10 NOVEMBER 1996. - Koninklijk besluit betreffende de goedkeuringen van eindapparaten voor telecommunicatie. (NOTA : opgeheven behalve wat betreft de toepassing van artikel 121 van de wet 1991-03-21/30; KB 2000-09-26/34, art. 23, Inwerkingtreding : 10-11-2000.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1997 en tekstbijwerking tot 31-10-2000)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Apparatuur die kan aangesloten worden op de openbare telecommunicatie-infrastructuur zonder voor een dergelijk gebruik bestemd te zijn.
Art. 3, 3bis
HOOFDSTUK IV. - Algemene en technische voorschriften.
Art. 4-6
HOOFDSTUK V. - Typeonderzoek.
Afdeling I. - Aanvraag om typeonderzoek.
Art. 7-8
Afdeling II. - Overeenstemming met het type.
Art. 9
Afdeling III. - Procedure voor produktkwaliteitsbewaking.
Art. 10-11
HOOFDSTUK Vbis. - (Goedkeuringsprocedures inzake apparatuur voor satellietgrondstations). <Ingevoegd bij KB 1998-09-20/52, art. 4; Inwerkingtreding : 29-10-1998>
Art. 11bis, 11ter, 11quater
HOOFDSTUK VI. - Vergoedingen verschuldigd voor de goedkeuring van kwaliteitssystemen.
Art. 12
HOOFDSTUK VII. - De goedkeuring en het markeren.
Art. 13-14, 14bis
HOOFDSTUK VIII. - Wederzijdse erkenning.
Art. 15
HOOFDSTUK IX. - Wijzigingsbepaling en overgangsbepalingen.
Art. 16-20
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. (Zie NOTA onder titel.) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° technische specificatie : de definitie van de vereiste kenmerken van een produkt, zoals kwaliteitsniveau of gebruiksgeschiktheid, veiligheid, afmetingen met inbegrip van de voorschriften inzake terminologie, symbolen, testen en testmethodes, merken en etikettering;
2° gemeenschappelijk technisch voorschrift : communautaire technische specificatie die de fundamentele voorschriften in werking stelt, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de veiligheid van de gebruikers en van het personeel van de exploitanten van openbare telecommunicatienetten;
3° geharmoniseerde norm : norm uitgewerkt op mandaat van de Europese Commissie door een Europese normalisatie-instelling en bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen;
4° aangemelde instantie : erkende instelling, aangewezen voor het typeonderzoek, de certificatie van de systemen voor kwaliteitsbewaking en het daarmee verband houdende toezicht;
5° Instituut: het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort "BIPT.", bedoeld in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
(6° zend- of zend/ontvangapparatuur voor satellietgrondstations : apparatuur die ofwel uitsluitend gebruikt kan worden voor het zenden, of wel voor het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen door middel van satellieten of andere in de ruimte gestationeerde systemen, met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienet van een Lid-Staat van de Europese Unie;
7° ontvangapparatuur voor satellietgrondstations : apparatuur die uitsluitend gebruikt kan worden voor het ontvangen van radiocommunicatiesignalen door middel van satellieten of andere in de ruimte gestationeerde systemen, met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienet van een Lid-Staat van de Europese Unie;
8° apparatuur voor satellietgrondstations : zowel zend- of zend/ontvangapparatuur als ontvangapparatuur voor satellietgrondstations;
9° grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet : elke aansluiting op het openbaar telecommunicatienet die geen ruimtesegment omvat.) <KB 1998-09-20/52, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-10-1998>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.2. (Zie NOTA onder titel.) Dit besluit is van toepassing op alle apparaten voor telecommunicatie die rechtstreeks of onrechtstreeks aangesloten kunnen worden op de openbare telecommunicatie-infrastructuur, ongeacht of ze bestemd zijn voor een dergelijk gebruik of niet.
De fabrikant of leverancier van het apparaat moet verklaren of het apparaat al of niet bestemd is om aangesloten te worden op de openbare telecommunicatie-infrastructuur.
HOOFDSTUK III. - Apparatuur die kan aangesloten worden op de openbare telecommunicatie-infrastructuur zonder voor een dergelijk gebruik bestemd te zijn.
Art.3. (Zie NOTA onder titel.) § 1. Niettegenstaande artikel 2, mag apparatuur die kan worden aangesloten op de openbare telecommunicatie-infrastructuur, zonder voor een dergelijk gebruik bestemd te zijn, uitsluitend in de handel worden gebracht en gehouden, indien ze gemerkt is overeenkomstig § 4 van dit artikel en vergezeld gaat van een gebruiksaanwijzing en van de volgende verklaring van de fabrikant of leverancier :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08-04-1997, p. 8169).
§ 2. Indien het voor het eerst in de handel brengen van de apparatuur bedoeld in § 1 in België plaatsheeft, moet een exemplaar van deze documentatie worden toegezonden aan het Instituut.
§ 3. Het Instituut kan op ieder ogenblik aan de fabrikant of leverancier vragen de bestemming van het apparaat te rechtvaardigen op basis van de relevante technische kenmerken, de functies en opgave van het marktsegment waarvoor het bestemd is.
§ 4. De fabrikanten of leveranciers van apparaten bedoeld in § 1, brengen volgend symbool aan:
1° voor de apparaten die gedekt worden door een gemeenschappelijk technisch voorschrift of een geharmoniseerde norm :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08-04-1997, p. 8169).
2° voor de apparaten die niet gedekt worden door een gemeenschappelijk technisch voorschrift of een geharmoniseerde norm :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08-04-1997, p. 8170).
rode driehoek overeenstemmend met gamma pantone RED 032C
§ 5. De symbolen, bedoeld in § 4 moeten in onuitwisbare merktekens worden aangebracht op het apparaat zelf op een plaats die duidelijk zichtbaar is zonder demontage, alsook op de verpakking. Ze moeten duidelijk leesbaar blijven gedurende de volledige periode waarin het apparaat gebruikt wordt.
Bij vergroting of verkleining van de markeringen moeten de verhoudingen van bovenstaande afbeeldingen in acht worden genomen. De onderscheiden onderdelen van de markeringen moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt.
Art. 3bis. (Zie NOTA onder titel.) <Ingevoegd bij KB 1998-09-20/52, art. 2; Inwerkingtreding : 29-10-1998> Apparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet voldoet aan de bepalingen van artikel 3, §§ 1 tot 3, van dit besluit in die zin dat in de verklaring van niet-bestemming tot aansluiting verwezen wordt naar de richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 9 oktober 1993 houdende aanvulling van de richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur en niet naar de richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur.
HOOFDSTUK IV. - Algemene en technische voorschriften.
Art.4. (Zie NOTA onder titel.) § 1. Een eindapparaat mag enkel op de markt gebracht worden en in werking gesteld worden indien het vooraf goedgekeurd is overeenkomstig dit besluit als beantwoordend aan de fundamentele voorschriften, bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
Het eindapparaat moet evenwel op de juiste manier geïnstalleerd en onderhouden worden en overeenkomstig zijn bestemming worden gebruikt.
§ 2. Iedere natuurlijke of rechtspersoon gevestigd in één van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap of in één van de Lid-Staten van de Europese Vrijhandels Associatie, ondertekenaars van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte kan een aanvraag om goedkeuring indienen.
§ 3. Inzake de goedkeuringsprocedure heeft de aanvrager de keuze tussen:
1° een typeonderzoek zoals bepaald in de artikelen 7 en 8, gevolgd door de procedure "overeenstemming met het type" bepaald in artikel 9, § 1 en 9, § 2;
2° een typeonderzoek zoals bepaald in artikel 7 gevolgd door de procedure "produktkwaliteitsbewaking", bepaald in de artikelen 10 en 11 en de verklaring van type-overeenstemming bepaald in de artikelen 9, § 1 en 10, § 4.
§ 4. Indien een goedkeuring uitsluitend op basis van gemeenschappelijke technische voorschriften of geharmoniseerde normen gebeurt worden de voormelde typeonderzoeken, de procedure en de verklaring van typeovereenstemming en de procedure "voor produktkwaliteitsbewaking" respectievelijk aangeduid met EG-typeonderzoek, "EG-procedure", "EG-verklaring van typeovereenstemming" en "EG-procedure voor produktkwaliteitsbewaking".
Art.5. (Zie NOTA onder titel.) (§ 1.) De eindapparaten moeten voldoen aan de volgende fundamentele voorschriften : <KB 1998-09-20/52, art. 3, A, 002; Inwerkingtreding : 29-10-1998>
1° de veiligheid van de gebruiker voor zover dit niet werd geregeld door het koninklijk besluit van 23 maart 1977 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten bieden;
2° de veiligheid van het personeel van de exploitanten van openbare telecommunicatienetten voor zover dit niet werd geregeld door het koninklijk besluit van 23 maart 1977 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten bieden;
3° de elektromagnetische compatibiliteitsvoorschriften voor zover zij specifiek zijn voor het eindapparaat;
4° de bescherming van de openbare telecommunicatie-infrastructuur tegen schade;
5° het doelmatig gebruik van het radiofrequentiespectrum, in voorkomend geval;
6° de interactie van eindapparaten met de installaties van de openbare telecommunicatie-infrastructuur ten behoeve van het tot stand brengen, het wijzigen, het aanrekenen, het in stand houden en het beëindigen van reële of virtuele verbindingen;
7° de interactie van eindapparaten via de openbare telecommunicatieinfrastructuur in gerechtvaardigde gevallen.
De gevallen waarin de dienstverlening met eindapparatuur een gereserveerde dienstverlening betreft of een dienstverlening is ten aanzien waarvan de Raad van de Europese Unie besloten heeft dat deze in de gehele Gemeenschap beschikbaar moet zijn, worden beschouwd als gerechtvaardigde gevallen.
(§ 2. Met betrekking tot zend- of zend/ontvangapparatuur voor satellietgrondstations omvat § 1, 5°, van dit artikel ook het doelmatig gebruik van de beschikbare baanruimte en de voorkoming van storende interferentie tussen de in de ruimte gestationeerde en grondcommunicatiesystemen en andere technische systemen.
§ 3. Apparatuur voor satelliegrondstations die niet bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet is enkel onderworpen aan de fundamentele voorschriften vermeld in § 1, 1°, 3° en 5°, van dit artikel.) <KB 1998-09-20/52, art. 3, B, 002; Inwerkingtreding : 29-10-1998>
Art.6. (Zie NOTA onder titel.) De eindapparaten worden verondersteld te voldoen aan de fundamentele voorschriften bedoeld in artikel 5, 1° en 2° indien ze in overeenstemming zijn met de nationale specificaties waarin de relevante geharmoniseerde normen zijn omgezet.
De EG-procedures van conformiteit worden uitgevoerd op basis van gemeenschappelijke technische voorschriften of geharmoniseerde normen die rechtsgeldig gemaakt worden door eenvoudige verwijzing naar de referentie waarmee ze bekendgemaakt werden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Indien geen relevante gemeenschappelijke technische voorschriften of geharmoniseerde normen bestaan, kunnen technische specificaties bedoeld om na te gaan of een eindapparaat voldoet aan de fundamentele voorschriften, door de Minister worden vastgelegd.
HOOFDSTUK V. - Typeonderzoek.
Afdeling I. - Aanvraag om typeonderzoek.
Art.7. (Zie NOTA onder titel.) § 1. Het (EG)-typeonderzoek is het deel van de procedure waarbij het Instituut vaststelt en verklaart dat een representatief exemplaar van de betrokken produktie, hierna type genoemd, voldoet aan de in artikel 5 bepaalde fundamentele voorschriften die vastgelegd zijn in normen zoals bepaald in artikel 6.
§ 2. De aanvraag om (EG)-typeonderzoek wordt ingediend bij het Instituut door de fabrikant of zijn gemachtigde.
§ 3. Om als volledig beschouwd te worden, moet een aanvraagdossier inzonderheid volgende behoorlijk gedateerde en ondertekende inlichtingen en documentatie bevatten :
1° naam en adres van de fabrikant, alsook naam en adres van de gemachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend. Indien het om een rechtspersoon gaat, moet de aanvraag vergezeld zijn van het nummer in het handelsregister;
2° de juiste benaming en bestemming van het eindapparaat ;
3° een algemene beschrijving van het type, die volstaat om het apparaat te identificeren, met daarbij ten minste duidelijke foto's en de handleiding;
4° de technische gegevens, het werkingsprincipe gestaafd met ontwerp en fabricagetekeningen, lijsten van delen, onderdelen en leidingen, met inbegrip, in voorkomend geval, van de elektrische schema's en het plan van aansluiting op de openbare telecommuncatieinfrastructuur;
5° beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van voormelde tekeningen en lijsten en van de werking van het apparaat;
6° een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste technische specificaties en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de fundamentele voorschriften 5, 1° en 2° te voldoen indien de in artikel 6 bedoelde specificaties niet zijn toegepast;
7° de resultaten van de verrichte onderzoeken;
8° de testrapporten, afgeleverd door geaccrediteerde laboratoria;
9° een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie indien het gaat om een EG-typeonderzoek;
10° betalingsbewijs van de dossierkosten die 30.000 F. bedragen en jaarlijks geïndexeerd worden. Indien de kostprijs van de verrichte prestaties deze som merkbaar overschrijdt, worden de aanvullende kosten aan de aanvrager gefactureerd tegen reële kostprijs.
De indexatie gebeurt ieder jaar op 1 januari met behulp van een coëfficiënt die bekomen wordt door het indexcijfer van de maand december die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing plaatsvindt, te delen door het indexcijfer van de maand december 1994.
Bij de berekening van de coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt.
Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere of lagere tiental naargelang het cijfer van de eenheden al of niet vijf bereikt.
§ 4. Het Instituut verricht of laat de passende onderzoeken en de noodzakelijke proeven verrichten om na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de in artikel 5, 1° en 5, 2° genoemde fundamentele voorschriften voldoen.
§ 5. Het Instituut kan alle bijkomende informatie vragen die nodig is voor het onderzoek met het oog op de goedkeuring.
Indien het Instituut het nodig acht, stelt de aanvrager één of meerdere exemplaren van het beschouwde type gratis ter beschikking van het Instituut. Elk exemplaar van het type en alle documentatie, ter beschikking gesteld van het Instituut, wordt zijn eigendom.
Art.8. (Zie NOTA onder titel.) § 1 Indien het type voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk IV en artikel 7 van dit besluit, verstrekt het Instituut een verklaring van typeonderzoek aan de aanvrager. Deze verklaring bevat :
1° naam en adres van de fabrikant;
2° de conclusies van de controle;
3° in voorkomend geval, de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring;
4° gegevens voor de identificatie van het goed te keuren type.
§ 2. Teneinde de eindapparaten in de handel te mogen brengen en aansluiten op de openbare telecommunicatie-infrastructuur moet na het verkrijgen van de verklaring van typeonderzoek nog de procedure "overeenstemming met het type" of de procedure "produktkwaliteitsbewaking" doorlopen worden.
Indien het typeonderzoek uitsluitend gebeurt ten opzichte van de gemeenschappelijke technische voorschriften of geharmoniseerde normen worden de verklaring van typeonderzoek en de procedures "overeenstemming met het type" of "produktkwaliteitsbewaking" respectievelijk bestempeld als "EG-verklaring van typeonderzoek" en "EG-procedure van overeenstemming" of "EG-procedure van produktkwaliteitsbewaking".
§ 3. Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt bewaart de aanvrager naast de technische documentatie ook een afschrift van de verklaringen van typeonderzoek van de aanvullingen erop en van de verklaring van typeovereenstemming.
§ 4. Iedere aanvrager die het Instituut de nodige technische documentatie bedoeld in artikel 7 § 3 bezorgde moet het Instituut tijdig in kennis stellen van alle in het goedgekeurde eindapparaat aangebrachte wijzigingen. Voor de betrokken wijzigingen moet een aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kan zijn op de overeenstemming met de fundamentele voorschriften bepaald in artikel 5 van dit besluit of de voor het eindapparaat voorgeschreven gebruiksomstandigheden.
Het dossierrecht is hetzelfde als dat bepaald in artikel 7, § 3, 10°.
Afdeling II. - Overeenstemming met het type.
Art.9. (Zie NOTA onder titel.) § 1. De verklaring van typeovereenstemming is dat deel van de procedure waarbij de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, schriftelijk verklaart en garandeert dat de gefabriceerde en/of in de handel gebrachte produkten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van type-onderzoek en dat hij alle nodige maatregelen neemt opdat het fabricageprocédé deze conformiteit verzekert.
De (EG)-verklaring van typeovereenstemming moet de volgende elementen bevatten :
1° beschrijving van het betreffende apparaat of de betreffende apparaten;
2° vermelding van de specificaties ten opzichte waarvan conformiteit is aangegeven en in voorkomend geval de interne maatregelen die zijn getroffen ter verzekering van de overeenstemming van de apparaten met de voorschriften bepaald in artikel 5,1° en 2° ;
3° identificatie van de ondertekenaar die gemachtigd is om de fabrikant of diens gemachtigde te binden;
4° in voorkomend geval, de referenties van de verklaring van EG-typeonderzoek die is afgegeven door een aangemelde instantie.
§ 2. In het geval waarin geopteerd wordt voor een typeonderzoek, niet gevolgd door de procedure voor produktkwaliteitsbewaking, moet de aanvrager daarenboven nog een overeenkomst voor controle sluiten.
De voorwaarden voor de controle worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de fabrikant of zijn gemachtigde in de EG en het Instituut.
Voor de met willekeurige tussenpozen uit te voeren produktcontroles, heeft de aanvrager de keuze tussen een andere aangemelde instantie, het Instituut of een door het Instituut erkend organisme.
Een adequaat monster van de eindprodukten, door het Instituut of een voor haar rekening optredende instantie genomen uit een produktiereeks of uit de voorraad van de onderneming, wordt onderworpen aan onderzoek waarbij passende proeven worden verricht teneinde de overeenstemming van de produkten met de fundamentele voorschriften te controleren.
Afdeling III. - Procedure voor produktkwaliteitsbewaking.
Art.10. (Zie NOTA onder titel.) § 1. De fabrikant die opteert om een goedkeuring te vragen overeenkomstig de procedure voor produktkwaliteitsbewaking, hanteert een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor fabricage, controle en beproeving van de eindprodukten zoals hieronder omschreven en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in artikel 11.
Het Instituut kan deze procedure laten verrichten door een door hem erkende certificatie-instelling.
§ 2. De fabrikant dient bij het Instituut een aanvraag in voor de beoordeling van zijn kwaliteitssysteem, teneinde de overeenstemming te waarborgen van de produkten met het type, beschreven in de verklaring van typeonderzoek en met de voorschriften van dit besluit.
Deze aanvraag bevat :
1° alle relevante informatie voor de bedoelde categorie van produkten;
2° de documentatie over het kwaliteitssysteem;
3° in voorkomend geval, de technische documentatie over het goed te keuren type en een afschrift van de verklaring van typeonderzoek.
4° een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies die er voor moeten zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd en die in het bijzonder een behoorlijke omschrijving bevatten van :
a) de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de produktkwaliteit;
b) de fabricage-, kwaliteitscontrole- en kwaliteitsbewakingstechnieken, de procédés en de systematische handelingen die zullen worden toegepast;
c) de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal plaatsvinden;
d) de kwaliteitsrapporten, zoals controlerapporten, beproevingsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel;
e) de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste produktkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem;
§ 3. Het Instituut evalueert op basis van voormelde stukken en ter plaatse, het kwaliteitssysteem en betekent een gemotiveerde beslissing aan de aanvrager. Indien het gaat om een kwaliteitssysteem waarbij de norm EN 29002 wordt toegepast, eventueel aangevuld om rekening te houden met het specifieke karakter van de produkten waarop deze norm wordt toegepast, wordt dit positief geëvalueerd.
Indien het voorgestelde kwaliteitssysteem wordt goedgekeurd, verbindt de fabrikant er zich toe de verplichtingen die voortvloeien uit het kwaliteitssysteem, zoals het werd goedgekeurd, na te komen en ervoor te zorgen dat het doeltreffend blijft.
Zonder verwijl informeert de fabrikant het Instituut van elke voorgenomen aanpassing aan het kwaliteitssysteem. Het Instituut beoordeelt de voorgestelde aanpassing en deelt zijn beslissing mee omtrent de noodzaak aan een nieuwe evaluatie van het aangepaste systeem .
§ 4. De fabrikant stelt voor elk type eindapparaat een verklaring van overeenstemming op, waarin hij verklaart en garandeert dat voldaan is aan de toepasselijke fundamentele voorschriften.
Art.11. (Zie NOTA onder titel.) § 1. De fabrikant moet personeelsleden van het Instituut of een door hem erkende certificatie-instelling, voor controledoeleinden, toegang verlenen tot de ruimtes voor produktie, controle, beproeving en opslag.
§ 2. Hij verstrekt alle nodige informatie, met name :
1° de documentatie over het kwaliteitssysteem;
2° de kwaliteitsrapporten die in het kader van het fabricagegedeelte van het kwaliteitssysteem moeten worden gemaakt, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, ijkgegevens en rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel.
§ 3. Het Instituut of de door hem erkende certificatie-instelling gaat met regelmatige tussenpozen over tot audits om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast; aan de fabrikant wordt een beoordelingsrapport verstrekt.
Bovendien kan ze onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan het Instituut proeven verrichten of laten verrichten om zich, zo nodig, van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Aan de fabrikant wordt een verslag van het bezoek en voor zover van toepassing, een beproevingsrapport verstrekt.
§ 4. De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar nadat het produkt is vervaardigd de volgende gegevens ter beschikking van het Instituut :
1° de documentatie bedoeld in artikel 10, § 2, 2° van dit besluit;
2° de aanpassingen bedoeld in artikel 10, § 3, laatste lid van dit besluit;
3° de besluiten en rapporten bedoeld in de artikelen 10, § 3, eerste lid en 11, §§ 2 en 3 van dit besluit.
HOOFDSTUK Vbis. - (Goedkeuringsprocedures inzake apparatuur voor satellietgrondstations).
Art. 11bis. (Zie NOTA onder titel.) <Ingevoegd bij KB 1998-09-20/52, art. 5; Inwerkingtreding : 29-10-1998> § 1. Alle zend- of zend/ontvangapparatuur voor satellietgrondstations is onderworpen aan een (EG)-typeonderzoek in de zin van de artikels 7 en 8 van dit besluit en aan een (EG)-procedure van overeenstemming met het type in de zin van artikel 9 van dit besluit of aan een (EG)-procedure van productkwaliteitsbewaking bepaald in de artikels 10 en 11 van dit besluit.
§ 2. Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet is voor wat betreft de grondinterface onderworpen aan een (EG)-typeonderzoek in de zin van de artikelen 7 en 8 van dit besluit en aan een EG)-procedure van overeenstemming met het type in de zin van artikel 9 van dit besluit of aan een (EG)-procedure van productkwaliteitsbewaking bepaald in de artikels 10 en 11 van dit besluit. Voor wat betreft de overige aspecten is deze apparatuur onderworpen aan hetzij de procedures omschreven in vorig lid, hetzij aan de procedure bepaald in artikel 11quater van dit besluit.
Art. 11ter. (Zie NOTA onder titel.) <Ingevoegd bij KB 1998-09-20/52, art. 6; Inwerkingtreding : 29-10-1998> Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecomrnunicatienet is onderworpen aan een (EG)-typeonderzoek in de zin van de artikels 7 en 8 van dit besluit en aan een (EG)-procedure van overeenstemming met het type in de zin van artikel 9 van dit besluit of een (EG)-procedure van productkwaliteitsbewaking bepaald in de artikels 10 en 11 van dit besluit, of aan de procedure omschreven in artikel 11quater van dit besluit.
Art. 11quater. (Zie NOTA onder titel.) <Ingevoegd bij KB 1998-09-20/52, art. 7; Inwerkingtreding : 29-10-1998> De fabrikant van Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations verklaart en garandeert dat de betrokken producten voldoen aan de voorschriften van de richtlijn die op die producten van toepassing zijn. Daartoe moet hij aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° hij brengt op ieder product de overeenkomstige EG-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op;
2° hij stelt een technische documentatie op en houdt ze tenminste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product, ter beschikking van het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie. Indien de fabrikant niet in België is gevestigd, of hij heeft er geen gemachtigde aangeduid, moet degene die het product in België in de handel brengt, de technische documentatie ter beschikking houden. Aan de hand van deze documentatie moet nagegaan kunnen worden of het product in overeenstemming is met de geldende voorschriften. Daartoe moet de documentatie omvatten :
a) de algemene omschrijving van het product;
b) ontwerp- en fabricagetekeningen alsook lijsten van onderdelen, deelsystemen, circuits, enz.;
c) beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en lijsten en van de werking van het product;
d) een lijst van de relevante technische normen of, bij ontstentenis van deze normen, het technisch constructiedossier en een beschrjving van de oplossingen die gekozen zijn om te voldoen aan de op het product van toepassing zijnde voorschriften;
e) de resultaten van ontwerpberekeningen, onderzoeken, enz.;
f) beproevingsrapporten;
3° de fabrikant, zijn gemachtigde of degene die het product in België in de handel brengt bewaart een afschrift van de verklaring van overeenstemming met de technische documentatie;
4° de fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde producten in overeenstemming zijn met de technische documentatie en met de fundamentele voorschriften die op de producten van toepassing zijn.
HOOFDSTUK VI. - Vergoedingen verschuldigd voor de goedkeuring van kwaliteitssystemen.
Art.12. (Zie NOTA onder titel.) § 1. Elke aanvraag tot evaluatie van een kwaliteitssysteem of tot verlenging of uitbreiding ervan alsmede het toezicht erop geeft aanleiding tot de voorafgaande betaling van de in dit artikel bepaalde vergoedingen door de aanvrager.
§ 2. De dossierkosten die moeten worden betaald bij elke aanvraag tot evaluatie of tot verlenging of uitbreiding van een kwaliteitssysteem zijn vastgesteld op 10.000 F. Dit vaste bedrag is niet terugvorderbaar en is onafhankelijk van de resultaten van het onderzoek.
§ 3. De vergoeding voor de evaluatiekosten van een kwaliteitssysteem, tot verlenging of uitbreiding ervan alsmede voor het toezicht is vastgesteld op 3.000 F. per uur en per persoon. Het Instituut maakt van elke offerte een gedetailleerde prijsofferte.
§ 4. De reiskosten zijn ten laste van de aanvrager en worden vergoed op basis van de bedragen die door het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor ambtenaren van rang 15 bepaald zijn.
§ 5. De voormelde bedragen zijn gebonden aan de index der consumptieprijzen van december 1992 en worden jaarlijks aangepast in functie van de schommelingen van deze index.
HOOFDSTUK VII. - De goedkeuring en het markeren.
Art.13. (Zie NOTA onder titel.) § 1. Het Instituut geeft een goedkeuringsattest af voor aansluiting op de openbare telecommunicatie-infrastructuur indien de aanvrager :
1° een verklaring van (EG-) typeonderzoek verkreeg en een overeenkomst voor controle heeft afgesloten;
of
2° een verklaring van (EG-) typeonderzoek en een certificaat voor produktkwaliteitsbewaking verkreeg.
In alle gevallen moet een (EG-) verklaring van typeovereenstemming opgesteld worden, zoals bepaald in artikel 9.
§ 2. Het goedkeuringsattest is persoonlijk en niet overdraagbaar behalve mits voorafgaande toelating van het Instituut en instemming door de titularis. De geldigheidsduur is beperkt tot maximaal tien jaar.
§ 3. Het goedkeuringsattest bevat :
1° het merk, het type en de voornaamste technische kenmerken;
2° het gebruik waarvoor het apparaat bestemd is;
3° het goedkeuringsnummer ;
4° de geldigheidsduur.
§ 4. De aanvraag voor vernieuwing van een goedkeuring moet minstens zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn, ingediend worden.
Iedere wijziging in de voorwaarden waaronder de goedkeuring werd afgeleverd, moet onverwijld worden meegedeeld aan het Instituut.
Een dossierrecht van 10.000 F wordt gevraagd voor alle administratief werk dat niet noodzaakt tot een grondig technisch onderzoek van het dossier. Dit bedrag wordt geïndexeerd op de manier zoals beschreven in artikel 7, 10° .
Art.14. (Zie NOTA onder titel.) § 1. Ieder apparaat bestemd om rechtstreeks of onrechtstreeks aangesloten te worden op de openbare telecommuncatieinfrastructuur, moet vooraleer het in de handel wordt gebracht, overeenkomstig dit besluit worden gemerkt.
§ 2. Indien het eindapparaat het voorwerp heeft uitgemaakt van een goedkeuring door het Instituut uitsluitend op basis van gemeenschappelijke technische voorschriften of geharmoniseerde normen moet onderstaande CE-markering samengesteld uit de initialen CE het identificatienummer van het Instituut en het symbool van de bestemming worden aangebracht :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08-04-1997, p. 8175).
Deze eindapparaten worden geïdentificeerd door de fabrikant op basis van het model, het type- en/of serienummer alsmede door de naam van de fabrikant en/of de leverancier die verantwoordelijk is voor het op de markt brengen.
§ 3. Indien het apparaat goedgekeurd is op basis van nationale technische specificaties is de markering als volgt samengesteld :
(Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08-04-1997, p. 8175).
tekst : Helvetica zwart
cirkel met groene achtergrond, die overeenstemt met gamma pantone 354C
BE = België
YY = jaar
LL = Twee letters die een zekere aanduiding geven omtrent het soort apparaat
XXXX = doorlopend volgnummer .
§ 4. De symbolen en het goedkeuringsnummer , bedoeld in § 2 en 3 van dit artikel, moeten in onuitwisbare merktekens worden aangebracht op het apparaat zelf op een plaats die duidelijk zichtbaar is zonder demontage, alsook op de verpakking. Ze moeten duidelijk leesbaar blijven gedurende de volledige periode waarin het apparaat gebruikt wordt.
Bij vergroting of verkleining van de markeringen moeten de verhoudingen van bovenstaande afbeeldingen in acht worden genomen. De onderscheiden onderdelen van de markeringen moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt.
Art. 14bis. (Zie NOTA onder titel.) <Ingevoegd bij KB 1998-09-20/52, art. 8; Inwerkingtreding : 29-10-1998> Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor aansluiting op een openbaar telecommunicatienetwerk en die onderworpen is aan de procedure bepaald in artikel 11quater van dit besluit, valt onder de toepassing van artikel 14, § 2, van dit besluit in die zin dat de aangebrachte marketing beperkt wordt tot de initialen "CE".
HOOFDSTUK VIII. - Wederzijdse erkenning.
Art.15. (Zie NOTA onder titel.) § 1. De eindapparaten bestemd om direct of indirect aangesloten te worden op de openbare telecommunicatieinfrastructuur met een geldige EG-markering, mogen vrij in de handel worden gebracht in België en worden aangesloten op de openbare telecommunicatie-infrastructuur, indien ze vanwege een aangemelde instantie uit een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte een goedkeuring hebben verkregen ten gevolge van :
1° een EG-typeonderzoek gevolgd door een EG-verklaring van overeenstemming of in samenhang met een goedgekeurd systeem van produktkwaliteitsbewaking of
2° van een EG-verklaring van overeenstemming in samenhang met een goedgekeurd systeem van volledige kwaliteitsbewaking.
België aanvaardt met het oog op de nationale goedkeuring van eindapparaten die legaal gefabriceerd en/of in de handel gebracht zijn in een Lid-Staat van de EG of van eindapparaten legaal gefabriceerd in een Lid-Staat van de Europese Vrijhandels Associatie die het Akkoord betreffende de Europese Economische Ruimte ondertekende
1° de verklaringen van (EG)-typeovereenstemming
2° de resultaten van testen uitgevoerd in geaccrediteerde laboratoria erkend in dat land
gebaseerd op nationale specificaties van dat land, inzoverre die eindapparaten op behoorlijke en voldoende wijze voldoen aan de fundamentele voorschriften zoals gedefinieerd in artikel 5 van dit besluit.
Het Instituut oordeelt over de gelijkwaardigheid van de nationale specificaties overeenkomstig dewelke een eindapparaat werd goedgekeurd in een ander land, met de Belgische nationale specificaties die uitwerking geven aan fundamentele voorschriften. Indien die overeenkomst niet wordt vastgesteld, motiveert het Instituut zijn beslissing tot weigering van de goedkeuring.
HOOFDSTUK IX. - Wijzigingsbepaling en overgangsbepalingen.
Art.16. (Zie NOTA onder titel.) Artikel 1 van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen wordt aangevuld met het volgende lid :
"De zend- en/of ontvangtoestellen voor radioverbinding die beantwoorden aan het toepasselijke gemeenschappelijk technisch voorschrift of de toepasselijke geharmoniseerde norm, worden geacht te zijn goedgekeurd als beantwoordend aan de voorschriften vastgesteld in dit besluit als ze goedgekeurd zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 novembre 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie".
Art.17. (Zie NOTA onder titel.) De apparatuur die krachtens richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur in overeenstemming is met de markeringsregelingen welke voor 1 januari 1995 van kracht waren, mag in de handel gebracht en gebruikt worden tot 1 januari 1997.
Art.18. (Zie NOTA onder titel.) Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit blijven de goedkeuringen, die voor dat tijdstip wettig zijn verleend, nog geldig gedurende de termijn vermeld op het attest.
Eindapparaten, goedgekeurd na 6 november 1992, mogen echter niet meer op de markt gebracht worden zodra een relevant gemeenschappelijk technisch voorschrift erop van toepassing is.
Art.19. (Zie NOTA onder titel.) Dit besluit treedt in werking de dag waar op het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 20. (Zie NOTA onder titel.) Onze Minister van Economie en Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Economie en Telecommunicatie,
E. DI RUPO