22 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bestek van toepassing op de spraaktelefoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-07-1998 en tekstbijwerking tot 30-05-2024)
EERSTE HOOFDSTUK. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bestek voor de spraaktelefoondienst.
Art. 2
Eerste Afdeling. - Economisch vermogen en technische bekwaamheid.
Art. 3
Afdeling 2. - Essentiële eisen.
Eerste Onderafdeling. - In het kader van toegang en gebruik van de dienst.
Art. 4
Onderafdeling 2. - In het kader van interconnectie.
Art. 5
Afdeling 3. - Aard, karakteristieken en dekkingszone.
Art. 6
Afdeling 4. - Permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst.
Art. 7-8
Afdeling 5. - Bescherming van de abonnees en de gegevens.
Art. 9
Afdeling 6. - Technische normen en specificaties.
Art. 10
Afdeling 7. - Nummeringsplan, rechten, plichten en procedure inzake selectie van de transporteur.
Art. 11
Afdeling 8. - Verschuldigde rechten voor de uitreiking, het beheer en het toezicht op de vergunning.
Art. 12
Afdeling 9. - Levering van de nodige inlichtingen voor de samenstelling van telefoongidsen waaronder de universele telefoongids.
Art. 13
Afdeling 10. - Verplichtingen in verband met het toezicht op de naleving van de vergunning.
Art. 14
Afdeling 11. - Rechten en plichten met betrekking tot interconnectie.
Art. 15
Afdeling 12. - Noodzakelijke voorwaarden om de interoperabiliteit van de diensten, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, met name de contractuele voorwaarden voor de dienstverlening en naleving van de toepasselijke verplichtingen door de personen die deze diensten commercialiseren.
Art. 16-17
Afdeling 13. - Duur, voorwaarden met betrekking tot de beëindiging en de hernieuwing van de vergunning.
Art. 18
Afdeling 14. - Sancties bij niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden.
Art. 19
Afdeling 15. - De maatregelen die de naleving waarborgen van de bepalingen van de hoofdstukken IXter en X van Titel III van de wet.
Art. 20
Afdeling 16. - Verplichtingen inzake universele dienstverlening.
Art. 21
Afdeling 17. - Kosteloze toegang van noodoproepen en de nadere regels inzake samenwerking met de hulp- en veiligheidsdiensten, waaronder het meedelen van de identiteit en de adresgegevens van de oproepers van deze diensten.
Art. 22
Afdeling 18. - Samenwerking met de ombudsdienst.
Art. 23
Afdeling 19. - De bijdrage tot het wetenschappellijk onderzoek op telecommunicatiegebied en tot de ontwikkeling van de markt, met name via de verbetering van de toegang, zonder uitsluitingen, tot die markt teneinde de levering van telecommunicatiediensten te vergemakkelijken.
Art. 24
Afdeling 20. - Voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen.
Art. 25
HOOFDSTUK III. - Procedure voor toekenning, aanpassing en overdracht van de vergunning.
Afdeling 1. - Doel van de procedure.
Art. 26
Afdeling 2. - Indienen van de aanvragen.
Art. 27
Afdeling 3. - Onderzoek van de aanvragen.
Art. 28
Afdeling 4. - Toekenning van de vergunning.
Art. 29
Afdeling 5. - Aanpassing van de vergunning.
Art. 30, 30bis
Afdeling 6. - Recht voor het onderzoek van de aanvraag.
Art. 31
Afdeling 7. - Overdracht van de vergunning.
Art. 32
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 33-37
BIJLAGE.
Art. N, 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N, 7N, 8N, 9N
EERSTE HOOFDSTUK. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Minister : de Minister of de Staatssecretaris die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft;
2° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort : "B.I.P.T.", bedoeld in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
3° dienst : de spraaktelefoondienst bedoeld in artikel 68, 10° van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
4° operator : persoon die houder is van een individuele vergunning voor de levering van een spraaktelefoondienst;
5° individuele vergunning : vergunning verleend op basis van dit besluit die het opzetten en de exploitatie van een spraaktelefoondienst dekt;
6° wet : wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
7° CLI : identificatie van de lijn van de oproeper (Calling Line Identification);
8° transporteur : operator die tijdens een oproep geen controle heeft over de toegang tot de eindgebruiker die aan de oorsprong van de oproep is.
HOOFDSTUK II. - Bestek voor de spraaktelefoondienst.
Art.2. Het bestek voor de spraaktelefoondienst bevat alle voorwaarden waaraan de operator zich moet houden.
Eerste Afdeling. - Economisch vermogen en technische bekwaamheid.
Art.3. De operator voorziet in voldoende financiële en technische middelen met het oog op de levering, de exploitatie en de duurzaamheid van de dienst, onder andere inzake voldoende waarborgen met betrekking tot de financiering van de werkingskosten van die dienst vastgelegd in het ondernemingsplan.
Afdeling 2. - Essentiële eisen.
Eerste Onderafdeling. - In het kader van toegang en gebruik van de dienst.
Art.4. De operator brengt zijn klanten op de hoogte van de verplichting om enkel gebruik te maken van (apparatuur die voldoet aan alle wettelijke voorwaarden). <KB 2000-10-27/44, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
(Lid 2 opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Indien de operator vaststelt dat een klant (apparatuur die niet voldoet aan alle wettelijke voorwaarden) op het openbaar telecommunicatienet heeft aangesloten, kan hij deze klant vragen de betreffende apparatuur af te koppelen. Wanneer die klant onbereikbaar is of niet ingaat op dit verzoek kan de operator de dienstverlening schorsen tot de apparatuur daadwerkelijk is afgekoppeld. De operator brengt deze klant zo vlug mogelijk en uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte van deze schorsing. <KB 2000-10-27/44, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Onderafdeling 2. - In het kader van interconnectie.
Art.5. § 1. De operator neemt de maatregelen die hij vermeldt in zijn interconnectieovereenkomsten om de naleving van de essentiële eisen te garanderen, in het bijzonder :
1° de interoperabiliteit van de spraaktelefoondiensten, meer bepaald met het oog op het, samen met de geïnterconnecteerde operatoren, garanderen van een eind-tot-eind kwaliteit;
2° de gegevensbescherming, in de mate dat die nodig is voor het naleven van de geldende bepalingen krachtens het artikel 109ter D van de wet, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en openen van privé-communicatie en telecommunicatie.
§ 2. De operator specificeert in zijn interconnectie-overeenkomsten de genomen maatregelen om de toegang tot de spraaktelefoondiensten te behouden of te herstellen in geval van storing of onderbreking van de dienst tengevolge van een defect in de installaties of infrastructuur of tengevolge van overmacht.
In de interconnectieovereenkomsten die hij met een derde sluit, neemt de operator de nodige maatregelen opdat die interconnectie geen afbreuk kan doen aan de goede werking van de dienst of aan de naleving van de essentiële eisen. Mocht een dergelijke afbreuk zich voordoen, dan brengt de operator daarvan de leidinggevende ambtenaar van het Instituut op de hoogte die de Kamer voor interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, waarvan sprake in artikel 79ter, § 1 van de wet, samenstelt. Deze neemt binnen vijf werkdagen een beslissing en staat, indien nodig, na raadpleging van de betrokken derde, de schorsing van de interconnectie toe.
Wanneer een storing personen of installaties in gevaar brengt mag de operator onmiddellijk de interconnectie schorsen. Hij brengt het Instituut en de derde onmiddellijk op de hoogte van die schorsing.
Afdeling 3. - Aard, karakteristieken en dekkingszone.
Art.6. § 1. De dienst die wordt verleend door de operator die de toegang tot de eindgebruiker controleert, moet het mogelijk maken om vanaf of naar apparatuur die op een aansluitpunt van een openbaar net aangekoppeld is de volgende communicatie tot stand te brengen :
a) met elke gebruiker van een andere operator van een spraaktelefoondienst in België of in het buitenland;
b) met elke gebruiker van een mobiele telefoondienst aangeboden aan het publiek in België of in het buitenland;
c) met elke gebruiker van de door de operator geleverde dienst.
Die verschillende mogelijkheden mogen geen afbreuk doen aan eventuele beperkingen van de toegang in één van de betrokken spraaktelefoondiensten, op verzoek van de gebruikers of overeenkomstig reglementaire bepalingen.
§ 2. De geografische zone waarin de operator zijn dienst aanbiedt, maakt deel uit van de individuele vergunning van de operator.
§ 3. De door het Instituut aangewezen operatoren leveren de mogelijkheid tot toonkiezen (DTMF/Dual Tone Multi Frequency) met naleving van de ETSI-aanbeveling ETR 207. Bovendien voorziet de operator op verzoek in :
- gedetailleerde facturen;
- het selectieve verbod op uitgaande oproepen.
§ 4. De operator die als een organisatie met een sterke marktpositie is aangemerkt, levert de volgende dienstfaciliteiten :
a) identificatie van de oproepende lijn;
b) direct inkiezen;
c) automatische oproepdoorschakeling.
Afdeling 4. - Permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van de dienst.
Art.7. De dienst is continu operationeel, 24 uur op 24, met inbegrip van zaterdagen, zondagen en feestdagen.
Art.8. § 1. De operator neemt de nodige maatregelen zodat de doelstellingen met betrekking tot de kwaliteitsindicatoren van de dienst die door de Minister worden vastgesteld in uitvoering van artikel 105sexies, § 4 van de wet, worden nageleefd ten laatste vanaf 18 maanden na de commerciële opening van zijn dienst.
§ 2. De operator die sedert 18 maanden of meer zijn dienst commercieel heeft opengesteld, deelt elk jaar, uiterlijk op 31 januari aan het Instituut de waarden mee die hij in de loop van het voorgaande jaar heeft bereikt voor de kwaliteitsindicatoren, bedoeld in artikel 105sexies, § 4 van de wet.
Het Instituut bepaalt de vorm van die mededelingen en zorgt voor de publicatie ervan.
§ 3. De operator evalueert tevens elk kalenderjaar de adequaatheid van de definities en meetmethodes van de kwaliteitsindicatoren bedoeld in het artikel 105sexies, § 4 van de wet, en maakt zijn bevindingen over aan het Instituut uiterlijk één maand na afloop van het betrokken kalenderjaar.
Afdeling 5. - Bescherming van de abonnees en de gegevens.
Art.9. § 1. De operator neemt alle nodige en redelijke maatregelen om de naleving te garanderen van artikel 109ter D van de wet, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en openen van privé-communicatie en telecommunicatie.
§ 2. De operator waarborgt het recht van iedereen om niet te worden vermeld in de lijsten van eindgebruikers die dienen voor de vervaardiging van telefoongidsen. Die mogelijkheid wordt kosteloos geboden of tegen een prijs die gebaseerd is op de rechtstreekse netto-kosten die voortvloeien uit de weglating van de eindgebruikergegevens van de personen die dat recht hebben uitgeoefend. Die prijs zal voor akkoord aan het Instituut worden voorgelegd.
Bovendien laat de operator op de lijst van de eindgebruikers die niet dient voor de levering van de dienst, noch voor de vervaardiging van telefoongidsen en die aan derden ter beschikking wordt gesteld, de gegevens weg van de personen die niet hebben aanvaard om op die lijst te worden vermeld. Die weglating is gratis.
§ 3. (Wanneer presentatie van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden staat de operator alle oproepende gebruikers toe om zich kosteloos en op eenvoudige wijze voor elke oproep apart of op bestendige wijze te verzetten tegen de identificatie van hun nummer en naam op het opgeroepen toestel. De oproepende abonnee moet over deze mogelijkheid beschikken voor elke afzonderlijke lijn.
Wanneer presentatie van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden, moet de opgeroepen abonnee:
1° eenvoudig en bij redelijk gebruik van deze voorziening kosteloos de presentatie van de identificatie van het oproepende nummer van inkomende oproepen kunnen opheffen;
2° de mogelijkheid hebben om eenvoudig en kosteloos de doorgifte van de identificatie van het opgeroepen nummer naar de oproepende partij te verhinderen.
Wanneer presentatie van de identificatie van het oproepende nummer als dienst wordt aangeboden en die identificatie wordt gepresenteerd alvorens de oproep wordt gedaan, moet de opgeroepen abonnee eenvoudig inkomende oproepen kunnen weigeren wanneer de presentatie van de identificatie van het oproepende nummer door de oproepende gebruiker of abonnee ongedaan is gemaakt.
De operator stelt het publiek in kennis van deze diensten en van de mogelijkheden waarin dit artikel voorziet.) <KB 1999-07-08/40, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
§ 4. (De operator ziet er op toe dat zijn abonnees kosteloos en op eenvoudige wijze de automatische doorschakeling van oproepen door een derde naar hun eindtoestel kunnen voorkomen.) <KB 2001-09-05/60, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 05-10-2001>
§ 5. In geval van kwaadwillige oproepen identificeert de operator op verzoek van de klant die daarvan het slachtoffer is, het nummer van waaruit is opgebeld. Hij neemt contact op met de houder van dat nummer en vraagt hem daarbij om die kwaadwillige oproepen stop te zetten.
Indien de klant kwaadwillige oproepen blijft ontvangen en de ombudsdienst het verzoek van de klant, overeenkomstig artikel 43bis, § 3, 7° van de wet inwilligt, worden de identiteit en het adres van de houder van het nummer van waaruit de kwaadwillige oproepen tot stand zijn gebracht aan de ombudsdienst meegedeeld met het oog op de bekendmaking ervan aan de klant.
Afdeling 6. - Technische normen en specificaties.
Art.10. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 7. - Nummeringsplan, rechten, plichten en procedure inzake selectie van de transporteur.
Art.11. § 1. De operator neemt alle nodige maatregelen voor de naleving van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan.
De operator mag zijn abonnees een specifieke retributie vragen :
- voor het reserveren en gebruiken van nummers die de abonnee heeft gekozen;
- voor het reserveren en gebruiken van een nummeringscapaciteit.
Het tarief van deze laatste dienst moet op de kosten gebaseerd zijn.
§ 2. De operator die door het Instituut, overeenkomstig artikel 105unodecies van de wet, als een organisatie met een sterke marktpositie is aangemerkt, evenals de operator die 3 jaar na de toekenning van zijn individuele vergunning de toegang tot de eindgebruiker controleert, biedt de functies voor de selectie van de transporteur onder de onderstaande voorwaarden :
- vanaf 1 januari 1998 een keuze per oproep;
- vanaf 1 januari 2000 een preselectie met de mogelijkheid tot afwijking van oproep tot oproep.
§ 3. De operator heeft het recht om aan het Instituut te vragen om een code voor de selectie van de transporteur toe te wijzen.
Afdeling 8. - Verschuldigde rechten voor de uitreiking, het beheer en het toezicht op de vergunning.
Art.12. § 1. De operator is verplicht om een enig recht van 100 000 frank te betalen voor de uitreiking van zijn vergunning.
§ 2. De operator is verplicht een jaarlijks recht te betalen voor het beheer van en de controle op zijn vergunning ten bedrage van 300 000 frank. Dat recht is verschuldigd voor een volledig jaar, zonder mogelijkheid tot terugbetaling, zelfs in geval van een stopzetting van de activiteiten of schorsing of intrekking van de vergunning in de loop van het jaar waarvoor het recht is betaald. Het eerste jaar moet dat recht uiterlijk een maand na de uitreiking van de vergunning worden betaald. Voor de overige jaren moet het recht uiterlijk op 31 januari van het betrokken jaar worden betaald.
Het bedrag vermeld in het eerste lid, wordt op 500 000 frank gebracht voor een operator die aangemerkt wordt als een organisatie met een sterke marktpositie.
§ 3. De bedragen van de krachtens dit besluit verschuldigde rechten worden elk jaar op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand november 1997. Bij de berekening van de coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere duizendtal franken.
Uiterlijk tien dagen voor de vervaldag deelt het Instituut aan de operator het geïndexeerde bedrag van de verschuldigde rechten mee. Indien de operator geen bericht van het geïndexeerde bedrag ontvangen heeft, is hij verplicht het niet-geïndexeerde bedrag van de rechten te betalen. Het Instituut deelt hem het verschil mee.
Een eventuele betwisting van de berekening van de indexatie schorst geenszins de verplichting om het door het Instituut meegedeelde bedrag te betalen.
Afdeling 9. - Levering van de nodige inlichtingen voor de samenstelling van telefoongidsen waaronder de universele telefoongids.
Art.13. Onverminderd artikel 9 deelt de operator aan elke uitgever van een telefoongids, met inbegrip van de uitgever van een universele telefoongids de inlichtingen mee die nodig zijn om de reglementaire verplichtingen met betrekking tot de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van telefoongidsen na te komen.
Afdeling 10. - Verplichtingen in verband met het toezicht op de naleving van de vergunning.
Art.14. § 1. De operator verstrekt aan het Instituut de cijfergegevens met betrekking tot de exploitatie van zijn dienst op financieel, commercieel en technisch gebied. Hij deelt onder andere de wijzigingen mee in de leveringsvoorwaarden voor de spraaktelefoondienst, met inbegrip van de bijkomende faciliteiten.
§ 2. Volgens een periodiciteit die het Instituut vaststelt, deelt de operator de gegevens mee inzake verkeer, uitgesplitst volgens de aanwijzingen van het Instituut, alsook inzake omzet.
§ 3. De operator wijst onder zijn personeel een contactpersoon aan voor de betrekkingen met het Instituut teneinde het toezicht op de naleving van de vergunning te vergemakkelijken.
§ 4. De operator stelt het Instituut, volgens bepalingen waarover samen met het Instituut onderhandeld is, gratis een representatief staal van zijn diensten ter beschikking.
Afdeling 11. - Rechten en plichten met betrekking tot interconnectie.
Art.15. § 1. De rechten en plichten van de operatoren op het stuk van interconnectie kunnen worden gedifferentieerd, overeenkomstig artikel 109ter, § 4, van de wet.
§ 2. De interconnectieovereenkomsten tussen operatoren die aangemerkt zijn als organisaties met een sterke marktpositie moeten de in artikel 11, § 2 bedoelde selectie van de transporteur mogelijk maken.
§ 3. De operator ziet erop toe dat bij de interconnectie met andere operatoren met name gezorgd wordt voor :
1° de mogelijkheid tot identificatie van kwaadwillige oproepen;
2° de identificatie van de oproepende lijn;
3° de bescherming van de abonnees en de gegevens, met in het bijzonder het respecteren van de bepalingen van de paragrafen 3 en 4 van het artikel 9;
4° het versturen van noodoproepen en van de inlichtingen bedoeld in artikel 22, § 2.
§ 4. De individuele vergunning preciseert op objectieve en niet-discriminerende wijze de rechten en verplichtingen van de operator met betrekking tot interconnectie, in het bijzonder rekening houdend met de dekking van zijn dienst en de relaties met eventuele andere rechten en verplichtingen verbonden met een andere vergunning.
Afdeling 12. - Noodzakelijke voorwaarden om de interoperabiliteit van de diensten, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, met name de contractuele voorwaarden voor de dienstverlening en naleving van de toepasselijke verplichtingen door de personen die deze diensten commercialiseren.
Art.16.De voorwaarden voor de dienstverlening worden vastgelegd in een schriftelijk contract dat afgesloten wordt tussen de operator en zijn klant. De typecontracten worden meegedeeld aan het Instituut en voor advies voorgelegd aan het [1 bijzondere raadgevende commissie Telecommunicatie]1.
----------
(1)<KB 2024-05-12/17, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 09-06-2024>
Art.17. Indien de operator een beroep doet op één of meer ondernemingen om zijn diensten te commercialiseren, waakt hij erover dat het contract tussen hemzelf en die onderneming(en) bepalingen bevat die de naleving opleggen van de verplichtingen die uit dit besluit voortvloeien.
Die contracten worden aan het Instituut overgezonden.
Afdeling 13. - Duur, voorwaarden met betrekking tot de beëindiging en de hernieuwing van de vergunning.
Art.18. De individuele vergunning is geldig gedurende een periode van vijftien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop die vergunning is uitgereikt.
Na het verstrijken van die eerste periode kan de vergunning stilzwijgend verlengd worden voor opeenvolgende termijnen van tien jaar.
De Minister en de operator mogen afzien van de stilzwijgende verlenging, mits inachtneming van een opzegtermijn van twee jaar betekend met een ter post aangetekende brief. Na de operator te hebben gehoord beslist de Minister eventueel om de vergunning niet te verlengen, na rekening te hebben gehouden met onder andere de omstandigheden waarin de operator voldaan heeft aan zijn vergunning en de inhoud van het bestek heeft uitgevoerd.
Afdeling 14. - Sancties bij niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden.
Art.19. § 1. Wanneer het Instituut vaststelt dat een operator de voorwaarden van zijn individuele vergunning niet nakomt, wordt deze door het Instituut gehoord. Overeenkomstig artikel 109quater, § 1 van de wet stelt het Instituut de operator eventueel in gebreke. Volgens de ernst van de vastgestelde tekortkoming en de moeilijkheid om die recht te zetten legt het Instituut de termijn vast waarbinnen orde op zaken moet worden gesteld en brengt de operator op de hoogte van de boete die hem kan worden opgelegd als hij hieraan niet tegemoet komt.
§ 2. Indien de operator na afloop van de in paragraaf 1 bedoelde termijn nog steeds in gebreke is, legt het Instituut hem binnen een maand na afloop van die termijn een administratieve geldboete op overeenkomstig artikel 109quater, § 2 van de wet. Het Instituut notifieert zijn beslissing aan de operator binnen een week, te rekenen vanaf de beslissing.
§ 3. Indien de operator binnen een maand na de notificatie van de in § 2 bedoelde beslissing de tekortkomingen nog steeds niet heeft verholpen, kan het Instituut onverminderd de eventuele toepassing van artikel 109quater, § 3 van de wet aan de Minister voorstellen om de vergunning te schorsen of in te trekken. Die schorsing of die intrekking wordt door de Minister uitgesproken na de operator te hebben gehoord. Die beslissing wordt onmiddellijk aan de operator meegedeeld.
Afdeling 15. - De maatregelen die de naleving waarborgen van de bepalingen van de hoofdstukken IXter en X van Titel III van de wet.
Art.20. § 1. Elke operator is tegenover zijn klanten als enige aansprakelijk voor fouten bij het leveren van de dienst. De kosten van deze aansprakelijkheid kunnen in voorkomend geval door de operator verhaald worden op de geïnterconnecteerde operator die verantwoordelijk is voor de fout.
§ 2. De operator deelt aan het Instituut alle maatregelen mee die hij aanneemt om de verplichtingen na te komen van hoofdstuk IXter van de wet. De operator richt een dienst op voor de behandeling van klachten die gemakkelijk en gratis toegankelijk is voor al zijn klanten.
De operator is verplicht om het publiek in te lichten over zijn tarieven en zijn algemene voorwaarden voor de levering van de dienst. Overeenkomstig artikel 105sexies, § 3 van de wet deelt hij deze mee aan het Instituut uiterlijk op het ogenblik dat hij deze ter kennis van het publiek brengt of ze publiceert.
§ 3. Met het oog op de naleving van artikel 105octies deelt de operator aan het Instituut de algemene voorwaarden mee van de levering van zijn dienst en meer in het bijzonder de nadere regels inzake schadeloosstelling of terugbetaling in geval van niet-naleving van de kwaliteitsniveaus.
§ 4. Samen met de verzameling van de inlichtingen die nodig zijn voor de samenstelling van de universele telefoongids bij het nemen van het abonnement op de dienst, is de operator die de toegang tot de eindgebruiker controleert, verplicht om de documenten uit te delen aan de hand waarvan eindgebruikers die natuurlijke personen zijn en geen handelaar, bijzondere vermeldingen kunnen aanvragen in de verschillende universele telefoongidsen, indien de uitgever van een dergelijke telefoongids dat heeft gevraagd.
Afdeling 16. - Verplichtingen inzake universele dienstverlening.
Art.21. § 1. De operator is verplicht bij te dragen in de financiering van de universele dienstverlening overeenkomstig artikel 86, § 3 van de wet.
§ 2. Overeenkomstig artikel 83, § 2 mag de operator vragen om de universele dienst te verlenen, hetzij bij de indiening van zijn aanvraag, hetzij tijdens de exploitatie van de dienst die door zijn individuele vergunning wordt gedekt. Hij deelt het Instituut alle nodige inlichtingen mee om zijn vermogen na te gaan om de universele dienst te verlenen. In dat geval verricht hij de universele dienst overeenkomstig de bijlagen 1 en 2 van de wet.
Afdeling 17. - Kosteloze toegang van noodoproepen en de nadere regels inzake samenwerking met de hulp- en veiligheidsdiensten, waaronder het meedelen van de identiteit en de adresgegevens van de oproepers van deze diensten.
Art.22. § 1. De operator zorgt voor de oproeper en de opgeroepene gratis toegang voor de afwikkeling van de oproepen naar de volgende noodnummers : 100, 101, 102, 103, 104, 106, 107, 108, 110 en 112, alsook naar het antigifcentrum en het centrum voor zelfmoordpreventie.
§ 2. In afwijking van artikel 9, § 3, stelt de operator een bijzonder mechanisme in werking voor de onderdrukking van de functie voor niet-identificatie van de nummers en personen die oproepen wanneer de oproepen gericht zijn aan de nooddiensten die aangegeven worden met de volgende oproepnummers : 100, 101, 110 en 112.
Bovendien kan het Instituut andere nooddiensten aanwijzen die het voordeel kunnen krijgen van de onderdrukking van de functie voor niet-identificatie.
§ 3. Zo ook is de operator verplicht om in geval van oproepen naar deze nooddiensten de adresgegevens van de oproeper mee te delen, zelfs indien de houder van de aansluiting zijn recht heeft uitgeoefend om niet te worden opgenomen op de lijst van eindgebruikers.
Afdeling 18. - Samenwerking met de ombudsdienst.
Art.23. § 1. De operator wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor de betrekkingen met de ombudsdienst voor telecommunicatie.
§ 2. De operator licht zijn klanten in over de mogelijkheden om een beroep te doen op de ombudsdienst. Die informatie wordt in overeenstemming met de ombudsdienst verstrekt.
§ 3. Met het oog op een efficiënte behandeling van de geschillen die bij de ombudsdienst aanhangig zijn gemaakt, wordt tussen de operator en de voormelde ombudsdienst een protocol gesloten. Dit protocol bepaalt de nadere regels voor de behandeling van klachten en bevat met name de arbitrageovereenkomst waarvan sprake in artikel 43bis, § 3, 4° van de wet. Dit protocol wordt aan het Instituut overgezonden.
Afdeling 19. - De bijdrage tot het wetenschappellijk onderzoek op telecommunicatiegebied en tot de ontwikkeling van de markt, met name via de verbetering van de toegang, zonder uitsluitingen, tot die markt teneinde de levering van telecommunicatiediensten te vergemakkelijken.
Art.24. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 20. - Voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen.
Art.25. Met naleving van de internationale overeenkomsten die België ondertekend heeft zal de in België gemachtigde operator maar worden verplicht om met een in een andere Staat gemachtigde operator een akkoord te sluiten met betrekking tot de afwikkeling van internationale verbindingen indien voor die in België gemachtigde operator wederzijds een gelijke behandeling wordt gegarandeerd in het betrokken land. De weigering om een dergelijk akkoord te sluiten moet vooraf door het Instituut worden goedgekeurd.
Om toe te zien op de naleving van het voorgaande lid en om de gelijke behandeling te waarborgen deelt de operator, wat de internationale gesprekken betreft, aan het Instituut de verdeel- en ontvangsttaksen, alsook de interconnectieovereenkomsten van route tot route mee.
Indien het Instituut een verschil in behandeling vaststelt tussen de verschillende operatoren, kan het Instituut, indien dat nodig is om het marktevenwicht te herstellen, wijzigingen eisen in die verdeel- of ontvangsttaksen, of in de interconnectieovereenkomsten.
HOOFDSTUK III. - Procedure voor toekenning, aanpassing en overdracht van de vergunning.
Afdeling 1. - Doel van de procedure.
Art.26. Iedere persoon die een spraaktelefoondienst wenst uit te baten moet daartoe beschikken over een individuele vergunning, verleend volgens de in dit hoofdstuk beschreven procedure.
Afdeling 2. - Indienen van de aanvragen.
Art.27. § 1. De individuele vergunning moet worden aangevraagd door een natuurlijke of rechtspersoon gevestigd in één van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap of in één van de Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie of ondertekenaars van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in een Staat waarmee België daartoe een internationale overeenkomst gesloten heeft.
§ 2. De aanvraag wordt gedaan bij een ter post aangetekende brief aan het Instituut. De aanvraag moet gedagtekend en ondertekend zijn door de persoon die de dienst wenst uit te baten of door de persoon die in zijn naam optreedt.
Een aanvrager die een natuurlijke persoon of een rechtspersoon vertegenwoordigt, moet zijn hoedanigheid specificeren en zijn mandaat rechtvaardigen.
De aanvraag moet worden ingediend volgens de voorwaarden van de bijlage bij dit besluit.
§ 3. Om als volledig te worden beschouwd, moet de aanvraag de volgende informatie bevatten :
1° de naam van de aanvrager, het volledige adres van deze persoon alsook eventueel het adres van exploitatie in België;
2° een functionele, geografische en commerciële beschrijving van de geplande exploitatie, de maatregelen die de aanvrager zal nemen om de verplichtingen die voortvloeien uit het Hoofdstuk IXter van de wet na te komen en de datum waarop de dienst commercieel wordt opengesteld;
3° om het Instituut ertoe in staat te stellen de economische capaciteit van de aanvrager te beoordelen, voegt deze bij zijn vergunningsaanvraag een ondernemingsplan. Aan de hand van dat ondernemingsplan moet het Instituut kunnen nagaan of de aanvrager in staat is om de financiële verbintenissen aan te gaan die eigen zijn aan de beoogde activiteit, in het bijzonder wat interconnectie en duurzaamheid betreft. Hij voegt de statuten van de onderneming, alsook de samenstelling van het kapitaal toe. Indien de aanvrager een maatschappij in oprichting is, voegt de aanvrager bij zijn aanvraag een beschrijving van de structuur die zal worden aangenomen;
4° de aanvrager moet het bewijs leveren van ervaring op het gebied van telecommunicatiediensten of in een andere dienstensector die verband houdt met telecommunicatie, hetzij in hoofde van de onderneming zelf, hetzij in hoofde van haar aandeelhouders, of van de, al dan niet bezoldigde bedrijfsleiders;
5° de beschrijving van eventuele andere activiteiten waarvoor uitsluitende of bijzondere rechten zijn toegekend aan de aanvrager;
6° de relevante technische informatie over de gebruikte verbindingen en apparatuur, in het bijzonder de netwerkspecificaties. Bovendien toont de aanvrager aan dat hij zijn activiteiten zal ontplooien overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de artikelen 5, 10 en 11;
7° de wijze van transmissie en schakeling met vermelding van de eventueel gebruikte normen;
8° de bijzonderheden betreffende de manier van interconnectie met telecommunicatie-inrichtingen, andere dan die waarover de aanvrager beschikt;
9° het bewijs van betaling van het recht voor het onderzoek van het dossier, bedoeld in artikel 31.
De inhoud en de presentatie van de aanvraag wordt beschreven in de bijlage bij dit besluit. Indien het Instituut van oordeel is dat de aanvraag onvolledig is of indien het bijkomende inlichtingen of verduidelijkingen wenst, brengt het de aanvrager daarvan op de hoogte. De termijn waarover het Instituut, op grond van artikel 28 beschikt, wordt opgeschort gedurende de periode die de aanvrager nodig heeft om zijn aanvraag aan te passen. Die periode mag niet langer zijn dan 30 dagen. Tijdens die periode biedt het Instituut de aanvrager de mogelijkheid om zijn standpunt toe te lichten. Indien de aanvrager na afloop van deze periode zijn aanvraag niet heeft aangepast, wordt de aanvraag verworpen.
§ 4. De informatie die krachtens dit besluit wordt meegedeeld, wordt gratis en definitief ter beschikking gesteld van het Instituut. Deze informatie zal vertrouwelijk worden behandeld.
§ 5. Indien de aanvrager van een individuele vergunning, bedoeld om de spraaktelefoondienst te leveren, zelf het netwerk dat voor die dienst nodig is, wil aanleggen en exploiteren, kan hij de vergunningsaanvraag voor dat netwerk tezamen met deze aanvraag indienen.
Afdeling 3. - Onderzoek van de aanvragen.
Art.28. § 1. Het Instituut formuleert een aanbeveling en maakt deze bekend binnen ten hoogste (28 dagen) na de indiening van de aanvraag, eventueel verlengd met de periode voorzien in artikel 27, § 3. Wanneer de aanbeveling gunstig is, neemt zij de vorm aan van een ontwerp van individuele vergunning. Dit ontwerp wordt door het Instituut opgesteld op grond van de elementen die de aanvrager heeft verstrekt, na de aanvrager te hebben gehoord, indien hij daarom verzocht heeft. <KB 2000-10-27/44, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 2. De bekendmaking gebeurt aan de aanvrager en aan de Minister.
§ 3. De aanvrager beschikt over ten hoogste (7 dagen) om zijn opmerkingen op de aanbeveling van het Instituut aan de Minister mee te delen. <KB 2000-10-27/44, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 4. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 3, beschikt de Minister over ten hoogste (7 dagen) om zich uit te spreken over deze aanbeveling en om de individuele vergunning al dan niet toe te kennen. <KB 2000-10-27/44, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 4. - Toekenning van de vergunning.
Art.29. § 1. De rechten en plichten van de operator worden opgenomen in de individuele vergunning. Zij slaan minstens op de punten bedoeld in hoofdstuk II.
§ 2. Onverminderd de bepalingen van het laatste lid van paragraaf 3 van artikel 27, kan de individuele vergunning worden geweigerd indien dat vereist is omwille van de openbare orde of om redenen met betrekking tot landsverdediging of openbare veiligheid, voor de vrijwaring van een onvervalste marktstructuur en een niet-discriminerende toegang voor de eindgebruikers of in gerechtvaardigde gevallen en met naleving van het principe van proportionaliteit, wanneer de aanvrager niet over de technische of financiële capaciteit beschikt om op duurzame wijze te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de voorwaarden inzake de uitvoering van zijn activiteit of wanneer hem een van de in artikel 18, § 3 van dit besluit bedoelde sancties is opgelegd.
Afdeling 5. - Aanpassing van de vergunning.
Art.30. § 1. (Elke operator die in zijn dienstenaanbod een wijziging wenst aan te brengen die een aanpassing van zijn individuele vergunning met zich meebrengt, dient daartoe een verzoek in bij het Instituut. De aanpassing van de vergunning geschiedt volgens de procedure bepaald in artikel 30bis.) <KB 2000-10-27/44, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 2. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 3. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
(§ 2.) Teneinde aan de voorwaarden, bepaald in de artikelen 107 en 108 van de wet te voldoen, kan de Minister, op voorstel van het Instituut, in de loop van de exploitatie beslissen dat een aanpassing van de individuele vergunning zich opdringt, in het bijzonder voor de maatregelen genomen in het kader van de artikelen 4 en 5 van het besluit. <KB 2000-10-27/44, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
De Minister maakt zijn beslissing aan de operator bekend bij een ter post aangetekende brief. De operator beschikt over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de postdatum, om een voorstel in te dienen bij het Instituut betreffende alle maatregelen die noodzakelijk zijn om zijn situatie te regulariseren.
(Het hierboven vermelde voorstel wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 30bis.) <KB 2000-10-27/44, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Art. 30bis. <Ingevoegd bij KB 2000-10-27/44, art. 6; Inwerkingtreding : 28-11-2000> § 1. Het Instituut doet een aanbeveling en maakt deze bekend binnen ten hoogste 15 dagen, eventueel verlengd met de periode bepaald in artikel 27, § 3, na de indiening van ofwel de aanvraag bedoeld in artikel 30, § 1, ofwel van het voorstel bedoeld in artikel 30, § 2, tweede lid, ofwel na het verstrijken van de periode die aan de betrokken operator is toegestaan om het genoemde voorstel te bezorgen.
Wanneer de aanbeveling gunstig is, neemt zij de vorm aan van een ontwerp van individuele vergunning. Dat ontwerp wordt door het Instituut opgesteld op grond van de elementen die de aanvrager heeft verstrekt, na de aanvrager te hebben gehoord, indien hij daarom verzocht heeft.
§ 2. De aanvrager beschikt over ten hoogste 7 dagen om zijn opmerkingen over de aanbeveling van het Instituut aan de Minister mee te delen.
§ 3. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 2, beschikt de Minister over ten hoogste 7 dagen om zich uit te spreken over deze aanbeveling en om de individuele vergunning al dan niet toe te kennen.
Afdeling 6. - Recht voor het onderzoek van de aanvraag.
Art.31. De aanvrager van een individuele vergunning is verplicht een recht te betalen voor het onderzoek van zijn dossier ten belope van 250 000 frank.
Er is geen recht voor het onderzoek van het dossier verschuldigd wanneer een vergunning wordt aangepast.
Afdeling 7. - Overdracht van de vergunning.
Art.32. De individuele vergunning mag worden overgedragen op voorwaarde van de voorgaande toestemming van de Minister, op voorstel van het Instituut.
Het verzoek om overdracht bevat de inlichtingen die bedoeld zijn in artikel 27, 1°, 3°, 4° en 5°.
De procedure van artikel 28 is op de overdracht van toepassing.
Het verzoek om overdracht geeft aanleiding tot de betaling van een recht voor het onderzoek van het dossier ten bedrage van 150 000 frank.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.33. De Minister kan, op voorstel van het Instituut en na afdoend gemotiveerde vraag van een betrokken operator, op de bepalingen van de artikelen 6, § 4, 9, §§ 3, en 4 en 11, § 2 een afwijking toestaan op grond van technische of economische overwegingen.
Art.34. De Minister reikt op grond van dit besluit een vergunning uit aan iedere persoon die op de dag waarop dit besluit in werking treedt, rechtsgeldig een spraaktelefoondienst uitbaat op voorwaarde dat die persoon binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit een dossier indient dat de in artikel 27, § 3 bedoelde gegevens bevat en in de vorm die in de bijlage vermeld staat.
Art.35.[1 Proximus]1 dient haar vergunningsaanvraag voor de spraaktelefoondienst die zij exploiteert op de dag waarop dit besluit van kracht wordt, in binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art.36. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.37. Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de aanvragen voor een individuele vergunning om de spraaktelefoondienst te verrichten, overeenkomstig artikel 27, § 2 van het koninklijk besluit van XX XX 1998 tot vaststelling van het bestek voor de spraaktelefoondienst en de procedure met betrekking tot de toekenning van individuele vergunningen.
Overeenkomstig artikel 27, § 2 van het koninklijk besluit van XX XX 1998 betreffende het bestek voor de spraaktelefoondienst en de procedure met betrekking tot de toekenning van individuele vergunningen, moeten de aanvragen die bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (B.I.P.T.) worden ingediend om een dergelijke vergunning te bekomen ten minste de volgende elementen bevatten en gestructureerd zijn volgens het hierna beschreven schema.
Art. 1N. 0. Algemene beschouwingen.
0.1. Formaat en voorstelling van het aanvraagdossier.
Het aanvraagdossier telt niet meer dan 200 bladzijden in A4-formaat, jaarverslagen en informatiebrochures niet meegerekend.
Het aanvraagdossier moet noodzakelijk nauwgezet de structuur volgen die in deze bijlage beschreven staat, met name wat betreft de onderverdeling van het document in hoofdstukken (A), afdelingen (A,B), paragrafen (A,B,C) en subparagrafen (A,B,C,D) : alle eventuele afwijkingen van deze structuur moet de kandidaat volledig motiveren.
De aandacht van de kandidaten wordt gevestigd op het feit dat het ontbreken van voorstellen van een aanvrager voor een van de onderwerpen die in deze bijlage worden aangekaart, en meer in het bijzonder het niet-verstrekken van een van de gevraagde prognosetabellen, een reden tot weigering kan vormen krachtens artikel 28, § 2 van het koninklijk besluit.
0.2. Taal.
Overeenkomstig de van toepassing zijnde wetgeving terzake, moeten de aanvraagdossiers opgesteld worden in het Frans of in het Nederlands.
Niettemin mogen de aanvragers een Engelse vertaling van hun dossier bijvoegen.
0.3. Vertrouwelijkheid.
Vooraan in hun aanvraagdossier vermelden de aanvragers duidelijk de delen die als vertrouwelijk moeten worden beschouwd.
0.4. Allerlei.
Indien een aanvrager relevante stukken informatie wil verstrekken die niet overeenstemmen met een van de hieronder aangegeven rubrieken, mag hij die opnemen in een deel acht van zijn dossier met de titel "Allerlei".
0.5. Einddata.
Voor alle vooruitzichten die van de aanvrager worden gevraagd, met name wat zijn ondernemingsplan betreft, wordt onder de einddatum verstaan 31 december van het jaar waarin de exploitatie van de dienst aanvangt.
0.6. Te verstrekken tabellen.
(Alle gevraagde prognoses moeten een periode van ten minste vijf jaar bestrijken.) <KB 2000-10-27/44, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
De verschillende tabellen die in deze bijlage worden gevraagd moeten als volgt worden voorgesteld :
- een kolom voor elk van de (...) jaren in de prognose; <KB 2000-10-27/44, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
- een regel voor elk van de gevraagde elementen van de prognose.
Elke tabel mag vergezeld zijn van uitleg die voor de interpretatie nodig wordt geacht.
0.7. Geldbedragen.
Alle in het aanvraagdossier vermelde geldbedragen (tarieven, ondernemingsplan, enz.) moeten in courante Belgische franken worden uitgedrukt, exclusief BTW.
Art. 2N. 1. Samenvatting.
De samenvatting van het aanvraagdossier mag niet meer bedragen dan twintig bladzijden in A4-formaat. Die samenvatting moet ten minste de volgende onderwerpen dekken :
1.1. de prognose van de ontwikkeling van de Belgische markt voor spraaktelefonie en het aandeel dat de aanvrager van plan is daarvan in te nemen,
1.2. de financiële aspecten, in het bijzonder met betrekking tot de nodige investeringen, alsook de financiering en verhoopte rendabiliteit van het project,
1.3. de configuratie en de prestaties van de dienst, met name wat de ontplooiing betreft,
1.4. de beoogde handelsstrategie, meer in het bijzonder wat betreft de tarieven die zullen worden voorgesteld,
bovendien bevat de samenvatting de volgende stukken :
1.5. de vermelding van de naam van de aanvrager en van de personen namens wie hij optreedt, alsook het volledige postadres en de telecommunicatienummers (telefoon, telefax en mail) van het contactpunt waaraan het Instituut zich kan richten om bijkomende informatie en verduidelijking te krijgen;
1.6. het bewijs van betaling van het recht dat in artikel 31 van het koninklijk besluit is vastgelegd;
1.7. het document waaruit blijkt dat de aanvrager aanvaardt of weigert een beroep te doen op de Kamer voor interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, overeenkomstig het koninklijk besluit van XX XX 1997 betreffende de werking en de procedure van de Kamer voor interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik.
Art. 3N. 2. Juridische aspecten.
2.1. De partners.
Het dossier beschrijft de aard van de entiteiten die de aanvrager controleren of zullen controleren, en meer in het bijzonder de strategische, economische en financiële gevolgen voor elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten van de maatschappij of de toekomstige nog op te richten maatschappij.
Een afschrift van de statuten van elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten wordt bij het aanvraagdossier gevoegd alsook een afschrift van hun laatste drie jaarverslagen.
2.2. Participatie.
Het dossier maakt melding van :
2.2.1. het participatieniveau van elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten alsook de graad van invloed van elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten in de verschillende gebieden die verbonden zijn met de aanleg en exploitatie van de spraaktelefoondienst;
2.2.2. de vooruitzichten op latere openstelling voor nieuwe partners.
2.3. Statuten van de maatschappij of toekomstige maatschappij.
Het dossier omvat de volgende elementen :
2.3.1. de statuten van de aanvrager indien het een maatschappij betreft of het ontwerp van statuten van de toekomstige nog op te richten maatschappij of bij gebrek aan een dergelijk ontwerp een document waarin haar rechtsvorm beschreven staat, mocht zij de vergunning krijgen;
2.3.2. de werkwijze bij eventuele terugtrekking van één van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten;
2.3.3. de vertegenwoordiging van de verschillende deelgenoten of toekomstige deelgenoten in de samenstellende organen van de maatschappij.
2.4. Structuur van de controle en besluitvorming.
Het aanvraagdossier beschrijft het controle- en besluitvormingsproces binnen de maatschappij of toekomstige maatschappij, met name wat betreft :
2.4.1. de betrekkingen tussen de verschillende deelgenoten of toekomstige deelgenoten;
2.4.2. de verdeling van de verantwoordelijkheden;
2.4.3. de eventuele banden via strategische allianties.
Art. 4N. 3. Commerciële aspecten.
3.1. Commerciële ontwikkeling van de spraaktelefoondienst.
3.1.1. Vooruitzichten inzake aantal abonnees.
De aanvrager geeft zijn voorspellingen wat betreft de toekomstige ontwikkeling van de markt voor spraaktelefonie in België door middel van een tabel nr. 3.1 die de volgende elementen bevat :
a) het totale aantal abonnees van spraaktelefonie in België;
b) het marktaandeel (uitgedrukt in aantal abonnees en in procent) dat wordt voorspeld voor elk van de operatoren die op het ogenblik van de aanvraag bekend zijn of dat de aanvrager redelijk acht om in zijn ondernemingsplan op te nemen;
c) het jaarlijkse percentage van de opzeggingen ("churn") van elke operator;
d) de verhouding professionele abonnees/privé-abonnees die voorzien wordt op de gehele Belgische markt;
e) de verhouding professionele abonnees/privé-abonnees die de operator voorziet op zijn eigen spraaktelefoondienst.
3.1.2. Vooruitzichten met betrekking tot het gebruik van spraaktelefonie.
De aanvrager stelt zijn verwachtingen voor wat betreft het gebruik van zijn spraaktelefoondienst door middel van drie tabellen nr. 3.2 met de volgende elementen :
a) het gemiddelde aantal gesprekken per abonnee en per maand;
b) het gemiddelde aantal gespreksminuten per abonnee en per maand.
Tabel nr. 3.2 wordt gegeven voor drie hypotheses :
* tabel nr. 3.2a : alle abonnees zijn professionele gebruikers;
* tabel nr. 3.2b : alle abonnees zijn privé-personen;
* tabel nr. 3.2c : de verhouding professionele abonnees/privé-abonnees stemt overeen met de evolutie die in tabel nr. 3.1 is voorzien.
3.1.3. Elasticiteit van de markt voor spraaktelefonie.
3.1.3.1. Globale kosten van de dienst.
Op grond van de door hem gemaakte marktanalyses geeft de aanvrager in de vorm van een curve de betrekking tussen de voorzienbare penetratiegraad van de spraaktelefoondienst in België en de gemiddelde jaarlijkse kosten van de betrokken dienst.
3.1.4. Segmentering van de markt.
De aanvrager identificeert op grond van zijn marktanalyse de verschillende categorieën van gebruikers die mogelijk geïnteresseerd kunnen zijn in de spraaktelefoondienst en de verschillende daaraan verbonden diensten en geeft voor elk van die segmenten het volgende aan :
3.1.4.1. de commerciële aanpak die hij op het oog heeft;
3.1.4.2. het tariefplan dat hij voorstelt;
3.1.4.3. het gemiddelde verkeersvolume uitgedrukt in de vorm van het maandelijkse gemiddelde aantal gesprekken en gespreksminuten.
3.2. Voorgesteld tariefbeleid.
3.2.1. Formules voor de tarifering van de basisdiensten.
De aanvrager geeft zijn vooruitzichten aan met betrekking tot het maximumniveau van de tarieven die hij overweegt toe te passen waarbij hij voor elke beoogde tariefformule een tabel nr. 3.4 voorstelt met de volgende elementen :
a) de eenmalige kosten voor activering (of voor aansluiting);
b) het maandabonnement;
c) de gesprekskosten, ongeacht of dat tussen abonnees van de dienst van de operator is, of tegenover de andere operatoren inzake spraaktelefonie of mobiele telefonie of semafonie die in België of in het buitenland gemachtigd zijn, respectievelijk tijdens de piekuren ("peak") en de daluren tegen verminderd tarief ("off-peak"), indien van toepassing.
De vastgelegde afbakening tussen piek- en daluren wordt voor de verschillende tariefformules en de verschillende gesprekken aangegeven.
Onder maximumniveau van de tarieven verstaat men de prijs die de abonnee betaalt vooraleer eventuele kortingen te genieten.
3.2.2. Berekening van een tariefkorf.
Voor elke in afdeling 3.2.1. beschreven tariefformule verstrekt tabel nr. 3.5 de vooruitzichten inzake het niveau van een vereenvoudigde tariefkorf, uitgedrukt op maandbasis en samengesteld, uitgaande van de volgende veronderstellingen :
- afschrijving van de aansluitings- of activeringskosten op 36 maanden;
- maandabonnement;
- 10 minuten lokale gesprekken, verdeeld over 2 gesprekken van 6 en 4 minuten per dag tussen 8 en 18 uur;
- 15 minuten lokale gesprekken, verdeeld over 3 gesprekken waaronder één van 10 minuten, één van 3 en één van 2 minuten per dag tussen 18 en 8 uur;
- 5 minuten gesprekken per dag in een gesprek over meer dan 50 kilometer tussen 8 en 18 uur;
- 10 minuten gesprekken over meer dan 50 kilometer per dag, verdeeld over 2 gesprekken van 8 en 2 minuten tussen 8 en 18 uur;
- internationale gesprekken, zijnde 5 minuten per maand naar Frankrijk, 4 minuten per maand naar Nederland, 3 minuten per maand naar Duitsland, 2 minuten naar het Verenigd Koninkrijk, 1 minuut naar Italië en 45 seconden naar de Verenigde Staten.
3.2.3. Ristorno's.
De aanvrager beschrijft zijn plannen in verband met de toepassing van ristorno's en promoties, bijvoorbeeld op basis van het verkeersvolume en/of het aantal genomen abonnementen.
3.2.4. Tarieven van de bijkomende diensten.
De aanvrager zet zijn plannen uiteen in verband met de praktische voorwaarden, de toegangsprocedures en de tarifering van de volgende bijkomende diensten (niet beperkende lijst) :
- gedetailleerde factuur;
- oproepafleiding;
- identificatie van de oproepende lijn.
3.3. Strategie voor de verspreiding van de diensten.
De aanvrager beschrijft zijn aanpak met betrekking tot :
3.3.1. de selectie van de distributiekanalen en kanalen voor commercialisering;
3.3.2. het eventuele beroep op "service providers".
De aanvrager preciseert de aard van de voorziene overeenkomsten met de dienstenleveranciers, de doorverkopers en de verschillende kanalen voor de commercialisering.
Indien de aanvrager het voornemen heeft om zijn diensten op de markt te brengen via "service providers" voegt hij bij zijn aanvraagdossier een exemplaar van het "type-contract" dat hij van plan is voor te stellen en beschrijft hij de maatregelen die hij voornemens is toe te passen om zich te vergewissen van de betrouwbaarheid van de commerciële houding van de betrokken ondernemingen tegenover hun klanten.
Art. 5N. 4. Financiële aspecten.
4.1. Financieel vermogen van de aanvrager.
4.1.1. Financiering.
Op grond van het in afdeling 4.2 beschreven ondernemingsplan beschrijft de aanvrager zijn plannen met betrekking tot de financiering van zijn project en geeft hij door middel van tabel nr. 4.1 de ontwikkeling aan van de verschillende parameters die hierna volgen :
a) de inbreng van eigen middelen door de deelgenoten of toekomstige deelgenoten;
b) de behoeften inzake externe financiering;
c) het beroep op extern kapitaal via bank- en obligatieleningen;
d) de eventuele beursgang van een deel van de maatschappij.
De aanvrager beschrijft bovendien :
4.1.2. de kapitalisatie op de beurs van de maatschappij, of in voorkomend geval, de mogelijkheden en voorwaarden inzake kapitalisatie op de beurs van de toekomstige maatschappij;
4.1.3. zijn geschiktheid om op de kapitaalmarkt geld vrij te maken;
4.1.4. de nuttige bekwaamheid waarover hij beschikt in het beheer van gelijkaardige investeringen;
4.1.5. de aard van de financiële waarborgen (eventuele bankwaarborg, alsook waarborgen die door de deelgenoten of toekomstige deelgenoten worden geboden);
4.1.6. een beoordeling van de financiële risico's die door de deelgenoten of toekomstige deelgenoten worden aangegaan;
4.1.7. financiële toestand van de aanvrager en van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten.
Het aanvraagdossier bevat een tabel nr. 4.2 waarin voor elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten melding wordt gemaakt van :
a) zijn participatie of kapitaalinbreng in de maatschappij of toekomstige maatschappij;
b) zijn nettoresultaat van het laatste boekjaar;
c) zijn eigen middelen;
d) zijn nettoschulden;
e) zijn banknotering.
Indien de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag reeds als maatschappij bestaat, verstrekt hij over zichzelf de inlichtingen bedoeld onder b) tot e) van het voorgaande lid.
4.2. Ondernemingsplan ("business plan").
Het ondernemingsplan is gebaseerd op de volgende financiële veronderstellingen :
a) inflatiecijfer op lange termijn = 2,5 % per jaar;
b) bedragen uitgedrukt in courante franken;
c) stabiliteit van de wisselkoersen;
d) gelijkblijvend niveau van vennootschapsbelasting;
e) lineaire afschrijving van de investeringen met de volgende percentages :
- 4 % per jaar voor onroerende goederen (25 jaar);
- 12,5 % per jaar voor de schakeluitrustingen (8 jaar);
- 20 % per jaar voor materiaal op het gebied van informatica en kantoorautomatisering, alsook voor de voertuigen (5 jaar).
4.2.1. Investeringen.
Tabel nr. 4.3 beschrijft de voorziene investeringen met de volgende rubrieken :
a) schakelsysteem en systeem voor database;
b) systeem voor netwerkbeheer;
c) transmissieapparatuur;
d) onroerend goed (terreinen en gebouwen);
e) facturatie- en andere computersystemen;
f) meetapparatuur;
g) voertuigen;
h) vervangingsinvesteringen;
i) overige investeringen (te verduidelijken);
j) totaal van de investeringen.
4.2.2. Vooruitzichten met betrekking tot de balans.
Tabel nr. 4.4 beschrijft de evolutie van de balans met de volgende rubrieken :
a) lichamelijke vaste activa;
b) voorraden, schuldvorderingen en overige activa in omloop;
c) totaal van de activa (c = a + b);
d) belegd kapitaal;
e) reserves;
f) netto-resultaat van het boekjaar;
g) eigen vermogen (g = d + e + f);
h) voorzieningen voor risico's en lasten;
i) bankleningen;
j) schulden op korte termijn;
k) vlottende schuld;
l) totaal van de passiva (l = g + h + i + j + k).
4.2.3. Exploitatiekosten.
Tabel nr. 4.5 beschrijft de voorziene exploitatiekosten :
a) huren van aansluitingslijnen, indien van toepassing, of kosten voor het gebruik van een eigen net;
b) interconnectiekosten;
c) personeelskosten;
d) sociale en werkgeverslasten;
e) commissie op de distributiekanalen;
f) kosten voor marketing en reclame;
g) huren van sites en andere kosten van onroerende aard (verwarming, elektriciteit, enz);
h) kosten voor het onderhoud van de uitrustingen;
i) rechten aan het instituut;
j) administratieve en algemene kosten;
k) voorzieningen voor dubieuze vorderingen;
l) allerlei (te verduidelijken);
m) totaal van de exploitatiekosten.
4.2.4. Omzet (structuur van de inkomsten).
Tabel nr. 4.6 geeft de evolutie weer van de verwachte inkomsten :
a) kosten inzake aansluiting of abonnering;
b) abonnementen;
c) inkomsten uit oproepen;
d) inkomsten uit interconnectie;
e) bijkomende diensten en diensten met toegevoegde waarde;
f) verkoop van eindtoestellen;
g) andere inkomsten (te verduidelijken);
h) totale omzet.
4.2.5. Winst- en verliesrekening.
Tabel nr. 4.7 neemt de cijfers over met betrekking tot de evolutie van de resultatenrekening van het lopende boekjaar :
a) omzet;
b) exploitatiekosten;
c) resultaat vóór afschrijvingen, financiële lasten en belastingen (c = a - b);
d) afschrijvingen;
e) financiële lasten;
f) vennootschapsbelasting;
g) nettoresultaat (g = c - d - e - f);
h) gecumuleerd nettoresultaat.
4.2.6. Analyse van de jaarlijkse en gecumuleerde cash-flow.
Tabel nr. 4.8 verduidelijkt de evolutie van de parameters die de cash-flow van de onderneming bepalen :
a) totale investeringsuitgaven;
b) schommelingen in het bedrijfskapitaal;
c) resultaat vóór afschrijvingen, financiële lasten en belastingen;
d) financiële lasten en belastingen;
e) kapitaalinbreng;
f) leningen;
g) terugbetalingen van leningen;
h) nettocash-flow (h = - a + b + c - d + e + f - g);
i) gecumuleerde nettocash-flow.
4.2.7. Termijnen voor rentabilisering.
De aanvrager preciseert de termijnen die in zijn project vereist zijn om te komen tot :
a) het "break-even point" waarop de "cash-flow" van het lopende boekjaar positief wordt;
b) het grote evenwicht van het project wanneer de gecumuleerde "cash-flow" positief wordt;
c) de terugverdientijd inzake investeringen ("payback").
4.2.8. Coëfficiënten inzake beheer.
Tabel nr. 4.9 vat de ontwikkeling doorheen de tijd samen van de verschillende hierna volgende coëfficiënten waarmee het financiële beheer van het project kan worden samengevat :
a) solvabiliteitscoëfficiënt = eigen vermogen/totale activa;
b) liquiditeitscoëfficiënt = (voorraden + realiseerbare of beschikbare waarden)/opvorderbare passiva (schulden op korte termijn);
c) rentabiliteitscoëfficiënt van eigen kapitaal = nettowinst na belastingen/eigen kapitaal;
d) "Return On Investment" (R.O.I.) = nettoresultaat van het boekjaar/totaal van de activa.
4.2.9. Rentabiliteitsindicatoren.
De aanvrager geeft de waarden aan van de verschillende parameters waarmee de rentabiliteit van zijn project kan worden ingeschat :
a) netto-actuele waarde (N.P.V.) voor een actualiseringsgraad van 10 %;
b) interne rendementsgraad (I.R.R.).
4.3. Gevoeligheid van het ondernemingsplan.
4.3.1. Analyses inzake de gevoeligheid van het ondernemingsplan.
De aanvrager geeft de invloed aan op de netto-geactualiseerde waarde en op de interne rendementsgraad van de afwijkingen van de volgende parameters ten opzichte van de veronderstellingen die hij in zijn ondernemingsplan heeft gedaan :
4.3.1.1. aantal abonnees van de operator = - 10 % ten opzichte van de prognoses;
4.3.1.2. kosten van de apparatuur = + 10 %;
4.3.1.3. kosten van de kapitalen = + 5 %;
4.3.1.4. vertraging in het opstarten van de dienst = zes maanden;
4.3.1.5. gemiddeld gebruik per abonnee = + 20 % en - 20 %;
4.3.1.6. exploitatiekosten = + 10 %;
4.3.1.7. verlaging met 10 % van het gemiddelde tariefniveau ten opzichte van de prognoses.
4.3.2. Wijzigingen op de markt.
De aanvrager zet de gevolgen uiteen op zijn hypotheses en zijn ondernemingsplan van mogelijke aanzienlijke wijzigingen van de concurrentiesituatie op de markt voor spraaktelefonie, met name :
4.3.2.1. eventuele intrede van nieuwe operatoren op de Belgische markt voor spraaktelefonie;
4.3.2.2. toegenomen concurrentie van de cellulaire netten (cf. GSM- DCS 1800) met een gepaste en concurrentiële tarifering voor spraaktelefoontoepassingen;
4.3.2.3. opkomst van nieuwe technologieën (met name nieuwe satellietsystemen of telefonie op Internet);
4.3.2.4. mogelijke wijzigingen in het regelgevingskader, met name wat betreft de infrastructuur, de interconnectie-voorwaarden en de "service providers";
4.3.2.5. andere mogelijke invloeden.
Art. 6N.5. Technische aspecten.
5.1. Architectuur van de dienst.
De aanvrager geef een gedetailleerde beschrijving van de beoogde architectuur voor de levering van zijn dienst. Hij preciseert door middel van een tabel nr. 5.1 de ontwikkeling van het aantal aangewende uitrustingen, wat betreft :
a) de schakeleenheden;
b) de eigen transmissieapparatuur;
c) de bij derden gehuurde aansluitingslijnen.
Voor elke soort uitrusting die met de categorieën a en b hierboven overeenstemt worden de geschatte kosten per eenheid vermeld.
5.2. Dekking.
Tabel nr. 5.2 geeft de beoogde dekkingszones aan. De aanvrager voegt kaarten van België op schaal 1/300 000 bij waarop de dekkingszones van het grondgebied aangegeven zijn na respectievelijk één, twee en drie jaar (te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning is toegekend).
5.3. Tijdschema voor de ontplooiing.
De aanvrager verduidelijkt de beoogde planning voor de verschillende etappes in de ontplooiing van de uitrustingen die nodig zijn voor de levering van de spraaktelefoondienst en in de commercialisering van zijn diensten.
5.4. Dimensionering van het netwerk.
De aanvrager zet de methode uiteen die hij voornemens is toe te passen om de verschillende uitrustingen correct te dimensioneren op basis van zijn commerciële vooruitzichten teneinde een gepaste kwaliteit van de dienst te waarborgen.
Tabel nr. 5.3 geeft de evolutie aan van de volgende parameters met betrekking tot het totale verkeer dat het netwerk correct zal kunnen verwerken op het piekuur :
a) aantal oproepen;
b) intensiteit (in Erlang).
5.5. Bijkomende diensten.
De voorwaarden in verband met de eventuele aanbieding van bijkomende diensten worden door de aanvrager uiteengezet, alsook de technische implicaties. De veronderstelde gevolgen voor de ontwikkeling van het afgewikkelde verkeer worden voorgesteld.
5.6. Transmissienet.
De aanvrager beschrijft zijn plannen met betrekking tot de onderlinge aansluiting van de verschillende uitrustingen die nodig zijn voor het verrichten van de spraaktelefoondienst, waarbij hij met name een onderscheid maakt tussen :
5.6.1. de vaste verbindingen die hij voornemens is van [1 Proximus]1 te huren;
5.6.2. de vaste verbindingen die hij voornemens is te huren van leveranciers van alternatieve infrastructuren;
5.6.3. de verbindingen die hij van plan is tot stand te brengen door middel van eigen infrastructuur en waarvoor hij een individuele vergunning gekregen of aangevraagd heeft.
5.7. Technische interconnectie.
Wat betreft de interconnectie van zijn spraaktelefoondienst met andere openbare telecommunicatienetten of -diensten, in het bijzonder met de overige operatoren inzake spraaktelefonie, geeft de aanvrager een beschrijving van :
5.7.1. de technische interfaces en protocols van zijn apparatuur die onderling met die tele-communicatienetten of -diensten gekoppeld is;
5.7.2. de maatregelen die hij van plan is te treffen om een optimale interoperabiliteit te garanderen met de interfaces van de betrokken netwerken of diensten;
5.7.3. de menselijke middelen, en hun deskundigheid, die hij voornemens is in te zetten om zijn betrekkingen met [1 Proximus]1 te beheren op het stuk van interconnectie.
5.8. Nummeringsplan.
De aanvrager formuleert gepaste beschouwingen in verband met de integratie van zijn diensten in het nationale nummeringsplan en aangaande de toekomstige evolutie van zijn behoeften op dat gebied.
5.9. Kwaliteit van de dienst.
De aanvrager verduidelijkt zijn doelstellingen in verband met de technische kwaliteit van de dienst die hij van plan is in België aan te bieden. Daartoe geeft tabel nr. 5.4 de voorziene evolutie aan van de kwaliteitsparameters waarvan de definitie en de meetmethode door het Instituut worden vastgesteld en gepubliceerd.
5.10. Vermogen van het netwerk.
De aanvrager evalueert zijn geschiktheid om de doelstellingen inzake kwaliteit van de dienst te behalen die hij in zijn aanvraagdossier zal hebben voorgesteld, alsook de eventuele implicaties ingeval hij die doelstellingen niet verwezenlijkt.
5.11. Levering van de apparatuur.
De aanvrager geeft een beknopte beschrijving van de apparatuur die hij overweegt aan te kopen om zijn spraaktelefoondienst aan te bieden, in het bijzonder wat betreft de mogelijke leveranciers, de procedure voor de selectie van die leveranciers en de technische karakteristieken.
De aanvrager vermeldt duidelijk de maatregelen die hij van plan is te nemen om zich te vergewissen van de perfecte overeenstemming van de uitrustingen met de relevante technische normen.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 7N. 6. Organisatorische aspecten.
6.1. Beheer van human resources.
6.1.1. Organisatie van de human resources.
De aanvrager geeft in zijn dossier :
6.1.1.1. een gedetailleerde beschrijving van het voorziene organigram voor de toekomstige entiteit van de operator en van de mechanismen met betrekking tot de besluitvorming;
6.1.1.2. een aanwijzing van de evolutie van het aantal personen die rechtstreeks worden tewerkgesteld op grond van hun kwalificatie- en specialisatieniveau;
6.1.1.3. een beschrijving van de human resources, die gekwalificeerd zijn op technisch, commercieel en operationeel vlak, die de deelgenoten of toekomstige deelgenoten zullen kunnen ter beschikking stellen van de operator om hem bij te staan bij de ontplooiing van zijn activiteiten;
6.1.1.4. een schatting van zijn vermogen om bijkomend personeel aan te werven en de daartoe beoogde procedure;
6.1.1.5. een opgave van de vormingsprogramma's die hij zijn personeel wil laten volgen in de verschillende domeinen die verband houden met de aanleg en de exploitatie van zijn spraaktelefoondienst;
6.1.1.6. een demonstratie van het feit dat zijn organisatie het hem mogelijk zal maken om zijn verbintenissen na te komen in verband met de ontplooiing van zijn dienstenaanbod, alsook inzake de kwaliteit en betrouwbaarheid van de aangeboden dienst door de eventuele onderbrekingen in de werking zoveel mogelijk te beperken.
6.1.2. Tewerkstelling.
De aanvrager geeft in de vorm van "manjaren" een raming van de werkgelegenheid die in België door zijn bedrijvigheid wordt geschapen door middel van een tabel nr. 6.1 met daarin de volgende gegevens :
a) rechtstreekse tewerkstelling (personeel dat rechtstreeks afhangt van de operator);
b) kanalen voor commercialisatie en distributie;
c) fabrikanten en invoerders van apparatuur;
d) installatiewerkzaamheden in verband met het net;
e) allerlei (te preciseren);
f) totaal.
6.2. Commercialisering van de diensten.
6.2.1. Marketing.
De aanvrager beschrijft zijn plannen in verband met :
6.2.1.1. de organisatie van de promotie- en reclamecampagnes en de promotie van zijn imago;
6.2.1.2. de methode voor de identificatie van de abonnees waarop wordt gedoeld en voor de ontwikkeling van de aangepaste handels-strategieën (dienstenpakketten, tarieven, distributiekanalen, enz.);
6.2.1.3. de analyse van de opportuniteit van de regionale markten.
6.2.2. Diensten aan de cliënteel.
De aanvrager beschrijft zijn aanpak van de organisatie en de dienstverlening van zijn dienst voor bijstand aan de cliënteel, met name wat betreft :
6.2.2.1. de termijn voor de activering van de nieuwe abonnees;
6.2.2.2. de nadere regels in verband met de toegang tot de hulpdienst, de antwoordtermijnen van die dienst, de openingsuren en de taalkennis van het personeel;
6.2.2.3. de behandeling van de klachten van de gebruikers;
6.2.2.4. het beheer van de fraude en slechte betalers;
6.2.2.5. zijn voornemen om zelf of onder zijn toezicht al dan niet een telefoongids te verstrekken.
6.3. Onderhoud en technisch beheer.
De aanvrager beschrijft zijn plannen met name in verband met :
6.3.1. de controle van de verschillende parameters met betrekking tot de werking van de dienst;
6.3.2. de organisatie van het technische onderhoud van de diensten (systeem voor gecentraliseerd toezicht, technische interventieploegen, procedures en termijnen);
6.3.3. het verzamelen en verwerken van de gegevens in verband met het afgewikkelde verkeer met het oog op de instandhouding en verbetering van de kwaliteit van de dienst;
6.3.4. de beoogde meetapparatuur;
6.3.5. het beheer van de voorraad reserve-materiaal.
6.4. Facturering.
De aanvrager geeft een aanwijzing van het beoogde computersysteem voor het beheer van de database met betrekking tot de cliënteel en voor de facturering van zijn diensten.
Art. 8N. 7. Aspecten in verband met ervaring.
De aanvrager beschrijft zijn ervaring of die van zijn deelgenoten of toekomstige deelgenoten en van zijn partners wat de technische, commerciële en operationele aspecten betreft op de volgende gebieden :
7.1. het opzetten en het beheer van telecommunicatiediensten, en van spraaktelefonie in het bijzonder;
7.2. de mededinging op een voor concurrentie opengestelde markt;
7.3. de kennis van de ontwikkeling van de Belgische en de Europese markt voor spraaktelefonie;
7.4. de vooruitzichten inzake technische en/of commerciële vernieuwing op grond van de ervaring die de deelgenoten of toekomstige deelgenoten hebben opgedaan.
Art. 9N. 8. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>