. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op loonsverhoging.
[1 De artikelen 520bis en 520ter van het Wetboek van vennootschappen zijn mutatis mutandis van toepassing op de gedelegeerd bestuurder en de leden van het directiecomité.
Indien in een overeenkomst bedoeld in deze paragraaf een vertrekvergoeding wordt opgenomen die hoger is dan 12 maanden loon of, op gemotiveerd advies van het benoemings- en bezoldigingscomité, hoger is dan 18 maanden loon, wordt die bepaling omtrent de vertrekvergoeding voorafgaand goedgekeurd door de eerstvolgende gewone algemene vergadering. Elk hiermee strijdig beding is van rechtswege nietig.
Het verzoek om een hogere vertrekvergoeding toe te kennen zoals bepaald in het vijfde lid moet worden medegedeeld aan [2 het strategische bedrijfscomité, bedoeld in artikel 127 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen]2. Op vraag van een van de partijen in [2 dat strategische bedrijfscomité]2, brengt deze een advies uit aan de algemene vergadering.
In dit geval moet het verzoek dertig dagen voor de datum van de publicatie van de oproeping tot de eerstvolgende gewone algemene vergadering worden meegedeeld en de vraag om een advies worden ingediend ten minste twintig dagen voor dezelfde datum. Het advies wordt uiterlijk op de dag van de publicatie van de oproeping gegeven en op de website van de onderneming gepubliceerd.
De persoonsgegevens die aldus, aan [2 het in het zesde lid bedoelde strategische bedrijfscomité]2, worden overgelegd, mogen door laatstgenoemde enkel worden bekendgemaakt voor doeleinden van het in het zevende lid bedoeld advies aan de algemene vergadering]1
§ 2. De algemene vergadering stelt de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur vast op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité. De vergadering houdt hierbij rekening met de prestaties van de mandatarissen, in acht genomen onder andere hun lidmaatschap van de bij wet bepaalde comités en de doelstellingen van de onderneming.
§ 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van Infrabel. Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel bevatten, mogen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.
----------
(1)<W 2011-11-14/05, art. 4, 082; Inwerkingtreding : 10-12-2011>
(2)<KB 2013-12-11/02, art. 19, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(3)<KB 2013-12-11/03, art. 38, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.210.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een auditcomité op.
Het auditcomité bestaat uit vier bestuurders, anderen dan de gedelegeerd bestuurder, die door de raad van bestuur worden benoemd. Dit comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Het auditcomité mag de gedelegeerd bestuurder uitnodigen op zijn vergaderingen, die er zetelt met raadgevende stem. De Regeringscommissarissen nemen eveneens met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van dit comité.
§ 2. Het auditcomité voert de taken uit die de raad van bestuur eraan toevertrouwt. Bovendien heeft het de opdracht om de raad van bestuur bij te staan door onderzoek van de financiële informatie, met name de jaarrekeningen, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Het auditcomité staat ook in voor de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële verslagen inzake risicobeheer.
Ten minste veertien dagen vóór de vergadering waarop de raad van bestuur de jaarrekeningen vaststelt, legt de raad deze rekeningen ter advies voor aan het auditcomité.
[1 De algemene vergadering kan, op voorstel van de raad van bestuur, een extern auditeur aanduiden opdat hij eveneens met raadgevende stem zou deelnemen aan de vergaderingen van dit comité.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 39, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.211. <ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een benoemings- en bezoldigingscomité op.
Het benoemings- en bezoldigingscomité bestaat uit vier bestuurders, waaronder de voorzitter van de raad van bestuur, die het comité voorzit, en de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de overige leden van dit comité. Het telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
§ 2. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 208, § 2, eerste lid, een advies uit over de kandidaturen die door de gedelegeerd bestuurder worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de leden van het directiecomité.
De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité, de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de leden van het directiecomité en aan de hogere kaderleden. De raad volgt deze aangelegenheden continu op.
Art.212.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens de wet of de statuten van Infrabel, is het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat of de functie van :
1° lid van het Europees Parlement;
2° lid van de Wetgevende Kamers;
3° Minister of Staatssecretaris;
4° lid van de Raad of van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;
5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad.
Bovendien mogen geen andere bestuurders dan de gedelegeerd bestuurder personeelsleden zijn van Infrabel in de zin van artikel 214, § 1.
De leden van het directiecomité mogen geen burgemeester, schepen of voorzitter zijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
§ 2. [2 Het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité, is onverenigbaar met elke al dan niet bezoldigde functie, mandaat of activiteit, die hetzij persoonlijk, hetzij via tussenkomst van een rechtspersoon uitgeoefend wordt ten dienste van een spoorwegonderneming, ten dienste van HR Rail of ten dienste van een vennootschap die, in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, verbonden is met één ervan.]2
[1 Het verbod vermeld in het eerste lid is niet van toepassing als een lid van de raad van bestuur of van het directiecomité Infrabel vertegenwoordigt :
-bij de nationale paritaire commissie of bij een overleg- of coördinatie-instantie waarbij ook de in het eerste lid bedoelde ondernemingen betrokken zijn;
- in de raad van bestuur of het directiecomité van een dochtervennootschap gecontroleerd door Infrabel in de zin van artikel 5 van het Wetboek van vennootschappen.]1
[2 Het verbod vermeld in het eerste lid is niet van toepassing op de mandaten bedoeld in de artikelen 34, § 1, 2° en 45, § 1, derde streepje van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]2
[Een lid van het directiecomité of van de raad van bestuur mag geen maatschappelijke rechten of aandelen van één van de in eerste lid bedoelde ondernemingen bezitten.
Een lid van het directiecomité of van de raad van bestuur is verplicht de voorzitter van de raad van bestuur in te lichten over elke vorm van vermogensrechtelijk belang in een dergelijke onderneming.] <W 2008-12-22/33, art. 72, 1°, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
[1 lid opgeheven]1
§ 3. Wanneer één van de leden van de raad van bestuur of van het directiecomité de bepalingen van §§ 1 en 2, eerste lid, overtreedt, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat bij Infrabel te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
[§ 4. Het verbod beschreven in de eerste lid, van § 2 blijft twee jaren na de beëindiging van het mandaat gelden.] <W 2008-12-22/33, art. 72, 2°, 072; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
§ 5. [1 Elke overtreding van de in § 2, eerste lid, en § 4, bedoelde verbodsbepalingen wordt bestraft met een geldboete van 1.000 euro tot 10.000 euro.]1
----------
(1)<W 2009-05-31/01, art. 4, 074; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
(2)<KB 2013-12-11/03, art. 40, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.213.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. Infrabel is onderworpen aan het toezicht van de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven en van de minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer. Dit toezicht wordt uitgeoefend door tussenkomst van twee Regeringscommissarissen die worden benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de betrokken minister.
Voornoemde ministers kunnen elk een plaatsvervanger aanduiden voor het geval de Regeringscommissaris eventueel verhinderd zou zijn of om deze laatste bij te staan in zijn opdracht.
De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissarissen en hun bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van Infrabel.
§ 2. De Regeringscommissarissen zien toe op de naleving van de wet, van de statuten en van het beheerscontract. Zij zien er op toe dat het beleid van Infrabel, inzonderheid het beleid met toepassing van artikel 13, de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst niet in het gedrang brengt.
Elke Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de minister onder wie hij ressorteert. De Regeringscommissarissen brengen verslag uit aan de minister van begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur of het directiecomité die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat.
§ 3. De Regeringscommissarissen worden uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en van het directiecomité en hebben er een raadgevende stem. Zij kunnen te allen tijde individueel ter plaatse kennis nemen van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van Infrabel. Zij kunnen ieder individueel van de bestuurders, van de gemachtigden en de personeelsleden van Infrabel en van de leden van haar directiecomité alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die zij nodig achten voor de uitoefening van hun mandaat.
Infrabel stelt de Regeringscommissarissen de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitoefening van hun mandaat.
§ 4. Iedere Regeringscommissaris tekent binnen een termijn van vier werkdagen beroep aan bij de minister onder wij hij ressorteert, tegen elke beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité die hij strijdig acht met de wet, de statuten of het beheerscontract of waarvan hij oordeelt dat zij nadeel kan berokkenen aan de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Infrabel. Iedere Regeringscommissaris kan, binnen dezelfde termijn, beroep aantekenen tegen elke beslissing tot verhoging van de rechten voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur. Het beroep is opschortend.
De termijn bedoeld in het eerste lid gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de betrokken Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en, in het tegenovergestelde geval, op de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft genomen. Wanneer een beroep wordt gedaan op de schriftelijke procedure bepaald in artikel 521, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, begint de termijn te lopen op de dag waarop de betrokken Regeringscommissaris kennis heeft genomen van de aldus aangenomen beslissing.
De minister bij wie beroep werd aangetekend, kan de betrokken beslissing vernietigen binnen een termijn van [1 veertien dagen]1 ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn. De minister betekent de vernietiging aan het betrokken bestuursorgaan. Indien geen van de bevoegde ministers de vernietiging heeft uitgesproken binnen voornoemde termijn, wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid.
In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van de Staat, vraagt de minister bij wie beroep werd aangetekend, het akkoord van de minister van begroting. Indien deze beide ministers niet tot een akkoord komen binnen de in het derde lid bedoelde termijn van [1 veertien dagen]1, wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van [1 dertig dagen]1 ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure.
§ 5. [2 Elk jaar wordt de gedelegeerd bestuurder van Infrabel gehoord door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Tijdens deze hoorzitting brengt de gedelegeerd bestuurder verslag uit over de uitvoering door Infrabel van zijn taken van openbare dienst.
Elk jaar brengen de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven en de minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer bij de Kamer van volksvertegenwoordigers verslag uit over de toepassing van deze titel.]2
----------
(1)<KB 2013-12-11/03, art. 41, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
(2)<W 2015-08-10/17, art. 4, 091; Inwerkingtreding : 05-09-2015>
Art. 213bis. [1 Infrabel sluit met de NMBS de overeenkomst bedoeld in artikel 163quater, § 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 42, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK IV. - Personeel.
Art.214.<ingevoegd bij KB 2004-06-14/31, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste op : 01-01-2005> § 1. Infrabel beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door de [1 HR Rail]1). [1 Het personeelsstatuut zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen]1, met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op dit personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel [1 onder het uitsluitende gezag van Infrabel]1. <KB 2004-10-18/32, art. 6, 052 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 De voorwaarden en de nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld door of krachtens de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]1
§ 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1.
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 20, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.215.[1 De bepalingen van titel I, hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 31, en zonder afbreuk te doen aan artikel 71 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn niet van toepassing op Infrabel en het personeel dat aan Infrabel ter beschikking wordt gesteld. Infrabel en haar personeel zijn onderworpen aan de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.]1
----------
(1)<KB 2013-12-11/02, art. 21, 085; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK V. [1 Diverse bepalingen.]1
----------
(1)
Art. 215bis. [1 Infrabel is de houder van een eeuwigdurende erfdienstbaarheid ten kosteloze titel op de stations en op de terreinen die eigendom zijn van de NMBS om een doorgang te verlenen aan alle hoogspanningskabels, aan de kabels die verbonden zijn met de elementen die deel uitmaken van de vertrekprocedure van de treinen, met de signalisatie of met de geluidsinstallaties, die nodig zijn voor de uitvoering door Infrabel van haar opdrachten van openbare dienst.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 43, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 215ter. [1 § 1. Infrabel mag daarenboven eeuwig en ten kosteloze titel gebruik maken van het stationsdomein voor de plaatsing en de instandhouding van de kabels en de verbonden uitrustingen die verband houden met communicatie- en informaticasystemen, en voor de uitvoering van de daarmee verbonden werken.
§ 2. Onder de werken bedoeld in paragraaf 1 worden deze begrepen die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de instandhouding, de wijziging, de herstelling, de verwijdering en de controle van de kabels en verbonden uitrustingen.
Voorafgaand aan de plaatsing van de kabels en verbonden uitrustingen op het stationsdomein, dient Infrabel het voorafgaand akkoord van de NMBS in te winnen over het liggingsplan en de inrichtingskenmerken.
§ 3. Infrabel heeft toegang tot genoemde uitrustingen om te kunnen overgaan tot hun onderhoud, hun instandhouding, hun wijziging, hun herstelling, hun verwijdering of hun controle.
§ 4. De werken worden uitgevoerd als een goed huisvader en op een wijze die zo weinig mogelijk hinder veroorzaakt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 43, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art. 215quater. [1 § 1. De NMBS heeft het recht wijzigingen te laten aanbrengen aan de ligging van de kabels en van de verbonden uitrustingen bedoeld in artikel 215ter ter gelegenheid van werken die zij wenst uit te voeren in een station.
De NMBS en Infrabel hebben de verplichting om elkaar te informeren en zich op elkaar af te stemmen voor de organisatie van de werken.
§ 2. De kosten verbonden aan de wijziging van de kabels en verbonden uitrustingen uitgevoerd op vraag van de NMBS in het kader van haar taken van openbare dienst zijn ten laste van Infrabel.
§ 3. Als de werken die de NMBS uitvoert echter kaderen in haar commerciële activiteiten met betrekking tot vastgoedontwikkeling, blijven de kosten van de verplaatsing van de kabels en verbonden uitrustingen ten haren laste.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-11/03, art. 43, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
TITEL IX.
HOOFDSTUK I.
Art.216.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.217.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.218.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.219.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK II.
Art.220.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.221.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK III.
Art.222.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.223.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.224.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.225.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.226.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.227.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.228.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.229.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.230.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK IV.
Art.231.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
HOOFDSTUK V.
Art.232.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
Art.233.
<Opgeheven bij KB 2013-12-11/03, art. 44, 086; Inwerkingtreding : 01-01-2014 of op een latere door de Koning te bepalen datum, maar ten laatste op 1 april 2014>
TITEL X. Fonds voor spoorweginfrastructuur.
Art.234.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.235.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.236.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.237.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.238.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.239.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.240.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.241.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.242.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.243.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.244.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.245.
<Opgeheven bij KB 2008-09-28/33, art. 19, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
BIJLAGEN.
Art. N1.
<Opgeheven bij W 2021-12-21/05, art. 9, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. N2.
<Opgeheven bij W 2021-12-21/05, art. 9, 107; Inwerkingtreding : 10-01-2022>
Art. N3. Bijlage 3. Tot vaststelling van de technische en financiële prestatievoorwaarden betreffende de diensten die worden aangeboden met het oog op de tegemoetkoming aan de bijzondere sociale behoeften bedoeld in artikel 86, § 2 van de wet van 21 maart 1991betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
(Voor deze bijlage, zie 1997-12-19/33.)
Gewijzigd bij :
<W 2001-07-19/38, art. 35 t/m 37; B.St. 28-07-2001>