Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 JUNI 1990. - Wet betreffende sommige openbare instellingen of instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1991 en tekstbijwerking tot 05-09-2018)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Voorafgaande bepaling.
Art. 1
TITEL II. - Bepalingen betreffende de openbare instellingen tot overdracht aan de Gemeenschappen, aan de Gewesten en aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
Art. 2-13
HOOFDSTUK II. - Afschaffing van sommige openbare instellingen of andere overheidsdiensten.
Afdeling 1. - Het Wegenfonds.
Art. 14
Afdeling 2. - De Naamloze Vennootschap Zeekanaal en Haveninrichtingen van Brussel.
Art. 15
Afdeling 3. - Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven.
Art. 16
Afdeling 4. - Het Nationaal Comité voor planning en controle van de staalnijverheid.
Art. 17
Afdeling 5. - Het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand.
Art. 18
Afdeling 6. - Het Handelskantoor en de Drogerij van boszaden van de Staat.
Art. 19
HOOFDSTUK III. - Afschaffing van de vermogens opgericht in rechtspersoonlijkheden bij de Rijksstations voor landbouwkundig onderzoek.
Art. 20
HOOFDSTUK IV. - Herstructurering van sommige openbare instellingen.
Afdeling 1. - De (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) <W 1991-03-21/30, art. 169, 002; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 21
Afdeling 2. - De Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel.
Art. 22
Afdeling 3. - Het Planbureau.
Art. 23
Afdeling 4. - De Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren.
Art. 24
HOOFDSTUK V. - Herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
Afdeling 1. - Het Studiecentrum voor Kernenergie.
Art. 25
Afdeling 2. - Het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen.
Art. 26
TITEL III. - Algemene en slotbepalingen.
Art. 27-30



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1985021279 





Artikels:

TITEL I. - Voorafgaande bepaling.
Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet, dient te worden verstaan onder :
  1) " bijzondere wet ", de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en door de bijzondere wet van 16 januari 1989;
  2) " bijzondere financieringswet ", de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;
  3) " wet van 28 december 1984 ", de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.

TITEL II. - Bepalingen betreffende de openbare instellingen tot overdracht aan de Gemeenschappen, aan de Gewesten en aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
Art.2.<Wijzigingsbepalingen van titel en opschrift hoofdstuk I van W 1984-12-28/32>

Art.3.<Wijzigingsbepaling van artikel 1 van W 1984-12-28/32>

Art.4.<Wijzigingsbepaling van artikel 1bis van W 1984-12-28/32>

Art.5.<Wijzigingsbepaling van artikel 2,§1 en §3 van W 1984-12-28/32>

Art.6.<Wijzigingsbepaling van artikel 4,§1 en §3 van W 1984-12-28/32>

Art.7.<Wijzigingsbepaling van artikel 5,§1, §2 en §4 van W 1984-12-28/32>

Art.8.<Wijzigingsbepaling van opschrift hoofdstuk II van W 1984-12-28/32>

Art.9.<Wijzigingsbepaling van artikel 8,§1 van W 1984-12-28/32>

Art.10.<Wijzigingsbepaling van artikel 8bis van W 1984-12-28/32>

Art.11.<Wijzigingsbepaling van artikel 11 van W 1984-12-28/32>

Art.12.<Wijzigingsbepaling van artikel 13,§1 van W 1984-12-28/32>

Art.13.<Wijzigingsbepaling van artikel 15bis van W 1984-12-28/32>

HOOFDSTUK II. - Afschaffing van sommige openbare instellingen of andere overheidsdiensten.
Afdeling 1. - Het Wegenfonds.
Art.14. § 1. Het Wegenfonds wordt afgeschaft op de door de Koning bepaalde datum.
  Zodra het Wegenfonds is afgeschaft, is artikel 1, laatste lid van de wet van 28 december 1984 erop van toepassing.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet en met het oog op de afschaffing van de instelling bedoeld in paragraaf 1, regelt de Koning, bij in Ministerraad overlegde besluiten, zijn ontbinding en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, onder meer de overdracht aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft, van de taken, goederen, rechten en verplichtingen van het Fonds.
  § 3. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet worden de taken, de goederen, de rechten en verplichtingen van het Fonds die niet worden overgedragen aan de Gewesten overeenkomstig § 2, overgedragen aan de Staat bij in Ministerraad overlegde koninklijke besluiten.
  § 4. De Koning regelt, op dezelfde wijze, de overdracht van de personeelsleden die met de gewestelijke aangelegenheden belast zijn.
  Artikel 2, § 3, van de wet van 28 december 1984 is van toepassing op dit personeel.
  § 5. De in §§ 1 tot 4 bedoelde koninklijke besluiten worden genomen na advies van de betrokken Executieven.
  § 6. De Koning draagt het personeel dat niet op grond van § 4 werd overgedragen, bij in Ministerraad overlegde besluiten, over naar andere diensten of instellingen van de Staat. Hij regelt ook, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten van de overdracht van dit personeel.
  § 7. Het Fonds is gemachtigd om de afsluiting van de jaarrekeningen 1988 te doen, in overeenstemming met de imputatieregels die voortvloeien uit het bepaalde in artikel 61 van de bijzondere financieringswet.

Afdeling 2. - De Naamloze Vennootschap Zeekanaal en Haveninrichtingen van Brussel.
Art.15. § 1. De Naamloze Vennootschap Zeekanaal en Haveninrichtingen van Brussel wordt afgeschaft op de door de Koning bepaalde datum.
  Zodra de Maatschappij is afgeschaft, is artikel 1, laatste lid, van de wet van 28 december 1984 erop van toepassing.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet en met het oog op de afschaffing van de instelling bedoeld in § 1, regelt de Koning de ontbinding en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, onder meer de overdracht aan het Vlaamse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft, van de taken, de personeelsleden, de goederen, de rechten en de verplichtingen van de instelling.
  De bepalingen van de artikelen 49 en 49bis van de statuten van de Maatschappij zijn niet van toepassing op de huidige ontbinding.
  Artikel 2, § 2, van de wet van 28 december 1984 is van toepassing op deze ontbinding.
  § 3. Artikel 2, § 3, van de wet van 28 december 1984 is van toepassing op het personeel van de instelling bedoeld in § 1.
  § 4. De in §§ 1 tot 3 bedoelde koninklijke besluiten worden in Ministerraad overlegd, na advies van de betrokken Executieven.

Afdeling 3. - Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven.
Art.16. § 1. Het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven wordt afgeschaft op de door de Koning bepaalde datum.
  Zodra het Instituut is afgeschaft, is artikel 1, laatste lid van de wet van 28 december 1984 erop van toepassing.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, regelt de Koning bij in Ministerraad overlegde besluiten, na advies van de betrokken Executieve, de ontbinding van de in § 1 bedoelde instelling en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, onder meer, de overdracht aan het Waalse Gewest van de taken, de personeelsleden, de goederen, rechten en verplichtingen van het Instituut.
  Artikel 2, § 3, van de wet van 28 december 1984 is van toepassing op dit personeel.

Afdeling 4. - Het Nationaal Comité voor planning en controle van de staalnijverheid.
Art.17. § 1. Het Nationaal Comité voor planning en controle van de staalnijverheid wordt afgeschaft op de door de Koning bepaalde datum.
  Zodra het Comité is afgeschaft, worden opgeheven :
  - artikel 13 van de wet van 5 maart 1984 betreffende de saldi en de lasten van het verleden van de Gemeenschappen en de Gewesten en de nationale economische sectoren,
  - het koninklijk besluit van 31 maart 1984 betreffende het Nationaal Comité voor planning en controle van de staalnijverheid.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet en met het oog op de afschaffing van de in § 1 vermelde instelling, regelt de Koning de ontbinding en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, onder meer de overdracht van de personeelsleden, goederen, rechten en verplichtingen van de instelling aan het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest, ieder wat hem betreft.
  § 3. In de in § 2 bedoelde koninklijke besluiten worden, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten inzake de overdracht van personeelsleden en de maatregelen voor het waarborgen van hun rechten vastgesteld, met inachtneming van de beginselen vermeld in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 4. De koninklijke besluiten bedoeld in §§ 2 en 3 worden in Ministerraad overlegd, na advies van de betrokken Executieven.

Afdeling 5. - Het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand.
Art.18. § 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken in verband met de kunstambachten die bij artikel 3 van de op 10 september 1965 gecoördineerde wetten worden toevertrouwd aan het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand, overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap en aan de Franse Gemeenschap, ieder wat haar betreft.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning, bij in Ministerraad overlegde besluiten, de overdracht van de personeelsleden alsook van de goederen, rechten en verplichtingen van het Instituut aan de Vlaamse Gemeenschap en aan de Franse Gemeenschap, ieder wat haar betreft. Deze overdrachten geschieden in verhouding van de naar elke Gemeenschap overgedragen taken.
  § 3. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken in verband met de bijstand voor kleine en middelgrote ondernemingen en de vorming van de ondernemingsadviseurs die bij artikel 3 van de op 10 september 1965 gecoördineerde wetten worden toevertrouwd aan het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand, overgedragen aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft.
  § 4. Binnen de grenzen vastgesteld in § 3, regelt de Koning, bij in Ministerraad overlegde besluiten, de overdracht van de personeelsleden alsook van de goederen, rechten en verplichtingen van het Instituut aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft.
  Deze overdrachten geschieden in verhouding van de naar elk Gewest overgedragen taken.
  § 5. In de koninklijke besluiten bedoeld in §§ 2 en 4 worden, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten inzake de overdracht van personeelsleden alsook de nodige maatregelen om de rechten van het personeel te vrijwaren bepaald en dit met inachtneming van de beginselen bepaald in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 6. De in §§ 2, 4 en 5 bedoelde koninklijke besluiten worden genomen, na advies van de betrokken Executieven.
  § 7. Het personeel, de goederen, rechten en verplichtingen van het Instituut die niet werden overgedragen aan de Gemeenschappen en aan de Gewesten overeenkomstig §§ 2 en 4, worden overgedragen aan het Ministerie van Middenstand of aan de Hoge Raad voor de Middenstand bij in Ministerraad overlegde koninklijke besluiten.
  De statutaire personeelsleden die eventueel worden overgedragen aan de Hoge Raad voor de Middenstand, vallen onder de toepassing van het administratief en geldelijk statuut dat toepasselijk is op het personeel van deze Raad.
  De statutaire personeelsleden die worden overgedragen aan het Ministerie van Middenstand, kunnen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, in een afzonderlijke personeelsformatie met een afsluiting ten opzichte van de andere personeelsleden van het departement worden behouden. Het administratief en geldelijk statuut van de personeelsleden van het departement is op hen van toepassing.
  § 8. Wanneer de in de vorige paragrafen bedoelde overdrachten plaats hebben gehad, wordt het Instituut afgeschaft en worden de wetten betreffende het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand, gecoördineerd op 10 september 1965, opgeheven.
  De vermelding van het Economisch en Sociaal Instituut voor de Middenstand in artikel 5 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en in artikel 20 van de wetten betreffende de organisatie van de middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979, vervalt.

Afdeling 6. - Het Handelskantoor en de Drogerij van boszaden van de Staat.
Art.19. § 1. Het Handelskantoor en de Drogerij van boszaden van de Staat worden afgeschaft op de door de Koning vastgestelde datum.
  Zodra het Handelskantoor en de Drogerij worden afgeschaft, wordt de wet van 29 april 1929 tot verlening van financiële zelfstandigheid aan het Handelskantoor en aan de Drogerij van boszaden van de Staat te Groenendael, opgeheven.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en met het oog op de afschaffing van de in § 1 vermelde diensten, regelt de Koning de ontbinding en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, onder meer de overdracht aan het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft, van de taken, goederen, rechten en verplichtingen van de diensten.
  § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde koninklijke besluiten worden in Ministerraad overlegd, na advies van de betrokken Executieven.

HOOFDSTUK III. - Afschaffing van de vermogens opgericht in rechtspersoonlijkheden bij de Rijksstations voor landbouwkundig onderzoek.
Art.20. § 1. De vermogens verbonden aan het Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch Onderzoek, het Rijksstation voor Populierenteelt en het Rijksstation voor Houttechnologie, die rechtspersoonlijkheid bezitten, worden afgeschaft op de door de Koning vastgestelde datum.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en de bijzondere financieringswet, regelt de Koning de ontbinding van de vermogens opgericht in rechtspersoonlijkheden vermeld in § 1 en alle aangelegenheden waartoe deze aanleiding geeft, meer bepaald de overdracht aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, van de personeelsleden, goederen, rechten en verplichtingen die samenhangen met deze vermogens.
  § 3. Na overleg met de representatieve vakbondsorganisaties van het personeel, worden in de in § 2 bedoelde koninklijke besluiten de modaliteiten van overdracht van de personeelsleden vastgesteld, alsook de maatregelen ter vrijwaring van de rechten van het personeel, met inachtneming van de beginselen vermeld in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 4. De in §§ 1 tot 3 bedoelde koninklijke besluiten worden in Ministerraad overlegd, na advies van de betrokken Executieven.

HOOFDSTUK IV. - Herstructurering van sommige openbare instellingen.
Afdeling 1. - De (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.))
Art.21. § 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken toevertrouwd aan de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)), bij artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 5 oktober 1970 houdende omwerking van het statuut van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)), overgedragen aan het Vlaamse Gewest en aan het Waalse Gewest, ieder wat hem betreft. <W 1991-03-21/30, art. 169, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning bij in Ministerraad overlegde besluiten en na advies van de betrokken Executieven, de overdracht van de goederen, rechten en verplichtingen van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) aan het Vlaamse Gewest en aan het Waalse Gewest, ieder wat hem betreft. Deze overdrachten geschieden in verhouding van de naar elk Gewest overgedragen taken. <W 1991-03-21/30, art. 169, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
  De Koning regelt, op dezelfde wijze, de overdracht van de personeelsleden.
  § 3. Artikel 2, § 3, van de wet van 28 december 1984 is van toepassing op het overgedragen personeel.

Afdeling 2. - De Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel.
Art.22. § 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken toevertrouwd aan de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel bij de wet van 16 juli 1948, overgedragen aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning bij in Ministerraad overlegde besluiten, de overdracht van de goederen, rechten en verplichtingen van de Dienst aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft. Deze overdrachten geschieden in verhouding van de naar elk Gewest overgedragen taken.
  § 3. De koninklijke besluiten bedoeld in § 2 regelen eveneens de overdracht van de personeelsleden.
  Zij bepalen, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten inzake de overdracht van personeelsleden en de nodige maatregelen om de rechten van het personeel te vrijwaren, en dit met inachtneming van de beginselen bepaald in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 4. De in §§ 2 en 3 bedoelde koninklijke besluiten worden genomen, na advies van de betrokken Executieven.

Afdeling 3. - Het Planbureau.
Art.23. § 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken toevertrouwd aan het Planbureau bij artikel 6 van de kaderwet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planning en economische decentralisatie, overgedragen aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning bij in Ministerraad overlegde besluiten, de overdracht van de goederen, rechten en verplichtingen van het Planbureau aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft. Deze overdrachten geschieden in verhouding van de naar elk Gewest overgedragen taken.
  De Koning regelt, op dezelfde wijze, de overdracht van de personeelsleden.
  § 3. Artikel 2, § 3, van de wet van 28 december 1984 is van toepassing op het administratief en meesterspersoneel dat wordt overgedragen ter uitvoering van § 2.
  § 4. Voor de leden van het Planbureau benoemd bij de respectievelijke regionale secties van de regionale directie van het Planbureau, die worden overgedragen in uitvoering van § 2, worden in de in deze paragraaf bedoelde koninklijke besluiten, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de nadere regelen bepaald van de overgang van de personeelsleden en de nodige maatregelen om de rechten van het personeel te vrijwaren, met inachtneming van de beginselen vermeld in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 5. De in §§ 2 en 4 bedoelde koninklijke besluiten worden genomen, na advies van de betrokken Executieven.

Afdeling 4. - De Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren.
Art.24. § 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken toevertrouwd aan de Nationale Maatschappij voor de Herstructurering van de Nationale Sectoren bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 september 1982 betreffende haar oprichting, overgedragen aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning de overdracht van een deel van de personeelsleden van de Maatschappij aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest en aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, ieder wat hem betreft. Deze overdrachten geschieden in verhouding van de naar elk Gewest overgedragen taken.
  § 3. De koninklijke besluiten bedoeld in § 2 bepalen eveneens, na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten inzake de overdracht van de personeelsleden en de nodige maatregelen om de rechten van het personeel te vrijwaren en dit met inachtneming van de beginselen bepaald in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 4. De koninklijke besluiten bedoeld in §§ 1 tot 3 worden in Ministerraad overlegd na, advies van de betrokken Executieven.

HOOFDSTUK V. - Herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut.
Afdeling 1. - Het Studiecentrum voor Kernenergie.
Art.25.§ 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken uitgeoefend door het Studiecentrum voor Kernenergie - hierna genoemd " Centrum " - overgedragen aan het Vlaamse Gewest.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Vlaamse Executieve, de overdracht van de personeelsleden, de goederen, rechten en verplichtingen van het Centrum aan het Vlaamse Gewest.
  § 3. De Koning regelt op dezelfde wijze en na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten inzake de overdracht van personeelsleden om de rechten van het personeel te vrijwaren en dit met inachtneming van de beginselen bepaald in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 4. Vanaf de volledige uitvoering van §§ 1 tot 3, wordt de overeenkomst van 1 februari 1963 tussen de Minister van Economische Zaken en het Centrum vervangen door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, dat de voorwaarden bepaalt inzake subsidiëring van het Centrum.
  Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de statuten van het Centrum aanpassen.
  § 5. Tot de volledige uitvoering van de §§ 1 tot 4, kunnen de middelen van het Centrum toegewezen door de Staat voor het begrotingsjaar 1990 en voor elk volgend begrotingsjaar het totaal nominaal bedrag van de voor het begrotingsjaar 1989 toegewezen middelen aan het Centrum, niet overschrijden.
  Voor de toepassing van deze paragraaf moet onder " middelen " worden verstaan het totaal van de financiële of andere middelen van gelijk welke aard die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Staat worden gestort en die overeenstemmen met het soort uitgaven verricht door het Centrum op 1 januari 1989.
  [1 § 6. De Koning kan het Centrum machtigen om in eigen naam en voor eigen rekening over te gaan tot onteigeningen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van zijn doelstellingen en opgelegde taken, alsmede voor het voldoen aan de vereisten op het gebied van nucleaire beveiliging en veiligheid.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-30/47, art. 57, 003; Inwerkingtreding : 15-09-2018>

Afdeling 2. - Het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen.
Art.26. § 1. Binnen de grenzen vastgesteld bij de bijzondere wet en bij de bijzondere financieringswet, worden de taken uitgeoefend door het Nationaal Instituut voor Radio-Elementen - hierna genoemd " Instituut " - overgedragen aan het Waalse Gewest.
  § 2. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1, regelt de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Waalse Gewestexecutieve, de overdracht van de personeelsleden, de goederen, rechten en verplichtingen van het Instituut aan het Waalse Gewest.
  § 3. De Koning regelt op dezelfde wijze en na overleg met de representatieve vakorganisaties van het personeel, de modaliteiten inzake de overdracht van personeelsleden om de rechten van het personeel te vrijwaren en dit met inachtneming van de beginselen bepaald in artikel 88, § 2, tweede tot vierde lid, van de bijzondere wet.
  § 4. Vanaf de volledige uitvoering van §§ 1 tot 3, wordt de overeenkomst van 28 juli 1980 tussen de Minister van Economische Zaken en het Instituut vervangen door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, dat de voorwaarden bepaalt inzake subsidiëring van het Instituut. Binnen de grenzen vastgesteld in § 1 kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de statuten van het Instituut aanpassen.
  § 5. Tot de volledige uitvoering van de §§ 1 tot 4 kunnen de middelen van het Instituut toegewezen door de Staat voor het begrotingsjaar 1990 en voor elk volgend begrotingsjaar het totaal nominaal bedrag van de voor het begrotingsjaar 1989 toegewezen middelen aan het Instituut, niet overschrijden.
  Voor de toepassing van deze paragraaf moet onder " middelen " worden verstaan het totaal van de financiële of andere middelen van gelijk welke aard die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Staat worden gestort en die overeenstemmen met het soort uitgaven verricht door het Instituut op 1 januari 1989.

TITEL III. - Algemene en slotbepalingen.
Art.27. De overdracht van de goederen, rechten en verplichtingen van de instellingen die met toepassing van deze wet moeten worden ontbonden of geherstructureerd, wordt geregeld overeenkomstig de bijzondere financieringswet, meer bepaald artikel 61, § 3.

Art.28. Artikel 17 van de wet van 28 december 1984 is, van overeenkomstige toepassing op de instellingen bedoeld in hoofdstukken II tot IV, van titel II.

Art.29. De Koning kan de wetten die door deze wet worden gewijzigd, coördineren met de bepalingen die deze op het tijdstip van de coördinatie uitdrukkelijk of impliciet gewijzigd mochten hebben.
  Daartoe kan Hij :
  1) de volgorde, de nummering van te coördineren bepalingen en, in het algemeen, de teksten naar de vorm wijzigen;
  2) de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering overeenbrengen;
  3) zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen ten einde ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen;
  4) het opschrift van de coördinatie bepalen.
  Bovendien kan de Koning de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere niet in de coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen.

Art. 30. § 1. De artikelen 1, 2, 14, § 6, en 27 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1989.
  § 2. In afwijking van artikel 20 van de wet van 28 december 1984, treden de artikelen 5 tot 7 en 9, 10, 12 en 13 in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  § 3. De artikelen 14, §§ 2 tot 5 en 7, 15, §§ 2 tot 4, 16, § 2, 17, §§ 2 tot 4, 18, 19, §§ 2 en 3, 20, §§ 2 en 3, 21 tot 24, 25, §§ 3 en 5, 26, §§ 3 en 5 en 28 tot 30 treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  § 4. De artikelen 25, §§ 1, 2 en 4, en 26, §§ 1, 2 en 4, en de daarin bedoelde besluiten treden in werking op een zelfde datum die bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld wordt.