31 MAART 1987. - Koninklijk besluit nr. 521 tot het bepalen, bij de Regie der Posterijen, van de voorwaarden van toekenning van een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid, voorafgaand aan het rustpensioen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1991 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)
Art. 1-10
Artikel 1.De personeelsleden van [1 bpost]1 die niet voldoen aan de vereiste voorwaarden om een rustpensioen ten bezware van de Staatskas te verkrijgen, kunnen, op hun verzoek, in aanmerking komen voor disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheid voorafgaand aan het rustpensioen. <W 1991-03-21/30, art. 130, 003; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art.2. Deze terbeschikkingstelling voor persoonlijke aangelegenheid zal kunnen toegekend worden tot de leeftijd van zestig jaar aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1, (als zij, uiterlijk 16 april 1990, de volgende voorwaarden vervullen): < W 1988-12-30/31, art. 209, 002; Inwerkingtreding : 15-01-1989>
1° in vast verband benoemd zijn;
2° de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben;
3° dertig jaar aanneembare diensten tellen;
4° gedurende de periode van 12 maanden, te rekenen van datum tot datum, die de terbeschikkingstelling onmiddellijk voorafgaat, benuttigd geweest zijn in een voltijds arbeidsregime of in een deeltijds arbeidsregime waarvan het aantal arbeidsuren ten minste gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren in een voltijds arbeidsregime.
Bovendien en bij afwijking van de artikelen 4 en 9 van de wet van 17 juli 1975 betreffende de pensioengerechtigde leeftijd vastgesteld in sommige pensioenregelingen van de overheidssector en de artikelen 63 en 64 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen wordt het personeelslid dat wegens persoonlijke aangelegenheid ter beschikking werd gesteld voorafgaand aan het rustpensioen, ambtshalve gepensioneerd op de leeftijd van 60 jaar.
Voor de toepassing van dit artikel worden in aanmerking genomen de diensten die geteld worden voor de opening van het recht op rustpensioen.
Art.3. Gedurende de hele periode van deze terbeschikkingstelling, wordt een wachtgeld toegekend dat overeenstemt met zoveel vijftigsten of zestigsten van de laatste activiteitswedde, als het personeelslid dienstjaren telt op het ogenblik van zijn terbeschikkingstelling, naargelang van de noemer van de breuk die voor de berekening van het pensioen in aanmerking wordt genomen.
Dit wachtgeld mag niet hoger liggen dan drie vierden van de wedde die als grondslag voor de uitkering ervan heeft gediend.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor het personeelslid dat overgaat van een verlof voor verminderde prestaties naar een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheid voorafgaand aan het rustpensioen als laatste activiteitswedde beschouwd, de wedde die het personeelslid zou genoten hebben indien het zijn prestaties voorafgaand aan het hogervermeld verlof, tot op de vooravond van de terbeschikkingstelling verder zou uitgeoefend hebben.
Voor de toepassing van dit artikel worden, voor hun werkelijke duur, de diensten in aanmerking genomen die meetellen voor de berekening van het rustpensioen, met uitsluiting van de bonificaties wegens studies en van andere periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen.
Art.4. Gedurende deze terbeschikkingstelling behoudt het personeelslid zijn rechten op weddeverhoging.
Art.5. Gedurende deze terbeschikkingstelling mag het personeelslid geen enkele winstgevende bedrijvigheid uitoefenen.
Art.6. De aanvraag _ die onomkeerbaar is _ moet minstens twee maand vóór de aanvang van de terbeschikkingstelling worden ingediend, tenzij de bevoegde overheid een kortere termijn aanvaardt.
Van zodra de terbeschikkingstelling een aanvang zal genomen hebben wordt aangenomen dat het personeelslid definitief de dienst verlaten heeft.
Art.7. (Opgeheven.) <W 1988-12-30/31, art. 210, 002; Inwerkingtreding : 15-01-1989> <De programmawet 1988-12-30/31, art. 210, beschikt : "Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die aangenomen zijn op grond van artikel 7 van het koninklijk besluit nr 521, in dienst tot bij de pensionering van het personeelslid dat zij vervangen.
Indien zij hun betrekking bij de Regie der Posterijen vóór die datum verlaten, wordt in hun vervanging voorzien overeenkomstig het koninklijk besluit nr 56 van 16 juli 1982 betreffende de werving in sommige overheidsdiensten, zoals het door deze wet wordt gewijzigd.">
Art.8. <W 1988-12-30/31, art. 209, 002; Inwerkingtreding : 15-01-1989> De in artikel 1 bedoelde aanvraag moet worden ingediend binnen drie jaar te rekenen van de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Die termijn kan, in bij Ministerraad overlegd koninklijk besluit, tweemaal met een jaar worden verlengd.
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10. De Minister tot wiens bevoegdheid de Posterijen behoren en de Staatssecretaris voor Posterijen, Telegrafie en Telefonie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.