1 AUGUSTUS 1985. - Wet houdende sociale bepalingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-1986 en tekstbijwerking tot 10-06-2014)
HOOFDSTUK I. - Sociale zekerheid van het personeel van de provinciale en plaatselijke besturen.
SECTIE 1. - Inning en invordering van de sociale zekerheidsbijdragen.
Art. 1-9
SECTIE 2. - Storting van de achterstallige bijdragen.
Art. 10-11
HOOFDSTUK II. - Kinderbijslag.
SECTIE I. - Wijzigingen aan de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Art. 12-44
Algemene bepalingen en overgangsbepalingen.
Art. 45-46
SECTIE 2. - Wijzigingen in andere wetgevingen.
Art. 47-52
HOOFDSTUK III. - Ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art. 53-84
HOOFDSTUK IV. - Maatregelen betreffende de pensioenen.
Art. 85-89
HOOFDSTUK V. - Arbeidsongevallen.
Art. 90-115
HOOFDSTUK VI. - Beroepsziekten.
Art. 116-121
HOOFDSTUK VII. - Sociale zekerheid van de werknemers. Algemeen.
SECTIE 1. - Wijziging van benaming.
Art. 122
SECTIE 2. - Aangifte, toekenningsvoorwaarden en berekening van de rechten.
Art. 123-124
SECTIE 3. - Loonmatiging N.M.B.S.
Art. 125
SECTIE 4. - Stage voor jongeren.
Art. 126
HOOFDSTUK VIII. - Sociale zekerheid der zeelieden ter koopvaardij.
Art. 127-129
HOOFDSTUK IX. - Maatregelen betreffende de tewerkstelling en de werkloosheid.
Art. 130-132
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 133
1945020701 1964022506 1967102408 1967102409 1967102410 1970060309 1974080703 1982000434 1982001478 1983021149 1983021210 1984021102
1985012885 1985922356 1986012566 1986022010 1986022229 1987022165 1988012077 1989022376 1990012934 1990022212 1992012003 1992012977 1992012989 1993003858 1993013045 1994000403 1994012175 1994012635 1994022155 1994022238 1994022311 1994022398 1995000397 1995000398 1995000399 1995000400 1995000401 1995000402 1995000403 1995000404 1995000405 1995000406 1995000407 1995000408 1995000409 1995000516 1995012277 1996000002 1996012498 1997000285 1997000508 1997000661 1997000715 1997000921 1997012666 1997022611 1997912150 1998012116 1999000059 1999000465 1999000466 1999000467 1999000468 1999000469 1999000544 1999000593 1999000595 1999012326 1999012426 1999012427 1999012428 1999012469 1999012866 1999A12427 2000000098 2000000295 2000000297 2000000472 2001000149 2001000540 2001001344 2001001345 2001022195 2001022790 2001022933 2002000206 2002000338 2002000343 2002000604 2002000605 2002000908 2002012015 2002022391 2002022442 2002022517 2002022549 2003000018 2003000112 2003000172 2003000173 2003000301 2003000319 2003000506 2003000606 2003012052 2003012390 2003012391 2003012416 2003012797 2003022291 2003200557 2004000292 2004000362 2004000447 2004000652 2004000653 2004000654 2004000655 2004000657 2005000059 2005000075 2005000076 2005000081 2005000312 2005000488 2005000600 2005012533 2006000232 2006000233 2006000235 2006000241 2006000303 2006000320 2006000321 2006000424 2006000997 2006000999 2006001012 2006200962 2007000428 2007000553 2007000554 2007000635 2007000973 2007000974 2007000990 2007022781 2007201609 2008000430 2008000431 2008000523 2008000777 2008001058 2008001062 2008001063 2008001064 2008001065 2008013213 2008013214 2008022693 2009000094 2009000095 2009000096 2009000866 2009000883 2009000884 2009000885 2009201734 2010000055 2010000476 2010000477 2010000478 2010000723 2011000031 2011000034 2011000035 2011000274 2011000275 2011000708 2011000847 2011000860 2011000861 2011000869 2011206467 2011206468 2012000396 2012000738 2012022434 2012205001 2013000005 2013000098 2013000417 2013000605 2013200478 2013202232 2013203268 2013204012 2013204602 2013207284 2014000272 2014012252 2014200765 2014201194 2015000038 2015000642 2015009858 2015202454 2015203056 2016201430 2017200227 2017205016 2017205711 2017206322 2020203853 2021203893 2021204868 2022200618 2022203999
HOOFDSTUK I. - Sociale zekerheid van het personeel van de provinciale en plaatselijke besturen.
SECTIE 1. - Inning en invordering van de sociale zekerheidsbijdragen.
Artikel 1.§ 1. Het Bijzonder Kinderbijslagfonds voor de plaatselijke en gewestelijke overheidsdiensten opgericht overeenkomstig artikel 32 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, wordt voortaan genoemd " Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ", hierna genoemd " de Rijksdienst ".
§ 2. (De Rijksdienst wordt, naast de opdrachten bepaald bij voormeld artikel 32 en zijn uitvoeringsbesluiten, belast met de inning en de invordering van de volgende werkgevers- en werknemersbijdragen die door zijn aangeslotenen voor hun personeel en voor hun mandatarissen verschuldigd zijn (...). ) : <KB502 1986-12-31/49, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1986> <W 1991-07-20/31, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 11-08-1991>
1° de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd in uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, alsmede van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en hun uitvoeringsbesluiten;
2° de solidariteitsbijdrage bepaald bij de herstelwet van 10 februari 1981 tot invoering van een solidariteitsbijdrage ten laste van de personen rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd door de openbare sector;
3° de loonmatigingsbijdrage, bedoeld bij het koninklijk besluit nr. 278 van 30 maart 1984 houdende bepaalde maatregelen inzake loonmatiging met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, de vermindering van de openbare lasten en het financieel evenwicht van de stelsels van sociale zekerheid;
4° de bijdragen, bepaald bij het koninklijk besluit nr. 227 van 9 december 1983 tot instelling voor de loon- en weddetrekkenden van de openbare en van de privésector, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en van de gezinnen zonder kinderen;
5° de inhoudingen te verrichten door de plaatselijke en gewestelijke overheidsdiensten in uitvoering van artikel 121, 10° van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
(6° de bijzondere bijdrage ingevoerd door artikel 275 van de programmawet van 22 december 1989 op de stortingen die door de Provinciale en plaatselijke besturen en de daarmee gelijkgestelde werkgevers worden verricht om hun personeelsleden of hun rechtverkrijgende(n) buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood te verlenen.) <W 1989-12-22/31, art. 276, 007; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
(7° de bijdragen verschuldigd krachtens artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet.) <W 2000-08-12/62, art. 121, 021; Inwerkingtreding : 08-10-2000>
(8° de bijdragen verschuldigd krachtens (artikel 37quater) van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.) <W 2001-03-23/31, art. 14, 022; Inwerkingtreding : 01-04-2001> <Erratum, zie B.St. 16.05.2001, p. 16012>
(9° de inhouding verschuldigd met toepassing van artikel 39quater, § 1, c), van voormelde wet van 29 juni 1981. De opbrengst van deze inhouding wordt gestort aan het Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels.) <W 2005-09-17/53, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(Wanneer loon door tussenkomst van een derde aan een werknemer wordt betaald, kan de Koning in afwijking van artikel 1, § 2, eerste lid, een bijzondere regeling uitvaardigen.) <W 1991-07-20/31, art. 18, 008; Inwerkingtreding : 11-08-1991>
(§ 2bis. De Rijksdienst wordt belast met de betaling van de premies bedoeld bij artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning. De Rijksdienst vordert onrechtmatig ontvangen premies terug. Bij gebrek aan betaling binnen een door de Koning vastgestelde termijn, zijn de sancties bepaald in artikel 2, van toepassing. De Rijksdienst kan eveneens de onrechtmatig uitgekeerde premies invorderen bij wijze van inhouding op de later aan het plaatselijk bestuur verschuldigde premies. Onder aftrek van de innings- en invorderingskosten stort de Rijksdienst de teruggevorderde bedragen aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.) <KB474 1986-10-28/30, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
(NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt de § 2bis met de volgende leden aangevuld :
" - voor het Waalse Gewest wijst de Regering, op de door haar vastgestelde wijze, het bestuur aan dat de in artikel 2 van bovenvermeld koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 bedoelde premies zal uitbetalen;
- het eerste lid blijft van toepassing zolang de Waalse Regering geen andersluidende bepaling heeft aangenomen." <DWG 1996-12-19/41, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1997>)
(§ 2ter. De Rijksdienst wordt belast met de betaling van de tussenkomst bedoeld bij afdeling 5 van het Hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 ter opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 255 van 31 december 1983, bij de wet van 31 juli 1984, bij de wet van 1 augustus 1985, bij het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986 en bij het koninklijk besluit nr. 493 van 31 december 1986.
De door de Rijksdienst uigekeerde tussenkomsten worden uitbetaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, met gelden van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, opgericht door artikel 5 van het voormelde koninklijk besluit nr. 25.
De Koning kan aan de Rijksdienst voorschotten toekennen ten laste van (de RSZ-Globaal Beheer). <KB 1997-08-08/42, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
De Rijksdienst vordert onrechtmatig ontvangen tussenkomsten terug. Bij gebrek aan betaling binnen de 60 dagen na ontvangst van de invorderingsbrief, zijn de wettelijke verwijlinteresten verschuldigd.
De Rijksdienst kan eveneens de onrechtmatig uitgekeerde tussenkomsten invorderen bij wijze van inhouding op de later verschuldigde tussenkomsten.
De Koning bepaalt de modaliteiten inzake regularisatie van de voorschotten die door (de RSZ-Globaal Beheer) worden toegekend aan de Rijksdienst.) <W 1987-11-07/30, art. 75, 005; Inwerkingtreding : 01-08-1987> <KB 1997-08-08/42, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
(§ 2quater. De Rijksdienst wordt belast met het uitkeren van een jaarlijkse toelage aan de door de minister van Binnenlandse Zaken aangeduide lokale besturen, voor de verwezenlijking van een programma betreffende de maatschappelijke problemen inzake veiligheid (, voor de verwezenlijking van de initiatieven inzake criminaliteitspreventie, voor de werving en de opleiding van de gemeentelijke politieagenten en voor het uitwerken van maatregelen tot coördinatie van de politieakten.
Wanneer de toelage dient om de opleiding van gemeentelijke politieagenten te financieren, kan zij eveneens worden toegekend aan de erkende trainings- en opleidingscentra.) <W 1994-12-21/31, art. 154, 013; Inwerkingtreding : 02-01-1995>
Deze toelage wordt ten laste van een specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst en wordt gedekt door fiscale ontvangsten ten belope van (3 350 miljoen frank per jaar met ingang van 1 januari 1998) (, en met ingang van 1 januari 1999, 3 810 miljoen frank per jaar) die in maandelijkse schijven aan de Rijksdienst worden doorgestort. Eventuele saldi van het lopend begrotingsjaar op betrokken begrotingsartikel worden het volgend begrotingsjaar naar datzelfde begrotingsartikel overgedragen en met de lopende ontvangsten samengevoegd. <W 1999-01-15/30, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 05-02-1999> <W 1999-05-03/31, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 14-05-1999>
De Koning bepaalt de bevoegdheid van de Rijksdienst met betrekking tot het bestaan van de voorwaarden tot toekenning van de toelage en de controle op de aanwending ervan.) <W 1994-03-30/31, art. 70, 012; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 3. Bij in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning onder de door Hem te bepalen voorwaarden de innings- en invorderingstaak van bedoelde Rijksdienst uitbreiden tot andere sociale zekerheidsbijdragen en met sociale bijdragen gelijkgestelde inhoudingen.
(§ 4. De Rijksdienst wordt belast met de inning en de invordering van de bijdragen bedoeld in artikel 4, 2° van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector en aan de in die sector tewerkgestelde werklozen, verschuldigd door zijn aangeslotenen.) <W 1987-11-07/30, art. 100, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1988>
(§ 5. De opbrengst van de globale bijdrage, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, is bestemd voor de financiering van de algemene regeling van de sociale zekerheid en wordt gestort aan de RSZ-Globaal Beheer.) <KB 1997-08-08/42, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-07-1997>
§ 6. (...) <W 2005-12-27/30, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
(§ 7. De Rijksdienst stelt statistische gegevens ter beschikking van de overheid en van het publiek die voortkomen uit zijn gegevensbanken en dit met respect voor de wetgevingen betreffende de bescherming van de persoonlijke gegevens of betreffende de ondernemingen; op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst, leggen de ministers die de voogdij op de Rijksdienst uitoefenen de lijst van voormelde gegevens vast; op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst, bepalen de ministers die de voogdij op de Rijksdienst uitoefenen,
1° de gevallen waarin de ter beschikkingstelling van voornoemde gegevens kosteloos gebeurt;
2° de gevallen waarin de ter beschikking stelling volgens kostprijs gebeurt; op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst, bepalen zij ofwel het toepasselijk tarief ofwel de elementen die de vaststelling van de kostprijs van de ter beschikkingstelling van de aangevraagde gegevens mogelijk maken;
3° de gevallen waarin het Beheerscomité van de Rijksdienst een volledige of gedeeltelijke vermindering van de kostprijs kan toestaan voor ter beschikking stellingen van gegevens bedoeld onder 2°.) <L 2004-07-09/30, art. 118, 028; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
Art. 1. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.2.(Bij gebrek aan betaling binnen de vastgestelde termijn kunnen de bijdragen, de bijdrageopslagen, de verwijlinteresten, de forfaitaire vergoedingen en de bijdragen wegens regularisatie, verschuldigd aan voormelde Rijksdienst, volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning, ambtshalve worden afgenomen van de rekening van de aangeslotenen bij de hierna volgende instellingen : het Gemeentekrediet van België, de Algemene Spaar-en Lijfrentekas, [1 bpost]1 en de Nationale Bank van België, achtereenvolgens in de voornoemde volgorde.) <W 1989-12-22/31, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 09-01-1990> <W 1991-03-21/30, art. 130, 007; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
Het koninklijk besluit nr. 286 van 31 maart 1984 houdende maatregelen om een betere inning te verzekeren van de sociale zekerheidsbijdragen en de solidariteitsbijdragen verschuldigd door publiekrechtelijke rechtspersonen is eveneens van toepassing met betrekking tot de aan de voormelde Rijksdienst verschuldigde bedragen.
Art. 2. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 037; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art.3.De Koning bepaalt :
1° de modaliteiten van de (verplichte elektronische) aangifte ter verantwoording van het bedrag van de verschuldigde bijdragen, de termijn binnen welke zij moet worden ingestuurd, de sancties die toepasselijk zijn bij niet-naleving van de voorschriften genomen in uitvoering van deze bepaling; <W 2003-02-24/35, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
2° de wijze van betaling en de termijn binnen welke een deel of het geheel van de bijdragen moeten worden gestort, het bedrag en de voorwaarden van toepassing van de bijdrageopslagen en verwijlinteresten bij niet-naleving van die termijnen alsmede de voorwaarden waaronder vrijstelling of vermindering van de verhogingen en van de verwijlinterest mag worden verleend.
3° [3 ...]3.
(4° de voorwaarden waaronder aan rekencentra het label " Full service secretariaat " wordt toegekend ten einde in hoedanigheid van lasthebbers van hun aangeslotenen, de verplichtingen die Hij bepaalt te vervullen alsmede hun rechten en verplichtingen;
5° het bedrag, de voorwaarden en de nadere regelen waaronder aan de categorieën besturen die Hij bepaalt, een financiële tussenkomst kan worden toegekend in de aansluitingskosten bij een Full service secretariaat.) <W 2004-12-27/30, art. 17, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
[1 Wanneer de aangifte voor de lokale politiezones gebeurt door de Centrale Dienst voor vaste uitgaven (CDVU) in toepassing van artikel [2 140quater]2 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste gelegd van de CDVU.
Indien de CDVU, op basis van de in de jaarkalender weerhouden afsluitings- en betalingsdata, het bewijs levert dat die Dienst geen verantwoordelijkheid draagt bij de laattijdige indiening van de aangifte, zal de RSZPPO de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste leggen van het Secretariaat van de Geïntegreerde Politie (SSGPI).
Indien het SSGPI, op zijn beurt, op basis van de in de jaarkalender weerhouden afsluitings- en betalingsdata, het bewijs levert dat dat Secretariaat geen verantwoordelijkheid bij de laattijdige indiening van de aangifte, zal de RSZPPO de sancties wegens laattijdige aangifte rechtstreeks recupereren bij de betrokken politiezone. Het SSGPI vat alle gegevens, ontvangen vóór de tiende kalenderdag van elke maand, voor de volgende sluitingsdatum.
[2 Indien de aangifte voor de politiezones gebeurt door het SSGPI in toepassing van artikel 149octies van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste gelegd van het SSGPI.
Indien het SSGPI, op basis van de in de jaarkalender voorziene afsluitings- en betalingsdata, het bewijs levert dat dat Secretariaat geen verantwoordelijkheid draagt voor de laattijdige indiening van de aangifte, legt de RSZPPO de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste van de betrokken politiezone.]2
De jaarkalender met afsluitings- en betalingsdata wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
De Koning kan de toepassingsmodaliteiten van deze bepalingen vastleggen.]1
Art. 3. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 71, 034; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<W 2009-12-30/01, art. 187, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<W 2014-04-25/77, art. 59, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.4.Volgens de door de Koning te bepalen nadere regelen worden de bijdragen om de drie maanden gestort aan de verdelings- en uitbetalingsinstellingen voor wier rekening ze werden geïnd.
Art. 4. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.5.De Koning bepaalt het bedrag dat als vergoeding aan de Rijksdienst toegekend wordt voor de inning en de invordering van de onderscheiden bijdragen.
Art. 5. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.6.<W 2008-12-22/32, art. 81, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2009> De schuldvorderingen van de Rijksdienst met betrekking tot de bijdragen bedoeld in artikel 1, § 2, 1° tot 4°, en in artikel 1, §§ 3 en 4, verjaren na drie jaar vanaf de datum van hun opeisbaarheid. In afwijking van het voorgaande, wordt de verjaringstermijn verlengd tot zeven jaar, wanneer de vorderingen van de Rijksdienst het gevolg zijn van ambtshalve regularisaties na de vaststelling van bedrieglijke handelingen of valse of opzettelijk onvolledige verklaringen door de werkgever.
De tegen de Rijksdienst ingestelde vorderingen tot terugvordering van de voormelde niet verschuldigde bijdragen, verjaren na drie jaar, te rekenen van de dag van de betaling.
In geval van bedrieglijke onderwerping aan de sociale zekerheid van het personeel van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten, beschikt de Rijksdienst over een termijn van zeven jaar vanaf de eerste dag van het trimester dat volgt op het trimester waarin de inbreuk zich heeft voorgedaan, om over te gaan tot de nietigverklaring van deze bedrieglijke onderwerpingen of tot de ambtshalve onderwerping bij de werkelijke werkgever. Overeenkomstig het tweede lid, is de eventuele terugbetaling van bijdragen toepasselijk voor een periode van ten hoogste drie jaar.
De schuldvorderingen van de Rijksdienst met betrekking tot de inhouding, bedoeld in artikel 1, § 2, 5°, verjaren na drie jaar, te rekenen van de datum van de betaling van het pensioen of het aanvullend voordeel. De tegen de Rijksdienst ingestelde vorderingen tot terugvordering van voormelde, niet verschuldigde inhoudingen, verjaren na drie jaar, te rekenen van de datum waarop de inhouding werd overgemaakt.
De schuldvorderingen van de Rijksdienst met betrekking tot onrechtmatig uitgekeerde premies, tegemoetkomingen en toelagen, bedoeld in artikel 1, § 2bis, § 2ter en § 2quater, verjaren na vijf jaar te rekenen vanaf de dag van de betaling. De tegen de Rijksdienst ingestelde vorderingen tot betaling van bovenvermelde, verschuldigde premies, tegemoetkomingen en toelagen verjaren na vijf jaar te rekenen vanaf de dag dat zij opeisbaar zijn.
[1 De vorderingen van de Rijksdienst ten laste van de werkgevers die werknemers tewerkstellen die, voor de berekening van de wedde van hun werknemers en/of voor de indiening van hun aangiftes voor sociale zekerheid, beroep doen op de Centrale Dienst voor vaste uitgaven, ingesteld bij het koninklijk besluit van 13 maart 1952 tot inrichting van de Centrale Dienst der vaste uitgaven en tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de Rijkscomptabiliteit, verjaren na 7 jaar.
De verjaring van de schuldvorderingen bedoeld in voorgaande leden wordt gestuit :
1° door een aangetekende brief van de Rijksdienst aan de werkgever en door een aangetekende brief van de werkgever aan de Rijksdienst;
2° door een dagvaarding voor het gerecht;
3° op de wijze bepaald in artikel 2248 van het Burgerlijk Wetboek.
De verjaringstermijn loopt opnieuw vanaf elke stuiting.]1
Art. 6. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
----------
(1)<W 2009-12-30/01, art. 25, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.7.De door de Koning aangewezen ambtenaren houden toezicht op de uitvoering van de bepalingen van deze sectie en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
[Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.] <KB 1991-10-23/35, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
De aangesloten besturen zijn ertoe gehouden, aan de hierboven vermelde ambtenaren en beambten, op hun verzoek kosteloos alle inlichtingen, documenten of een afschrift er van te verstrekken die zij nuttig achten om de toepassing van deze sectie en haar uitvoeringsbesluiten te controleren.
Art. 7. (Toekomstig recht) De door de Koning aangewezen ambtenaren houden toezicht op de uitvoering van de bepalingen van deze sectie en van de uitvoeringsbesluiten ervan. [1 Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.]1 De aangesloten besturen zijn ertoe gehouden, aan de hierboven vermelde ambtenaren en beambten, op hun verzoek kosteloos alle inlichtingen, documenten of een afschrift er van te verstrekken die zij nuttig achten om de toepassing van deze sectie en haar uitvoeringsbesluiten te controleren. Art. 7. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 70, 036; Inwerkingtreding : onbepaald , uiterlijk op 01-07-2011>
Art.8.De Koning is ermee belast de bestaande wetsbepalingen te wijzigen of op te heffen om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze sectie.
Art. 8. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.9.De Rijksdienst staat onder het toezicht van de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft en van de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 9. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
SECTIE 2. - Storting van de achterstallige bijdragen.
Art.10.De stortingen van de achterstallige sociale zekerheidsbijdragen, verschuldigd door de gemeentebesturen, O.C.M.W.'s, intercommunales en agglomeraties op 31 december 1984, worden ingeschreven op een afzonderlijke rekening van het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid, bedoeld bij artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
Art. 10. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.11.<wijzigingsbepaling van art. 12bis van KBN208 1983-09-23/37>
Art. 11. <Opgeheven voor de Federale bij W 2014-05-12/10, art. 55,2°, 039;Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK II. - Kinderbijslag.
SECTIE I. - Wijzigingen aan de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.
Art.12. <wijzigingsbepaling van art. 18 van CW 1939-12-19/01>
Art.13. <wijzigingsbepaling van art. 18bis van CW 1939-12-19/01>
Art.14. <wijzigingsbepaling van art. 32 van CW 1939-12-19/01>
Art.15. <wijzigingsbepaling van art. 33 van CW 1939-12-19/01>
Art.16. <wijzigingsbepaling van art. 36 van CW 1939-12-19/01>
Art.17. <opgeheven bepaling van art. 37 van CW 1939-12-19/01>
Art.18. <wijzigingsbepaling van art. 38 van CW 1939-12-19/01>
Art.19. <opgeheven bepaling van art. 39 van CW 1939-12-19/01>
Art.20. <wijzigingsbepaling van art. 40 van CW 1939-12-19/01>
Art.21. <wijzigingsbepaling van art. 41 van CW 1939-12-19/01>
Art.22. <wijzigingsbepaling van art. 42 van CW 1939-12-19/01>
Art.23. <wijzigingsbepaling van art. 42bis van CW 1939-12-19/01>
Art.24. <wijzigingsbepaling van art. 44 van CW 1939-12-19/01>
Art.25. <wijzigingsbepaling van art. 50ter van CW 1939-12-19/01>
Art.26. <wijzigingsbepaling van art. 55 van CW 1939-12-19/01>
Art.27. <wijzigingsbepalingen van art. 56 van CW 1939-12-19/01>
Art.28. <wijzigingsbepaling van art. 56bis van CW 1939-12-19/01>
Art.29. <wijzigingsbepaling van art. 56quater van CW 1939-12-19/01>
Art.30. <wijzigingsbepaling van art. 56quinquies van CW 1939-12-19/01>
Art.31. <wijzigingsbepaling van art. 56sexies van CW 1939-12-19/01>
Art.32. <wijzigingsbepaling van art. 57 van CW 1939-12-19/01>
Art.33. <wijzigingsbepaling van art. 60 van CW 1939-12-19/01>
Art.34. <wijzigingsbepaling van art. 62 van CW 1939-12-19/01>
Art.35. <wijzigingsbepaling van art. 68 van CW 1939-12-19/01>
Art.36. <wijzigingsbepaling van art. 69 van CW 1939-12-19/01>
Art.37. <wijzigingsbepaling van art. 71 van CW 1939-12-19/01>
Art.38. <wijzigingsbepaling van art. 73bis van CW 1939-12-19/01>
Art.39. <wijzigingsbepaling van art. 73ter van CW 1939-12-19/01>
Art.40. <wijzigingsbepaling van art. 75 van CW 1939-12-19/01>
Art.41. <wijzigingsbepaling van art. 77 van CW 1939-12-19/01>
Art.42. <wijzigingsbepaling van art. 78 van CW 1939-12-19/01>
Art.43. <wijzigingsbepaling van art. 101 van CW 1939-12-19/01>
Art.44. <opgeheven bepaling van art. 104 van CW 1939-12-19/01>
Algemene bepalingen en overgangsbepalingen.
Art.45. De Bijzondere Verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der scheepsrederijen en de Bijzondere Verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders der ondernemingen voor scheepsherstelling, bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 december 1930 houdende instelling en inrichting van bijzondere kassen voor gezinsvergoedingen, worden afgeschaft.
De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor werknemers treedt in de rechten en verplichtingen van de in het eerste lid bedoelde instellingen en neemt hun actief en passief over.
Art.46. <wijzigingsbepaling van art. 60 van CW 1939-12-19/01>
SECTIE 2. - Wijzigingen in andere wetgevingen.
Art.47. <wijzigingsbepaling van art. 3 van KBN48 1967-10-24/02>
Art.48. <wijzigingsbepaling van art. 7 van KBN48 1967-10-24/02>
Art.49. <opgeheven bepaling van art. 7 van KBN49 1967-10-24/05>
Art.50. <wijzigingsbepaling van art. 6 van W 1964-02-25/01>
Art.51. <wijzigingsbepaling van art. 594 van het Gerechtelijk Wetboek>
Art.52. <wijzigingsbepaling van art. 1 van de W 1954-03-16/01>
HOOFDSTUK III. - Ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art.53. <wijzigingsbepaling van art. 12 van de W 1963-08-09/01>
Art.54. <wijzigingsbepaling van art. 21 van de W 1963-08-09/01>
Art.55. <wijzigingsbepaling van art. 23 van de W 1963-08-09/01>
Art.56. <wijzigingsbepaling van art. 24 van de W 1963-08-09/01>
Art.57. <wijzigingsbepaling van art. 25 van de W 1963-08-09/01>
Art.58. <wijzigingsbepaling van art. 26 van de W 1963-08-09/01>
Art.59. <wijzigingsbepaling van art. 29 van de W 1963-08-09/01>
Art.60. <wijzigingsbepaling van art. 32 van de W 1963-08-09/01>
Art.61. <wijzigingsbepaling van art. 33 van de W 1963-08-09/01>
Art.62. <wijzigingsbepaling van art. 34quinquies van de W 1963-08-09/01>
Art.63. <wijzigingsbepaling van art. 34sexies van de W 1963-08-09/01>
Art.64. <wijzigingsbepaling van art. 50 van de W 1963-08-09/01>
Art.65. <wijzigingsbepaling van art. 67 van de W 1963-08-09/01>
Art.66. <wijzigingsbepaling van art. 70 van de W 1963-08-09/01>
Art.67. <wijzigingsbepaling van art. 74 van de W 1963-08-09/01>
Art.68. <wijzigingsbepaling van art. 79 van de W 1963-08-09/01>
Art.69. <wijzigingsbepaling van art. 80 van de W 1963-08-09/01>
Art.70. <wijzigingsbepaling van art. 85 van de W 1963-08-09/01>
Art.71. <wijzigingsbepaling van art. 86 van de W 1963-08-09/01>
Art.72. <wijzigingsbepaling van art. 89 van de W 1963-08-09/01>
Art.73. <wijzigingsbepaling van art. 94 van de W 1963-08-09/01>
Art.74. <wijzigingsbepaling van art. 96 van de W 1963-08-09/01>
Art.75. <wijzigingsbepaling van art. 99 van de W 1963-08-09/01>
Art.76. <wijzigingsbepaling van art. 106 van de W 1963-08-09/01>
Art.77. <wijzigingsbepaling van art. 117 van de W 1963-08-09/01>
Art.78. <wijzigingsbepaling van art. 120bis van de W 1963-08-09/01>
Art.79. <wijzigingsbepaling van art. 121 van de W 1963-08-09/01>
Art.80. <wijzigingsbepaling van art. 122 van de W 1963-08-09/01>
Art.81. <wijzigingsbepaling van art. 151 van de W 1963-08-09/01>
Art.82. In afwijking van artikel 26, tweede lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers worden de Rijkstegemoetkomingen in de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering voor 1985 beperkt tot de kredieten bedoeld in de wet van 7 februari 1985 houdende de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg voor het begrotingsjaar 1985, vermeerderd met de stijging van de gemiddelde aanpassingen van de sociale verstrekkingen aan de spilindex in verhouding tot het indexcijfer dat voor de kredietvaststelling in aanmerking wordt genomen.
Art.83. Het bedrag van de lening die in 1982 door het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd aangegaan bij de verzekeringsmaatschappijen inzake arbeidsongevallen (1 826 miljoen) zal ten laste worden genomen door de Staat die vanaf 1986 de interesten ((...)) ervan zal dragen. Het bedrag van deze lening zal aangewend worden ter dekking van het krediettekort dat op grond van de rekeningen van 1984 kan worden vastgesteld ten aanzien van de bepalingen van artikel 26 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en dit naar rato van het tekort dat voor 1984 in de verschillende regelingen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt vastgesteld. <W 1992-06-26/30, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 10-07-1992>
(De kredieten voor de betaling van de intresten van deze lening vanaf 1986 en voor de terugbetaling van het kapitaal zullen op de begroting van Sociale Voorzorg worden ingeschreven voor een bedrag van 456,5 miljoen frank in 1992 en 1 369,5 miljoen frank in 1993.) <W 1992-12-30/40, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 19-01-1993>
Art.84. <wijzigingsbepaling van art. 34septies van de W 1963-08-09/01>
HOOFDSTUK IV. - Maatregelen betreffende de pensioenen.
Art.85. <wijzigingsbepaling van art. 5bis van het KBN50 1967-10-24/01>
Art.86. <wijzigingsbepaling van art. 22ter van het KBN50 1967-10-24/01>
Art.87. <wijzigingsbepaling van art. 6 van het KBN95 1982-09-28/01>
Art.88. <wijzigingsbepaling van art. 10 van de W 1985-01-22/30>
Art.89. § 1. De Dienst belast met de toepassing van het Derde Aanvullende Akkoord bij het Algemeen Verdrag inzake de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Bondsrepubliek Duitsland hierna " Dienst 3e Akkoord " genoemd, is in vereffening gesteld.
§ 2. De personeelsleden tewerkgesteld in de " Dienst 3e Akkoord ", op de datum van de bekendmaking van deze wet, worden op deze datum naar het Ministerie van Sociale Voorzorg overgeplaatst in de graad die zij op dat ogenblik bij de Dienst 3e Akkoord bekleedden. Zij behouden het voordeel van hun administratief en geldelijk statuut in deze Dienst.
Voor de personeelsleden die worden overgeplaatst in een andere graad of niveau dan de graad of het niveau waarin zij bij de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen benoemd zijn, wordt evenwel slechts met hun graad- of niveauanciënniteit rekening gehouden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze bepaling. Hun anciënniteit blijft verworven wat rechtstreeks of onrechtstreeks hun geldelijke toestand betreft.
HOOFDSTUK V. - Arbeidsongevallen.
Art.90. <wijzigingsbepaling van art. 15 van de W 1971-04-10/01>
Art.91. <wijzigingsbepaling van art. 24 van de W 1971-04-10/01>
Art.92. <wijzigingsbepaling van art. 26 van de W 1971-04-10/01>
Art.93. <wijzigingsbepaling van art. 27 van de W 1971-04-10/01>
Art.94. <wijzigingsbepaling van art. 45 van de W 1971-04-10/01>
Art.95. <wijzigingsbepaling van art. 47 van de W 1971-04-10/01>
Art.96. <wijzigingsbepaling van art. 58 van de W 1971-04-10/01>
Art.97. <wijzigingsbepaling van art. 58 van de W 1971-04-10/01>
Art.98. <wijzigingsbepaling van art. 58 van de W 1971-04-10/01>
Art.99. <wijzigingsbepaling van art. 59 van de W 1971-04-10/01>
Art.100. <wijzigingsbepaling van art. 59ter van de W 1971-04-10/01>
Art.101. <wijzigingsbepaling van art. 59ter van de W 1971-04-10/01>
Art.102. <wijzigingsbepaling van art. 59ter van de W 1971-04-10/01>
Art.103. <wijzigingsbepaling van art. 59quater van de W 1971-04-10/01>
Art.104. <wijzigingsbepaling van art. 59quinquies van de W 1971-04-10/01>
Art.105. <wijzigingsbepaling van art. 60 van de W 1971-04-10/01>
Art.106. <wijzigingsbepaling van art. 60ter van de W 1971-04-10/01>
Art.107. <wijzigingsbepaling van art. 65 van de W 1971-04-10/01>
Art.108. <wijzigingsbepaling van art. 69 van de W 1971-04-10/01>
Art.109. <opgeheven bepaling van art. 70 van de W 1971-04-10/01>
Art.110. <wijzigingsbepaling van art. 72 van de W 1971-04-10/01>
Art.111. <wijzigingsbepaling van art. 72 van de W 1971-04-10/01>
Art.112. <wijzigingsbepaling van art. 76 van de W 1971-04-10/01>
Art.113. <wijzigingsbepaling van art. 77 van de W 1971-04-10/01>
Art.114. <wijzigingsbepaling van art. 77bis van de W 1971-04-10/01>
Art.115. <wijzigingsbepaling van art. 91ter van de W 1971-04-10/01>
HOOFDSTUK VI. - Beroepsziekten.
Art.116. Het statutair personeel van de medico-technische Centra van Awans en Morlanwelz, dat ingevolge de sluiting van deze centra ter beschikking is gesteld van het Fonds voor de Beroepsziekten voor een periode van 3 jaar, kan door de Koning, na advies van het Beheerscomité van dit Fonds, onder de voorwaarden door Hem vastgesteld, gedurende deze zelfde periode ter beschikking worden gesteld van instellingen die het lot van de door beroepsziekten getroffenen behartigen, of zich bezighouden met voorkoming van beroepsziekten.
Art.117. <wijzigingsbepaling van art. 6 van CW 1970-06-03/02>
Art.118. <wijzigingsbepaling van art. 41 van CW 1970-06-03/02>
Art.119. <wijzigingsbepaling van art. 48bis van CW 1970-06-03/02>
Art.120. <wijzigingsbepaling van art. 48ter van CW 1970-06-03/02>
Art.121. <wijzigingsbepaling van art. 52 van CW 1970-06-03/02>
HOOFDSTUK VII. - Sociale zekerheid van de werknemers. Algemeen.
SECTIE 1. - Wijziging van benaming.
Art.122. De Nederlandstalige benaming " Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid " wordt vervangen door de benaming " Rijksdienst voor Sociale Zekerheid ".
SECTIE 2. - Aangifte, toekenningsvoorwaarden en berekening van de rechten.
Art.123. <wijzigingsbepaling van art. 14bis van de W 1981-06-29/02>
Art.124. <wijzigingsbepaling van art. 35 van de W 1981-06-29/02>
SECTIE 3. - Loonmatiging N.M.B.S.
Art.125. <wijzigingsbepaling van art. 4 van het KBN278 1984-03-30/32>
SECTIE 4. - Stage voor jongeren.
Art.126. <wijzigingsbepaling van art. 6 van het KBN230 1983-12-21/30>
HOOFDSTUK VIII. - Sociale zekerheid der zeelieden ter koopvaardij.
Art.127. <wijzigingsbepaling van art. 3 van de BW 1945-02-07/01>
Art.128. <wijzigingsbepaling van art. 12 van de BW 1945-02-07/01>
Art.129. <wijzigingsbepaling van art. 12bis van de BW 1945-02-07/01>
HOOFDSTUK IX. - Maatregelen betreffende de tewerkstelling en de werkloosheid.
Art.130. <wijzigingsbepaling van art. 18 van de W 1974-08-07/01>
Art.131. <wijzigingsbepaling van art. 2 van het KBN25 1982-03-24/01>
Art.132.De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, bepalen onder welke voorwaarden en volgens welke modaliteiten een oudere ontslagen werknemer [2 ...]2, die een aanvullende vergoeding geniet boven zijn werkloosheidsuitkering, ten laste van de werkgever of een daartoe aangewezen organisme, zijn aanspraak op werkloosheidsuitkering behoudt.
[3 Ongeacht zijn benaming in wetten, besluiten, collectieve of individuele overeenkomsten of enig ander document, noemt deze aanvullende vergoeding een bedrijfstoeslag.]3
Hij kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, bepalen dat het genot van de werkloosheidsuitkeringen van de werknemer bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk afhankelijk gesteld wordt van de vervanging van deze werknemer door zijn werkgever en de modaliteiten en voorwaarden daartoe bepalen.
[De werkgever moet de in het eerste lid bedoelde werknemer vervangen, onder de voorwaarden en volgens de nadere regelen welke de Koning bepaalt, wanneer het een werknemer betreft aan wie de opzegging ter kennis is gebracht na 31 augustus 1990 en voor wie [3 de werkloosheid met bedrijfstoeslag]3 ingaat na 31 december 1990.] <W 1990-12-29/30, art. 145, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
[1 De inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten ervan.
De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit bepalen dat de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met het artikel 160 van het Sociaal Strafwetboek, de verplichting tot vervanging van de werknemer niet heeft nageleefd onder de voorwaarden en volgens de door de Koning bepaalde nadere regelen, bovendien ertoe gehouden is aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening een compensatoire vergoeding te betalen waarvan Hij het bedrag en de voorwaarden en modaliteiten van betaling vaststelt. Die vergoeding mag niet hoger zijn dan 20 % van het begrensd dagloon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de werkloosheidsuitkeringen.
De Koning duidt, eveneens bij een in Ministerraad overlegd besluit, de ambtenaar van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening aan die belast wordt met de berekening en de inning van de compensatoire vergoeding bedoeld in het zesde lid, bepaalt de bevoegdheden van die ambtenaar en stelt de regelen vast volgens welke deze zijn beslissing neemt en aan de betrokken werkgever meedeelt. Tegen de beslissing van de ambtenaar kan de werkgever opkomen bij de arbeidsrechtbank, binnen een maand vanaf de kennisgeving van de beslissing.]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 71, 036; Inwerkingtreding : onbepaald , uiterlijk op 01-07-2011>
(2)<W 2011-12-28/01, art. 79, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<W 2011-12-28/01, art. 83, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 133. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van :
- Sectie 1 van Hoofdstuk I die in werking treedt op de datum door de Koning te bepalen;
- de artikelen 12, 14, 16, 17, 23, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 2° en 3°, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 47, 48, 49 en 51 die in werking treden de eerste dag van de maand volgend op de bekendmaking van deze wet;
- de artikelen 13, 15, 18, 19, 20, 21, 22, 25, 33, 44, 45, 46, 50 en 52 die in werking treden op 1 januari 1986;
- artikel 34, 1° en 4°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 1984;
- artikel 62, dat uitwerking heeft met ingang van 25 augustus 1980;
- artikel 65, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 1982;
- artikel 66, dat uitwerking heeft met ingang van 9 juni 1982;
- artikel 88, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1985;
- artikel 125, dat uitwerking heeft met ingang van 31 maart 1984.