3 APRIL 1963. - Ministerieel besluit betreffende sommige bij de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerde borgtochten in specie en in effecten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1991 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Borgtochten in specie.
Afdeling 1. Deposito's.
Art. 2-4
Afdeling 2. Terugbetaling.
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. Borgtochten in effecten.
Afdeling 1. Deposito's.
Art. 8-13
Afdeling 2. Teruggave.
Art. 14-19
HOOFDSTUK IV. Slotbepalingen.
Art. 20-22
HOOFDSTUK I. _ Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de borgtochten bepaald in artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935.
HOOFDSTUK II. _ Borgtochten in specie.
Afdeling 1. _ Deposito's.
Art.2.Ieder die een borgtocht stelt, moet een rekening bij [1 bpost]1 hebben.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art.3. Borgtocht wordt gesteld door overschrijving op postcheckrekening nr. 41 van de Deposito- en Consignatiekas.
Op de strook van de overschrijvingsorder moet worden vermeld of de deponent handelt in eigen naam, als lasthebber van een derde dan wel als diens geldschieter.
In beide laatste gevallen worden naam, voornamen, beroep en woonplaats van de derde en, indien het een vennootschap betreft, haar juiste benaming en haar maatschappelijke zetel op de strook vermeld.
In ieder geval moet op de strook de administratie worden vermeld ten bate waarvan de borgtocht wordt gesteld, alsook de juiste bestemming van de waarborg die door de borgtocht wordt gesteld; de strook moet bovendien door de deponent worden ondertekend.
De op de strook aangebrachte vermeldingen gelden als de aangifte bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935.
Art.4.Na inzage van de stukken die zij van [1 bpost]1 heeft ontvangen, geeft de Deposito- en Consignatiekas een inschrijvingsbewijs af, dat zij rechtstreeks aan de eigenaar van de borgtocht zendt. <W 1991-03-21/30, art. 130, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
Dat inschrijvingsbewijs geldt als het ontvangbewijs bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935.
Samen met het inschrijvingsbewijs zendt de Deposito- en Consignatiekas aan de eigenaar van de borgtocht een bericht, dat deze laatste onmiddellijk moet overmaken aan de administratie, die de borgtocht geëist heeft.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Afdeling 2. _ Terugbetaling.
Art.5. Wanneer de borgtocht geheel of gedeeltelijk mag terugbetaald worden, zendt de administratie, ten bate waarvan de borg gesteld werd, aan de Deposito- en Consignatiekas :
1° een verklaring houdende toelating tot terugbetaling (opheffing) met vermelding dat de persoon, van wie de borgtocht geëist werd, aan zijn verplichtingen voldaan heeft;
2° het inschrijvingsbewijs; bij ontstentenis van dit stuk zal de Deposito- en Consignatiekas het zelf terugvorderen van de deponent;
3° ingeval de eigendom van de borgtocht aan derden, erfgenamen of rechtverkrijgenden, is overgegaan, de stukken waaruit de rechten van die personen blijken of, ten minste, hun adres of dat van hun lasthebber.
Art.6.Het terugbetaalbaar gedeelte van de borgtocht, vermeerderd met de nog verschuldigde intresten, wordt uitbetaald door tussenkomst van [1 bpost]1; eventueel verstrekt de Deposito- en Consignatiekas een nieuw bewijs, waaruit de wederinschrijving blijkt van het borgtochtgedeelte dat gedeponeerd moet blijven. <W 1991-03-21/30, art. 130, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art.7. Indien de administratie die het stellen van de borgtocht heeft geëist, en de eigenaar van de borgtocht het eens zijn om deze met een nieuwe bestemming te behouden, moet de eigenaar een verklaring ondertekenen waarvan de tekst wordt vastgesteld door de Deposito- en Consignatiekas, die het inschrijvingsbewijs dienovereenkomstig zal wijzigen.
HOOFDSTUK III. _ Borgtochten in effecten.
Afdeling 1. _ Deposito's.
Art.8. Overheidsfondsen en andere effecten die bij de Nationale Bank van België, optredend als Rijkskassier voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas, of bij een van haar agentschappen buiten de hoofdstad als borgtocht worden gedeponeerd, moeten vergezeld gaan van een door de deponent ondertekende aangifte. Naar aanleiding van dat deposito wordt bovendien een depositobewijs opgemaakt.
Art.9. De aangifte en het depositobewijs vermelden :
1° a) naam, voornamen, beroep en adres van de eigenaar van de borgtocht;
b) indien de effecten aan een vennootschap toebehoren, haar benaming en haar maatschappelijke zetel;
c) indien de eigenaar van de borgtocht optreedt als geldschieter, naam, voornamen, beroep en adres van de natuurlijke persoon of de benaming en de maatschappelijke zetel van de vennootschap wier verbintenissen de borgtocht moet waarborgen;
2° de werkelijke waarde van de te stellen waarborg;
3° aard en nominaal bedrag van de gedeponeerde effecten;
4° de administratie ten bate waarvan de borgtocht wordt gesteld;
5° de juiste bestemming van de waarborg die door de borgtocht wordt gesteld.
Art.10. De Rijkskassier stelt de deponent een bevestiging van het deposito ter hand.
Art.11. De Rijkskassier zendt dagelijks aan de Deposito- en Consignatiekas de depositobewijzen en de door zijn diensten opgemaakte documenten, waaronder een exemplaar van de door de deponent ondertekende deposito-aangifte.
Art.12. Na inzage van de stukken, die zij van de Nationale Bank heeft ontvangen, zendt de Deposito- en Consignatiekas rechtstreeks aan de eigenaar van de borgtocht het in artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 voorgeschreven ontvangstbewijs. Samen met het ontvangstbewijs zendt de Deposito- en Consignatiekas aan de eigenaar van het deposito een bericht, dat deze laatste onmiddellijk moet sturen aan de administratie, die de borgtocht geëist heeft.
Art.13. Op vertoon van het ontvangstbewijs overhandigt de Rijkskassier aan de houder de vervallen coupons van de gedeponeerde effecten, en vermeldt deze overhandiging op de keerzijde van bewust bewijs.
Afdeling 2. _ Teruggave.
Art.14. Alleen de Deposito- en Consignatiekas is bevoegd de gehele of gedeeltelijke teruggave van borgtochten in effecten te bevelen.
Art.15. Wanneer een borgtocht geheel of gedeeltelijk mag teruggegeven worden, zendt de administratie, ten bate waarvan de borg gesteld werd, aan de Deposito- en Consignatiekas :
1° een verklaring houdende toelating tot teruggave (opheffing), met vermelding dat de persoon, van wie de borgtocht geëist werd, aan zijn verplichtingen voldaan heeft;
2° het door de Deposito- en Consignatiekas uitgereikt ontvangstbewijs; bij ontstentenis van dit stuk zal de Deposito- en Consignatiekas het zelf terugvorderen van de deponent;
3° ingeval de eigendom van de borgtocht aan derden, erfgenamen, of rechtverkrijgenden, is overgegaan, de stukken waaruit de rechten van die personen blijken of, ten minste, hun adres of dat van hun lasthebber.
Art.16. In de gevallen dat het deposito moet worden teruggegeven tegen kwijting door niet allen met name op het depositobewijs vermelde personen, moeten de stukken ten bewijze van de volmacht van hen die bevoegd zijn om geldig kwijting te verlenen, door de betrokkenen aan de Deposito- en Consignatiekas worden overgelegd.
Art.17. Het depositobewijs, waarop bij de Deposito- en Consignatiekas een opdracht tot teruggave werd vermeld, wordt rechtstreeks aan de rechthebbenden gezonden; tegen afgifte van dit behoorlijk voor voldaan getekend bewijs worden de als borgtocht gedeponeerde effecten door de Rijkskassier, die het deposito ontvangen had, teruggegeven.
Art.18. Bij gedeeltelijk teruggave, wordt voor de effecten die gedeponeerd blijven een nieuw depositobewijs opgesteld; de Rijkskassier gaat te werk zoals voor de andere deposito's; hij zendt dit depositobewijs aan de Deposito- en Consignatiekas en stelt de deponent een bevestiging van het deposito voor in pand blijvende effecten ter hand.
Art.19. Onmiddellijk na de opvraging van de effecten, worden de gekwiteerde depositobewijzen door de Rijkskassier aan de Deposito- en Consignatiekas gezonden.
HOOFDSTUK IV. _ Slotbepalingen.
Art.20. In het ministerieel besluit van 27 maart 1935 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° artikel 26, derde lid, wordt opgeheven;
2° in artikel 38 worden de woorden "en het ministerieel besluit van 31 december 1934" vervangen door de woorden "en het ministerieel besluit van 3 april 1963 betreffende sommige bij de Deposito- en Consignatiekas gedeponeerde borgtochten in specie en in effecten".
Art.21. Het ministerieel besluit van 31 december 1934 betreffende de ontvangst en de teruggaaf der in de Deposito- en Consignatiekas neergelegde borgtochten en de betaling van de daaraan verbonden intresten, wordt opgeheven.
Art. 22. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1963.