26 MAART 1968. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels voor de werking van de Belgische Dienst voor bedrijfsleven en landbouw (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-05-1989 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)
Benaming en zetel.
Art. 1
Opdracht.
Art. 2
Raad van beheer. - Bestendige comités.
Art. 3-15
De leidende ambtenaar van elke der sectoren van de Dienst.
Art. 16-23
Door de Dienst afgesloten overeenkomsten.
Art. 24-26
Boekhoudkundige en financiële bepalingen.
Art. 27-29, 29bis, 30-32
Slotbepalingen.
Art. 33-34
Benaming en zetel.
Artikel 1. Het koninklijk besluit nr 82 d.d. 10 november 1967 houdende oprichting van de Belgische Dienst voor bedrijfsleven en landbouw en afschaffing van de Handelsdienst voor ravitaillering en van de Dienst voor economische recuperatie treedt op 30 maart 1968 in werking.
De zetel van de Belgische Dienst voor bedrijfsleven en landbouw (B.D.B.L.), die bij onderhavig besluit wordt opgericht is in de Brusselse agglomeratie gevestigd.
Opdracht.
Art.2. De handelingen, die ressorteren onder de commerciële activiteit van de Dienst, worden als daden van koophandel beschouwd.
Raad van beheer. - Bestendige comités.
Art.3. Onder voorbehoud van de voorrechten, die bij bovenvermeld koninklijk besluit d.d. 10 november 1967 aan de Minister van Economische Zaken en aan de Minister van Landbouw zijn toegekend, wordt de Dienst beheerd door een raad van beheer.
Art.4. Binnen de in het koninklijk besluit d.d. 10 november 1967 omlijnde perken, beschikt de raad van beheer over de meest uitgebreide machten voor het beheer van de Dienst en voor de verwezenlijking van zijn doelstelling.
Art.5. In afwachting dat het personeelsstatuut, overeenkomstig artikel 11 van de wet van 16 maart 1954, wordt vastgesteld :
1° worden de personeelsleden herkomstig uit de kaders van de Dienst voor economische recuperatie en de Handelsdienst voor ravitaillering in hun graad bevestigd; ze blijven verder de statuten en de voordelen genieten hun bij contract in hun organisme van oorsprong gewaarborgd;
2° zal de geldelijke toestand van de personeelsleden, door de Dienst onder contract aangeworven, geregeld worden onder verwijzing naar het statuut tot bezoldiging van het rijkspersoneel.
Art.6. De raad onderzoekt ieder vraagstuk in verband met het beheer van de Dienst, hetzij op eigen hand, hetzij op verzoek van de Minister van Economische Zaken of van de Minister van Landbouw, hetzij op verzoek van één der bestendige comités, hetzij op verzoek ingediend door één van de bestendige comités en uitgedrukt door de leidende ambtenaar van elke van de sectoren welke in artikel 2 van het koninklijk besluit d.d. 10 november 1967 zijn bedoeld.
Art.7. De raad van beheer legt de bevoegde Ministers een huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor.
Art.8. De mandaten der leden van de raad van beheer en van de bestendige comités zijn onbezoldigd.
Zitpenningen en vergoedingen wegens verplaatsingskosten kunnen hun gebeurlijk ten laste van de Dienst worden toegekend, evenals aan iedere persoon die niet tot de openbare diensten behoort en die, onverschillig in welke hoedanigheid, de zittingen van de raad van beheer en van de bestendige comités bijwoont.
Het bedrag van deze zitpenningen en van de vergoedingen wegens verplaatsingskosten wordt bij ministerieel besluit bepaald.
Art.9. De leden van de raad van beheer en van de bestendige comités nemen geen enkele persoonlijke verplichting op zich in verband met de verbintenissen van de Dienst; zij zijn slechts voor de uitvoering van hun mandaat aansprakelijk.
Art.10. De leden van de bestendige comités duiden een van hen tot voorzitter aan.
Art.11. De bijeenroepingen van de raad van beheer en van de bestendige comités behelzen de agenda.
Art.12. De beraadslagingen van de raad van beheer en van de bestendige comités zijn slechts geldig wanneer de meerderheid der leden aanwezig is. Hun besluiten worden bij stemmenmeerderheid getroffen; bij staking van stemmen is deze van de voorzitter beslissend.
Indien voor de raad of de comités het quorum niet is bereikt, zal tijdens een nieuwe zitting over hetzelfde onderwerp geldig kunnen worden beraadslaagd, welk het aantal aanwezige leden ook zij.
Art.13. De raad en de bestendige comités kunnen naar hun zittingen iedere persoon oproepen, wiens advies hun nuttig blijkt.
Art.14. Notulen worden opgemaakt over de zittingen van de raad en van de bestendige comités.
De notulen worden door de aanwezige leden goedgekeurd.
Het secretariaat wordt door de Dienst waargenomen. De raad van beheer en de bestendige comités duiden hun secretaris onder de personeelsleden van de Dienst aan.
De afschriften van of de uittreksels uit de notulen van de raad van beheer en van de bestendige comités worden door de voorzitter en de secretaris van deze onderscheiden organen ondertekend.
Art.15. De regeringscommissarissen en hun adjuncten evenals de afgevaardigde van de Minister van Financiën wonen de zittingen van de raad van beheer en van de bestendige comités van rechtswege met raadgevende stem bij.
De leidende ambtenaar van elke der sectoren van de Dienst.
Art.16. De Dienst omvat twee sectoren die respectievelijk " Sector van de landbouw- en voedingsprodukten en -industrieën " en " Sector voor het industrieel bedrijfsleven " worden genoemd.
Art.17. Het dagelijks beheer van de Dienst wordt door de leidende ambtenaar van elke van de bovengenoemde sectoren waargenomen; hij leidt het personeel en organiseert de kantoorarbeid. Hij mag onder meer, wat hem betreft, alle contracten, kopen en verkopen en aannemingen afsluiten, alle prijzen, vergoedingen en in het algemeen onverschillig welke bedragen betalen en ontvangen, de nuttige maatregelen treffen met het oog op de uitvoering van de aan de Dienst toevertrouwde taken, in het bestek van de begroting alle nodige administratieve uitgaven doen.
Art.18. De commerciële handelingen worden verricht door de Dienst, vertegenwoordigd door de leidende ambtenaar van elke van de sectoren, die handelt overeenkomstig de richtlijnen van de Minister van Economische Zaken of van de Minister van Landbouw, ieder binnen de perken van zijn eigen bevoegdheid.
Art.19. De bevoegde Ministers duiden op voordracht van de raad van beheer de ambtenaar aan, die de bevoegdheden van de leidende ambtenaar van elke van de sectoren van de Dienst in geval van afwezigheid of belet overneemt.
Art.20. De leidende ambtenaar van elke van de sectoren van de Dienst is rekenplichtig voor de geldmiddelen en waarden waarvan de Dienst houder is en hij vertegenwoordigt hem voor de openbare en onderhandse akten.
Art.21. De rechtsvorderingen van de Dienst worden ingesteld en verdedigd op vervolging en benaarstiging van de leidende ambtenaar van elke van de sectoren.
Art.22. De leidende ambtenaar van elke van de sectoren van de Dienst is aan het Rekenhof onderhorig. Hij is ervan vrijgesteld borgtocht te verschaffen.
Art.23. De leidende ambtenaar van elke van de sectoren van de Dienst woont de zittingen van de raad van beheer en van het bestendig comité van zijn sector met raadgevende stem bij; hij vervult er het ambt van verslaggever.
Door de Dienst afgesloten overeenkomsten.
Art.24. De machten, die aan de Minister zijn toegekend in de reglementering in verband met de in naam van de Staat gesloten overeenkomsten, worden uitgeoefend door de leidende ambtenaar van elke van de sectoren van de Dienst.
Art.25. Wanneer de Dienst overgaat tot de openbare of beperkte aanbesteding mag alleen krachtens een ministeriële beslissing worden afgeweken van de regels betreffende de keuze van de aannemer.
Art.26. De overeenkomsten inzake aannemingen van werken, leveringen en dienstverleningen mogen door de Dienst onderhands gesloten worden, zonder op de mededinging beroep te doen, in de gevallen waarin de Staat het recht daartoe heeft, en in de gevallen waarin de Dienst als interventiebureau optreedt.
Boekhoudkundige en financiële bepalingen.
Art.27. Opdat de beheersorganen de uitvoering van de begroting per sector zouden kunnen nagaan, wordt de begroting in twee secties ingedeeld : de ene betreft de " Sector van de landbouw- en voedingsprodukten en -industrieën ", de andere de " Sector voor het industrieel bedrijfsleven ".
Art.28. Door de boekhouding van de Dienst dienen de bedrijfsresultaten per sector naar voren kunnen gebracht te worden. Te dien einde worden de rekeningen per sector gevoegd, volgens een geünificeerd boekhoudkundig plan.
Art.29. De Dienst krijgt een werkkapitaal waarmede hij zijn statutaire en contractuele verplichtingen kan nakomen en waarvan de samenstelling door de wet wordt bepaald.
Art. 29bis. <ingevoegd bij KB 1989-02-17/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1983> De netto winsten worden, tot een bedrag van 5 % van de werkingsuitgaven uitgetrokken op de begroting van de Dienst van het volgend jaar, naar de reserve zonder bepaalde aanwending overgedragen.
Art.30.Het werkkapitaal van de Dienst wordt neergelegd bij de Schatkist, de Nationale Bank van België, het Nationaal instituut voor landbouwkrediet of [1 bpost]1.
Voor de behoeften, die uit zijn statutaire activiteiten voortvloeien, zal de Dienst bij beslissing van zijn raad van beheer rekeningen bij bankinstellingen kunnen openen.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art.31. De financiering der verrichtingen van de Dienst wordt verzorgd door het Nationaal instituut voor landbouwkrediet of door andere door de Minister van Financiën erkende openbare kredietinstellingen.
In de voorwaarden te bepalen in een conventie tussen, enerzijds, de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Landbouw en, anderzijds, de betrokken openbare kredietinstelling, kan de Staat zijn waarborg verlenen ten gunste van deze instelling voor de terugbetaling in kapitaal, interesten en bijhorigheden, voor de kredieten of voorschotten door haar toegestaan met het oog op de financiering van de verrichtingen van de Dienst.
Art.32. De Staat kan de invordering doen van de schuldvorderingen die de Dienst bezit krachtens wets- of reglementsbepalingen, overeenkomsten of alle verdere algemene maatregelen waarvan de uitvoering tot zijn activiteit behoort.
In dit geval wordt de invordering gedaan door het bestuur van Registratie en Domeinen; bij vervolgingen wordt op dezelfde wijze als inzake registratie tewerk gegaan. De gebeurlijke ontvangst wordt door de ontvanger der Domeinen op de rekening gebracht, die bij de Schatkist is geopend op naam van de Dienst aan wie hiervan bericht wordt gestuurd.
Slotbepalingen.
Art.33. De overname der activa en passiva van de Handelsdienst voor ravitaillering en van de Dienst voor economische recuperatie zal geschieden op basis van de per 31 december 1967 afgesloten rekeningen.
Art. 34. Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.