Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 JANUARI 1977. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de vergoedingen te heffen door de [Nationale Maatschappij der luchtwegen. (N.M.L.W.)] (W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 5555-55-55) (NOTA : Dit koninklijk besluit wordt opgeheven bij 1) KB 1989-12-22/32, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1990, voor zover het betrekking heeft op het gebruik van de luchthaven Brussel-Nationaal ; 2) BWG 1991-11-14/46, art 14, Inwerkingtreding : 1992-01-01, wat betreft de luchthavens van Luik-Bierset en van Charleroi-Gosselies en de vliegvelden van Spa en Saint-Hubert)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Landing.
Art. 2-5, 5bis, 6
HOOFDSTUK II. - Collectief stationeren en stallen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK III. - Gebruik der ten behoeve van de passagiers aangebrachte installaties.
Art. 9-10, 10bis
HOOFDSTUK IV. - Luchthavenbijstand (Handling).
Art. 11-12
HOOFDSTUK V. - Privatief gebruik van onroerende goederen.
Art. 13-16
HOOFDSTUK VI. - Allerhande prestaties.
Art. 17-18
HOOFDSTUK VII. - Vrijstellingen en verminderingen.
Art. 19-20
HOOFDSTUK VIII. - Heffing.
Art. 21-22
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art. 23-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) wordt ertoe gemachtigd voor het gebruik van de door haar beheerde luchtvaartterreinen en andere goederen der bij dit besluit vastgestelde vergoedingen te heffen. <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (De naamloze vennootschap "N.V. Brussels Airport Terminal Company S.A." (BATC) wordt evenwel, vanaf haar oprichting, gemachtigd, onder de voorwaarden van dit besluit en overeenkomstig hoofdstuk III, de verschuldigde vergoedingen te heffen voor het gebruik van de ten behoeve van de passagiersgebouw van de Nationale Luchthaven aangebrachte installaties.) <KB 1987-12-10/43, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1987-12-11>

HOOFDSTUK I. - Landing.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> <KB 06-05-1985, art. 1> § 1. De vergoedingen voor landingen op de Nationale Luchthaven zijn vastgesteld op 160 F per ton voor al-vrachtluchtvaartuigen en op 180 F per ton voor andere luchtvaartuigen.
  De vergoedingen voor landingen van luchtvaartuigen op andere luchtvaartterreinen zijn vastgesteld op 110 F per ton.
  § 2. De voor een kalendermaand door een exploitant verschuldigde landingsvergoedingen worden verminderd met :
  7,5 pct. indien deze vergoedingen meer dan 5 miljoen frank bedragen;
  15 pct. indien deze vergoedingen meer dan 10 miljoen frank bedragen;
  20 pct. indien deze vergoedingen meer dan 15 miljoen frank bedragen;
  30 pct. indien deze vergoedingen meer dan 20 miljoen frank bedragen.
  § 3. De voor een kalenderjaar door een exploitant verschuldigde landingsvergoedingen voor het gebruik van één enkel luchtvaartterrein, niet zijnde de Nationale Luchthaven door luchtvaartuigen, die vluchten uitvoeren in het kader van een programma dat door de Minister, die met het bestuur der luchtvaart belast is, als van bijzonder belang voor de promotie van het betrokken luchtvaartterrein aanvaard wordt, worden verminderd met :
  15 pct. indien tussen 1 000 en 1 200 landingen per jaar worden uitgevoerd en de verschuldigde landingsvergoedingen niet lager zijn dan 2 250 000 F;
  20 pct. indien tussen 1 200 en 1 500 landingen per jaar worden uitgevoerd en de verschuldigde landingsvergoedingen niet lager zijn dan 2 550 000 F;
  25 pct. indien tussen 1 500 en 1 800 landingen per jaar worden uitgevoerd en de verschuldigde landingsvergoedingen niet lager zijn dan 2 950 000 F;
  30 pct. indien meer dan 1 800 landingen per jaar worden uitgevoerd en de verschuldigde landingsvergoedingen niet lager zijn dan 3 325 000 F.
  § 4. De sub § 2 en § 3 voorziene verminderingen zijn niet cumulatief.

Art.3. <Zie nota onder TITEL> Er worden jaar- en kwartaalabonnementen afgeleverd respectievelijk tegen de prijs van :
  15 000 F en 4 500 F voor de landingen van luchtvaartuigen van ten hoogste één ton;
  26 000 F en 7 500 F voor de landingen van luchtvaartuigen van ten hoogste twee ton;
  36 000 F en 10 000 F voor de landingen van luchtvaartuigen van ten hoogste drie ton;
  45 000 F en 12 000 F voor de landingen van luchtvaartuigen van ten hoogste vier ton;
  53 000 F en 14 000 F voor de landingen van luchtvaartuigen van ten hoogste vijf ton;
  60 000 F en 16 000 F voor de landingen van luchtvaartuigen van ten hoogste 5,7 ton.
  Elk abonnement wordt afgeleverd per kalenderjaar. Het dekt alle landingen van het luchtvaartuig, waarvoor het werd afgeleverd.
  (De abonnementen zijn evenwel niet geldig op de Nationale Luchthaven, behalve voor de Staatsluchtvaartuigen.) <KB 14-09-1983, art. 1>

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Voor landingen van zweefvliegtuigen wordt geen vergoeding geheven op de luchtvaartterreinen van Gent, Grimbergen, Saint-Hubert en Spa.
  Voor landingen van zweefvliegtuigen op de luchtvaartterreinen van Antwerpen-Deurne, Charleroi-Gosselies, Luik-Bierset en Oostende worden de bij de artikelen 2 en 3 voorziene vergoedingen met 75 pct. verminderd.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> <KB 26-03-1979, art. 1> Voor luchtvaartuigen van meer dan 5,7 ton, die de door de Minister, die met het bestuur der luchtvaart belast is, opgelegde vluchten uitvoeren met het oog op de training van de bemanning en voor de luchtvaartuigen die de proefvluchten uitvoeren met het oog op de uitreiking, de hernieuwing of de teruggave van het bewijs van luchtwaardigheid, worden de bij artikel 2 voorziene vergoedingen met 80 pct. verminderd.

Art. 5bis. <Zie nota onder TITEL> <KB 10-11-1982, art. 1> De landingsvergoedingen, verschuldigd door het gebruik van het luchtvaartterrein Oostende door aan luchtvervoerders toebehorende luchtvaartuigen die vluchten uitvoeren, die uitsluitend de training van hun bemanningen op het oog hebben, worden eveneens met 80 pct. verminderd.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> Geen landingsvergoeding wordt geheven bij het beëindigen van een aanvoervlucht van een luchtvaartuig die wordt uitgevoerd zonder reizigers noch lading, als deze vlucht een geheel vormt met een commerciële verkeersvlucht die met dit luchtvaartuig plaatsvindt en aanvangt of eindigt op een luchtvaartterrein niet zijnde de Nationale Luchthaven.

HOOFDSTUK II. - Collectief stationeren en stallen.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor het collectief stationeren van luchtvaartuigen op de luchtvaartterreinen bedragen :
  a) op een vloer van harde materialen : een vaste vergoeding van 100 F + 20 F per ton en per dag.
  Deze vergoeding wordt alleen maar geheven als er in de loop van eenzelfde dag langer dan zes uren gestationeerd wordt.
  Op de andere luchtvaartterreinen dan de Nationale Luchthaven wordt de vergoeding per ton vanaf de 11e dag met 50 pct. verminderd.
  b) op andere oppervlakten : een vergoeding van 60 F + 3 F per ton en per dag.
  Deze vergoeding wordt alleen maar geheven als het stationeren langer duurt dan 72 uren voor luchtvaartuigen van ten hoogste twee ton en dan 24 uren voor luchtvaartuigen van meer dan twee ton.

Art.8. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor collectieve stalling van luchtvaartuigen op de luchtvaartterreinen bedragen :
  - voor luchtvaartuigen van ten hoogste één ton :
  per dag, 135 F;
  per maandabonnement, 2 000 F;
  per kwartaalabonnement, 4 000 F;
  per jaarabonnement, 12 000 F;
  - voor luchtvaartuigen van ten hoogste twee ton :
  per dag, 200 F;
  per maandabonnement, 3 000 F;
  per kwartaalabonnement, 6 000 F;
  per jaarabonnement, 18 000 F;
  - voor luchtvaartuigen van meer dan twee ton :
  per ton en per dag, 100 F;
  per ton en per maandabonnement, 2 000 F;
  per ton en per kwartaalabonnement, 4 000 F;
  per ton en per jaarabonnement, 12 000 F.
  De abonnementen zijn geldig voor het luchtvaartterrein waarvoor zij werden afgegeven. Voor zover er plaats beschikbaar is, geven zij recht op stalling op de andere luchtvaartterreinen, behalve op de Nationale Luchthaven; bij plaatsgebrek is het stationneren door het abonnement gedekt.
  Voor zweefvliegtuigen worden de bij dit artikel voorziene vergoedingen met 75 pct. verminderd voor zover van de luchthavenmeester de nodige maatregelen worden getroffen, inzonderheid het afnemen van de vleugels der zweefvliegtuigen, om de ingenomen plaatsruimte tot een minimum te beperken.

HOOFDSTUK III. - Gebruik der ten behoeve van de passagiers aangebrachte installaties.
Art.9. <Zie nota onder TITEL> <KB 03-12-1982, art. 1> § 1. (De vergoeding voor het gebruik der ten behoeve van de passagiers aangebrachte installaties bedraagt, per vertrekkende passagier, 300 F op de luchthaven Brussel-Nationaal en 115 F op de luchthavens Antwerpen (Deurne), Charleroi (Gosselies), Luik (Bierset) en Oostende.) <KB 18-09-1986, art. 1>
  § 2. (De vergoeding is verschuldigd door de passagier, wordt door tussenkomst van de exploitant van het luchtvaartuig en geheven en het bedrag ervan wordt afzonderlijk vermeld op het vervoerbewijs.) <KB 1987-12-10/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1987-12-11>
  § 3. Deze vergoeding is niet verschuldigd voor :
  1. kinderen onder de twee jaar;
  2. transito-passagiers die in het bezit van één enkel vervoerbiljet reizen tussen twee verschillende vreemde landen;
  3. passagiers die zich niet naar het buitenland begeven;
  4. passagiers van de luchtvaartuigen bedoeld in hoofdstuk VII;
  5. personeelsleden van luchtvervoerders, die zich om dienstredenen verplaatsen;
  6. passagiers van luchtvaartuigen van ten hoogste drie ton.
  § 4. De vergoeding van 115 F(, geïndexeerd zoals voorzien in artikel 10bis,) kan met maximum 35 % verminderd worden ten gunste van de passagiers van luchtvaartuigen die vluchten uitvoeren in het kader van een programma, dat door de Minister, die met het Bestuur der Luchtvaart belast is, als van bijzonder belang voor de promotie van het betrokken luchtvaartterrein aanvaard wordt. <KB 1987-12-10/43, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1987-12-11>

Art.10. <Zie nota onder TITEL> De exploitant van een luchtvaartuig is voor het inschepen of het ontschepen der passagiers door middel van loopbruggen, bij elk vertrek en bij elke aankomst, een vergoeding verschuldigd van :
  (950 F) per vaste loopbrug;
  (1 250 F) per telescopische loopbrug. <KB 06-05-1985, art. 2>

Art. 10bis. <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij KB 197-12-10/43, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1987-12-11>
  De in de artikelen 9 en 10 voorziene vergoedingen worden aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, afgezien van de decimalen, op 1 januari 1988. De bedragen vermeld in deze artikelen worden geacht gebonden te zijn aan het indexcijfer van december 1986.
  De aangepaste vergoedingen worden toegepast vanaf 1 april die erop volgt.

HOOFDSTUK IV. - Luchthavenbijstand (Handling).
Art.11. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de bepalingen van artikel 12 wordt de vergoeding voor het verlenen van luchthavenbijstand aan anderen vastgesteld bij de akte van concessie.
  Bekomen de concessie van rechtswege, zonder dat een vergoeding eisbaar is, de luchtvervoerders die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, als een gewone activiteit op een der door de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) beheerde luchtvaartterreinen luchthavenbijstand verlenen aan vervoerders die vaste luchtdiensten vanuit of naar het Koninkrijk onderhouden. <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 5555-55-55>

Art.12. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor het bevoorraden van luchtvaartuigen in brandstof bedragen :
  - per aan boord geladen liter brandstof : 0,15 F op de Nationale Luchthaven en 0,10 F op de andere luchtvaartterreinen;
  - per vast of verplaatsbaar bevoorradingstoestel : 20 000 F per jaar op de Nationale Luchthaven, 2 500 F per jaar op de andere luchtvaartterreinen.

HOOFDSTUK V. - Privatief gebruik van onroerende goederen.
Art.13. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor het privatief gebruik van onroerende goederen of van gedeelten van onroerende goederen worden vastgesteld bij de akte van concessie, rekening gehouden met de volgende bepalingen.

Art.14. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor het privatief van oppervlakten grond van niet meer dan 200 m2, gebruikt door :
  - besturen of regieën van de Staat;
  - luchtvervoerders voor de behoeften der exploitatie van hun vervoer;
  - ondernemingen voor het herstellen of bouwen van luchtvaartuigen, zijn niet lager dan :
  120 F per maand en per ondeelbare oppervlakte van 10 m2 op de Nationale Luchthaven;
  60 F per maand en per ondeelbare oppervlakte van 10 m2 op de andere luchtvaartterreinen.

Art.15. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor het privatief gebruik van gebouwen of gedeelten van gebouwen, andere dan diegene die geheel of gedeeltelijk worden aangewend als stationsgebouwen, door :
  - besturen of regieën van de Staat;
  - luchtvervoerders voor de behoeften der exploitatie van hun vervoer;
  - ondernemingen voor het herstellen of bouwen van luchtvaartuigen,zijn niet lager :
  dan 6 pct. per jaar van het belegd kapitaal voor loodsen;
  dan 7,5 pct. per jaar van het belegd kapitaal voor andere gebouwen.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt het belegd kapitaal bepaald door de prijs van gelijkaardige gebouwen die heel kort vóór het ogenblik van het verlenen of verlengen der concessie aangekocht of gebouwd werden.

Art.16. <Zie nota onder TITEL> De vergoedingen voor het privatief gebruik van andere onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen dan die bedoeld in de artikelen 14 en 15 worden berekend rekening gehouden met de handelswaarde der plaatsen.

HOOFDSTUK VI. - Allerhande prestaties.
Art.17. <Zie nota onder TITEL> De vergelding van de prestaties van arbeidskrachten, het gebruik van materieel of installaties, of het leveren van goederen wordt bij kontrakt geregeld, onder voorbehoud van artikel 18.

Art.18. <Zie nota onder TITEL> (Zowel voor de opstijging als voor de landing van luchtvaartuigen, die spandoeken slepen, wordt een vergoeding geheven van :
  - 250 F voor vluchten van minder dan anderhalf uur;
  - 500 F voor vluchten van anderhalf tot vier uur;
  - 750 F voor vluchten van meer dan vier uur.) <KB 26-01-1979, art. 3>
  Deze vergoeding wordt niet geheven indien, kort na de opstijging, het spandoek om technische redenen wordt afgeworpen of het luchtvaartuig noodgedwongen op het luchtvaartterrein van vertrek terugkeert.

HOOFDSTUK VII. - Vrijstellingen en verminderingen.
Art.19. <Zie nota onder TITEL> Is vrijgesteld van de vergoedingen, voorzien bij de artikelen 2, 7, 8 en 10, het gebruik der luchtvaartterreinen :
  1. door luchtvaartuigen, aangewend voor het exclusief vervoer van Staatshoofden of regeringsleden, in functie, met hun gevolg;
  2. door luchtvaartuigen ter gelegenheid van vluchten, waarvan het humanitair of luchtvaartpropagandistisch karakter door de Minister, die met het bestuur der luchtvaart belast is, erkend wordt;
  3. door luchtvaartuigen, die vluchten uitvoeren op verzoek van de Minister, die met het bestuur der luchtvaart belast is, of van zijn afgevaardigde;
  4. door luchtvaartuigen, bestuurd door personeelsleden van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) of van het Bestuur der Luchtvaart; <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 5555-55-55>
  5. door luchtvaartuigen, die noodgedwongen op het luchtvaartterrein van vertrek terugkeren.

Art.20. <Zie nota onder TITEL> § 1. Is vrijgesteld van de betaling der landingsvergoedingen het gebruik van de Nationale Luchthaven door Belgische militaire luchtvaartuigen.
  Vreemde militaire luchtvaartuigen genieten van die vrijstelling als de Staat, waaronder ze ressorteren, ze wederkering verleent aan Belgische militaire luchtvaartuigen.
  § 2. Onder voorbehoud van de in § 1 voorziene vrijstelling kunnen verminderde of forfaitaire vergoedingen, waarvan het bedrag door Ons wordt vastgesteld, geheven worden voor het gebruik van luchtvaartterreinen door Staatsluchtvaartuigen.

HOOFDSTUK VIII. - Heffing.
Art.21. <Zie nota onder TITEL> <KB 26-03-1979, art 4> § 1. Het gewicht van het luchtvaartuig dat tot grondslag dient voor het berekenen van de in de hoofdstukken I en II voorziene vergoedingen, is het hoogst toegelaten startgewicht vermeld in het bewijs van luchtwaardigheid of in de vlieghandleiding of in elk ander bij het bewijs van luchtwaardigheid behorend bescheid.
  Elk gedeelte van een ton wordt voor een volle ton gerekend.
  Elk gedeelte van een dag wordt voor een volle dag gerekend.
  Elk gedeelte van een uur wordt voor een vol uur gerekend.
  § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van de hiernavolgende bepalingen moeten de vergoedingen betaald worden aan de luchthavenmeester of zijn gemachtigde.
  § 3. De vergoedingen voorzien in de hoofdstukken I en II die door een abonnement gedekt zijn moeten vooruitbetaald worden, hetzij aan de luchthavenmeester of zijn gemachtigde, hetzij aan de ontvanger van het hoofdbestuur van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 5555-55-55>
  § 4. De directeur-generaal van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) kan aanvaarden dat de in (de hoofdstukken I en II) bepaalde vergoedingen die niet door een abonnement gedekt zijn, op aanvraag van de gebruiker worden betaald binnen dertig dagen te rekenen van de dag na die waarop de factuur verzonden is. Het bedrag van de eventuele waarborgen wordt vastgesteld door de Minister die met het bestuur der luchtvaart is belast of door zijn gemachtigde. <KB 1987-12-10/43, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 1987-12-11> <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : onbepaald >
  De directeur-generaal van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) kan op de niet binnen de in voorgaand lid voorziene termijn betaalde gefactureerde bedragen een verwijlinterest toepassen ten bedrage van de wettelijke interestvoet, vermeerderd met 1 pct. per jaar. Hij kan deze vermeerdering op 3 pct. brengen vanaf de eenendertigste dag vertraging. Elk gedeelte van een maand wordt voor een volle maand gerekend. <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 5555-55-55>
  § 5. Voor de inning van de vergoedingen verschuldigd op grond van artikel 9, overhandigt de exploitant van het luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan de luchthavenmeester of zijn gemachtigde een verklaring met het aantal van de in de loop van de dag ingescheepte passagiers. Deze overhandiging zal ten laatste gebeuren de dag na de inscheping, vóór tien uur GMT.
  Indien het dokument niet binnen de voorgeschreven termijn is overhandigt, kan de vergoeding vastgesteld worden volgens het aantal aan boord beschikbare zetels.
  § 6. De vergoedingen die verschuldigd zijn uit hoofde van akten van concessie of van contracten voorzien in de hoofdstukken IV, V en VI zijn betaalbaar volgens de modaliteiten bepaald door de akte van concessie of het contract.

Art.22. <Zie nota onder TITEL> De luchthavenmeester of zijn gemachtigde kan het starten verbieden van elk luchtvaartuig waarvoor de vergoedingen niet binnen de voorgeschreven termijnen werden vereffend.
  Elke gezagvoerder van een luchtvaartuig die ondanks dat verbod start, alsmede eenieder, die willens en wetens zijn medewerking tot het plegen van die overtreding verleent, stelt zich bloot aan de straffen voorzien bij artikel 32 der wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling ter luchtvaart.

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Art.23. <Zie nota onder TITEL> De voor het in werking treden van dit besluit afgeleverde abonnementen en akten van concessie blijven geldig tot hun normale einddatum.

Art.24. Het koninklijk besluit van 24 oktober 1972, houdende vaststelling van de vergoedingen te heffen door de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)), gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1973, 28 januari 1974 en 20 oktober 1975, wordt opgeheven. <W 1991-03-21/30, art. 169, 004; Inwerkingtreding : 5555-55-55>

Art.25. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 april 1977.

Art. 26. Onze Minister van Verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.