23 DECEMBER 1988. - Wet houdende bepalingen met betrekking tot het monetair statuut, de Nationale Bank van België, het monetair beleid en het Muntfonds.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1988 en tekstbijwerking tot 10-11-1998)
HOOFDSTUK I. (Opgeheven) <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
Art. 1-6
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de Nationale Bank van België.
Art. 7-15
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het monetaire beleid.
Art. 16-21
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende het Muntfonds.
Art. 22-29
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art. 30-32
1930061201 1935042950 1939082450 1957041203 1972070302 1973122801
1989003345 1990003562 1994003531 1995003432 1995003598 1996003448 1997003250 1999003579 2000003348
HOOFDSTUK I. (Opgeheven)
Artikel 1. (opgeheven) <W 1998-02-22/47, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> en bevestigd door <KB 1998-10-26/30, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> en bevestigd door <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
Art.2. (opgeheven) <W 1998-02-22/47, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> en bevestigd door <KB 1998-10-26/30, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> en bevestigd door <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
Art.3. (opgeheven) <W 1998-02-22/47, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1999> en bevestigd door <KB 1998-10-26/30, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> en bevestigd door <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
Art.4. (Opgeheven) <W 2001-12-10/31, art. 39, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002> en bevestigd door <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
Art.5. (Opgeheven) <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
Art.6. (Opgeheven) <W 2001-12-10/31, art. 39, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002> en bevestigd door <W 2001-12-10/31, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-03-2002>
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de Nationale Bank van België.
Art.7. <wijzigingsbepaling van het artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 29 van 24 augustus 1939 betreffende de bedrijvigheid, de inrichting en de bevoegdheden van de Nationale Bank van België : CN : 1939-08-24/30>
Art.8. <opheffingsbepaling van het artikel 2, derde lid, van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.9. <opheffingsbepaling van het artikel 3 van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.10. <wijzigingsbepaling van het artikel 7 van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.11. <wijzigingsbepaling van het artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.12. <wijzigingsbepaling van het artikel 9 van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.13. <opheffingsbepaling van het artikel 10 van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.14. <invoeging van een artikel 20bis in hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
Art.15. <wijzigingsbepaling van het artikel 35, van hetzelfde besluit : CN : 1939-08-24/30>
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het monetaire beleid.
Art.16. <wijzigingsbepaling van artikel 1, § 1, van de wet van 28 december 1973 betreffende de budgetaire voorstellen 1973-1974: CN : 1973-12-28/04>
Art.17. <wijzigingsbepaling van artikel 1, § 2, van dezelfde wet: CN : 1973-12-28/04>
Art.18. <wijzigingsbepaling van artikel 1, § 3, van dezelfde wet: CN : 1973-12-28/04>
Art.19. <wijzigingsbepaling van artikel 2, eerste lid, van dezelfde wet: CN : 1973-12-28/04>
Art.20. <invoeging van een artikel 2bis in dezelfde wet: CN : 1973-12-28/04>
Art.21. <wijzigingsbepaling van artikel 3 in dezelfde wet: CN : 1973-12-28/04>
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende het Muntfonds.
Art.22. <wijzigingsbepaling van artikel 1, eerste lid, in de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds: CN : 1930-06-12/30>
Art.23. <wijzigingsbepaling van artikel 2 van dezelfde wet: CN : 1930-06-12/30>
Art.24. <wijzigingsbepaling van artikel 4, 1°, van dezelfde wet: CN : 1930-06-12/30>
Art.25. <wijzigingsbepaling van artikel 6 van dezelfde wet: CN : 1930-06-12/30>
Art.26. <wijzigingsbepaling van artikel 7 van dezelfde wet: CN : 1930-06-12/30>
Art.27. <opheffingsbepaling van Hoofdstuk II van dezelfde wet, met als opschrift " Pasmunt " en bevattende artikel 11: CN : 1930-06-12/30>
Art.28. <wijzigingsbepaling van artikel 12 van dezelfde wet: CN : 1930-06-12/30>
Art.29. <opheffingsbepaling van Artikel 13 van dezelfde wet: CN : 1930-06-12/30>
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art.30. Opgeheven worden :
1° de wet van 29 april 1935 tot vaststelling van de gevolgen der muntwet van 30 maart 1935 betreffende de schatting van vergoedingen of van schadeloosstellingen;
2° de wet van 12 april 1957 betreffende het muntstatuut;
3° de wet van 3 juli 1972 betreffende de muntpariteit.
Art.31. Artikel 9 heeft uitwerking met ingang van 31 december 1988.
Artikel 11 is niet van toepassing op de modellen van bankbiljetten die de Bank uitgeeft op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet.
Art. 32. Tot bij de inwerkingtreding van een akte van internationaal recht tot wijziging van de in goud uitgedrukte rekeneenheid waarvan gebruik wordt gemaakt in een internationale overeenkomst waarbij België partij is, wordt die rekeneenheid voor de overeenkomsten welke de Koning aanwijst, als volgt in Belgische valuta omgerekend :
- de goudfrank met een gewicht van 65,5 milligram goud van een gehalte van negenhonderdduizendsten fijn wordt gelijkgesteld met één vijftiende van een Bijzonder Trekkingsrecht;
- de goudfrank met een gewicht van 10/31 gram goud van een gehalte van negenhonderdduizendsten fijn wordt gelijkgesteld met één derde van een Bijzonder Trekkingsrecht;
- de rekeneenheid met een gewicht van 0,88867088 gram fijn goud wordt gelijkgesteld met één Bijzonder Trekkingsrecht.
Het in het eerste lid vermelde Bijzonder Trekkingsrecht is het Bijzonder Trekkingsrecht zoals dit is gedefinieerd door het Internationaal Monetair Fonds. Het wordt in Belgische valuta omgerekend volgens de waarderingsmethode die door het Fonds op de datum van de omrekening wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.
Voor de in goud gedefinieerde rekeneenheid waarvan gebruik wordt gemaakt in een internationale overeenkomst die niet door de Koning krachtens het eerste lid werd aangewezen, dient 19,74824173 milligram goud van een gehalte van negenhonderdduizendsten fijn te worden genomen als grondslag voor de omrekening van deze eenheid in Belgische valuta.