4 JANUARI 1982. - Koninklijk Besluit tot vaststelling van de bevoegdheden van de Staatssecretaris voor Pensioenen, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-01-19821 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)
Art. 1-7
Artikel 1.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 maart 1972 betreffende de Staatssecretarissen, heeft de Staatssecretaris voor Pensioenen onder zijn bevoegdheden de wetgeving, de reglemtering en de uitvoering :
1° van de regelingen inzake rust- of overlevingspensioenen ten laste van de Openbare Schatkist, met inbegrip van die toegekend aan de personen die hun recht op pensioen putten uit een regeling die in het emeritaat voorziet, aan de gewezen pleitbezorgers en aan het gewezen beroepspersoneel van de kaders in Afrika;
2° van de regelingen inzake rust- of overlevingspensioenen toegekend aan de personeelsleden, alsmede aan de door de Koning of door de met benoemingsbevoegdheid beklede vergadering benoemde leden van de beheers-, bestuurs- en directieorganen :
a) van de provinciën, de gemeenten, de agglomeraties van gemeenten, de federaties van gemeenten, de verenigingen van gemeenten en de commissies voor de cultuur;
b) van de instellingen waarop het koninklijk besluit nr. 117 van 27 februari 1935, tot vaststelling van het statuut der pensioenen van het personeel der zelfstandige openbare inrichtingen en der regieën ingesteld door de Staat, van toepassing is;
c) van de [1 bpost]1;
d) van de Regie voor Maritiem Transport;
e) van de instellingen van openbaar nut waarop de wet van 16 maart 1954, betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, van toepassing is;
f) van de instellingen waarop de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden van toepassing is;
g) van de andere door de Staat, de provinciën en de gemeenten opgerichte instellingen met als oogmerk het algemeen nut, alsmede van de hierboven niet beoogde openbare kredietinstellingen onder welke juridische vorm zij ook mogen zijn tot stand gebracht;
3° van de regelingen inzake rust- of overlevingspensioenen toegekend aan de leden, van de Bestendige Deputatie, aan de burgemeesters en schepenen, alsmede aan de mandatarissen van de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de verenigingen van gemeenten en andere instellingen opgericht door de provincies en gemeenten met het oog op het openbaar nut en ongeacht de rechtsvorm waaronder ze zijn opgericht, de cultuurcommissies van de Brusselse agglomeratie en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn;
4° van de regeling inzake rust- en overlevingspensioenen voor werknemers;
5° van de regeling inzake rust- en overlevingspensioenen voor zelfstandigen;
6° van de door de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid beheerde regelingen inzake pensioenen en renten;
7° van de door de wet van 1 april 1969 ingestelde regeling inzake het gewaarborgd inkomen voor bejaarden;
8° van de regelingen inzake renten, beoogd door de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de éénmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels, ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood;
9° van de regelingen inzake vrijwillige verzekering, ingesteld door de gecoördineerde wetten betreffende de verzekering met het oog op de ouderdom en de vroegtijdige dood, en door de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art.2. De Staatssecretaris voor Pensioenen mag ambtshalve en rechtstreeks de diensten opeisen van het personeel der ministeries, administraties en instellingen dat aan het beheer der in artikel 1 van dit besluit beoogde regelingen is toegewezen.
Hij mag zich rechstreeks alle voor de uitoefening van zijn bevoegdheden nodige inlichtingen doen verstrekken.
Art.3. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 maart 1972 betreffende de Staatssecretarissen :
1° worden de Rijksdienst voor werknemerspensioenen en de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen onder de voogdij van de Staatssecretaris voor Pensioenen geplaatst;
2° worden de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid en het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen, wat de materies die tot de pensioenregelingen behoren, onder de voogdij van de Staatssecretaris voor Pensioenen beplaatst.
Art.4. In het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende vaststelling van de bevoegdheden van de Minister van Begroting en de Minister van Pensioenen binnen het Ministerie van Financiën, worden de woorden "Minister van Pensioenen" vervangen door de woorden "Staatssecretaris voor Pensioenen".
Art.5. Het koninklijk besluit van 17 januari 1977 houdende vaststelling van de bevoegdheden in het Ministerie van Sociale Voorzorg, van de Minister van Pensioenen, wordt afgeschaft.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 17 december 1981.
Art. 7. Onze Eerste Minister en Onze Minister van Sociale Zaken worden, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit belast.