22 JUNI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-07-1998 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)
EERSTE HOOFDSTUK. - Algemeen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bestek voor de openbare telecommunicatienetwerken.
Art. 2
Afdeling 1. - Economisch vermogen en technische bekwaamheid.
Art. 3
Afdeling 2. - Essentiële eisen.
Onderafdeling 1. - Algemeen.
Art. 4
Onderafdeling 2. - In het kader van de toegang tot en het gebruik van het netwerk.
Art. 5
Onderafdeling 3. - In het kader van de interconnectie.
Art. 6
Onderafdeling 4. - (Opgeheven) <W 2001-01-02/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 03-01-2001>
Art. 6bis
Onderafdeling 5. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 2; Inwerkingtreding : 29-12-2000> - Ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk.
Art. 6ter, 6quater, 6quinquies, 6sexies
Onderafdeling 6. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 3; Inwerkingtreding : 29-12-2000> - In het kader van de toegang tot binair debiet.
Art. 6septies, 6octies, 6nonies
Afdeling 3. - Aard, karakteristieken en dekkingszone.
Art. 7
Afdeling 4. - Permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van het netwerk.
Art. 8
Afdeling 5. - Bescherming van de abonnees en van de gegevens.
Art. 9
Afdeling 6. - Technische normen en specificaties.
Art. 10
Afdeling 7. - Nummeringsplan.
Art. 11
Afdeling 8. - Verschuldigde rechten voor de uitreiking van, het beheer van en het toezicht op de vergunning.
Art. 12-13, 13bis, 14-16
Afdeling 9. - Voorwaarden inzake het gebruik van het openbaar domein en de eigendommen.
Art. 17
Afdeling 10. - Verplichtingen in verband met het toezicht op de naleving van de vergunning.
Art. 18
Afdeling 11. - Rechten en plichten met betrekking tot interconnectie.
Art. 19
Afdeling 12. - Noodzakelijke voorwaarden om de interoperabiliteit van de netwerken, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, onder andere de contractuele voorwaarden voor de levering van het netwerk.
Art. 20
Afdeling 13. - Sancties bij niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden.
Art. 21
Afdeling 14. - Voorwaarden ter voorkoming van een concurrentievervalsend gedrag.
Art. 22
Afdeling 15. - Verplichtingen inzake universeledienstverlening.
Art. 23
Afdeling 16. - Nadere regels inzake samenwerking met de nooddiensten, waaronder het meedelen van de identiteit van de oproeper van deze diensten.
Art. 24
Afdeling 17. - Bijdrage tot het wetenschappelijk onderzoek op telecommunicatiegebied en tot de ontwikkeling van de markt, onder andere via de verbetering van de toegang, zonder uitsluitingen, tot die markt teneinde de levering van telecommunicatiediensten te vergemakkelijken.
Art. 25
Afdeling 18. - Voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen.
Art. 26
HOOFDSTUK III. - Procedure voor toekenning, aanpassing en overdracht van de vergunning.
Afdeling 1. - Indienen van de aanvragen.
Art. 27
Afdeling 2. - Onderzoek van de aanvragen.
Art. 28
Afdeling 3. - Toekenning van de vergunning.
Art. 29
Afdeling 4. - Aanpassing van de vergunning.
Art. 30, 30bis
Afdeling 5. - Overdracht van de vergunning.
Art. 31
HOOFDSTUK IIIbis. - (Radio-electrische aspecten voor de openbare telecommunicatienetten met vaste lokale radioverbindingen). <Ingevoegd bij KB 2000-06-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 17-08-2000>
Art. 31bis, 31ter, 31quater, 31quinquies, 31sexies, 31septies, 31octies
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen.
Art. 32-33
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 34-37
BIJLAGE.
Art. N, 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N, 7N, 8N, 9N, 10N
2000014169 2000014260 2001014142 2002014226 2009011174 2009011581
EERSTE HOOFDSTUK. - Algemeen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° wet : wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
2° Minister : de Minister of de Staatssecretaris die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft;
3° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort "B.I.P.T.", bedoeld in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;
4° operator : persoon die houder is van een individuele vergunning voor de aanleg en exploitatie van een openbaar telecommunicatienetwerk;
5° individuele vergunning : vergunning verleend op basis van dit besluit;
6° openbare telecommunicatiedienst : telecommunicatiedienst in de zin van artikel 68, 19° van de wet die aan het publiek aangeboden wordt;
7° openbaar telecommunicatienet : telecommunicatienet in de zin van artikel 68, 5°bis van de wet;
(8° vaste lokale radioverbindingen: de transmissiesystemen en, in voorkomend geval, schakelapparatuur en andere hulpmiddelen die het mogelijk maken signalen tussen een welbepaald vast radiostation en eindgebruikers over te brengen via radiogolven;
9° basisstation: site waar één of meer vaste radiostations zijn geïnstalleerd die door middel van een systeem van vaste lokale radioverbindingen een of meer eindgebruikers met een openbaar telecommunicatienet verbinden;
10° maximale capaciteit van een basisstation: het maximale numeriek debiet, uitgedrukt in megabit per seconde, dat het basisstation op gelijk welk ogenblik kan verwerken, hierin niet begrepen de capaciteit die door het systeem zelf wordt gebruikt voor de interne signalisatie van het netwerk;
11° maximale totale capaciteit van het gedeelte van het netwerk dat werkt met vaste lokale radioverbindingen: som van de maximale capaciteiten van elk basisstation dat door de operator wordt geëxploiteerd hierna "maximale totale capaciteit" genoemd.) <KB 2000-06-27/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-08-2000>
(12° toegang tot binair debiet : een vorm van bijzondere toegang die bestaat uit het verlenen van toegang tot een bitsnelheid als transmissiecapaciteit naar een eindgebruiker waarbij de toegangsleverancier de technische specificaties van de interface bij de eindgebruiker vastlegt, alsook de apparatuur die bij de toegangsleverancier geïnstalleerd is en direct verbonden is aan het koperpaar.) <KB 2000-12-12/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 29-12-2000>
HOOFDSTUK II. - Bestek voor de openbare telecommunicatienetwerken.
Art.2. Het bestek voor de openbare telecommunicatienetwerken bevat alle voorwaarden voor de aanleg en exploitatie van een openbaar telecommunicatienet.
Afdeling 1. - Economisch vermogen en technische bekwaamheid.
Art.3. De operator voorziet in voldoende financiële en technische middelen met het oog op de aanleg, de exploitatie en de duurzaamheid van het net, onder andere inzake voldoende waarborgen met betrekking tot de financiering van de werkingskosten ervan, vastgelegd in het ondernemingsplan.
(Lid 2 tot 4 opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 2. - Essentiële eisen.
Onderafdeling 1. - Algemeen.
Art.4. De operator zorgt ervoor dat de toegang tot de verbindingen die hij wenst aan te leggen of te exploiteren, voldoet aan de essentiële eisen zoals bepaald in artikel 107, § 3, lid 3 van de wet.
Onderafdeling 2. - In het kader van de toegang tot en het gebruik van het netwerk.
Art.5. De operator brengt zijn klanten op de hoogte van de verplichting om enkel gebruik te maken van (apparatuur die voldoet aan alle wettelijke voorwaarden). <KB 2000-10-27/44, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
(Lid 2 opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Indien de operator vaststelt dat een klant (apparatuur die niet voldoet aan alle wettelijke voorwaarden) op het openbaar telecommunicatienet heeft aangesloten, kan hij deze klant vragen de betreffende apparatuur af te koppelen. Wanneer die klant onbereikbaar is of niet ingaat op dit verzoek kan de operator de toegang tot het netwerk schorsen tot de apparatuur daadwerkelijk is afgekoppeld. De operator brengt deze klant zo vlug mogelijk en uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte van deze schorsing. <KB 2000-10-27/44, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Onderafdeling 3. - In het kader van de interconnectie.
Art.6. § 1. De operator neemt de maatregelen die hij vermeldt in zijn interconnectieovereenkomsten om de naleving van de essentiële eisen te garanderen, in het bijzonder :
1° de veiligheid van de werking van het netwerk;
2° het behoud van de integriteit van het netwerk;
3° de interoperabiliteit van diensten, onder andere met het oog op het garanderen, samen met de geïnterconnecteerde operatoren, van een eind-tot-eindkwaliteit;
4° de gegevensbescherming, in de mate dat die nodig is voor het naleven van de geldende bepalingen krachtens artikel 109ter D van de wet, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en openen van privé-communicatie en -telecommunicatie.
§ 2. De operator specificeert in zijn interconnectieovereenkomsten de genomen maatregelen om de toegang tot zijn netwerk te behouden of te herstellen in geval van storing of onderbreking ten gevolge van een defect in de installaties of infrastructuur of in geval van overmacht.
§ 3. In de interconnectieovereenkomsten die hij met een derde sluit, neemt de operator de nodige maatregelen opdat die interconnectie geen afbreuk kan doen aan de goede werking van het net of aan de naleving van de essentiële eisen. Mocht een dergelijke afbreuk zich voordoen, dan brengt de operator daarvan de leidinggevende ambtenaar van het Instituut op de hoogte die de Kamer voor interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, gedefinieerd in artikel 79ter, § 1 van de wet, samenstelt. Deze neemt binnen vijf werkdagen een beslissing en staat, indien nodig, na raadpleging van de betrokken derde, de schorsing van de interconnectie toe.
§ 4. Wanneer een storing personen of installaties in gevaar brengt mag de operator onmiddellijk de interconnectie schorsen. Hij brengt het Instituut en de derde onmiddellijk op de hoogte van die schorsing.
Onderafdeling 4. - (Opgeheven)
Art. 6bis. (Opgeheven) <W 2001-01-02/30, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 03-01-2001>
Onderafdeling 5.
Art. 6ter. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 2; Inwerkingtreding : 29-12-2000> Elke aangemelde exploitant voldoet aan de voorwaarden inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk die opgelegd worden door de Europese verordeningen inzake deze materie.
Art. 6quater. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 2; Inwerkingtreding : 29-12-2000> Alle informatie en specificaties die de aangemelde exploitant ter beschikking stelt teneinde de totstandkoming van een overeenkomst van ontbundelde toegang tot het aansluitnet mogelijk te maken, bevat eveneens de voorgenomen wijzigingen die binnen de volgende zes maanden zullen worden ingevoerd.
De partijen garanderen de vertrouwelijkheid van de in vorig lid vermelde informatie. Ze wordt enkel gebruikt voor het doel waarvoor ze is verstrekt en wordt niet doorgegeven aan andere afdelingen, filialen of partners voor wie dergelijke informatie een concurrentievoordeel zou kunnen inhouden.
Art. 6quinquies. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 2; Inwerkingtreding : 29-12-2000> De tarieven inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk houden rekening met de kosten van het bestaande netwerk en met de kosten die gemaakt worden om ontbundeling mogelijk te maken.
Art. 6sexies. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 2; Inwerkingtreding : 29-12-2000> § 1. Het Instituut deelt uiterlijk op 28 februari 2001 zijn opmerkingen mee inzake het referentieaanbod dat de aangemelde exploitant op 31 december 2000 ten laatste publiceert, alsook in voorkomend geval de wijzigingen die moeten worden aangebracht.
Het Instituut kan onder de partijen die betrokken zijn bij het referentieaanbod hierover een openbare raadpleging houden.
§ 2. Diegene die ontbundelde toegang tot het aansluitnet beoogt, kan op het referentieaanbod ingaan vanaf het ogenblik van de publicatie van het referentieaanbod.
§ 3. Het referentieaanbod is geldig voor het kalenderjaar dat volgt op het jaar van publicatie. Indien de aangemelde exploitant tijdens het lopende kalenderjaar wijzigingen wenst aan te brengen aan dit aanbod, vraagt hij voorafgaandelijk de goedkeuring aan het Instituut.
Onderafdeling 6.
Art. 6septies. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 3; Inwerkingtreding : 29-12-2000> § 1. Elke operator met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken publiceert uiterlijk op 31 december van ieder jaar, en voor de eerste maal op 31 december 2000, een referentieaanbod voor de toegang tot een binair debiet.
Dit referentieaanbod voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° het bevat minstens de volgende gegevens :
A. voorwaarden voor toegang tot binair debiet :
1. netwerkbestanddelen waartoe toegang tot een binair debiet verleend wordt;
2. informatie over de netwerkarchitectuur, de locaties van fysieke toegangssites en beschikbaarheid in de specifieke delen van het toegangsnetwerk;
3. technische voorwaarden met betrekking tot de precieze kenmerken van de aansluitnetwerken en subaansluitnetwerken, de toegang tot de aansluitnetwerken en het gebruik ervan;
4. procedures inzake bestelling en bevoorrading, beperkingen op het gebruik en, in voorkomend geval, tegensprekelijke procedures inzake onderzoek en testen van de lijnen;
B. colocatiediensten :
1. informatie over de relevante sites van de operator van een vast openbaar telefoonnetwerk die door het aantal fysieke verbindingen waarover hij beschikt in staat is de markt van toegang tot de eindgebruiker te controleren, alsook de colocatiemogelijkheden op deze sites;
2. kenmerken van de apparatuur : eventuele beperkingen op apparatuur die in colocatie kan worden geplaatst;
3. veiligheidskwesties : maatregelen die worden getroffen om de veiligheid van hun locaties te vrijwaren;
4. toegangsvoorwaarden voor het personeel van concurrerende operatoren;
5. veiligheidsnormen;
6. regels voor de toekenning van ruimte wanneer de colocatieruimte beperkt is;
7. voorwaarden voor het inspecteren van de locaties waar fysieke colocatie beschikbaar is, of sites waar colocatie geweigerd is wegens gebrek aan capaciteit;
C. informatiesystemen en leveringsvoorwaarden :
1. voorwaarden inzake toegang tot de bedrijfsondersteunende systemen, informatiesystemen of databanken voor vooruitbestelling, bevoorrading, bestelling en verloop van uitvoering hiervan, onderhoud alsook verzoeken tot herstel in geval van defect en facturering;
2. termijn voor de inwilliging van verzoeken tot levering van diensten en voorzieningen; overeenkomsten inzake het niveau van de aangeboden dienst, opheffing van storingen, escalatieprocedures en parameters voor de kwaliteit van de dienst;
3. standaardcontractvoorwaarden, met, waar nodig, compensatie voor de niet-nakoming van leveringstijden;
4. prijzen of prijsformules voor elk van de hierboven vermelde kenmerken, functies en voorzieningen;
2° het wordt actueel gehouden;
3° het is in voldoende mate ontbundeld zodat diegene die toegang tot binair debiet wenst, niet moet betalen voor netwerkbestanddelen of voorzieningen die hij niet nodig acht voor het verstrekken van zijn diensten;
4° het bevat een beschrijving van de aanbiedingen voor de verschillende onderdelen alsmede de daarvoor geldende voorwaarden en kosten;
5° het is goedgekeurd door het Instituut overeenkomstig artikel 6nonies.
Het Instituut kan de wijzigingen aan het referentieaanbod opleggen die het nodig acht.
Art. 6octies. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 3; Inwerkingtreding : 29-12-2000> Elke operator met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken voldoet vanaf 1 januari 2001 aan de volgende verplichtingen :
1° hij komt tegemoet aan redelijke verzoeken om toegang tot binair debiet onder transparante, billijke en niet-discriminerende voorwaarden en levert hen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijnen dezelfde voorzieningen als die welke hij aan zichzelf of zijn geassocieerde ondernemingen levert. Verzoeken mogen enkel geweigerd worden op basis van objectieve criteria met betrekking tot technische haalbaarheid of de noodzaak om de netwerkintegriteit te waarborgen;
2° hij publiceert de tarieven voor toegang tot binair debiet. Deze tarieven zijn kostengebaseerd, niet-discriminerend en leiden niet tot concurrentievervalsing.
Art. 6nonies. <Ingevoegd bij KB 2000-12-12/39, art. 3; Inwerkingtreding : 29-12-2000> § 1. Behoudens wat bepaald wordt in § 2, wordt het referentieaanbod vermeld in artikel 6septies, § 1, ten laatste op 30 september van ieder jaar door de betreffende operator bezorgd aan het Instituut. Het Instituut beschikt over twee maanden om haar opmerkingen alsook de wijzigingen die aangebracht moeten worden te formuleren.
§ 2. Het Instituut deelt uiterlijk op 28 februari 2001 zijn opmerkingen mee inzake het referentieaanbod dat op 31 december 2000 ten laatste wordt gepubliceerd, alsook in voorkomend geval de wijzigingen die moeten worden aangebracht.
Diegene die toegang tot een binair debiet beoogt, kan op het referentieaanbod ingaan vanaf het ogenblik van de publicatie van het referentieaanbod.
§ 3. Indien de door het Instituut noodzakelijk geachte wijzigingen niet in het referentieaanbod worden opgenomen, wordt dit aanbod geacht niet te zijn gepubliceerd.
§ 4. Het Instituut kan over het referentieaanbod een openbare raadpleging houden.
Afdeling 3. - Aard, karakteristieken en dekkingszone.
Art.7. De geografische zone waarin de operator zijn netwerk aanlegt en exploiteert, maakt deel uit van de individuele vergunning van de operator.
Afdeling 4. - Permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van het netwerk.
Art.8. Het netwerk is continu operationeel, 24 uur op 24, met inbegrip van zaterdagen, zondagen en feestdagen. De operator verhelpt zo spoedig mogelijk alle defecten van het netwerk.
De operator past de nodige bescherming en redundantie toe om de instandhouding of de herstelling van de toegang tot zijn netwerk te waarborgen in geval van storing of onderbreking als gevolg van een defect van de installaties of infrastructuren of in geval van overmacht.
Afdeling 5. - Bescherming van de abonnees en van de gegevens.
Art.9. De operator neemt alle nodige en redelijke maatregelen om de naleving te garanderen van artikel 109terD van de wet, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en openen van privé-communicatie en -telecommunicatie.
Afdeling 6. - Technische normen en specificaties.
Art.10. § 1. De installaties van de operator die voor de toegang tot of de interconnectie met het netwerk van de operator worden gebruikt, moeten beantwoorden aan de in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte Europese normen betreffende "Open Network Provision" of, bij ontstentenis van zulke normen, aan de Europese normen die door het ETSI of het CEN/Cenelec zijn vastgesteld, of, bij ontstentenis van zulke normen, aan internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn vastgesteld, of, bij ontstentenis van zulke normen, aan nationale normen of specificaties, onverminderd verwijzingen naar Europese normen die verplicht kunnen worden gesteld krachtens artikel 5, paragraaf 3, van Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP). Het gebruik van installaties die beantwoorden aan andere technische specificaties of normen, kan pas na expliciete toestemming van het Instituut worden toegestaan.
§ 2. (...) <KB 2000-10-27/44, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 3. (...) <KB 2000-10-27/44, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 7. - Nummeringsplan.
Art.11. De operator neemt alle nodige maatregelen voor de naleving van het koninklijk besluit van 10 december 1997 betreffende het beheer van het nummeringsplan.
Afdeling 8. - Verschuldigde rechten voor de uitreiking van, het beheer van en het toezicht op de vergunning.
Art.12. Elke aanvraag voor een vergunning geeft aanleiding tot de eenmalige en voorafgaande betaling van een recht bestemd om de kosten voor het onderzoek van het dossier te dekken. Dit recht is vastgesteld op 500 000 frank. Dat bedrag is verschuldigd wanneer de vergunning wordt afgegeven.
Art.13. § 1. Om de kosten te dekken voor het beheer van de vergunning, betaalt de operator jaarlijks aan het Instituut een recht van 350 000 frank. Het in het eerste lid vermelde bedrag wordt op 700 000 frank gebracht voor een operator die aangemerkt is als een organisatie met een sterke marktpositie.
§ 2. De eerste betaling geschiedt binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de uitreiking van de individuele vergunning. Het bedrag wordt berekend naar rato van het aantal resterende maanden van het jaar waarin de vergunning wordt uitgereikt. De maand waarin de vergunning wordt uitgereikt, wordt meegerekend als zijnde een volledige maand. De verdere betalingen dienen volledig en ondeelbaar te geschieden voor 31 januari.
§ 3. Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum, geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.
Art. 13bis.
<Opgeheven bij KB 2013-07-15/16, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2013>
Art.14. § 1. De bedragen van de rechten die in dit besluit zijn vermeld worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
§ 2. De aanpassing geschiedt met behulp van de coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand november 1997. Bij de berekening van de coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal franken.
§ 3. Uiterlijk tien dagen voor de vervaldag deelt het Instituut aan de operator het geïndexeerde bedrag van de verschuldigde rechten mee. Indien de operator geen bericht van het geïndexeerde bedrag ontvangen heeft, is hij verplicht het niet-geïndexeerde bedrag van de rechten te betalen.
§ 4. Een eventuele betwisting van de berekening van de indexatie schorst geenszins de verplichting om het door het Instituut meegedeelde bedrag te betalen.
Art.15. Geen enkele schorsing of intrekking van de vergunning geeft aanleiding tot enige terugbetaling van het geheel of een gedeelte van de rechten bedoeld in dit besluit.
Art.16. De rechten bepaald in dit besluit zijn verschuldigd onverminderd de rechten die betaald moeten worden krachtens de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving.
Afdeling 9. - Voorwaarden inzake het gebruik van het openbaar domein en de eigendommen.
Art.17. De operator geniet alle rechten die bij de wet en haar uitvoeringsbesluiten worden toegekend aan de operatoren van een openbaar telecommunicatienet op het stuk van het gebruik van het openbaar domein en de eigendommen.
Afdeling 10. - Verplichtingen in verband met het toezicht op de naleving van de vergunning.
Art.18. Het Instituut controleert de naleving van de individuele vergunningen. De operator verstrekt aan het Instituut de nodige cijfergegevens met betrekking tot de exploitatie van zijn netwerk op financieel, commercieel en technisch gebied.
Volgens een periodiciteit die het Instituut vaststelt, deelt de operator de gegevens mee inzake verkeer, uitgesplitst volgens de aanwijzingen van het Instituut, alsook inzake de omzet.
De operator wijst onder zijn personeel een contactpersoon aan voor de betrekkingen met het Instituut teneinde het toezicht op de naleving van de vergunning te vergemakkelijken.
Afdeling 11. - Rechten en plichten met betrekking tot interconnectie.
Art.19. De individuele vergunning verduidelijkt de rechten en plichten van de operator inzake interconnectie. Die rechten en plichten worden op objectieve en niet-discriminerende wijze door het Instituut vastgesteld.
Overeenkomstig artikel 109ter, § 4 van de wet kan het Instituut specifieke plichten inzake interconnectie opleggen.
Afdeling 12. - Noodzakelijke voorwaarden om de interoperabiliteit van de netwerken, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, onder andere de contractuele voorwaarden voor de levering van het netwerk.
Art.20. De voorwaarden voor de toegang tot het netwerk worden vastgelegd in een schriftelijk contract dat afgesloten wordt tussen de operator en zijn klant. De typecontracten worden meegedeeld aan het Instituut.
Afdeling 13. - Sancties bij niet-naleving van de vergunningsvoorwaarden.
Art.21. § 1. Wanneer het Instituut vaststelt dat een operator de voorwaarden van zijn individuele vergunning niet nakomt, wordt deze door het Instituut gehoord. Overeenkomstig artikel 109quater, § 1 van de wet stelt het Instituut de operator eventueel in gebreke. Volgens de ernst van de tekortkoming en de moeilijkheid om die recht te zetten legt het Instituut de termijn vast waarbinnen orde op zaken moet worden gesteld en brengt het de operator op de hoogte van de boete die hem kan worden opgelegd als hij hieraan niet tegemoet komt.
§ 2. Indien de operator na afloop van de in paragraaf 1 bedoelde termijn nog steeds in gebreke is, legt het Instituut hem binnen een maand na afloop van die termijn een administratieve geldboete op overeenkomstig artikel 109quater, § 2 van de wet. Het Instituut notificeert zijn beslissing aan de operator binnen een week, die volgt op de beslissing.
§ 3. Indien de operator binnen een maand na de notificatie van de in § 2 bedoelde beslissing de tekortkomingen nog steeds niet heeft verholpen, kan het Instituut onverminderd de eventuele toepassing van artikel 109quater, § 3 van de wet aan de Minister voorstellen om de vergunning te schorsen of in te trekken. Die schorsing of die intrekking wordt door de Minister uitgesproken na de operator te hebben gehoord. Die beslissing wordt onmiddellijk aan de operator meegedeeld.
§ 4. De schorsing of de intrekking geeft in geen enkel geval recht op een vergoeding, noch op een volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de rechten bedoeld in de artikels 12 en 13.
Afdeling 14. - Voorwaarden ter voorkoming van een concurrentievervalsend gedrag.
Art.22. Behoudens de toepassing van artikel 64 van de wet is elke operator tegenover zijn klanten als enige aansprakelijk voor fouten bij het leveren van de toegang tot het netwerk. De kosten van deze aansprakelijkheid kunnen in voorkomend geval door de operator verhaald worden op de geïnterconnecteerde operator die verantwoordelijk is voor de fout.
Afdeling 15. - Verplichtingen inzake universeledienstverlening.
Art.23. De operator is verplicht bij te dragen in de financiering van de universeledienstverlening overeenkomstig artikel 86, § 3 van de wet.
Afdeling 16. - Nadere regels inzake samenwerking met de nooddiensten, waaronder het meedelen van de identiteit van de oproeper van deze diensten.
Art.24. De operator neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen opdat de communicatie met de nooddiensten met de grootst mogelijke betrouwbaarheid kan tot stand komen.
Afdeling 17. - Bijdrage tot het wetenschappelijk onderzoek op telecommunicatiegebied en tot de ontwikkeling van de markt, onder andere via de verbetering van de toegang, zonder uitsluitingen, tot die markt teneinde de levering van telecommunicatiediensten te vergemakkelijken.
Art.25. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 18. - Voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen.
Art.26. Met naleving van de internationale overeenkomsten die België ondertekend heeft, zal de in België gemachtigde operator maar worden verplicht om met een in een andere Staat gemachtigde operator een akkoord te sluiten met betrekking tot de koppeling van netwerken indien voor die in België gemachtigde operator wederzijds een gelijke behandeling wordt gegarandeerd in het betrokken land. De weigering om een dergelijk akkoord te sluiten moet vooraf door het Instituut worden goedgekeurd.
Om toe te zien op de naleving van het voorgaande lid en om de gelijke behandeling te waarborgen deelt de operator aan het Instituut de verdeel- en ontvangsttaksen, alsook de interconnectieovereenkomsten van route tot route mee.
Indien het Instituut een verschil in behandeling vaststelt tussen de verschillende operatoren, kan het Instituut, indien dat nodig is om het marktevenwicht te herstellen, wijzigingen eisen in die verdeel- en ontvangsttaksen, of in die interconnectieovereenkomsten.
HOOFDSTUK III. - Procedure voor toekenning, aanpassing en overdracht van de vergunning.
Afdeling 1. - Indienen van de aanvragen.
Art.27. § 1. De individuele vergunning moet worden aangevraagd door een natuurlijke of rechtspersoon gevestigd in één van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap of in één van de Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie of ondertekenaars van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in een Staat waarmee België daartoe een internationale overeenkomst gesloten heeft.
§ 2. De aanvraag wordt gedaan bij een ter post aangetekende brief aan het Instituut. De aanvraag moet gedagtekend en ondertekend zijn door de persoon die de verbindingen wenst uit te baten of door de persoon die in zijn naam optreedt. Een aanvrager die een natuurlijke persoon of een rechtspersoon vertegenwoordigt, moet zijn hoedanigheid specificeren en zijn mandaat rechtvaardigen.
De aanvraag moet worden ingediend volgens de voorwaarden van de bijlage bij dit besluit.
§ 3. Om als volledig te worden beschouwd, moet de aanvraag de volgende informatie bevatten :
1° de naam van de aanvrager, het volledige adres van deze persoon alsook het adres van waaruit de uitbating in België zal plaatsvinden;
2° een functionele, geografische en commerciële beschrijving van de geplande exploitatie en de datum waarop het netwerk commercieel wordt opengesteld;
3° om het Instituut ertoe in staat te stellen de economische capaciteit van de aanvrager te beoordelen, voegt deze bij zijn vergunningsaanvraag een ondernemingsplan. Aan de hand van dat ondernemingsplan moet het Instituut kunnen nagaan of de aanvrager in staat is om de financiële verbintenissen aan te gaan die eigen zijn aan de beoogde activiteit, in het bijzonder wat interconnectie en duurzaamheid betreft. Hij voegt de statuten van de onderneming, alsook de samenstelling van het kapitaal toe. Indien de aanvrager een maatschappij in oprichting is, voegt de aanvrager bij zijn aanvraag een beschrijving van de structuur die zal worden aangenomen;
4° de aanvrager moet het bewijs leveren van ervaring op het gebied van telecommunicatienetwerken, telecommunicatiediensten of in een andere dienstensector die verband houdt met telecommunicatie, hetzij in hoofde van de onderneming zelf, hetzij in hoofde van haar aandeelhouders, of van de, al dan niet bezoldigde bedrijfsleiders;
5° de beschrijving van eventuele andere activiteiten waarvoor exclusieve of bijzondere rechten zijn toegekend aan de aanvrager of aan de eigenaar van de gebruikte verbindingen;
6° relevante technische informatie over de gebruikte verbindingen en apparatuur, in het bijzonder de netwerkspecificaties. Bovendien toont de aanvrager aan dat hij zijn activiteiten zal ontplooien overeenkomstig de voorwaarden bepaald in artikel 4. De aanvrager die frequenties wenst te bekomen conform artikel 32, maakt daarvan eveneens melding in zijn aanvraag;
7° de wijze van transmissie en schakeling met vermelding van de eventueel gebruikte normen;
8° de bijzonderheden betreffende de manier van interconnectie met telecommunicatie-inrichtingen, andere dan die waarover de aanvrager beschikt;
(9° de frequentiebanden voor vaste lokale radioverbindingen.) <KB 2000-06-27/32, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 17-08-2000>
§ 4. De inhoud en de presentatie van de aanvraag worden beschreven in de bijlage bij dit besluit. Indien het Instituut van oordeel is dat de aanvraag onvolledig is of indien het bijkomende inlichtingen of verduidelijkingen wenst, brengt het de aanvrager daarvan op de hoogte. De termijn waarover het Instituut, op grond van artikel 28 beschikt, wordt opgeschort gedurende de periode die de aanvrager nodig heeft om zijn aanvraag aan te passen. Die periode mag niet langer zijn dan 30 dagen.
Tijdens die periode biedt het Instituut de aanvrager de mogelijkheid om zijn standpunt toe te lichten. Indien de aanvrager na afloop van deze periode zijn aanvraag niet heeft aangepast, wordt de aanvraag verworpen.
§ 5. De informatie die krachtens dit besluit wordt meegedeeld, wordt gratis en definitief ter beschikking gesteld van het Instituut. Deze informatie zal vertrouwelijk worden behandeld.
Afdeling 2. - Onderzoek van de aanvragen.
Art.28. § 1. Het Instituut formuleert een aanbeveling en maakt deze bekend binnen ten hoogste (28 dagen) na de indiening van de aanvraag, eventueel verlengd met de periode bepaald in artikel 27, § 4. Wanneer de aanbeveling gunstig is, neemt zij de vorm aan van een ontwerp van individuele vergunning. Dit ontwerp wordt door het Instituut opgesteld op grond van de elementen die de aanvrager heeft verstrekt, na de aanvrager te hebben gehoord, indien hij daarom verzocht heeft. <KB 2000-10-27/44, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 2. De bekendmaking geschiedt aan de aanvrager en aan de Minister.
§ 3. De aanvrager beschikt over ten hoogste (7 dagen) om zijn opmerkingen op de aanbeveling van het Instituut aan de Minister en aan het Instituut mee te delen. <KB 2000-10-27/44, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
§ 4. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 3, beschikt de Minister over ten hoogste (7 dagen) om zich uit te spreken over deze aanbeveling en om de individuele vergunning al dan niet toe te kennen. <KB 2000-10-27/44, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Afdeling 3. - Toekenning van de vergunning.
Art.29. § 1. De rechten en plichten van de operator worden opgenomen in de individuele vergunning. Zij hebben minstens betrekking op de punten bedoeld in hoofdstuk II.
§ 2. Onverminderd de bepalingen van § 4 van artikel 27 kan de individuele vergunning worden geweigerd indien dat vereist is omwille van de openbare orde of om redenen met betrekking tot landsverdediging of openbare veiligheid of voor de vrijwaring van een onvervalste marktstructuur en een niet-discriminerende toegang voor de eindgebruikers of in gerechtvaardigde gevallen en met naleving van het principe van proportionaliteit, wanneer de aanvrager niet over de technische of financiële capaciteit beschikt om op duurzame wijze te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de voorwaarden inzake de uitvoering van zijn activiteit of wanneer hem een van de in artikel 21 bedoelde sancties is opgelegd.
Afdeling 4. - Aanpassing van de vergunning.
Art.30. § 1. (Elke operator die een wijziging in zijn individuele vergunning wenst, dient daartoe een verzoek in bij het Instituut. De aanpassing van de vergunning geschiedt volgens de procedure bepaald in artikel 30bis.) <KB 2000-10-27/44, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
(§ 2.) Teneinde aan de voorwaarden, bepaald in de artikelen 107 en 108 van de wet te voldoen, kan de Minister, op voorstel van het Instituut, in de loop van de exploitatie beslissen dat een aanpassing van de individuele vergunning zich opdringt. <KB 2001-07-16/35, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 14-08-2001>
De Minister maakt zijn beslissing aan de operator bekend bij een ter post aangetekende brief. De operator beschikt over een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de postdatum, om een voorstel in te dienen bij het Instituut betreffende alle maatregelen die noodzakelijk zijn om zijn situatie te regulariseren.
(§ 3.) Het hierboven vermelde voorstel wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 30bis. <KB 2000-10-27/44, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000> <KB 2001-07-16/35, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 14-08-2001>
Art. 30bis. <Ingevoegd bij KB 2000-10-27/44, art. 15; Inwerkingtreding : 28-11-2000> § 1. Het Instituut doet een aanbeveling en maakt deze bekend binnen ten hoogste 15 dagen, eventueel verlengd met de periode bepaald in artikel 27, § 4, na de indiening van ofwel de aanvraag bedoeld in artikel 30, § 1, ofwel van het voorstel bedoeld in artikel 30, § 2, tweede lid, ofwel na het verstrijken van de periode die aan de betrokken operator is toegestaan om het genoemde voorstel te bezorgen.
Wanneer de aanbeveling gunstig is, neemt zij de vorm aan van een ontwerp van individuele vergunning. Dat ontwerp wordt door het Instituut opgesteld op grond van de elementen die de aanvrager heeft verstrekt, na de aanvrager te hebben gehoord, indien hij daarom verzocht heeft.
§ 2. De aanvrager beschikt over ten hoogste 7 dagen om zijn opmerkingen over de aanbeveling van het Instituut aan de Minister mee te delen.
§ 3. Bij het verstrijken van de termijn bedoeld in (§ 2), beschikt de Minister over ten hoogste 7 dagen om zich uit te spreken over deze aanbeveling en om de individuele vergunning al dan niet toe te kennen. <KB 2001-07-16/35, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 14-08-2001>
Afdeling 5. - Overdracht van de vergunning.
Art.31. De individuele vergunning mag worden overgedragen mits de voorgaande toestemming van de Minister, op voorstel van het Instituut. Het verzoek om overdracht bevat de inlichtingen die bedoeld zijn in artikel 27, § 3, 1°, 3°, 4°, 5° en 8°.
De procedure van artikel 28 is op de overdracht van toepassing.
Het verzoek om overdracht geeft aanleiding tot de betaling van een éénmalig dossierrecht ten bedrage van 400 000 frank.
HOOFDSTUK IIIbis. - (Radio-electrische aspecten voor de openbare telecommunicatienetten met vaste lokale radioverbindingen).
Art. 31bis.
<Opgeheven bij KB 2013-07-15/16, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2013>
Art. 31ter.
<Opgeheven bij KB 2013-07-15/16, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2013>
Art. 31quater.
<Opgeheven bij KB 2013-07-15/16, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2013>
Art. 31quinquies. <Ingevoegd bij KB 2000-06-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 17-08-2000> § 1. Iedere operator die een capaciteit wil krijgen in een of meer frequentiebanden vermeld in artikel 31bis kan daartoe bij het instituut een aanvraag indienen, via aangetekende zending, uiterlijk de laatste dag van de (...) maand die volgt op de maand waarin in het Belgisch Staatsblad de mededeling is bekendgemaakt waarmee het instituut de termijn voor het indienen van aanvragen voor geopend verklaart. <KB 2001-07-16/35, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 14-08-2001>
§ 2. Indien op het einde van de termijn die vastgesteld werd in §1 de beschikbare frequentiecapaciteit niet kan voldoen aan alle aanvragen die op een geldige wijze zijn ingediend, stelt het instituut een rangschikking op van de aanvragen, in dalende volgorde, gebaseerd op maximale totale capaciteit die wordt geïntegreerd in het gedeelte van het netwerk dat werkt met vaste lokale radioverbindingen tijdens elk van de drie jaren volgend op de toekenning van de vergunning.
De weging voor elk van deze drie jaren in het voorgaande lid is de volgende :
- eerste jaar : 60;
- tweede jaar : 30;
- derde jaar : 10.
Het instituut behandelt vervolgens de aanvragen in volgorde van de rangschikking die is opgesteld overeenkomstig het eerste lid. indien twee verschillende aanvragen eenzelfde maximale totale capaciteit, wordt voorrang gegeven aan de aanvraag waarvoor het geplande aantal basisstations voor de drie jaren die volgen op de toekenning van de vergunning het hoogst is.
Indien de aanvraag van een operator de overblijvende capaciteit in één van de frequentiebanden overschrijdt, deelt het instituut, via aangetekende zending en binnen een termijn van (achtentwintig) dagen, aan de operator mee welke capaciteit hem nog kan worden toegestaan. De operator brengt het instituut, binnen (zeven) dagen, via aangetekende zending, op de hoogte van zijn beslissing om de overblijvende capaciteit in de frequentieband te aanvaarden of om zijn aanvraag voor die frequentieband of voor het geheel in te trekken. Indien het instituut op het einde van die termijn geen antwoord ontvangen heeft, wordt de aanvraag als in zijn geheel ingetrokken beschouwd. <KB 2001-07-16/35, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 14-08-2001>
§ 3. Indien op het einde van de in § 1 vastgestelde termijn, niet alle frequenties zijn toegekend, gaat het Instituut over tot de toekenning van de resterende frequenties, waarbij de procedure van dit artikel wordt gevolgd.
In dat geval wordt de mededeling waarvan sprake in § 1, waarmee het instituut de termijn voor de indiening van aanvragen open verklaart, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt binnen veertien dagen na de ontvangst op het instituut van de eerste aanvraag die door een operator is ingediend.
Art. 31sexies. <Ingevoegd bij KB 2000-06-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 17-08-2000> Bij uitputting van de beschikbare capaciteit in de in artikel 31bis vermelde frequentiebanden, kan het instituut bijkomende capaciteit vrijmaken in één of meer andere frequentiebanden. De capaciteiten in de nieuwe beschikbare frequentiebanden worden toegewezen volgens de regels beschreven in artikel 31quinquies.
Art. 31septies. <Ingevoegd bij KB 2000-06-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 17-08-2000> Het radionetwerk moet worden geïnstalleerd in de frequentiebanden die in de individuele vergunning zijn vermeld. Voor de toekenning van de frequenties is het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen van toepassing, uitgezonderd de artikelen 6 en 9. Indien aan de aanvrager frequenties worden toegekend op basis van dit besluit, coördineert het instituut de frequentietoekenning met de procedure van individuele vergunning, vastgelegd in hoofdstuk III. In dat geval kan de termijn, bedoeld in artikel 28, worden verlengd met maximaal drie maanden.
Alle voorwaarden gebonden aan de toekenning en intrekking van de individuele vergunningen zijn eveneens van toepassing op de exploitatie van de frequenties.
Het toegewezen spectrum dat per basisstation aan de operator is toegekend wordt in een bijlage bij de individuele vergunning vastgelegd.
De toekenning van een frequentie die aan een basisstation van een operator is toegewezen, verstrijkt automatisch wanneer dat station niet in werking is gesteld binnen een termijn van een jaar vanaf de geplande inwerkingtreding van dat basisstation.
De operator deelt aan het instituut, op diens verzoek, het volledige frequentieplan van zijn netwerk mee.
De operator deelt, tijdens de drie jaar die volgen op de toekenning van de capaciteit, aan het instituut elke maand de volledige lijst mee van in de werking zijnde basisstations, en nadien driemaandelijks.
Art. 31octies. <Ingevoegd bij KB 2000-06-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 17-08-2000> Het gebruik van de radioapparatuur die bij een eindgebruiker wordt geïnstalleerd voor het realiseren van de vaste lokale radioverbinding met een basisstation van het openbaar telecommunicatienet van de operator, wordt vrijgesteld van de vergunning bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving.
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen.
Art.32. De operator kan frequenties aanvragen voor het tot stand brengen van één of meer verbindingen tussen vaste punten. In dat geval is het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen van toepassing, uitgezonderd de artikelen 6 en 9. Indien frequenties worden toegekend aan de aanvrager van een individuele vergunning op basis van dit besluit, zal het Instituut de frequentietoekenning coördineren met de procedure van individuele vergunning, bedoeld in hoofdstuk III. In dat geval kan de termijn, bedoeld in artikel 28, worden verlengd met maximaal drie maanden.
Alle voorwaarden gebonden aan de toekenning en intrekking van de individuele vergunningen zijn eveneens van toepassing op de exploitatie van de frequenties.
Art.33. Het Instituut publiceert jaarlijks de lijst van de operatoren.
HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.34. De Minister reikt op grond van dit besluit een vergunning uit aan iedere persoon die op de dag waarop dit besluit in werking treedt, rechtsgeldig een openbaar telecommunicatienet exploiteert op voorwaarde dat die persoon binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit een dossier indient dat de in artikel 27, § 3 bedoelde gegevens bevat en in de vorm die in de bijlage vermeld staat.
De in het eerste lid bedoelde personen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder kan worden afgeweken van artikel 92, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, en die de rechten hebben betaald die vastgesteld zijn bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 juni 1997 betreffende de dossierkosten verbonden aan de aanvraag en het beheer van een vergunning voor het uitbaten van verbindingen voor het al dan niet zelf aanbieden van openbare telecommunicatiediensten, worden vrijgesteld van de betaling van het recht, bedoeld in artikel 12. Het bedrag van het in artikel 13 bedoelde recht dat voor het jaar waarin dit besluit in werking treedt verschuldigd is door diezelfde personen, wordt verminderd met het bedrag dat betaald is krachtens artikel 3 van het koninklijk besluit van 18 juni 1997 betreffende de dossierkosten verbonden aan de aanvraag en het beheer van een vergunning voor het uitbaten van verbindingen voor het al dan niet zelf aanbieden van openbare telecommunicatiediensten.
Art.35. De artikelen 1 tot 17 en 21 tot 24 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder kan worden afgeweken van artikel 92, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven alsook het koninklijk besluit van 18 juni 1997 betreffende de dossierkosten verbonden aan de aanvraag en het beheer van een vergunning voor het uitbaten van verbindingen voor het al dan niet zelf aanbieden van openbare telecommunicatiediensten, worden opgeheven.
Art.36. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.37. Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bijlage tot vaststelling van de vorm en de inhoud van de aanvragen voor een individuele vergunning om openbare telecommunicatienetten aan te leggen en te exploiteren overeenkomstig artikel 27, § 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetten.
Overeenkomstig artikel 27, § 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetten en de procedure met betrekking tot de toekenning van individuele vergunningen, moeten de aanvragen die bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (B.I.P.T.) worden ingediend om een dergelijke vergunning te bekomen ten minste de volgende elementen bevatten en gestructureerd zijn volgens het hierna beschreven schema.
Art. 1N. 0. Algemene beschouwingen.
0.1. Formaat en voorstelling van het aanvraagdossier.
Het aanvraagdossier telt niet meer dan 200 bladzijden in A4-formaat, jaarverslagen en informatiebrochures niet meegerekend.
Het aanvraagdossier moet noodzakelijk nauwgezet de structuur volgen die in deze bijlage beschreven staat, met name wat betreft de onderverdeling van het document in hoofdstukken (A), afdelingen (A,B), paragrafen (A,B,C) en subparagrafen (A,B,C,D) : alle eventuele afwijkingen van deze structuur moet de kandidaat volledig motiveren.
De aandacht van de aanvragers wordt gevestigd op het feit dat het ontbreken van voorstellen van een aanvrager voor een van de onderwerpen die in deze bijlage worden aangekaart, en meer in het bijzonder het niet-verstrekken van een van de gevraagde prognosetabellen, een reden tot weigering kan vormen krachtens artikel 27, § 4 van het koninklijk besluit.
0.2. Taal.
Overeenkomstig de van toepassing zijnde wetgeving terzake, moeten de aanvraagdossiers opgesteld worden in het Frans of in het Nederlands.
Niettemin mogen de aanvragers een Engelse vertaling van hun dossier bijvoegen.
0.3. Vertrouwelijkheid.
Vooraan in hun aanvraagdossier vermelden de aanvragers duidelijk de delen die als vertrouwelijk moeten worden beschouwd.
0.4. Allerlei.
Indien een aanvrager relevante stukken informatie wil verstrekken die niet overeenstemmen met een van de hieronder aangegeven rubrieken, mag hij die opnemen in een deel acht van zijn dossier met de titel "Allerlei".
0.5. Einddata.
Voor alle vooruitzichten die van de aanvrager worden gevraagd, met name wat zijn ondernemingsplan betreft, wordt onder de einddatum verstaan 31 december van het jaar waarin de exploitatie van het openbare telecommunicatienet aanvangt.
0.6. Te verstrekken tabellen.
(Alle gevraagde prognoses moeten een periode van ten minste vijf jaar bestrijken) <KB 2000-10-27/44, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
De verschillende tabellen die in deze bijlage worden gevraagd moeten als volgt worden voorgesteld :
- een kolom voor elk van de (...) jaren in de prognose; <KB 2000-10-27/44, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
- een regel voor elk van de gevraagde elementen van de prognose.
Elke tabel mag vergezeld zijn van uitleg die voor de interpretatie nodig wordt geacht.
0.7. Geldbedragen.
Alle in het aanvraagdossier vermelde geldbedragen (tarieven, ondernemingsplan, enz) moeten in courante Belgische franken worden uitgedrukt, exclusief BTW.
Art. 2N. 1. Samenvatting.
De samenvatting van het aanvraagdossier mag niet meer bedragen dan twintig bladzijden in A4-formaat. Die samenvatting moet ten minste de volgende onderwerpen dekken :
1.1. de prognose van de ontwikkeling van de Belgische markt voor openbare telecommunicatienetten en van het aandeel dat de aanvrager van plan is daarvan in te nemen;
1.2. de financiële aspecten, in het bijzonder met betrekking tot de nodige investeringen, alsook de financiering en verhoopte rendabiliteit van het project;
1.3. de configuratie en de prestaties van het openbare telecommunicatienet, met name wat de ontplooiing betreft;
1.4. de beoogde handelsstrategie, meer in het bijzonder wat betreft de tarieven die zullen worden voorgesteld;
bovendien bevat de samenvatting de volgende stukken :
1.5. de vermelding van de naam van de aanvrager en van de personen namens wie hij optreedt, alsook het volledige postadres en de telecommunicatienummers (telefoon en telefax) van het contactpunt waaraan het Instituut zich kan richten om bijkomende informatie en verduidelijking te krijgen;
1.6. het document waaruit blijkt dat de aanvrager aanvaardt of weigert een beroep te doen op de Kamer voor interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 juni 1997 betreffende de werking en de procedure van de Kamer voor interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik.
Art. 3N. 2. Juridische aspecten.
2.1. De partners.
Het dossier beschrijft de aard van de entiteiten die de aanvrager controleren of zullen controleren, en meer in het bijzonder de strategische, economische en financiële gevolgen voor elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten van de maatschappij of de toekomstige nog op te richten maatschappij.
Een afschrift van de statuten van elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten wordt bij het aanvraagdossier gevoegd alsook een afschrift van hun laatste drie jaarverslagen.
2.2. Participatie.
Het dossier maakt melding van :
2.2.1. het participatieniveau van elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten alsook de graad van invloed van elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten in de verschillende gebieden die verbonden zijn met de aanleg en exploitatie van een openbaar telecommunicatienet;
2.2.2. de vooruitzichten op latere openstelling voor nieuwe partners.
2.3. Statuten van de maatschappij of toekomstige maatschappij.
Het dossier omvat de volgende elementen :
2.3.1. de statuten van de aanvrager indien het een maatschappij betreft of het ontwerp van statuten van de toekomstige nog op te richten maatschappij of bij gebrek aan een dergelijk ontwerp een document waarin haar rechtsvorm beschreven staat, mocht zij de vergunning krijgen;
2.3.2. de werkwijze bij eventuele terugtrekking van één van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten;
2.3.3. de vertegenwoordiging van de verschillende deelgenoten of toekomstige deelgenoten in de samenstellende organen van de maatschappij.
2.4. Structuur van de controle en besluitvorming.
Het aanvraagdossier beschrijft het controle- en besluitvormingsproces binnen de maatschappij of toekomstige maatschappij, met name wat betreft :
2.4.1. de betrekkingen tussen de verschillende deelgenoten of toekomstige deelgenoten;
2.4.2. de verdeling van de verantwoordelijkheden;
2.4.3. de eventuele banden via strategische allianties.
Art. 4N. 3. Commerciële aspecten.
3.1. Commerciële ontwikkeling van het openbare telecommunicatienet.
3.1.1. Marktprognoses.
De aanvrager geeft zijn voorspellingen wat betreft de toekomstige ontwikkeling van de markt voor openbare telecommunicatie-netten in België door middel van een tabel nr. 3.1 die de volgende elementen bevat :
a) het totale aantal abonnees van openbare telecommunicatienetten in België;
b) het marktaandeel dat wordt voorspeld voor elk van de operatoren die op het ogenblik van de aanvraag bekend zijn of dat de aanvrager redelijk acht om in zijn ondernemingsplan op te nemen;
c) de verhouding professionele abonnees/privé-abonnees die voorzien wordt op de gehele Belgische markt;
d) de verhouding professionele abonnees/privé-abonnees die de operator voorziet op zijn eigen openbaar telecommunicatienet.
3.1.2. Vooruitzichten met betrekking tot het gebruik van openbare telecommunicatienetten.
De aanvrager stelt zijn verwachtingen voor wat betreft het gebruik van zijn openbaar telecommunicatienet door middel van twee tabellen nr. 3.2 met de volgende elementen :
a) de diensten die hij voornemens is zelf aan te bieden door middel van dat openbaar telecommunicatienet;
b) het aantal klanten die van zijn openbaar telecommunicatienet gebruik zullen maken om telecommunicatiediensten te verrichten.
3.1.3. Segmentering van de markt.
De aanvrager identificeert op grond van zijn marktanalyse de verschillende categorieën van gebruikers die mogelijk geïnteresseerd kunnen zijn in het gebruik van zijn openbaar telecommunicatienet en de verschillende daaraan verbonden diensten en geeft voor elk van die segmenten het volgende aan :
3.1.3.1. de commerciële aanpak die hij op het oog heeft;
3.1.3.2. het tariefplan dat hij voorstelt;
3.1.3.3. het gemiddelde verkeersvolume of de beschikbaar gestelde transmissiecapaciteit.
3.2. Voorgesteld tariefbeleid.
3.2.1. Formules voor de tarifering van de toegang tot het openbare telecommunicatienet.
De aanvrager geeft zijn vooruitzichten aan met betrekking tot het maximumniveau van de tarieven die hij overweegt toe te passen.
3.2.2. Ristorno's.
De aanvrager beschrijft zijn plannen in verband met de toepassing van ristorno's en promoties.
Art. 5N. 4. Financiële aspecten.
4.1. Financieel vermogen van de aanvrager.
4.1.1. Financiering.
Op grond van het in afdeling 4.2 beschreven ondernemingsplan beschrijft de aanvrager zijn plannen met betrekking tot de financiering van zijn project en geeft hij door middel van tabel nr. 4.1 de ontwikkeling aan van de verschillende parameters die hierna volgen :
a) de inbreng van eigen middelen door de deelgenoten of toekomstige deelgenoten;
b) de behoeften inzake externe financiering;
c) het beroep op extern kapitaal via bank- en obligatieleningen;
d) de eventuele beursgang van een deel van de maatschappij.
De aanvrager beschrijft bovendien :
4.1.2. de kapitalisatie op de beurs van de maatschappij, of in voorkomend geval, de mogelijkheden en voorwaarden inzake kapitalisatie op de beurs van de toekomstige maatschappij;
4.1.3. zijn geschiktheid om op de kapitaalmarkt geld vrij te maken;
4.1.4. de nuttige bekwaamheid waarover hij beschikt in het beheer van gelijkaardige investeringen;
4.1.5. de aard van de financiële waarborgen (eventuele bankwaarborg, alsook waarborgen die door de deelgenoten of toekomstige deelgenoten worden geboden);
4.1.6. een beoordeling van de financiële risico's die door de deelgenoten of toekomstige deelgenoten worden aangegaan;
4.1.7. Financiële toestand van de aanvrager en van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten.
Het aanvraagdossier bevat een tabel nr. 4.2 waarin voor elk van de deelgenoten of toekomstige deelgenoten melding wordt gemaakt van :
a) zijn participatie of kapitaalinbreng in de maatschappij of toekomstige maatschappij;
b) zijn nettoresultaat van het laatste boekjaar;
c) zijn eigen middelen;
d) zijn nettoschulden;
e) zijn banknotering.
Indien de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag reeds als maatschappij bestaat, verstrekt hij over zichzelf de inlichtingen bedoeld onder b) tot e) van het voorgaande lid.
4.2. Ondernemingsplan ("business plan").
Het ondernemingsplan is gebaseerd op de volgende financiële veronderstellingen :
a) inflatiecijfer op lange termijn = 2,5 % per jaar;
b) bedragen uitgedrukt in courante franken;
c) stabiliteit van de wisselkoersen;
d) gelijkblijvend niveau van vennootschapsbelasting;
e) lineaire afschrijving van de investeringen met de volgende percentages :
- 4 % per jaar voor onroerende goederen (25 jaar);
- 12,5 % per jaar voor de schakeluitrustingen (8 jaar);
- 20 % per jaar voor materiaal op het gebied van informatica en kantoorautomatisering, alsook voor de voertuigen (5 jaar).
4.2.1. Investeringen.
Tabel nr. 4.3 beschrijft de voorziene investeringen met de volgende rubrieken :
a) transmissiesysteem, schakelsysteem en systeem voor database;
b) systeem voor het beheer van het openbare telecommunicatienet;
c) transmissieapparatuur;
d) onroerend goed (terreinen en gebouwen);
e) facturatie- en andere computer-systemen;
f) meetapparatuur;
g) voertuigen;
h) vervangingsinvesteringen;
i) overige investeringen (te verduidelijken);
j) totaal van de investeringen.
4.2.2. Vooruitzichten met betrekking tot de balans.
Tabel nr. 4.4 beschrijft de evolutie van de balans met de volgende rubrieken :
a) lichamelijke vaste activa;
b) voorraden, schuldvorderingen en overige activa in omloop;
c) totaal van de activa (c = a + b);
d) belegd kapitaal;
e) reserves;
f) nettoresultaat van het boekjaar;
g) eigen vermogen (g = d + e + f);
h) voorzieningen voor risico's en lasten;
i) bankleningen;
j) schulden op korte termijn;
k) vlottende schuld;
1. totaal van de passiva (l = g + h + i + j + k).
4.2.3. Exploitatiekosten.
Tabel nr. 4.5 beschrijft de voorziene exploitatiekosten :
a) kosten voor het gebruik van het openbaar telecommunicatienet;
b) interconnectiekosten;
c) personeelskosten;
d) sociale en werkgeverslasten;
e) commissie op de distributiekanalen;
f) kosten voor marketing en reclame;
g) huren van sites en andere kosten van onroerende aard (verwarming, elektriciteit, enz);
h) kosten voor het onderhoud van de uitrustingen;
i) rechten aan het BIPT;
j) administratieve en algemene kosten;
k) voorzieningen voor dubieuze vorderingen;
l) allerlei (te verduidelijken);
m) totaal van de exploitatiekosten.
4.2.4. Omzet (structuur van de inkomsten).
Tabel nr. 4.6 geeft de evolutie weer van de verwachte inkomsten :
a) kosten inzake aansluiting of abonnering;
b) abonnementen;
c) inkomsten uit oproepen;
d) inkomsten uit interconnectie;
e) bijkomende diensten en diensten met toegevoegde waarde;
f) verkoop van eindtoestellen;
g) andere inkomsten (te verduidelijken);
h) totale omzet.
4.2.5. Winst- en verliesrekening.
Tabel nr. 4.7 bevat de cijfers met betrekking tot de evolutie van de resultatenrekening van het lopende boekjaar :
a) omzet;
b) exploitatiekosten;
c) resultaat vóór afschrijvingen, financiële lasten en belastingen (c = a - b);
d) afschrijvingen;
e) financiële lasten;
f) vennootschapsbelasting;
g) nettoresultaat (g = c - d - e - f);
h) gecumuleerd nettoresultaat.
4.2.6. Analyse van de jaarlijkse en gecumuleerde cashflow.
Tabel nr. 4.8 verduidelijkt de evolutie van de parameters die de cashflow van de onderneming bepalen :
a) totale investeringsuitgaven;
b) schommelingen in het bedrijfskapitaal;
c) resultaat vóór afschrijvingen, financiële lasten en belastingen;
d) financiële lasten en belastingen;
e) kapitaalinbreng;
f) leningen;
g) terugbetalingen van leningen;
h) nettocashflow (h = - a + b + c - d + e + f - g);
f) gecumuleerde nettocashflow.
4.2.7. Termijnen voor rentabilisering.
De aanvrager preciseert de termijnen die in zijn project vereist zijn om te komen tot :
a) het "break-even point" waarop de "cashflow" van het lopende boekjaar positief wordt;
b) het grote evenwicht van het project wanneer de gecumuleerde "cashflow" positief wordt;
c) de terugverdientijd inzake investeringen ("payback").
4.2.8. Coëfficiënten inzake beheer.
Tabel nr. 4.9 vat de ontwikkeling doorheen de tijd samen van de verschillende hierna volgende coëfficiënten waarmee het financiële beheer van het project kan worden samengevat :
a) solvabiliteitscoëfficiënt = eigen vermogen/totale activa;
b) liquiditeitscoëfficiënt = (voorraden + realiseerbare of beschikbare waarden)/opvorderbare passiva (schulden op korte termijn);
c) rentabiliteitscoëfficiënt van eigen kapitaal = nettowinst na belastingen/eigen kapitaal;
d) "Return On Investment" (R.O.I.) = nettoresultaat van het boekjaar/ totaal van de activa.
4.2.9. Rentabiliteitsindicatoren.
De aanvrager geeft de waarden aan van de verschillende parameters waarmee de rentabiliteit van zijn project kan worden ingeschat :
a) netto-actuele waarde (N.P.V.) voor een actualiseringsgraad van 10 %;
b) interne rendementsgraad (I.R.R.).
4.3. Gevoeligheid van het ondernemingsplan.
4.3.1. Analyses inzake de gevoeligheid van het ondernemingsplan.
De aanvrager geeft de invloed aan op de netto-geactualiseerde waarde en op de interne rendementsgraad van de afwijkingen van de volgende parameters ten opzichte van de veronderstellingen die hij in zijn ondernemingsplan heeft gedaan :
4.3.1.1. aantal abonnees van de operator = - 10 % ten opzichte van de prognoses;
4.3.1.2. kosten van de apparatuur = + 10 %;
4.3.1.3. kosten van de kapitalen = + 5 %;
4.3.1.4. vertraging in het opstarten van het openbare telecommunicatienet = zes maanden;
4.3.1.5. exploitatiekosten = + 10 %;
4.3.1.6. verlaging met 10 % van het gemiddelde tariefniveau ten opzichte van de prognoses.
4.3.2. Wijzigingen op de markt.
De aanvrager zet de gevolgen uiteen op zijn hypotheses en zijn ondernemingsplan van mogelijke aanzienlijke wijzigingen van de concurrentiesituatie op de markt voor spraaktelefonie, met name :
4.3.2.1. eventuele intrede van nieuwe operatoren op de Belgische markt voor openbare telecommunicatienetten;
4.3.2.2. mogelijke wijzigingen in het regelgevingskader, met name wat betreft de infrastructuur, de interconnectie-voorwaarden en de "service providers";
4.3.2.3. andere mogelijke invloeden.
Art. 6N.5. Technische aspecten.
5.1. Architectuur van het openbare telecommunicatienet.
De aanvrager geef een gedetailleerde beschrijving van de beoogde architectuur van zijn openbaar telecommunicatienet. Hij preciseert door middel van een tabel nr. 5.1 de ontwikkeling van het aantal aangewende uitrustingen, wat betreft :
a) de transmissieapparatuur;
b) in voorkomend geval, de bij derden gehuurde aansluitingslijnen.
Voor elke soort uitrusting die met categorie a hierboven overeenstemt worden de geschatte kosten per eenheid vermeld.
5.2. Dekking.
Tabel nr. 5.2 geeft de beoogde dekkingszones aan. De aanvrager voegt kaarten van België op schaal 1/300 000 bij waarop de dekkingszones van het grondgebied aangegeven zijn na respectievelijk één, twee, drie, vier en vijf jaar (te rekenen vanaf de datum waarop de vergunning is toegekend).
5.3. Tijdschema voor de ontplooiing.
De aanvrager verduidelijkt de beoogde planning voor de verschillende etappes in de ontplooiing van de uitrustingen die nodig zijn voor de exploitatie van zijn openbaar telecommunicatienet.
5.4. Dimensionering van het openbare telecommunicatienet.
De aanvrager zet de methode uiteen die hij voornemens is toe te passen om de verschillende uitrustingen correct te dimensioneren op basis van zijn commerciële vooruitzichten teneinde een gepaste kwaliteit van de dienst te waarborgen.
Tabel nr. 5.3 geeft de evolutie aan met betrekking tot het totale verkeer dat het openbare telecommunicatienet correct zal kunnen verwerken op het piekuur.
5.5. Technische interconnectie.
Wat betreft de interconnectie van zijn openbaar telecommunicatienet met andere openbare telecommunicatienetten of -diensten geeft de aanvrager een beschrijving van :
5.5.1. de technische interfaces en protocols van zijn apparatuur die onderling met die telecommunicatienetten of -diensten gekoppeld is;
5.5.2. de maatregelen die hij van plan is te treffen om een optimale interoperabiliteit te garanderen met de interfaces van de betrokken netwerken of diensten;
5.5.3. de menselijke middelen, en hun deskundigheid, die hij voornemens is in te zetten om zijn betrekkingen met [1 Proximus]1 te beheren op het stuk van interconnectie.
5.6. Nummeringsplan.
De aanvrager vermeldt de nummeringsfuncties die in zijn netwerk opgenomen zijn en de regels die hij toepast om in het nationale nummeringsplan te worden geïntegreerd.
5.7. Levering van de apparatuur.
De aanvrager geeft een beknopte beschrijving van de apparatuur die hij overweegt aan te kopen om zijn openbaar telecommunicatienet aan te leggen, in het bijzonder wat betreft de mogelijke leveranciers, de procedure voor de selectie van die leveranciers en de technische karakteristieken.
De aanvrager vermeldt duidelijk de maatregelen die hij van plan is te nemen om zich te vergewissen van de perfecte overeenstemming van de uitrustingen met de relevante technische normen.
5.8. Vermogen van het openbare telecommunicatienet.
De aanvrager evalueert zijn geschiktheid om de doelstellingen inzake kwaliteit van het openbare telecommunicatienet te behalen die hij in zijn aanvraag vastlegt, alsook de eventuele implicaties ingeval hij die doelstellingen niet verwezenlijkt.
----------
(1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 22-06-2015 (zie KB 2015-09-11/02, art. 1)>
Art. 7N. 6. Organisatorische aspecten.
6.1. Beheer van human resources.
6.1.1. Organisatie van de human resources.
De aanvrager geeft in zijn dossier :
6.1.1.1. een gedetailleerde beschrijving van het voorziene organigram voor de toekomstige entiteit van de operator en van de mechanismen met betrekking tot de besluitvorming;
6.1.1.2. een aanwijzing van de evolutie van het aantal personen die rechtstreeks worden tewerkgesteld op grond van hun kwalificatie- en specialisatieniveau;
6.1.1.3. een beschrijving van de human resources, die gekwalificeerd zijn op technisch, commercieel en operationeel vlak, die de deelgenoten of toekomstige deelgenoten zullen kunnen ter beschikking stellen van de operator om hem bij te staan bij de ontplooiing van zijn activiteiten;
6.1.1.4. een schatting van zijn vermogen om bijkomend personeel aan te werven en de daartoe beoogde procedure;
6.1.1.5. een opgave van de vormingsprogramma's die hij zijn personeel wil laten volgen in de verschillende domeinen die verband houden met de aanleg en de exploitatie van zijn openbaar telecommunicatienet;
6.1.1.6. een demonstratie van het feit dat zijn organisatie het hem mogelijk zal maken om zijn verbintenissen na te komen in verband met de ontplooiing van zijn dienstenaanbod, alsook inzake de kwaliteit en betrouwbaarheid van de aangeboden dienst door de eventuele onderbrekingen in de werking zoveel mogelijk te beperken.
6.1.2. Tewerkstelling.
De aanvrager geeft in de vorm van "manjaren" een raming van de werkgelegenheid die in België door zijn bedrijvigheid wordt geschapen door middel van een tabel nr. 6.1 met daarin de volgende gegevens :
a) rechtstreekse tewerkstelling (personeel dat rechtstreeks afhangt van de operator);
b) kanalen voor commercialisatie en distributie;
c) fabrikanten en invoerders van apparatuur;
d) installatiewerkzaamheden in verband met apparatuur;
e) allerlei (te preciseren);
f) totaal.
6.2. Commercialisering van het openbare telecommunicatienet.
6.2.1. Marketing.
De aanvrager beschrijft zijn plannen in verband met :
6.2.1.1. de organisatie van de promotie- en reclamecampagnes en de promotie van zijn imago;
6.2.1.2. de methode voor de identificatie van de abonnees waarop wordt gedoeld en voor de ontwikkeling van de aangepaste handels-strategieën (dienstenpakketten, tarieven, distributiekanalen, enz.);
6.2.1.3. de analyse van de opportuniteit van de regionale markten.
6.2.2. Diensten aan de cliënteel.
De aanvrager beschrijft zijn aanpak van de organisatie en de dienstverlening van zijn dienst voor bijstand aan de cliënteel, met name wat betreft :
6.2.2.1. de termijn voor de activering van de nieuwe abonnees;
6.2.2.2. de nadere regels in verband met de toegang tot de hulpdienst, de antwoordtermijnen van die dienst, de openingsuren en de taalkennis van het personeel;
6.2.2.3. de behandeling van de klachten van de gebruikers;
6.2.2.4. het beheer van de fraude en slechte betalers;
6.3. Onderhoud en technisch beheer.
De aanvrager beschrijft zijn plannen met name in verband met :
6.3.1. de controle van de verschillende parameters met betrekking tot de werking van het openbare telecommunicatienet;
6.3.2. de organisatie van het technische onderhoud van het openbare telecommunicatienet voor gecentraliseerd toezicht, technische inter-ventieploegen, procedures en termijnen);
6.3.3. het verzamelen en verwerken van de gegevens in verband met het afgewikkelde verkeer met het oog op de instandhouding en verbetering van de kwaliteit van het openbare telecommunicatienet;
6.3.4. de beoogde meetapparatuur;
6.3.5. het beheer van de voorraad reservemateriaal.
6.4. Facturering.
De aanvrager geeft een aanwijzing van het beoogde computersysteem voor het beheer van de database met betrekking tot de cliënteel en voor de facturering van het gebruik van zijn openbaar telecommunicatienet.
Art. 8N. 7. Aspecten in verband met ervaring.
De aanvrager beschrijft zijn ervaring of die van zijn deelgenoten of toekomstige deelgenoten en van zijn partners wat de technische, commerciële en operationele aspecten betreft op de volgende gebieden :
7.1. het opzetten en het beheer van telecommunicatienetten, en van openbare telecommunicatienetten in het bijzonder;
7.2. de mededinging op een voor concurrentie opengestelde markt;
7.3. de kennis van de ontwikkeling van de Belgische en de Europese markt voor openbare telecommunicatienetten;
7.4. de vooruitzichten inzake technische en/of commerciële vernieuwing op grond van de ervaring die de deelgenoten of toekomstige deelgenoten hebben opgedaan.
Art. 9N. 8. (Opgeheven) <KB 2000-10-27/44, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 28-11-2000>
Art. 10N.
<Opgeheven bij KB 2013-07-15/16, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2013>