Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 JUNI 1937. - Wet houdende herziening van de wet van 16 November 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-05-1987 en tekstbijwerking tot 02-07-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-7, 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 8-10
HOOFDSTUK II. Strafbepalingen.
Art. 11-14, 14bis, 15-26, 26bis, 27, 27bis, 28-30, 30bis, 31-38, 38bis, 39-40, 40bis, 40ter, 41-44, 44bis
HOOFDSTUK III. - Administratieve geldboeten <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
Art. 45-52



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1954061101  1977041421  1981000680  1983014058  1983014252  1983014388  1984014244  1985014069  1986014441  1987014023  1988014168  1989014042  1989014164  1989014324  1990014097  1990014146  1990014171  1990014250  1990014342  1990914305  1991014053  1991014110  1991014111  1991014183  1991014247  1991014294  1991014369  1991014382  1991035896  1991091250  1992027131  1994014118  1994014164  1994014174  1994014179  1994014209  1994027123  1995014061  1995014090  1995014094  1995014215  1995014226  1995014227  1996014019  1996014054  1996014088  1996014113  1996014213  1997014024  1997014108  1997014109  1997014110  1997014114  1997014115  1997014132  1997014211  1997014232  1998014016  1998014017  1998014260  1998014267  1998014273  1998014322  1998014333  1998027174  1999014025  1999014026  1999014042  1999014054  1999014136  1999014138  1999014155  2000014031  2000014106  2000014138  2000014213  2000014285  2000027158  2000027527  2000035177  2001014030  2001014032  2001014064  2001014139  2001014190  2001014212  2001027560  2002014070  2002014086  2002014094  2002014149  2002014150  2002014176  2002014177  2002014194  2002014211  2002014229  2002014337  2002036547  2003014047  2003014054  2003014104  2003014105  2003014166  2003014167  2003014169  2003014180  2003014201  2003014211  2003014252  2003027512  2004014030  2004014102  2004014125  2004014178  2004014275  2004027070  2005014045  2005014071  2005014197  2006014001  2006014183  2006014231  2006014267  2006014268  2006014282  2006027056  2006A14070  2007014162  2007014163  2007014170  2007014355  2007014356  2007014357  2007027141  2007202077  2008014049  2008014050  2008014093  2008014134  2008014188  2008014205  2008014206  2008014267  2008014324  2008014327  2008014329  2008014339  2008202286  2009014014  2009014038  2009014064  2009014065  2009014095  2009014135  2009014139  2009014140  2009014197  2009014208  2009014300  2010014133  2010014169  2010014201  2010014248  2010014267  2011014317  2011027128  2011027129  2012014054  2012014465  2012014499  2013014202  2013014262  2013014268  2013014373  2013014394  2013014573  2013014574  2013014640  2014014230  2014014282  2014014333  2014014338  2014014892  2014014893  2014014894  2014014925  2014014966  2015014181  2015014283  2016014011  2016014116  2016014140  2016014141  2016014152  2016014160  2016014161  2016014204  2016014330  2016014383  2016014390  2017012691  2017013467  2017032019  2018015067  2018031074  2018031907  2018032454  2019010934  2019013553  2019042932  2020015673  2020031119  2020031120  2020031196  2020031197  2020042630  2020043563  2020044609  2020044665  2020044726  2021040774  2021043023  2021043024  2021043424  2022034435  2022043145  2023015038  2023030293  2023042884  2023048801  2024006060  2024006814 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van deze wet worden verstaan onder:
  Luchtvaartuigen, alle toestellen die in den dampkring kunnen gehouden worden ten gevolge van de reactiekrachten welke de lucht er op uitoefent;
  Staatsluchtvaartuigen, de militaire luchtvaartuigen en de luchtvaartuigen gebezigd voor Staatsdiensten, als politie en douane;
  Particuliere luchtvaartuigen, alle luchtvaartuigen, behalve de Staatsluchtvaartuigen;
  Exploitant van een luchtvaartuig, elk persoon die er de beschikking over heeft en die er voor eigen rekening gebruik van maakt; ingeval de naam van den exploitant niet in het luchtvaartuigenregister of op elk ander officieel stuk vermeld is, wordt, tot bewijs van het tegendeel, de eigenaar geacht de exploitant te zijn;
  Gezagvoerder, elk persoon die door den exploitant met die hoedanigheid bekleed is of, bij gebreke hiervan, de eerste-bestuurder;
  Luchtvaartterrein, hetzij elk luchtverkeerscentrum, met inbegrip van de voor dat verkeer noodige inrichtingen, hetzij elk zelfs tijdelijk voor het landen en opstijgen van luchtvaartuigen ingericht terrein of wateroppervlak.
  (Luchtzijde, bewegingsterrein van een luchtvaartterrein en het geheel of een gedeelte van de aangrenzende terreinen en gebouwen waartoe de toegang gecontroleerd is;
  Toegangscontrole, controle bij wijze van identificatiebadges, toegangsbewijzen, magneetkaarten of andere gecodeerde kaarten;
  Veiligheidscontrole, maatregelen waardoor het binnenbrengen van wapens of voorwerpen die kunnen worden gebruikt om wederrechtelijke daden te stellen kan worden voorkomen;
  Hoofdinspecteur, de directeur-generaal van het bestuur van de luchtvaart in zijn hoedanigheid van hoofd van de luchtvaart- en luchthaveninspecties.) <W 1999-05-03/30, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999>
  [1 Adjunct-hoofdinspecteur van de luchthaveninspectie : houder van een mandaat van adjunct-hoofdinspecteur van de luchthaveninspectie toegekend door de Koning.]1
  De bepalingen van deze wet zijn enkel toepasselijk op de particuliere luchtvaartuigen, tenzij anders is bepaald.
  ----------
  (1)<W 2009-12-30/01, art. 11, 014; Inwerkingtreding : 10-01-2010>

Art.2. Het verkeer van de nationale luchtvaartuigen boven het grondgebied van het Rijk is vrij, behoudens de beperkingen voortvloeiende uit deze wet en die welke bij koninklijk besluit zullen uitgevaardigd worden.
  Voor de toepassing van deze wet, omvat het grondgebied van het Rijk de aan dat grondgebied grenzende territoriale wateren.

Art.3. Het verkeer van vreemde luchtvaartuigen boven het grondgebied van het Rijk is ondergeschikt aan de machtiging van den Minister die met het bestuur der luchtvaart belast is.
  Die machtiging is niet vereischt voor het verkeer van luchtvaartuigen ingeschreven in het luchtvaartuigenregister van de Staten met welke op dat gebied wederkeerigheidsovereenkomsten gesloten werden.
  Vreemde militaire luchtvaartuigen mogen zonder machtiging van den Minister van Landsverdediging niet boven het grondgebied van het Rijk vliegen.

Art.4. Het vliegen boven geheel of een gedeelte van het grondgebied van het Rijk kan door den Koning zoowel aan de nationale als aan de vreemde luchtvaartuigen verboden worden.

Art.5. (§ 1.) Worden eveneens bij koninklijk besluit uitgevaardigd, al de reglementsvoorschriften betreffende de luchtvaart en inzonderheid die betreffende de luchtvaartuigen, dezer bemanning, de luchtvaart en het luchtverkeer, het domein en de openbare diensten bestemd voor die luchtvaart en dat luchtverkeer, de bij de reglementen voorziene rechten, taksen, vergoedingen of gelden waaraan het gebruik van die domeinen en openbare diensten onderworpen is. <W 2001-01-02/30, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 03-01-2001>
  (§ 2. De Koning kan, met betrekking tot de aangelegenheden vermeld in de eerste paragraaf, alle nodige maatregelen treffen voor de uitvoering van verplichtingen voortvloeiend uit internationale verdragen of uit krachtens die verdragen vastgestelde internationale akten.
  Die maatregelen kunnen wetsbepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.
  Deze paragraaf vormt, vanaf de inwerkingtreding ervan één van de rechtsgronden van het koninklijk besluit van 9 december 1998 tot regeling van het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart.) <W 2001-01-02/30, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 03-01-2001>
  (NOTA : de wijziging aangebracht bij het originale artikel 174 van de W 1991-03-21/30 is, bij ons weten, nooït in werking getreden, en de wijzigingstekst, die deze bepaling had, is verloren gegaan sinds de wijziging aangebracht in artikel 174, door artikel 32 van het KB 1998-04-02/34)

Art.6. De inschrijving van een luchtvaartuig overeenkomstig de ter uitvoering van deze wet uitgevaardigde voorschriften verleent aan dat luchtvaartuig de Belgische nationaliteit.

Art.7.
  <Opgeheven bij W 2018-06-18/03, art. 117,6°, 020; Inwerkingtreding : 31-03-2019>

Art. 7bis.
  <Opgeheven bij W 2018-06-18/03, art. 117,6°, 020; Inwerkingtreding : 31-03-2019>

Art. 7ter.
  <Opgeheven bij W 2018-06-18/03, art. 117,6°, 020; Inwerkingtreding : 31-03-2019>

Art. 7quater.<W 04-08-1967, art. 4> Wanneer een aan boord van een Belgisch luchtvaartuig ingescheept persoon tijdens de vlucht verdwijnt, maakt de gezagvoerder van het luchtvaartuig, in het reisboek, een verslag op bevattende;
  1° de aanwijzingen die over de identiteit van de verdwenen persoon zouden moeten voorkomen op zijn overlijdensakte;
  2° plaats, datum en uur van de inscheping van die persoon;
  3° plaats (geografisch lengte en breedte), datum en uur van zijn verdwijning;
  4° de vermoedelijke bestemming;
  5° de door het luchtvaartuig gevolgde reisweg;
  6° de omstandigheden van de verdwijning of van de vaststelling van de verdwijning.
  Dat verslag wordt zo mogelijk opgemaakt ten overstaan van twee aan boord van de luchtvaartuig ingescheepte personen; het wordt in het reisboek ondertekend door de gezagvoerder van het luchtvaartuig en door die personen. De gezagvoerder van het luchtvaartuig maakt er twee letterlijke afschriften van, welke hij eigenhandig ondertekent en voor echt verklaart.
  Bij de eerste landing na de vaststelling van de verdwijning is de gezagvoerder gehouden:
  a) indien ze binnen het Rijk geschiedt, de overhandiging van de bedoelde afschriften aan de dichtstbijzijnde luchtvaartoverheid of, bij ontstentenis hiervan, aan de dichtstbijzijnde gerechtelijke overheid te verzekeren. Deze overheid zendt onverwijld een van die afschriften aan de procureur des Konings en het andere aan de minister die met het bestuur der luchtvaart belast is. Deze laatste zendt een eensluidend verklaarde expeditie van het afschrift aan de procureur des Konings van de woonplaats van de vermiste en, indien deze een vreemdeling is, aan de consulaire overheid van zijn nationaliteit;
  b) [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/50, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 15-06-2014 (KB 2014-04-19/02, art. 1)>

Art. 7quinquies.
  <Opgeheven bij W 2018-06-18/03, art. 117,6°, 020; Inwerkingtreding : 31-03-2019>

Art.8. Al de van kracht zijnde wetsbepalingen betreffende den in-, uit- en doorvoer van de goederen te water en te land zijn toepasselijk op den in-, uit- en doorvoer over den luchtweg. Bijzondere reglementsvoorschriften betreffende het luchtverkeer kunnen bij koninklijk besluit uitgevaardigd worden.
  Luchtvaartuigen die voor een tijdelijk verblijf op het grondgebied van het Rijk gebezigd worden, kunnen voorloopig tolvrij worden toegelaten onder door den Minister van Financiën te bepalen voorwaarden. Deze Minister bepaalt insgelijks onder welke voorwaarden luchtvaartuigen gebezigd voor reizen naar het buitenland tolvrij kunnen heringevoerd worden.

Art.9. Wanneer voor luchtvaartuigen die zonder voorziene landing over het grondgebied van het Rijk heen vliegen, een bepaalde route is voorgeschreven, moeten die luchtvaartuigen de voorgeschreven route volgen en, indien hun dat is opgelegd, zich doen kennen door middel van seinen, te geven op het oogenblik dat zij zich boven de daartoe aangewezen plaatsen bevinden. Zij zijn gehouden op het dichtstbijgelegen douaneluchtvaartterrein te landen, als hun daartoe bevel gegeven wordt.

Art.10. De rechtsverhoudingen welke ontstaan tusschen personen die zich aan boord van een varend luchtvaartuig bevinden, worden geacht te zijn ontstaan op het grondgebied van het land waarvan het luchtvaartuig de nationaliteit bezit, tenzij belanghebbenden overeengekomen zijn een bepaalde wet toe te passen.
  Indien de Belgische rechtbanken bevoegd zijn, kan de rechtbank van de plaats der landing geldig van de zaak kennis nemen.

HOOFDSTUK II. _ Strafbepalingen.
Art.11. Wordt gestraft met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met geldboete van tien frank tot vijf en twintig frank, of met een van die straffen alleen:
  1° Elk gezagvoerder die een vlucht zal ondernomen hebben zonder de bij de reglementen voorgeschreven bescheiden aan boord te hebben;
  2° Elk gezagvoerder die de reglementsvoorschriften omtrent het houden van de bescheiden welke in een luchtvaartuig moeten aanwezig zijn, of van alle andere het luchtvaartuig betreffende bescheiden, zal overtreden hebben;
  3° Elk exploitant van een luchtvaartuig die, op vordering van de bevoegde overheid, niet de reis-, motor- en vliegtuigboeken van het luchtvaartuig zal overgelegd hebben tijdens den termijn voorgeschreven voor het bewaren van die bescheiden.

Art.12. Wordt gestraft met de in het vorig artikel gestelde straffen al wie, met overtreding van de reglementsvoorschriften, de regelmatig door het bevoegd personeel gegeven bevelen of onderrichtingen, aan boord van een luchtvaartuig een foto- of kinematoestel vervoert of daarvan gebruik gemaakt zal hebben.

Art.13. Wordt gestraft met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen en met geldboete van tien frank tot vijf en twintig frank, of met een van die straffen alleen, al wie op een luchtvaartterrein of binnen den gordel rondom een luchtvaartterrein die niet voor het publiek openstaan, zal gekomen zijn of zal gecirculeerd hebben, dan wel zonder machtiging van een luchtvaartterrein zal gebruik hebben gemaakt voor doeleinden waarvoor het niet bestemd is.
  De gevangenisstraf is van acht dagen tot één jaar en de geldboete van zes en twintig tot duizend frank indien het feit bedreven werd met beklimming, inbreuk of valschen sleutel, indien het gepleegd werd des nachts of met bedrieglijk opzet of met het inzicht van te schaden of door middel van geweld of van bedreigingen.

Art.14. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zes en twintig frank tot duizend frank, of met één van die straffen alleen:
  1° Elk gezagvoerder die, zonder voorafgaande machtiging van de bevoegde overheid, buiten een luchtvaartterrein zal geland hebben of opgestegen zijn;
  2° Elk gezagvoerder die een vlucht zal ondernomen hebben met een luchtvaartuig dat niet ingeschreven is of niet voorzien is, hetzij van een vergunning, hetzij van een bewijs van luchtwaardigheid of ten aanzien waarvan de vergunning of dat bewijs zijn geldigheid verloren heeft;
  3° Elk gezagvoerder die, zonder de noodige machtigingen te hebben verkregen, een luchtvaartuig zal hebben gebruikt hetzij voor bezoldigd vervoer van personen of zaken, hetzij voor het verrichten van luchtarbeid, als lesvluchten, fotografische opnamen, publiciteit of propaganda.
  Indien zich een passagier aan boord bevond, zal het maximum van de gevangenisstraf tot drie jaar verhoogd en het maximum van de geldboete op vijf duizend frank gebracht worden. De gevangenisstraf wordt altijd uitgesproken.
  Wordt met dezelfde straffen gestraft, de exploitant die de opstijging of de landing willens en wetens toegelaten heeft.

Art. 14bis.<Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 7; Inwerkingtreding : 08-01-2009> § 1. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van duizend tot twintigduizend euro, of met één van die straffen alleen :
  1° elk exploitant van een luchtvaartuig die een opstijging of landing op de gecoördineerde luchthaven van Brussel-Nationaal zal hebben uitgevoerd zonder over een slot te beschikken;
  2° elk exploitant van een luchtvaartuig die tussen 23 uur en 5 u. 59 een opstijging of landing op de gecoördineerde luchthaven van Brussel-Nationaal [1 opzettelijk]1 zal hebben uitgevoerd zonder over een nachtslot te beschikken;
  3° elk exploitant van een luchtvaartuig die [1 opzettelijk en herhaaldelijk]1 een opstijging of landing op de gecoördineerde luchthaven van Brussel-Nationaal zal hebben uitgevoerd op tijden die wezenlijk verschillen van de toegewezen slots, waardoor de luchthavenexploitatie of het luchtverkeer wordt geschaad, of een opstijging of landing op de gecoördineerde luchthaven van Brussel-Nationaal zal hebben uitgevoerd op wezenlijk andere wijze dan was aangegeven ten tijde van de toewijzing van de slot, waardoor de luchthavenexploitatie of het luchtverkeer wordt geschaad.
  § 2. De Koning kan de tijden van de nachtperiode bedoeld in § 1, 2°, aanpassen.
  ----------
  (1)<W 2009-06-17/01, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 06-07-2009>

Art.15. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zes en twintig frank tot duizend frank, of met een van die straffen alleen, elk gezagvoerder of exploitant van een luchtvaartuig die de luchtvaartuigboeken of de bescheiden die aan boord van een luchtvaartuig moeten aanwezig zijn dan wel elk ander bescheid dat op een luchtvaartuig betrekking heeft, met bedrieglijk opzet zal hebben vernietigd voor het verstrijken van den geldigheidsduur der bescheiden of van den termijn gedurende welken zij moeten bewaard worden.

Art.16. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van zes en twintig frank tot duizend frank, of met een van die straffen alleen, elk gezagvoerder van een varend luchtvaartuig dat tijdens de vlucht niet voorzien was van de er aan toegewezen kenmerken.
  Is het feit onvrijwillig geschiedt, dan wordt alleen de geldboete toegepast.
  Wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd frank tot vijf duizend frank, elk gezagvoerder die de aan een luchtvaartuig toegewezen kenmerken willens en wetens zal vervalscht of verborgen hebben dan wel gebruik zal hebben gemaakt van een luchtvaartuig waarvan de kenmerken opzettelijk beschadigd of verborgen werden.
  Wordt met dezelfde straffen gestraft, de exploitant van het luchtvaartuig die de opstijging willens en wetens toegelaten heeft.

Art.17. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zes en twintig frank tot duizend frank, of met een van die straffen alleen, al wie een luchtvaartuig zal bestuurd hebben zonder houder te zijn van de bij de wetten en reglementen vereischte bewijzen en vergunningen van geschiktheid.
  De gevangenisstraf is van ten minste vijftien dagen en de geldboete van ten minste driehonderd frank, indien zich, op het oogenblik van het wanbedrijf, een passagier aan boord van het luchtvaartuig bevond.
  Wordt met dezelfde straffen gestraft, al wie het in de vorige alinea's bedoeld wanbedrijf op eenigerlei wijze zal vergemakkelijkt of begunstigd hebben.

Art.18. Wordt gestraft met geldboete van zes en twintig frank tot duizend frank en met gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar, al wie, zonder toelating van den exploitant, van een luchtvaartuig gebruik zal hebben gemaakt of gepoogd zal hebben daarvan gebruikt te maken.

Art.19. Wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot één jaar en met geldboete van honderd frank tot duizend frank, of met een van die straffen alleen, elk gezagvoerder die de leiding van een luchtvaartuig zal genomen hebben niettegenstaande zijn vergunning werd ingetrokken.
  De gevangenisstraf is van ten minste drie maand en de geldboete van ten minste duizend frank, indien zich, op het oogenblik van het wanbedrijf, een passagier aan boord bevond. De gevangenisstraf wordt altijd uitgesproken.

Art.20. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zes en twintig frank tot drie duizend frank, of met een van die straffen alleen, elk gezagvoerder die de voorschriften zal hebben overtreden van de besluiten genomen ter uitvoering van artikel 4 dezer wet.
  In geval van ontvluchting of van weigering om te landen, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van zes maand tot vijf jaar en met geldboete van duizend frank tot vijf duizend frank.
  De gezagvoerder die de bij dit artikel bedoelde voorschriften overtreden heeft, is gehouden te landen op het dichtstbijgelegen Belgisch douane-luchtvaartterrein of op het luchtvaartterrein dat hem zal worden aangewezen.
  Indien hij vaststelt dat hij boven een verboden gebied gekomen is, moet hij het noodsein uitzenden en dadelijk landen.
  Indien hij zulks niet vastgesteld heeft, is hij gehouden te landen zoodra hem daartoe verzocht wordt.

Art.21. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van honderd frank tot duizend frank, of met één van die straffen alleen, elk gezagvoerder die de voorschriften betreffende de lichten en seinen alsmede betreffende het verkeer der luchtvaartuigen zal overtreden hebben.
  (Wordt gestraft met een geldboete van vijfhonderd euro tot vijfduizend euro, de luchtvaartmaatschappij of de gezagvoerder van het luchtvaartuig die de in de Luchtvaartgids (A.I.P.) gepubliceerde vliegroutes, die hem zijn opgelegd door de diensten van de luchtverkeersleiding, niet naleeft.) <W 2006-05-15/38, art. 14, 011; Inwerkingtreding : 18-06-2006>

Art.22. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zes en twintig tot duizend frank, of met een van die straffen alleen, elk gezagvoerder die passagiers of goederen zal hebben ingescheept of ontscheept met overtreding van de reglementsvoorschriften.

Art.23. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van zes en twintig frank tot duizend frank, of met een van die straffen alleen, elk gezagvoerder die boven een agglomeratie of elk andere plaats waar op het oogenblik van de vlucht een menschenmenigte verzameld is, als een strand, hippodroom of stadion, zal gevlogen hebben op een kleinere hoogte dan bij de reglementen is voorgeschreven.

Art.24. Worden met de in het vorig artikel gestelde straffen gestraft:
  1° Elk gezagvoerder die, zonder noodzakelijkheid, een vlucht of een maneuver zal hebben uitgevoerd waarbij de aan boord van het luchtvaartuig ingescheepte personen of de personen en de goederen op den grond in gevaar worden gebracht;
  2° Al wie zonder toelating een luchtvaartuig zal hebben gebezigd om lichaams- of evenwichtsoefeningen te verrichten.

Art.25. Wordt met dezelfde straffen gestraft, elk gezagvoerder die boven een agglomeratie zoogenaamde kunstvluchten zal hebben uitgevoerd, inzonderheid vluchten waarbij plotselinge veranderingen van hoogte of van stand van het luchtvaartuig optreden, of manoeuvers die van aard zijn om de openbare veiligheid in gevaar te brengen.

Art.26. Worden gestraft met geldboete van honderd frank tot vijf duizend frank en met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar, of met een van die straffen alleen, al wie, zonder machtiging, vertooningen of exhibities zal hebben ingericht waarbij evoluties van luchtvaartuigen, zoogenaamde kunstvluchten of demonstraties van valschermsprongen worden uitgevoerd, zoomede al wie aan die vertooningen, exhibities, vluchten of demonstraties heeft medegewerkt.

Art. 26bis. <ingevoegd bij W 2006-05-15/38, art. 15; Inwerkingtreding : 18-06-2006> Wordt gestraft met een geldboete van vijftig euro tot tienduizend euro, de persoon die zich bevindt op een luchtvaartterrein of zijn aanhorigheden, die geen drager is van een identificatiebadge vereist in toepassing van de bepalingen betreffende de luchtvaartbeveiliging.

Art.27. <W 2006-05-15/38, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 18-06-2006> § 1. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro, of met één van die straffen alleen :
  1° Al wie zich aan boord van een luchtvaartuig zal hebben bevonden zonder zijn aanwezigheid aldaar te kunnen rechtvaardigen door een regelmatig vervoerbewijs of door de toestemming van de exploitant of de gezagvoerder;
  2° Al wie zich niet zal hebben gedragen of geweigerd zal hebben zich te gedragen naar de onderrichtingen gegeven of aangeplakt door de gezagvoerder of door de door hem aangewezen persoon met het oog op de veiligheid of de beveiliging van het luchtvaartuig of van de vervoerde personen;
  3° Al wie in een luchtvaartuig plaats neemt hetzij in staat van dronkenschap, hetzij onder invloed van verdovende middelen of zich aan boord van het luchtvaartuig in zulke toestand brengt;
  4° Al wie een lid van de bemanning of een passagier bedreigt met woorden, daden of gebaren, onverminderd de eventuele toepassing van strengere bepalingen van hoofdstuk II van titel VI van boek II van het Strafwetboek;
  5° Al wie een daad van seksuele agressie of van lichamelijk geweld pleegt ten aanzien van een lid van de bemanning of een passagier, onverminderd de eventuele toepassing van de strengere bepalingen van respectievelijk hoofdstuk V van titel VII van boek II van het Strafwetboek en van hoofdstuk I van titel VIII van boek II van het Strafwetboek;
  6° Al wie, op welke wijze ook, de reisdocumenten, nodig om de passagiers toe te laten binnen te komen in het Koninkrijk, doet verdwijnen of poogt te doen verdwijnen;
  7° Al wie opzettelijk de uitrusting van het luchtvaartuig of een goed beschadigt of vernielt of er vuur aansteekt.
  Bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar, wordt de gevangenisstraf altijd uitgesproken.
  § 2. Wordt gestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro :
  1° Al wie zich niet zal hebben gedragen of geweigerd zal hebben zich te gedragen naar de onderrichtingen gegeven of aangeplakt door de gezagvoerder of door de door hem aangewezen persoon met het oog op het bewaren van de goede orde en de discipline aan boord;
  2° Al wie rookt aan boord van het luchtvaartuig in de zones waar dit, hetzij krachtens de wettelijke reglementering of deze van de vervoerder, hetzij door de gezagvoerder, verboden is;
  3° Al wie een elektronisch toestel gebruikt aan boord van een luchtvaartuig terwijl dit verboden is;
  4° Al wie een lid van de bemanning of een passagier beledigt met woorden, daden of gebaren.
  Indien de schuldige, in de gevallen omschreven in deze paragraaf, de veiligheid of de beveiliging van het luchtvaartuig of van de vervoerde personen ernstig in het gevaar heeft gebracht, wordt hij gestraft met de straffen zoals omschreven in de eerste paragraaf van dit artikel. In dit geval wordt bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar de gevangenisstraf altijd uitgesproken.

Art. 27bis. <ingevoegd bij W 2006-05-15/38, art. 17; Inwerkingtreding : 18-06-2006> Onverminderd de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, opgemaakt te Tokio op 14 september 1963, mag de gezagvoerder, tijdens de vlucht, alle redelijke maatregelen treffen, met inbegrip van eventuele dwangmaatregelen, die hij nodig acht om een in artikel 27 vernoemd feit te voorkomen of de voortzetting ervan te verhinderen.
  Hij mag de hulp van de andere leden van de bemanning vorderen en machtigen en, zonder deze te kunnen eisen, de hulp van de passagiers verzoeken of machtigen, om de passende en redelijke dwangmaatregelen toe te passen om de veiligheid van het luchtvaartuig of van de personen of van de goederen aan boord te verzekeren of om de goede orde of de discipline aan boord te verzekeren.
  Noch de gezagvoerder, noch een ander lid van de bemanning, noch een passagier, noch de eigenaar of de exploitant van het luchtvaartuig, noch de persoon voor wiens rekening de vlucht werd uitgevoerd kan aansprakelijk worden gesteld in een geding naar aanleiding van een nadeel ondergaan door de persoon die het voorwerp heeft uitgemaakt van deze passende en redelijke maatregelen, noch strafrechtelijk vervolgd worden.

Art.28. Wordt gestraft met geldboete van honderd frank tot duizend frank, al wie uit een varend luchtvaartuig een voorwerp zal hebben geworpen of laten vallen dat aan anderen schade kan veroorzaken.

Art.29. <W 20-07-1976, art. 3, § 1> Met gevangenisstraf van één maand tot drie jaar en met geldboete van 100 tot 5 000 F of met één van deze straffen alleen wordt gestraft, hij die zonder toelating of met overtreding van de daarin bepaalde voorwaarden naar een luchtvaartterrein brengt, vervoert of doet vervoeren, of met een luchtvaartuig vervoert of aan boord van een luchtvaartuig brengt, springstoffen, wapens of munitie, poststukken en postpakketten of enige andere voorwerpen of stoffen waarvan de bewaring op een luchtvaartterrein of het vervoer door de lucht bij wetten, verordeningen of instructies verboden is.
  De in het vorige lid genoemde zaken kunnen in geval van misdrijf in beslag genomen en verbeurd verklaard worden, zelfs indien ze niet aan de veroordeelde toebehoren.

Art.30.<W 20-07-1976, art. 3, § 2> § 1. Met tien tot twintig jaar (opsluiting) wordt gestraft: <W 2003-01-23/42, art. 115, 009; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
  1° hij die hoe dan ook, wederrechtelijk en opzettelijk een daad verricht of poogt te verrichten die de luchtwaardigheid of de vliegzekerheid van een particulier of een Staatsluchtvaartuig in gevaar kan brengen;
  2° hij die zonder recht een particulier of Staatsluchtvaartuig door geweld, bedreiging of enig ander middel in zijn macht brengt of houdt, het van zijn reisweg doet afwijken of poogt één van die feiten te bedrijven.
  § 2. De straf is (opsluiting van twintig tot dertig jaar) : <W 2003-01-23/42, art. 115, 009; Inwerkingtreding : 13-03-2003>
  1° indien het misdrijf hetzij een lichamelijk letsel, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een [1 ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid van meer dan vier maanden]1, hetzij het volledige verlies van het gebruik van een orgaan ten gevolge heeft;
  2° indien het misdrijf de vernieling van het luchtvaartuig ten gevolge heeft;
  3° indien het misdrijf vergezeld gaat van of gevolgd is door de wederrechtelijke gevangenhouding van één of meer personen die zich aan boord van het luchtvaartuig bevinden.
  § 3. De straf is (levenslange opsluiting) indien het misdrijf de dood van één of meer personen ten gevolge heeft. <W 1996-07-10/42, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 11-08-1996>
  § 4. De straffen zijn die van artikel 347bis van het Strafwetboek indien het misdrijf vergezeld gaat van of gevolgd is door gijzeling.
  ----------
  (1)<W 2016-02-05/11, art. 34, 018; Inwerkingtreding : 29-02-2016>

Art. 30bis. <W 07-06-1963, art. 11> Met gevangenisstraf van één maand tot twee jaar en met geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank, of met één van die straffen alleen, wordt gestraft hij die, buiten de gevallen van het vorig lid, door welk middel ook kwaadwillig het luchtverkeer heeft opgehouden of belemmerd.

Art.31. Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maand en met geldboete van zes en twintig frank tot driehonderd frank, of met een van die straffen alleen, al wie onvrijwillig of bij gemis van vooruitzicht of bij gebrek aan voorzorg een feit zal hebben gepleegd dat van aard is om de personen die zich aan boord van een luchtvaartuig bevinden in gevaar te brengen.
  Indien uit het ongeval lichamelijk letsel is voortgevloeid, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van één maand tot drie jaar en met geldboete van vijftig frank tot duizend frank.
  Indien het ongeval den dood heeft veroorzaakt, is de gevangenisstraf van zes maand tot vijf jaar en de geldboete van honderd frank tot duizend frank.

Art.32.Ingeval voor de misdrijven tegen (de verordeningen van de Europese Gemeenschap betreffende de burgerlijke luchtvaart en) de bepalingen van de tenuitvoering van deze wet genomen koninklijke besluiten bij die wet geen bijzondere straf is voorzien, worden zij gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van (tweehonderd euro tot vier miljoen euro), of met een van die straffen alleen. <W 2006-05-15/38, art. 18, 1°, 011; Inwerkingtreding : 18-06-2006>
  De misdrijven tegen de reglementen uitgevaardigd door den Minister die met het bestuur van luchtvaart belast is, worden gestraft met gevangenisstraf (van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van tweehonderd euro tot één miljoen euro), of met een van die straffen alleen. <W 2006-05-15/38, art. 18, 2°, 011; Inwerkingtreding : 18-06-2006>
  De koninklijke of ministerieele besluiten waarbij, in buitengewone omstandigheden, het verkeer van luchtvaartuigen boven zekere gedeelten van het grondgebied voorloopig verboden wordt of alle andere dringende maatregelen met onmiddellijke uitwerking genomen worden, zullen de wijzen van bekendmaking, als radio of aanplakking op de luchtvaartterreinen, vermelden door middel van welke zij, wegens de hoogdringendheid, ter kennis van de belanghebbenden zullen gebracht worden.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2016-12-25/43, art. 53, 019; Inwerkingtreding : 07-08-2017>

Art.33. Elk gezagvoerder die veroordeeld werd wegens een misdrijf voorzien bij deze wet of bij de voor haar uitvoering genomen besluiten en die een nieuw misdrijf tegen die wet of die besluiten pleegt binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen van den dag waarop hij zijn straf ondergaan heeft of deze verjaard is, kan veroordeeld worden tot een straf die het dubbele is van het voor het misdrijf voorzien maximum.

Art.34. (Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de misdrijven omschreven in deze wet en in de besluiten ter uitvoering ervan. <W 06-08-1973, art. 2>
  In geval van wanbedrijf kan de rechtbank echter beslissen dat er geen aanleiding bestaat om artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.

Art.35. De bij deze wet voorziene straffen zijn gesteld, onverminderd toepassing van die voorzien bij andere strafwetten of fiskale wetten.
  Zij worden buitendien toegepast, onverminderd administratieve of tuchtstraffen en gebeurlijke schadevergoeding.
  (Evenwel, de strafvordering betreffende inbreuken waarvoor een administratieve geldboete werd opgelegd overeenkomstig hoofdstuk III is vervallen.) <W 2008-12-22/33, art. 8, 012; Inwerkingtreding : 08-01-2009>

Art.36. Aan boord van een Belgisch varend (staats - of particulier) luchtvaartuig bedreven misdrijven worden geacht in België te zijn gepleegd en kunnen in België vervolgd worden zelfs indien de beklaagde niet op het grondgebied van het Rijk gevonden wordt. <W 06-08-1973, art. 3>
  Voor de vervolging van die misdrijven en van die voorzien bij deze wet en bij de voor haar uitvoering genomen besluiten zijn bevoegd de procureur des Konings (...) van de plaats van het misdrijf, die van de woonplaats van den beklaagde, die van de plaats waar deze laatste zal kunnen gevonden worden en, bij dezer ontstentenis, die van Brussel. <W 1991-07-18/36, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
  Artikelen 6 tot 13 der wet van 17 April 1878, die den voorafgaanden titel van het Wetboek van Rechtspleging in strafzaken vormen, vinden toepassing ten aanzien van de aan boord van een varend vreemd luchtvaartuig gepleegde misdrijven, alsof het feit buiten het grondgebied van het Rijk bedreven werd. Daarenboven kan de dader van een misdaad of een wanbedrijf gepleegd aan boord van een varend vreemd luchtvaartuig in België vervolgd worden, mits hij zelf of het slachtoffer van Belgische nationaliteit is of het toestel na het misdrijf in België landt.
  Voor de vervolging van de in het vorig lid bedoelde misdrijven zijn bevoegd de procureur des Konings van de woonplaats van den beklaagde, die van de plaats waar de beklaagde gevonden wordt, die van de plaats der landing en, bij dezer ontstentenis, de procureur des Konings te Brussel.

Art.37. Luchtvaartuigen ten aanzien waarvan de bescheiden die volgens de reglementen aan boord moeten aanwezig zijn niet overgelegd worden of waarvan de inschrijvingskenmerken niet overeenstemmen met die welke op het bewijs van inschrijving voorkomen, kunnen op kosten en risico van den exploitant (door de Minister die het bestuur van de luchtvaart is belast, of zijn gemachtigde), worden aangehouden, totdat de identiteit van het toestel of van den exploitant vastgesteld is. <W 1999-05-03/30, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999>
  Luchtvaartuigen welke niet voldoen aan de voorschriften betreffende de luchtwaardigheid of waarvoor de rechten, taksen, vergoedingen of gelden bij de reglementen voorzien niet betaald werden, kunnen eveneens onder de bij de reglementen bepaalde voorwaarden worden aangehouden, totdat die voorschriften nagekomen zijn.

Art.38. <W 1999-05-03/30, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999> § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de personeelsleden van de politiediensten, zien de door de Koning aangewezen en te dien einde beëdigde ambtenaren van het bestuur van de luchtvaart toe op de naleving van de internationale luchtvaartverdragen, de internationale luchtvaartakkoorden en luchtvaartbeveiligingsakkoorden, de luchtvaartbeveiligingsplannen, deze wet en de uitvoeringsbesluiten van deze wet (de reglementen bedoeld in artikel 176bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en de gebruiksvoorwaarden van de luchthaven-installaties bedoeld in artikel 30, 3°, van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties), en op de uitvoering van de toegangs- en veiligheidscontroles door de leden van de luchthaveninspecties, op het grondgebied van België en aan boord van in België ingeschreven luchtvaartuigen. <KB 2004-05-27/44, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 29-12-2004>
  § 2. De in § 1 bedoelde ambtenaren stellen bij processen-verbaal die gelden tot het bewijs van het tegendeel, de inbreuken op de wetten en de uitvoeringsbesluiten betreffende de luchtvaart vast, alsmede de inbreuken op de in § 1 bedoelde reglementen, op het grondgebied van België en aan boord van in België ingeschreven luchtvaartuigen.
  Deze processen-verbaal worden onverwijld aan de bevoegde procureur des Konings overgezonden. Zij zenden er een kopie van aan de hoofdinspecteur.
  (De procureur des Konings beschikt over een termijn van negentig dagen, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om de in artikel 46, § 1, bedoelde ambtenaar schriftelijk in te lichten :
  1° dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart, of;
  2° dat vervolging werd ingesteld, of;
  3° dat er toepassing is gemaakt van de artikelen 216bis of 216ter van het Wetboek van strafvordering, of;
  4° dat het dossier geseponeerd werd om redenen die verband houden met de constitutieve bestanddelen van de inbreuk, of;
  5° dat het dossier geseponeerd werd om redenen die geen verband houden met de constitutieve bestanddelen van de inbreuk.) <W 2008-12-22/33, art. 9, 012; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  § 3. De in § 1 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om de luchtvaartuigen op te houden en zich de springstoffen, wapens en munitie evenals alle voorwerpen die in overtreding met de wets- of reglementsbepalingen gevonden worden, te doen afgeven.
  § 4. De in § 1 bedoelde ambtenaren kunnen iedere persoon die op het punt staat zich van de landzijde naar luchtzijde te begeven of die op het punt staat zich in een luchtvaartuig in te schepen, evenals zijn reisgoed, aan een veiligheidscontrole onderwerpen, of die veiligheidscontrole onder hun leiding en verantwoordelijkheid gelasten.
  Zij moeten de veiligheidscontrole verrichten telkens wanneer zij daartoe worden verzocht door de gezagvoerder van het luchtvaartuig waarin de persoon die aan deze controle onderworpen wordt, op het punt staat zich in te schepen.
  Zij ontzeggen ieder persoon die zich zonder wettige redenen tegen een veiligheidscontrole verzet of er niet in toestemt, de toegang aan boord.
  § 5. De in § 1 bedoelde ambtenaren kunnen vracht, bestemd voor luchtvervoer, aan een veiligheidscontrole onderwerpen of die veiligheidscontrole onder hun leiding en verantwoordelijkheid gelasten. Zij kunnen het luchtvervoer van vracht verbieden indien de vrachtverzender niet in deze controle toestemt.
  § 6. Indien de in § 1 bedoelde ambtenaren naar aanleiding van de uitoefening van hun bevoegdheden kennis krijgen van andere misdrijven lichten zij de bevoegde politiediensten hierover onmiddellijk in.
  De politiediensten die naar aanleiding van de uitoefening van hun bevoegdheid kennis krijgen van misdrijven omschreven in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten of van dreigingen tegen de beveiliging van de burgerluchtvaart, lichten hierover onmiddellijk het hoofd van de luchtvaartinspectiedienst in.
  § 7. De in § 1 bedoelde ambtenaren kunnen, uitsluitend bij de uitoefening van hun opdracht bedoeld in § 1 :
  1° op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnengaan in alle plaatsen waar deze wet van toepassing is, met uitsluiting van plaatsen die tot woning dienen, evenals in de luchtvaartuigen, en daar tot veiligheidscontroles overgaan;
  2° overgaan tot elk onderzoek, elke controle, en elk verhoor, alsook alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen, werkelijk worden nageleefd en inzonderheid :
  a) ieder persoon wiens verhoor zij nodig achten ondervragen over alle feiten waarvan de kennisname nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;
  b) de identiteit controleren van de personen die zich op de luchtzijde van luchthavens bevinden, in de gevallen en overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 34, § 1, en § 4, eerste en derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
  c) zonder verplaatsing, alle boeken, registers, documenten, schijven, banden, diskettes of gelijk welke andere informatiedragers met gegevens die ingevolge de wetgeving waarop zij toezicht uitoefenen dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, ter inzage doen overleggen en uittreksels, afschriften, afdrukken, kopieën of fotokopieën ervan nemen of kosteloos doen verstrekken of zelfs gelijk welke van de in dit punt bedoelde informatiedragers tegen ontvangstbewijs doen afgeven;
  d) zonder verplaatsing, alle andere boeken, registers, documenten, schijven, diskettes, banden of gelijk welke andere informatiedragers die zij nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht ter inzage doen overleggen en uittreksels, afschriften, afdrukken, kopieën of fotokopieën ervan nemen of kosteloos doen verstrekken of zelfs gelijk welke van de in dit punt bedoelde informatiedragers tegen ontvangstbewijs doen afgeven;
  e) stalen van alle bewerkte of afgewerkte goederen, van producten en stoffen die bewaard, gebruikt of behandeld worden, nemen en meenemen om ze te ontleden of voor het leveren van het bewijs van de inbreuk, op voorwaarde dat de houder van deze goederen, producten en stoffen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, daarvan op de hoogte worden gebracht. In voorkomend geval moeten de houders van deze goederen, producten en stoffen, de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers de verpakkingen leveren die nodig zijn voor het vervoer en het behoud van die stalen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor het nemen, meenemen en ontleden van deze stalen.
  De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor de erkenning van de natuurlijke of rechtspersonen bevoegd om de in dit punt bedoelde ontledingen uit te voeren;
  f) andere roerende goederen dan diegene bedoeld in c, d of e, met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, ongeacht of de overtreder al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan overtredingen van de wetgevingen waarop zij toezicht uitoefenen, kunnen worden vastgesteld, tegen ontvangstbewijs doen afgeven of ze verzegelen wanneer dit noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze overtredingen of wanneer het gevaar bestaat dat met deze goederen de overtredingen worden voortgezet of nieuwe overtredingen worden gepleegd;
  g) vaststellingen doen door middel van het maken van foto's, film- en video-opnamen.

Art. 38bis. (opgeheven) <W 1999-05-03/30, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999>

Art.39.<W 1999-05-03/30, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999> § 1. (De bevoegdheden die door artikel 38, § 1, en §§ 3 tot 5, aan ambtenaren van de luchtvaartinspectie worden toegekend, kunnen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, eveneens worden toegekend aan personeelsleden van de luchthaveninspecties ressorterend onder de exploitant van de luchthaven Brussel-Nationaal wat betreft :
  1° (de inbreuken op de reglementen bedoeld in artikel 176bis van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven en op de gebruiksvoorwaarden van de luchthaveninstallaties bedoeld in artikel 30, 3°, van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van B.I.A.C. in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties, die niet strafbaar zijn gesteld;) <KB 2004-05-27/44, art. 54, 010; Inwerkingtreding : 29-12-2004>
  2° de inbreuken op deze wet, vastgesteld naar aanleiding van de toegangs- en veiligheidscontroles bij het aan boord gaan van een vliegtuig of bij de overgang van landzijde naar luchtzijde op de [1 betrokken luchthaven]1;
  3° de vaststelling van ongevallen en de verkeersregeling aan de luchtzijde van de [1 betrokken luchthaven]1;
  4° het toezicht op en het vaststellen van inbreuken op het beveiligings- en veiligheidsplan van de [1 betrokken luchthaven]1, goedgekeurd door het [1 Directoraat-generaal Luchtvaart]1;
  5° het vaststellen, binnen de voormelde luchthaven, van inbreuken op de luchtvaartwetgeving begaan door passagiers aan boord van luchtvaartuigen, ingeschreven in het Belgisch luchtvaartregister en met de [1 betrokken luchthaven]1 als bestemming.
  [1 De personeelsleden van de luchthaveninspectie ressorterend onder de exploitant van de luchthaven Brussel-Nationaal staan met betrekking tot de uitoefening van de in dit lid bedoelde bevoegdheden steeds onder het gezag van de hoofdinspecteur en de adjunct-hoofdinspecteur van de luchthaveninspectie. Zij kunnen in deze geen richtlijnen ontvangen vanwege de exploitant van de luchthaven.]1
  Zij hebben met het oog op de uitvoering van hun inspectietaken toegang tot alle gebouwen en installaties op de luchthaven waartoe zij aangewezen zijn. Daarbij kunnen zij tevens overgaan tot identiteitscontroles, in de gevallen en overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 34, § 1 en § 4, eerste en derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
  Zij maken de processen-verbaal die zij hebben opgemaakt onverwijld over aan de bevoegde procureur des Konings. Zij zenden een kopie ervan over aan de hoofdinspecteur.
  [1 § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, de in artikel 38, § 1, en §§ 3 tot 5, bedoelde bevoegdheden toekennen aan personeelsleden van de luchthaveninspecties ressorterend onder de exploitanten van de luchthavens van Antwerpen, Oostende-Brugge, Kortrijk-Wevelgem, Charleroi-Gosselies en Luik-Bierset wat betreft de materies bedoeld in § 1, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 5°.
   De personeelsleden van de luchthaveninspecties ressorterend onder de exploitant van de betrokken luchthaven staan, met betrekking tot de uitoefening van de in het eerste lid vermelde bevoegdheden, steeds onder het gezag van de Hoofdinspecteur en de Adjunct-hoofdinspecteur van de luchthaveninspectie van de betrokken luchthaven. Zij kunnen in deze geen richtlijnen ontvangen vanwege de exploitant van de luchthaven.
   [2 Zij hebben met het oog op de uitvoering van hun inspectietaken toegang tot alle gebouwen en installaties op de luchthaven waartoe zij aangewezen zijn. Daarbij kunnen zij tevens overgaan tot identiteitscontroles, in de gevallen en overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 34, § 1 en § 4, eerste en derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.]2
  [2 Zij maken de processen-verbaal die zij hebben opgemaakt onverwijld over aan de bevoegde procureur des Konings. Zij zenden een kopie ervan over aan de hoofdinspecteur.]2
  ----------
  (1)<W 2009-12-30/01, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
  (2)<W 2010-12-29/01, art. 103, 015; Inwerkingtreding : 10-01-2011>

Art.40. (Opgeheven) <W 2001-12-30/30, art. 165, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 40bis. (Opgeheven) <W 1999-05-03/30, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999>

Art. 40ter. (Opgeheven) <W 1999-05-03/30, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999>

Art.41. <W 1999-05-03/30, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999> De politiediensten kunnen, met het oog op de uitoefening van hun bevoegdheden, de medewerking vragen van de in de artikelen 38, § 1, en 39, § 2, bedoelde ambtenaren.
  De ambtenaren bedoeld in artikel 38, § 1, kunnen, met het oog op de uitoefening van hun bevoegdheden de medewerking vragen van de politiediensten.

Art.42. (Ingevoegd bij <W 1999-05-03/30, art. 8, Inwerkingtreding : 01-03-1999>) De eenvormige functionele graden, de voorwaarden inzake de certificatie en de opleiding van het personeel van de luchtvaart- en luchthaveninspecties alsook de voorwaarden inzake de uitreiking door de minister belast met het bestuur van de luchtvaart, van de vergunningen en bevoegdverklaringen van dit personeel en inzake de schorsing en intrekking ervan, worden vastgesteld door de Koning.

Art.43. (Ingevoegd bij <W 1999-05-03/30, art. 9, Inwerkingtreding : 01-03-1999>) De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden en nadere regels volgens welke een ademtest of een ademanalyse van het stuurpersoneel kan worden opgelegd of verricht.

Art.44. (Ingevoegd bij <W 1999-05-03/30, art. 10, Inwerkingtreding : 01-03-1999>) De ministers belast met het bestuur van de luchtvaart, Justitie en Binnenlandse Zaken werken gezamenlijk, in overleg met de overheden die bevoegd zijn inzake de exploitatie van de luchthavens en de luchtvaartterreinen, een crisisplan uit voor de gevallen van onwettige overmeestering van vliegtuigen, luchtvaartongevallen op het grondgebied van België en bomdreigingen gericht tegen luchthaveninfrastructuur gelegen op het grondgebied van België.

Art. 44bis. <ingevoegd bij W 2001-01-02/30, art. 19; Inwerkingtreding : 03-01-2001> De Koning kan, volgens de voorwaarden die Hij bepaalt, de Minister bevoegd voor de Luchtvaart of zijn gemachtigde, machtigen om de vergunningen van de leden van het besturingspersoneel van luchtvaartuigen uit te reiken, in te trekken, te beperken of te schorsen en om deze personen aan onderzoeken of examens te onderwerpen.

HOOFDSTUK III. - Administratieve geldboeten
Art.45. <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009> De inbreuken bedoeld in de artikelen 11 tot 26bis, in artikel 27, § 1, 1°, 2°, 3°, 6°, in artikel 27, § 2, in artikel 27bis, in artikel 28 en in artikel 32 zijn strafbaar met een administratieve geldboete, behalve indien de procureur des Konings toepassing heeft gemaakt van artikel 38, § 2, derde lid, punten 1° tot 4°.
  De administratieve geldboete wordt toegepast onverminderd andere administratieve of disciplinaire sancties.

Art.46. <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009> § 1. Nadat de procureur des Konings de inlichting, bedoeld in artikel 38, § 2, derde lid, 5°, heeft overgemaakt of, bij afwezigheid van deze inlichting, na de termijn bepaald in § 2, derde lid, van hetzelfde artikel, betekent de ambtenaar van het Directoraat-generaal Luchtvaart, aangeduid door de Koning, aan de betrokkene, ten laatste één jaar, te rekenen van de dag waarop het feit werd gepleegd, bij aangetekende brief, vergezeld van een afschrift van het in artikel 38, § 2, eerste lid, bedoelde proces-verbaal, het volgende :
  1° de feiten waarvoor de procedure van administratieve geldboete is opgestart;
  2° de dagen en uren waarop hij het recht heeft om zijn dossier te consulteren;
  3° het feit dat hij het recht heeft om zich te laten bijstaan door een raadsman;
  4° het feit dat hij de gelegenheid heeft om binnen dertig dagen te rekenen van de eerste werkdag na deze betekening, naar de bovenvermelde ambtenaar een aangetekende brief te sturen met zijn verweermiddelen, en met, in voorkomend geval, de aanvraag te worden gehoord.
  De termijn bedoeld in het eerste lid, 4°, begint te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
  § 2. Indien hij een aanvraag ontvangt, in overeenstemming met § 1, 4°, beschikt de ambtenaar, bedoeld in § 1, over 15 dagen, volgend op de ontvangst van deze aanvraag, om, bij aangetekende brief, de datum van de hoorzitting aan de betrokkene te betekenen. Deze datum ligt besloten tussen de vijftiende en de dertigste dag na de verzending, door de ambtenaar, van deze aangetekende brief. Deze termijnen zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid van het geheel van de procedure van administratieve geldboete.
  De betrokkene kan, bij aangetekende brief, gericht aan de ambtenaar, bedoeld in § 1, een enkele maal de verschuiving van de datum van zijn hoorzitting aanvragen. Deze ambtenaar bepaalt in dit geval, bij aangetekende brief, een nieuwe datum.
  De hoorzitting kan in geen enkel geval plaatsvinden meer dan zestig dagen volgend op de ontvangst van de aanvraag, bedoeld in § 1, 4°.

Art.47. <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009> Niet eerder dan na afloop van de termijn van dertig dagen uit artikel 46, § 1, 4°, en, in voorkomend geval, na de hoorzitting van de betrokkene, neemt de in artikel 46, § 1, vermelde ambtenaar een beslissing met betrekking tot de feiten waarvoor de procedure van administratieve geldboete is opgestart. Hij betekent deze beslissing aan de betrokkene bij aangetekende brief.
  De beslissing die een administratieve geldboete oplegt, bevat, op straffe van nietigheid, het bedrag ervan, alsmede de bepalingen van artikel 50.
  In dezelfde beslissing waarin hij een administratieve geldboete oplegt, kan de in artikel 46, § 1, vermelde ambtenaar geheel of gedeeltelijk uitstel van de tenuitvoerlegging van de betaling van die geldboete toekennen.
  De Koning bepaalt de nadere regels van het uitstel van tenuitvoerlegging.
  De beslissing heeft uitvoerbare kracht na het verstrijken van een termijn van één maand, te rekenen vanaf de dag van de betekening ervan.
  De termijn bedoeld in het vijfde lid begint te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Art.48. <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009> De minimale en maximale bedragen van de administratieve geldboete komen overeen met de respectievelijke minimale en maximale bedragen, verhoogd met de opcentiemen, van de strafrechtelijke geldboete, voorzien bij deze wet, die hetzelfde feit sanctioneert.
  Bij het bepalen van het bedrag van de administratieve geldboete, houdt de in artikel 46, § 1, vermelde ambtenaar rekening met de ernst van de feiten en de eventuele herhaling.
  In geval van samenloop van in artikel 45 bedoelde inbreuken, worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat zij het dubbele van het maximumbedrag van de zwaarste geldboete te boven mogen gaan.
  Indien er in de beslissing rekening werd gehouden met verzachtende omstandigheden, kan het bedrag van de administratieve geldboete worden verminderd beneden haar minimum.

Art.49. <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009> Geen enkele administratieve geldboete kan door de in artikel 46, § 1, vermelde ambtenaar worden opgelegd :
  indien de strafvordering met betrekking tot dezelfde inbreuk vervallen is, of;
  tegen een persoon die minderjarig was op het moment van de feiten, of;
  meer dan twee jaren na de dag waarop het feit werd gepleegd.

Art.50. <ingevoegd bij W 2008-12-22/34, art. 5; Inwerkingtreding : 08-01-2009> De betrokkene die de in artikel 47 vermelde beslissing betwist, kan op straffe van verval, binnen een termijn van één maand vanaf de betekening van de beslissing, bij wege van een verzoekschrift opschortend beroep aantekenen bij de rechtbank van eerste aanleg.
  Tegen de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg staat geen hoger beroep open.
  Onverminderd de bepalingen in het eerste en het tweede lid, zijn de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing op het beroep bij de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank van Brussel is bevoegd voor de personen die niet in België verblijven.
  De termijn bedoeld in het eerste lid begint te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
  In geval van beroep tegen de beslissing van de ambtenaar bedoeld in artikel 46, § 1, heeft de rechtbank van eerste aanleg dezelfde bevoegdheden als de ambtenaar bedoeld in artikel 46, § 1, wat betreft het uitstel.

Art.51. <Ingevoegd bij W 2008-12-22/33, art. 11; Inwerkingtreding : 08-01-2009> De Koning bepaalt de wijze van inning en invordering van de administratieve geldboeten. <Erratum, zie B.St. 10-02-2009, p. 9043>
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2015-12-26/03, art. 39, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 52. (Oud artikel 45) W 1999-05-03/30, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-03-1999> Worden ingetrokken de wet van 16 November 1919 betreffende de regeling der luchtvaart alsmede de wet van 22 Juli 1924 waarbij aan sommige leden van het personeel van het bestuur der luchtvaart de bevoegdheid van officier van gerechtelijke politie is verleend.
  De datum van inwerkingtreding van deze wet zal bij koninklijk besluit bepaald worden.